• No results found

Het schouwspel van artistieke, culturele, maatschappelijke en economische waarden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het schouwspel van artistieke, culturele, maatschappelijke en economische waarden"

Copied!
77
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het schouwspel van

artistieke, culturele, maatschappelijke en

economische waarden

Cultureel ondernemerschap als subsidiecriterium

bij de Kunstraad Groningen

(2)
(3)

3

Het schouwspel van artistieke, culturele, maatschappelijke en economische

waarden

Cultureel ondernemerschap als subsidiecriterium bij de Kunstraad Groningen

Jantine Verver S2235382

Rijksuniversiteit Groningen

MA Kunst- & Cultuurwetenschappen Richting Kunsten, Cultuur en Media

Specialisatie Kunst, Beleid en Management Master Scriptie

(4)
(5)

5

Voorwoord

Tot nu toe heb ik bijna mijn hele leven onderwijs genoten. Dit is iets wat ik als een standaard onderdeel van de westerse samenleving zie, maar ook als een voorrecht om te kunnen doen. Het is in Nederland eerder regel dan uitzondering om een opleiding tot iets te volgen en zo ook voor mij. Ik heb van huis uit de optie gekregen om na mijn middelbareschool te gaan studeren. Dit is een keuze geweest waar ik nooit over na heb gedacht. Hetzelfde geldt voor het naar de middelbareschool gaan. Als ik er zo over nadenk dan is het leven van de gemiddelde Nederlander tot ongeveer zijn of haar twintigste á vijfentwintigste uitgestippeld. Eerst komt de basisschool, dan de middelbare school en dan het

studeren. Elk stukje onderwijs in ongeveer gelijke blokken verdeeld. Steeds een stukje hoger, afhankelijk van het niveau dat iemand voltooid. Voor mij is dat het hoogst haalbare geweest – de universiteit. Twee jaar geleden ben ik begonnen aan de master Kunst- en Cultuurwetenschappen met als doel meer te weten te komen over het kunst- en cultuurbeleid in Nederland. Hiervoor heb ik al deelgenomen aan het bachelorprogramma van dezelfde opleiding; Kunsten, Cultuur en Media. Vol goede moed heb ik alle beleidsvakken gevolgd, een hele leuke stage gedaan, het Honours College afgerond, een tweede master gestart in Amsterdam en ben altijd woonachtig te Groningen gebleven. Vandaar dat ik pas twee jaar, in plaats van één jaar na het starten van mijn master, afstudeer.

Nu ben ik op een punt aangekomen dat mijn leven niet meer is opgedeeld in blokken van onderwijs. Dit heeft mij aan het denken gezet. Er ligt geen stappenplan in de boekwinkel klaar waar ik me nu aan dien te houden. Idealiter zou ik nu een vliegende start van mijn carière hebben ergens op de beleidsafdeling kunst en cultuur van de gemeente, provincie of zelfs wel het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, maar tevergeefs.

Als mensen mij vragen wat ik wil worden, heb ik altijd een standaard antwoord klaar gehad: de directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam. Hier wordt soms sceptisch op gereageerd, soms met

verwondering. “Een doel voor over 20 of 30 jaar”, zeg ik er vaak achteraan. Maar als mensen mij vragen wat ik direct na mijn studie ga doen, dan heb ik hier geen antwoord op, maar dat hoeft ook niet. Één ding weet ik wel: ik kom er wel.

Jantine Verver

(6)
(7)

7

Inhoudsopgave

Voorwoord 5 Introductie Inleiding 11 Algemene doelstellingen 12 Methodologie 12

Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie 13

Deel 1: Cultureel ondernemerschap

1. Cultureel ondernemerschap 16

1.1 Politieke invloeden op cultureel ondernemerschap 16

1.1.1 Ontwikkelingen van cultureel ondernemerschap 16 in het Nederlands cultuurbeleid

1.1.1.1 Cultuur als confrontatie 16

1.1.1.2 Meer dan de som 17

1.1.1.3 Kunst van leven: hoofdlijnen cultuurbeleid 18

1.1.1.4 Meer dan kwaliteit: 19

een nieuwe visie op cultuurbeleid

1.1.1.5 Cultuur beweegt. 19

De betekenis van cultuur in een veranderende samenleving

1.2 Wetenschappelijke invloeden op cultureel ondernemerschap 20

1.3 Samenvatting 22

2. Waardensociologie 24

2.1 De acht werelden 24

2.1.1 De wereld van inspiratie 24

2.1.2 De domestieke wereld 25

2.1.3 De wereld van de faam 26

2.1.4 De civiele wereld 27

2.1.5 De marktwereld 27

2.1.6 De industriële wereld 28

2.1.7 De projectstad 29

2.1.8 Green polity 30

2.2 Schema acht werelden 30

Deel 2: Waarden

3. Onderzoek 34

3.1 Kunstraad Groningen 34

3.2 Emperisch onderzoek 37

Stap 1: Historische dossieranalyse 37

Stap 2: Diepte-interviews 38

3.3 Subsidiebeschikkingen 38

3.3.1 Ontwikkeling subsidiebeschikkingen 38

4. Resultaten 40

4.1 Veranderingen kunstveld en cultureel ondernemerschap 40

(8)

8

4.2.1 Waarden-kaartspel geredeneerd vanuit Kunstraad 41

4.2.2 Waarden-kaartspel geredeneerd vanuit respondent 45

4.3 Cultureel ondernemerschap bij de Kunstraad 47

4.4 Historische dossieranalyse 49

4.5 Vergelijking diepte-interviews en historische dossieranalsye 57

5. Conclusie 58

Literatuur 60

Bijlagen 63

Bijlage 1. Overzicht uitkomsten historische dossieranalyse 63

Bijlage 2. Topic-list diepte-interviews 71

Bijlage 3. Uitkomsten waarden-kaartspel geredeneerd vanuit de Kunstraad 74 Bijlage 4. Uitkomsten waarden-kaartspel geredeneerd vanuit respondent 75

Bijlage 5. Uitkomsten waarden cultureel ondernemerschap 76

(9)
(10)

10

(11)

11

Inleiding

When I view cultural entrepreneurs from this cultural perspective, I see people who are geared towards the realization of cultural values. Cultural entrepreneurs are cultural because they are about the cultural. Being focused on the (cultural) content, being about the art itself and the creative process is a moral attribute of the cultural entrepreneur. The economics has to be an instrument for them in order to realize cultural values. (Klamer, 2006, p. 12)

Subsidieverstrekkers en culturele instellingen hebben te kampen met een steeds marktgerichter denken van het culturele landschap. Dit heeft onder andere te maken met de bezuinigingen die zijn doorgevoerd door voormalig staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Halbe Zijlstra, waarbij per ingang van 1-1-2013 een afname van 200 miljoen euro op de begroting werd aangekondigd. Culturele instellingen zouden namelijk te afhankelijk zijn geworden van de overheid en haar financiële middelen. Door minder afhankelijk te zijn van de overheid zullen culturele instellingen krachtiger en flexibeler worden. Een oplossing hiervoor is de uitbreiding van cultureel ondernemerschap. Volgens Zijlstra is ondernemerschap enerzijds een middel om het geven aan cultuur te stimuleren en anderzijds de financiering van de instellingen te verbeteren (Zijlstra, 2011, p. 2). Cultureel ondernemerschap valt onder het pakket van eisen waar culturele organisaties,

instellingen en projecten aan moeten voldoen, indien ze in aanmerking willen komen voor een (meerjarige) subsidie. Dit gebeurt zowel op landelijk, provinciaal als lokaal niveau. De Rijksoverheid geeft aan dat ze instellingen stimuleert ondernemend te zijn en sinds 2013 maken culturele instellingen meer werk van ondernemerschap. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het meer verwerven van eigen inkomsten (Rijksoverheid, 2014). Cultureel ondernemerschap staat door de bezuinigen hoog op de agenda bij subsidietoekenningen aan de culturele sector. Zo krijgen bijvoorbeeld gesubsidieerde instellingen als criterium mee dat ze “cultureel ondernemend moeten zijn” (Gemeenteraad Groningen, 2011, p. 16). Hierbij moet 17,5 procent van de begroting eigen inkomsten zijn en voor de podiumkunsten zelfs 21 procent (Rijksoverheid, 2013). Cultureel ondernemerschap heeft eerder haar intrede gedaan in de wetenschappelijke literatuur (1992) dan in het Nederlands cultuurbeleid (1999). Het begrip bestaat nu al ruim 20 jaar, maar toch blijft het een actueel begrip.

Cultureel ondernemerschap staat op lokaal niveau, regionaal- en landelijk niveau op de agenda.

Het is echter zo dat er in de wetenschappelijke literatuur nog weinig bekend is over de werking op lokaal niveau en in het bijzonder bij lokale adviesorganen. Dit onderzoek is een contributie aan de bestaande literatuur. Het lokale adviesorgaan, Kunstraad Groningen, dat gebruikt wordt binnen dit onderzoek brengt advies uit op basis van de doelen en criteria verschaft door de gemeente en provincie Groningen. De Kunstraad verschaft structurele en incidentele subsidies binnen de Gemeente

(12)

12 beurt weer in hun beslissingsproces. Cultureel ondernemerschap is een divers en dynamisch begrip dat op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden. De implementatie en operationalisatie van cultureel ondernemerschap bij de Kunstraad Groningen wordt daarom nader onderzocht.De aanname is dat de juiste implementatie en hantering van het begrip cultureel ondernemerschap nog in

kinderschoenen staat. Met dit onderzoek wordt getracht de verschillende kanten van cultureel ondernemerschap te belichten en mee te nemen in de zoektocht naar een goede hantering van het begrip bij subsidieverstrekkingen van lokale adviesorganen.

De volgende hoofdvraag staat centraal binnen dit onderzoek:

Vanuit welke waarden wordt gehandeld bij subsidiebesluiten door een lokaal adviesorgaan als Kunstraad Groningen in Nederland en hoe wordt cultureel ondernemerschap daarbij

geoperationaliseerd?

Algemene doelstellingen

Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van en het classificeren van de diverse waarden die momenteel als uitgangpunten dienen bij subsidieverstrekkingen bij lokale

adviesorganen. Daarbij wordt er specifiek gekeken naar cultureel ondernemerschap. De waarden waarop dit onderzoek is gebaseerd zijn afkomstig uit de waardensociologie van Boltanski, Thévenot en Chiapello. Daarnaast zal dit onderzoek handvaten bieden voor (het verbeteren van)

subsidiebesluiten in de toekomst en in het bijzonder met betrekking tot cultureel

ondernemerschap. Op basis van dit onderzoek zullen enkele suggesties en aanbevelingen gedaan worden met betrekking tot het zo goed mogelijk construeren van beoordelingen. Naast het verbeteren van subsidiebesluiten tracht dit onderzoek het diverse begrip ‘cultureel

ondernemerschap’ uiteen te zetten. Methodologie

Aan de basis van dit onderzoek staat een literatuurstudie. In een later stadium is er empirisch onderzoek uitgevoerd. In hoofdstuk één wordt de definitie van cultureel ondernemerschap

behandeld. Cultureel ondernemerschap is een veelomvattende term die door de jaren heen haar legitimering heeft verkregen. Deze legitimering is zowel vanuit overheidsperspectief als vanuit wetenschappelijk perspectief te onderbouwen en is in dit onderzoek gepresenteerd. Literatuur die centraal staat bij deze deelvraag is gedeeltelijk afkomstig uit het beleidsdiscours, te weten: Van der Ploeg (1999), Van der Laan (2003), Commissie Cultuurprofijt (2008), Plasterk (2008), Zijlstra (2011) en Bussemaker (2013). De wetenschappelijke bronnen bestaan uit: Klamer (2001), Hagoort & Kuiper (2005) en Hagoort (2007), Joostens (2012), Ellmeier (2013) en Hinrichs (2014).

(13)

13 deze deelvraag komt overeen met de literatuur voor deelvraag drie, namelijk: Thévenot et al. (2000), Boltanski & Chiapello (2005) en Boltanski & Thevenot (2006). Opmerkelijk is wel dat er weinig literatuur over (lokale) adviesorganen beschikbaar in het cultuurbeleid, gezien hun cruciale rol voor provincie en gemeente.

Hoofdstuk drie vormt de inleiding voor het tweede deel van dit onderzoek, namelijk het empirische gedeelte. Eerst komt de rol van het lokale adviesorgaan en de theoretische uiteenzetting van de werking van de Kunstraad Groningen aan bod. De analyse van de documenten en de

interviews, vormen samen de kern van het onderzoek. Het ontwikkelde analysemodel wordt in hoofdstuk vier ingezet in de praktijk voor de beantwoording van de vraag hoe er omgegaan wordt met subsidiebeschikkingen bij een lokaal adviesorgaan en welke waarden hierbij een rol spelen. Aan de hand van zes interviews is in kaart gebracht hoe cultureel ondernemerschap wordt

geoperationaliseerd bij Kunstraad Groningen. Bij de Kunstraad Groningen zijn 45

subsidietoekenningen onderzocht (Theater, Beeldende Kunst en Muziek) op basis van de acht werelden van Boltanski, Thévenot en Chiapello. Het empirisch onderzoek bestaat uit een combinatie van kwantitatieve en voornamelijk kwalitatieve onderzoeksmethoden, namelijk het verzamelen van feitelijke gegevens en het analyseren van subsidietoekenningen. Daarnaast staat het houden van diepte-interviews met relevante personen van de lokale adviesorganen centraal in dit onderzoek. De verschillende meningen en visies die circuleren rondom cultureel ondernemerschap, de conflicten die worden opgemerkt en de trends worden hierbij in acht genomen om tot een uiteindelijke conclusie te kunnen komen. De diepte-interviews zullen worden afgenomen aan de hand van zowel open als semigestructureerde vragen. Het semigestructureerd interview dat hoofdzakelijk gebruikt in wordt dit onderzoek is eerder gebruikt door Nijzink in zijn Masterscriptie De creatieve industrie:

strijd of samenspel? (2013). Een ander onderzoek waarbij gebruik werd gemaakt van deze

onderzoeksmethode is het onderzoek De Hybride Kunstenaar. De organisatie van de artistieke

praktijk in het postindustriële tijdperk van Van Winkel, Gielen en Zwaan (2012). Dit betrof het

gebruik van een zelfontwikkeld ‘waarden-kaartspel’ voor het afnemen van diepte-interviews. In de conclusie van dit onderzoek worden de uitkomsten van het onderzoek besproken. Op basis van het onderzoek worden aanbevelingen gedaan voor het optimaliseren en operationaliseren van subsidiebesluiten die betrekking hebben op cultureel ondernemerschap in de toekomst.

Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

Dit onderzoek is relevant voor verschillende partijen, zowel in wetenschappelijk als

maatschappelijk opzicht. Wetenschappelijk gezien is dit onderzoek interessant, omdat de theorie in de praktijk getoetst wordt en eventueel kan leiden tot een legitimering van het gebruik van de

waardensociologie voorgesteld door Boltanski, Thévenot en Chiapello als erkende onderzoeksmethode. De toepassing van de waardensociologie bij onderzoek naar de kunst- en cultuursector is namelijk vooralsnog ongebruikelijk. Voor overheden is dit onderzoek relevant, omdat zij op deze manier meer inzicht kunnen krijgen in hun eigen rol bij het faciliteren van beleidsspeerpunten en

subsidiebeschikkingen voor cultureel ondernemerschap. Lokale adviesorganen handelen uit naam van overheden en houden zich aan het door hen gestelde kunst- en cultuurbeleid. Wanneer overheden goed inzicht hebben in de werking van cultureel ondernemerschap, kunnen ze ook een gericht beleid

(14)

14 interessant om te kijken hoe cultureel ondernemerschap samenhangt met de ontwikkeling van

(15)

Deel 1:

(16)

1. Cultureel ondernemerschap

In dit hoofdstuk is in vogelvlucht de ontwikkeling van cultureel ondernemerschap gepresenteerd. Er is gekeken naar wat cultureel ondernemerschap inhoudt en hoe de term geïnterpreteerd dient te worden volgens wetenschappelijke bronnen en het Nederlands cultuurbeleid. Aan het eind van dit hoofdstuk zijn de verschillende perspectieven op cultureel ondernemerschap naast elkaar gezet.

1.1 Politieke invloeden op cultureel ondernemerschap

Ruim 20 jaar geleden werd de term cultureel ondernemerschap voor het eerst geïntroduceerd. Ondernemerschap, wat gezien werd als iets economisch, bestond al wel. De kunstwereld stond toen der tijd echter nog niet open voor economische invloeden. Hier is de laatste jaren verandering in gekomen (Klamer, 2001, p. 143).

1.1.1 Cultuur als confrontatie

In 1999 werd cultureel ondernemerschap een belangrijk begrip voor de culturele agenda van Nederland, omdat toenmalig staatsecretaris Rick van der Ploeg dit begrip had opgenomen in zijn cultuurnota voor de periode 2001-2004. Hij achtte het zo belangrijk dat hij een extra

beleidsbrief heeft gemaakt met hierin de richtlijnen van cultureel ondernemerschap. Naast de cultuurnota van Rick van der Ploeg, worden alle cultuurnota’s besproken tot en met de huidige staatssecretaris Jet Bussemaker.

De cultuurnota van Van der Ploeg kent twee hoofdpunten, “ten eerste, het populairder maken van het beste aanbod in de kunsten en het erfgoed. […] Ten tweede, het beter maken van wat populair is” (Van der Ploeg, 1999, p. 46). Voor het bereiken van het eerste punt liggen de prioriteiten volgens Van der Ploeg onder andere bij cultureel ondernemerschap. In zijn cultuurnota is:

de ondernemer […], in de betekenis die de econoom Schumpeter eraan gaf, [is] iemand die iets nieuws wil maken of iets op een nieuwe manier wil doen, routines doorbreekt, ogenschijnlijk onbegaanbare wegen bewandelt. De vernieuwing is geen doel op zichzelf, maar een middel om verbindingen te leggen met andere

publieksgroepen, met andere disciplines of andere subculturen. (Van der Ploeg, 1999,

p. 17, mijn veranderingen JV)

De aard van de ondernemer is, blijkend uit deze omschrijving, iemand die innovatief is. Om dit te bereiken is er een bepaalde mentaliteit vereist. Dit is een mentaliteit die Van der Ploeg toeschrijft aan de niet-gesubsidieerde cultuursector, waarbij er een open houding is naar de buitenwereld en kansen worden aangegrepen voor communicatie en publiciteit.

Wat nou precies cultureel ondernemerschap is, hoe het in de culturele sector kan worden versterkt en wat de gevolgen hiervan zijn voor de uitvoering van het beleid wordt besproken in de aanvullende beleidsbrief Een ondernemende cultuur. In de beleidsbrief beschrijft Van der Ploeg de veranderingen die hij door wil voeren in het nieuwe cultuurbeleid waarbij cultureel

(17)

inkomsten te gaan genereren, waardoor de gesubsidieerde instellingen minder afhankelijk worden van de Rijksoverheid.

Cultureel ondernemerschap bevindt zich in een spanningsveld tussen de artistieke aard van kunst en, aan de andere kant, de verkoopbaarheid en publieksvoorkeuren (Van der Ploeg, 1999, p. 4). Drie waarden die Van der Ploeg toekent aan cultureel ondernemerschap zijn: artistieke, maatschappelijke en economische waarden. Artistieke waarden blijken uit openheid, creativiteit en oog voor de buitenwereld. Deze instelling sluit aan op de culturele sector. Van de sector wordt verwacht dat zij zich gaat gedragen als de ‘avant garde’ of de pionier op het gebied van ondernemerschap. De maatschappelijke waarde is af te meten aan de groei van de creatieve industrie heeft doorgemaakt, maar is uitgebleven bij de gesubsidieerde cultuursector. Het is de taak van cultureel ondernemers om de gesubsidieerde sector te laten meegroeien. Als laatste blijkt de economische waarde uit het verschil tussen de gesubsidieerde sector en de niet-gesubsidieerde cultuursector. In de niet-niet-gesubsidieerde cultuursector is meer sprake van ontwikkeling dan in de gesubsidieerde. Door in te spelen op deze ontwikkeling dient ook de externe omgeving in kaart gebracht te worden. Dit kan gedaan worden door er economisch naar te kijken en dit in kaart te brengen (Hinrichs, 2014, p. 16). Een goede ondernemer zou zich dan ook kenmerken door een creatieve en scheppende aard, gericht op improvisatie, het durven nemen van risico en het ontwikkelen van en experimenteren met nieuwe ideeën (Van der Ploeg, 1999, p. 5). Het zwaartepunt bij Van Der Ploeg ligt op het combineren van economische en culturele waarden.

1.1.2 Meer dan de som

Na Van der Ploeg was het de beurt aan Van der Laan om invulling te geven aan het Nederlandse cultuurbeleid. In de periode van 2005-2008 lijkt de focus op cultureel ondernemerschap, die Van der Ploeg zo sterk had aangebracht, volledig te zijn verdwenen. Van der Laan spreekt niet expliciet over cultureel ondernemerschap, maar bij vergelijking met de cultuurnota van Van der Ploeg zijn er toch overeenkomsten te vinden. Zo worden subsidietoekenningen gedaan op basis van

financiële, beleidsmatige, bedrijfsmatige en bestuurlijke gronden van culturele instellingen. Er ligt dus toch een nadruk op de relatie tussen kunst en economie (Hinrichs, 2014, p. 16). In deze beleidsnota zijn drie speerpunten aangebracht om een steviger cultureel bewustzijn te

ontwikkelen, namelijk: minder bureaucratie en meer verantwoordelijkheid, meer samenhang en wisselwerking in het culturele leven en versterking van de culturele factor in de samenleving (Van der Laan, 2003, p. 3).

Door administratieve lasten te verlichten, de autonomie van de sector te

vergroten en langs die weg de oriëntatie op de overheid zo veel mogelijk te verkleinen. Culturele instellingen zijn geen dochterondernemingen van het ministerie, maar zelfstandige professionele organisaties die vanuit hun eigen verantwoordelijkheid vorm geven aan een bloeiend cultureel leven. (Van der Laan,

2003, p. 3)

(18)

Naast bovengenoemde punten biedt Van der Laan kunstorganisaties en instellingen de ruimte om marktgeoriënteerde activiteiten te ontwikkelen. De cultuursector zou teveel gericht zijn op zichzelf, maar om in deze tijd te overleven is het nodig om gehoor te geven aan de wensen van het publiek en hier een juiste balans in te vinden (Joostens, 2012, p. 138).

1.1.3 Kunst van Leven: hoofdlijnen cultuurbeleid

In de beleidsperiode 2009-2012 was het de beurt aan Plasterk om het cultuurbeleid van de overheid te formuleren. Cultureel ondernemerschap is door Plasterk weer op de agenda gezet, voornamelijk door de oprichting van ‘Commissie Cultuurprofijt’. In de cultuurnota Kunst van Leven zijn vijf speerpunten aangebracht, namelijk: excellentie, innovatie en e-Cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuur. Voornamelijk bij het laatste punt komt cultureel ondernemerschap naar voren, waarbij “een sterke cultuursector, die verankerd is in de

maatschappij, een voorwaarde [is] voor een bloeiend cultureel leven. Daarbij is de eigen kracht het uitgangspunt om verbindingen met andere maatschappelijke sectoren te leggen en meer eigen inkomsten te kunnen genereren” (Plasterk, 2008, p. 31). Hierbij pleit Plasterk voor het vergroten van financieel en maatschappelijk draagvlak onder culturele instellingen binnen de sector. Dit kan worden bereikt door het hebben van een goed bestuur, een efficiënte inzet van middelen en benutting van alternatieve financieringsbronnen. Tevens wordt er van instellingen verwacht dat ze meer aansluiting gaan zoeken bij hun publiek om het financiële en maatschappelijk draagvlak van hun activiteiten te vergroten.

Bij de oprichting van Commissie Cultuurprofijt ligt de aandacht vooral op cultureel ondernemerschap en hoe dit verbeterd kan worden. De commissie brengt een adviesrapport uit genaamd Meer draagvlak voor cultuur (2008). In dit rapport staan aanbevelingen en aanpassingen ten aanzien van cultureel ondernemerschap. Om ondernemerschap in de sector te stimuleren heeft de commissie het ‘Programma Cultureel Ondernemerschap’ ontwikkeld. De commissie zet in op het versterken van ondernemerschap van culturele instellingen om innovatie mogelijk te maken. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat ondernemerschap geen doel is, maar een middel om dit te bereiken. Deze gedachtegang over de cultureel ondernemer is in lijn met de omschrijving van Van der Ploeg, waarbij een cultureel ondernemer innovatief dient te zijn (Commissie

Cultuurprofijt, 2008, p. 10). De Rijksoverheid dient voorwaardenscheppend te zijn naar culturele instellingen toe door doelstellingen te formuleren. Deze doelstellingen zijn: 1) het overdragen van de verantwoordelijkheid van financiering door de overheid aan andere partijen zoals de markt, particulieren en het bedrijfsleven, 2) het versterken van culturele organisaties en 3) het versterken van het maatschappelijk draagvlak (2008, p. 14). Als reactie op de commissie neemt Plasterk het advies in grote lijnen over en formuleert deze in paragraaf Een sterke cultuursector in de beleidsnota Kunst van Leven. De vier jaar waarin deze cultuurnota geldt ziet Plasterk als een ontwikkelingsperiode voor cultureel ondernemerschap (2008).

De Commissie Cultuurprofijt geeft als eerste, naast alle hiervoor besproken cultuurnota’s, een duidelijke definitie van cultureel ondernemerschap. Deze definitie is handig voor dit

(19)

Cultureel ondernemerschap is een houding, die erop gericht is zoveel mogelijk kunstzinnig, artistiek cultureel, zakelijk en maatschappelijk rendement te halen uit culturele voorzieningen. De cultureel ondernemer opereert vanuit de eigen artistieke ambities maar houdt tegelijkertijd rekening met de verkoopbaarheid, toegankelijkheid en publieksvoorkeuren. (Commissie Cultuurprofijt, 2008, p.

14)

Volgens Commissie Cultuurprofijt gaat het wederom om een combinatie van waarden. Uit

bovenstaand citaat blijkt het in eerst instantie om culturele waarden te gaan, doordat de cultureel ondernemer zou handelen vanuit de eigen artistieke ambities. Tegelijkertijd gaat het bij Commissie Cultuurprofijt om economische waarden, aangezien er rekening wordt gehouden met

verkoopbaarheid en zakelijk rendement. Maatschappelijke waarden spelen eveneens een rol bij de hierboven gegeven definitie, doordat de termen toegankelijkheid en publieksvoorkeuren in acht worden genomen.

1.1.4 Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid

Ruim tien jaar nadat Rick van der Ploeg cultureel ondernemerschap voor het eerst ïntroduceerde, volgde Zijlstra met een nieuw cultuurbeleid voor de periode van 2013 – 2016. Zijlstra pleit voor een omslag, waarbij de culturele sector zo min mogelijk afhankelijk is van de Rijksoverheid. In deze periode wordt met 200 miljoen euro flink bezuinigd op de kunst- en cultuursector. Als tegenhanger van de bezuinigingen staat cultureel ondernemerschap. Een van de belangrijkste punten gemaakt in deze cultuurnota is dan ook dat cultureel ondernemerschap en nieuwe vormen van financiering zullen worden ondersteund en gestimuleerd. Door minder afhankelijk te zijn van de overheid zullen culturele instellingen krachtiger en flexibeler worden (Zijlstra, 2011, p. 2). Instellingen dienen zich hierbij in te zetten op het verbreden en vergroten van hun doelgroep. Meer mensen betekent meer eigen inkomsten.

Volgens Zijlstra is ondernemerschap enerzijds een middel om het geven aan cultuur te stimuleren en de financiering van de instellingen te verbeteren. Aan de andere kant is cultureel ondernemerschap een van de subsidiecriteria voor het aanvragen van subsidie door culturele instellingen in de periode 2013 – 2016. Bij het subsidiecriterium ondernemerschap gaat er gelet worden op positionering en profilering, omgevingsbewustzijn en een evenwichtige financieringsmix. Met de aandacht voor cultureel ondernemerschap wil Zijlstra de kloof tussen de culturele sector en potentiële financiers verkleinen. De overheid zal zorg dragen voor praktische ondersteuning op het gebied van ondernemerschap. Zoals naar voren komt staat de overheid aan het begin van een periode van ontwikkeling, waarin de juiste balans nog gevonden dient te worden. Nog belangrijker is dat Zijlstra als eerste ondernemerschap als subsidiecriterium naast kwaliteit neer heeft gezet. Tot dan toe was kwaliteit een belangrijkere criterium, “[…] kwaliteit vormt […] het vertrek-, maar niet het eindpunt. Het gaat om meer dan kwaliteit” (Zijlstra, 2011, p. 3).

1.1.5 Cultuur beweegt. De betekenis van cultuur in een veranderende samenleving

(20)

draagvlak verbreedt” (Bussemaker, 2013, p. 2). In de brief gaat de minister vooral in op de betekenis van cultuur in een veranderende samenleving en de rol van de overheid en beleid.

Met aandacht op ondernemerschap wil Bussemaker inzetten op zowel verdieping als verbreding door goed leiderschap. Dit is volgens haar een investering voor de toekomst van de Nederlandse cultuursector. Wederom zijn het verbreden van maatschappelijk draagvlak en het verbreden van financieel draagvlak kenmerken die toegekend worden aan cultureel

ondernemerschap.

1.1.6 Cultureel ondernemerschap en het beleid van de Rijksoverheid

De ontwikkelingen binnen de verschillende cultuurnota’s lijken soms erg uiteen te lopen, maar soms ook weer gelijk met elkaar op te gaan. Zo spreken Van der Ploeg, Van der Laan, Plasterk, Zijlstra en Bussemaker allemaal over artistieke/culturele, economische en maatschappelijke

waarden, maar geven toch een andere invulling aan de waarden met de door hen gehanteerde begrippen. Van der Ploeg spreekt over de ondernemer als iemand die innovatief is. Hij houdt zich hierbij vast aan het door Schumpeter ontwikkelde gedachtegoed waarbij de ondernemer “iemand die iets nieuws wil maken of iets op een nieuwe manier wil doen, routines doorbreekt, ogenschijnlijk onbegaanbare wegen bewandelt” (Van der Ploeg, 1999, p. 17). Van der Ploeg beschrijft cultureel ondernemerschap als een houding die erop gericht is om zoveel mogelijk kunstzinnige, artistiek-cultureel, zakelijk en maatschappelijk rendement te halen uit culturele voorzieningen (1999, p. 4). Naast deze eigenschappen is het de taak van de cultureel ondernemer om met een economische oog naar de gesubsidieerde sector te kijken. In deze omschrijving zijn culturele/artistieke, economische en maatschappelijke waarden terug te vinden, maar bovenal gaat het om het combineren van culturele en economische waarden. Ook al lijkt de aandacht op cultureel ondernemerschap te zijn verdwenen, spreekt Van der Laan op haar beurt van een sterke relatie tussen kunst en economie. Culturele instellingen zijn op zichzelf staande organisaties die zich ook zonder de overheid zouden moeten kunnen redden, waarbij creativiteit en innovatie van belang zijn. Hieruit blijkt dat bij haar definitie voornamelijk culturele en economische waarden en de wisselwerking hiertussen van belang zijn. Plasterk richt zich erg op een sterke culturele sector die verankerd is in de maatschappij. Bij Plasterk draait het om maatschappelijke waarden. Culturele instellingen moeten dit op eigen kracht zien te redden, wat weer duidt op de aanwezigheid van economische waarden. Hij roept Commissie Cultuurprofijt in het leven, waarbij er voor het eerst in het Nederlandse cultuurbeleid een duidelijke definitie van cultureel ondernemerschap wordt gegeven. Bij Zijlstra lijkt de nadruk vooral te liggen op economische waarden. Hij roept culturele instellingen namelijk op om zoveel mogelijk eigen

inkomsten te verzamelen, waarbij hij een bezuiniging aankondigt van 200 miljoen euro. Bij deze invoering acht hij ondernemerschap even belangrijk als (artistieke) kwaliteit als subsidiecriterium. Als laatste geeft Bussemaker invulling aan het begrip cultureel ondernemerschap. Bij haar lijkt het te gaan om een combinatie tussen artistieke/culturele, economische en maatschappelijke waarden. Bussemaker stelt dat beleid geënt dient te zijn op de maatschappelijke waarde van cultuur. Bij Bussemaker wordt, na de nadruk op ondernemerschap bij Zijlstra, de nadruk weer gelegd op

kwaliteit. Hierbij dient voornamelijk het maatschappelijk draagvlak verbreed te worden. De definitie van Commissie Cultuurprofijt draagt alle hiervoorgenoemde waarden in zich omdat ze “kunstzinnige, artistiek cultureel, zakelijk en maatschappelijk rendement halen uit culturele voorzieningen”

(Commissie cultuurprofijt, 2008, p. 14).

1.2 Wetenschappelijke invloeden op cultureel ondernemerschap

(21)

gegeven van cultureel ondernemerschap op basis van wetenschappelijke bronnen. Hagoort introduceerde het begrip ‘Cultureel Ondernemerschap’ voor het eerst in zijn studie Cultureel

ondernemerschap. Een inleiding in kunstmanagement (1992). In eerste instantie was er nog weinig

aandacht voor dit nieuwe fenomeen en werd er niet goed begrepen welke rol cultureel ondernemerschap kon spelen in de kunst en cultuursector. Dit kwam voornamelijk doordat de kunstwereld toen der tijd nog niet open stond voor economische invloeden (Klamer, 2011). Hagoort beschrijft in zijn oratie Cultureel Ondernemerschap. Over het onderzoek naar de

vrijheid van kunst maken en de vrijheid van ondernemen (2007) dat ondernemerschap bekeken kan

worden vanuit vier invalshoeken, namelijk: economisch, psychologisch, bedrijfskundig en biologisch (p. 35). Economisch gezien heeft ondernemerschap te maken met innovatie. Het vertrekpunt van deze invalshoek is dan ook, net zoals bij Van der Ploeg, Schumpeter met zijn begrip Destructieve

Creativiteit. Dit is een managementbenadering waarbij innovatie het uitgangspunt is. De tweede

invalshoek is psychologisch, waarbij de persoonlijke eigenschappen van de ondernemer worden toegeschreven aan een persoon. Deze bestaan onder andere uit strategievorming,

organisatieontwerp en persoonlijk leiderschap. De derde invalshoek is meer bedrijfskundig en is geënt op in het starten van nieuwe bedrijven of het ondernemen van activiteiten in bestaande organisaties. Een belangrijk aspect hierbij is het eigen risico en het dragen hiervan.

Marktpositionering, klantrelaties, financiering en ontwikkeling van het bedrijf liggen ten grondslag aan deze invalshoek. De laatste invalshoek is biologisch. In een sterk veranderende omgeving gaat het er om dat ondernemingen het presteren te overleven. Degene die dit niet kunnen sterven (vaak) af. Dit wordt door Hagoort omschreven als survival of the fittest (p. 35-36). Deze vier invalshoeken monden uit in vier kenmerken die toegeschreven kunnen worden aan een ondernemer, te weten: (1) innoveren, (2) persoonlijke drive, (3) bedrijfsplanning en (4) overleven. Samen met Kuiper definieert Hagoort cultureel ondernemerschap aan de hand van de verschillende invalshoeken. De ontwikkelde definitie is als volgt:

Cultureel ondernemerschap is een organisatiebenadering die vertrekkend vanuit

een culturele missie richting publiek, in de maatschappij kansen ziet om de culturele bedrijfsvoering optimaal te financieren en de organisatie deel te laten zijn van een open en toegankelijke culturele infrastructuur.

(Hagoort, Kuiper, 2005, p. 63)

Hagoort en Kuiper kennen drie belangrijke punten aan cultureel ondernemerschap toe. Dit zijn het balanceren tussen culturele en economische waarden, de zorg voor een culturele infrastructuur en tot slot ook het hanteren van de culturele missie als algemeen vertrekpunt van de organisatie (Hagoort, 2007; Hinrichs, 2014).Hagoort acht het samengaan van artistieke vrijheid en

ondernemingsvrijheid van belang binnen cultureel ondernemerschap (p. 41).

(22)

dat het om andere waarden dient te gaan; dit zijn culturele waarden. Het gaat daarbij om het streven naar een goede samenleving. Het streven naar een goede samenleving duidt, in tegenstelling tot de uitspraak van Klamer, op maatschappelijke waarden. Klamer betitelt het daarom ten onrechte als culturele waarde. Het kan wel kloppen dat culturele waarden bijdragen aan een goede samenleving. Klamer omschrijft deze maatschappelijke waarde als het buiten de economie gehandelen om de kwaliteit van het leven te bepalen of daar aan richting te geven. Vanuit deze visie moeten sociale en culturele waarden/artistieke kwaliteit centraal staan en zijn economische waarden een middel om dit te bereiken. Dit gedachtegoed sluit aan op wat eerder is beschreven door onder andere Van der Ploeg en Bussemaker.

Toch heeft Klamer ook kritiek op het gedachtegoed van Van der Ploeg. De cultureel ondernemer zou een heel andere inslag kunnen hebben dan die van bemiddelaar tussen kunst en markt (2000). De ondernemer zou moeten beschikken over creativiteit, innovatie, eigen initiatief, durf om te breken met routines, alertheid op mogelijke kansen, een zekere onbezonnenheid en het vermogen om mensen te overtuigen en mee te nemen (2005). Een goed idee maakt iemand nog niet een cultureel ondernemer. Het kost tijd en moeite om alle belangrijke partijen te overtuigen en mee te krijgen met het goede idee. Een cultureel ondernemer onderscheidt zich volgens Klamer van een normale ondernemer door het behalen van zowel economische waarden als culturele waarden. De culturele factor van ondernemerschap beïnvloedt de drang van individuen om riskante projecten aan te gaan en de context waarin ze opereren (2011). Toch beseft Klamer dat de cultureel ondernemer niet kan opereren zonder de markt. De culturele sector heeft de markt nodig. In tegenstelling tot Klamer ziet Ellmeier cultureel ondernemerschap als het commerciëler worden van kunst en cultuur. Dit komt doordat er een verschuiving heeft plaatsgevonden van een productgeoriënteerde

benadering naar een klantgerichte benadering (Joostens, 2012; Ellmeier, 2013). 1.3 Samenvatting

Vanuit de politiek kent cultureel ondernemerschap een aantal pijlers, namelijk: artistieke waarden, culturele waarden, economische waarden en maatschappelijke waarden. Deze pijlers zijn terug te vinden in al de hier besproken cultuurnota’s. Dit betekent idealiter een kwalitatief hoogstaand product met een groot publieksbereik en bijbehorende inkomsten. In de laatste twee cultuurnota’s is cultureel ondernemerschap als een van de voornaamste speerpunten genoemd en maakt het een actueel thema op de culturele agenda. Zowel vanuit de overheid als vanuit de wetenschappelijke literatuur waren er wat opstartproblemen met cultureel ondernemerschap. Waar Van der Ploeg pleit voor een meer marktgeoriënteerde houding van culturele instellingen, blijft Hagoort in eerste instantie erg dicht bij de managementliteratuur met als vertrekpunt Schumpeter. Het heeft enkele jaren geduurd voordat het begrip en de werking ervan ingebed was in het Nederlands cultuurbeleid. Na de introductie door Van der Ploeg en de latere invoering van Commissie Cultuurprofijt en de afbakening van het begrip is cultureel ondernemerschap niet meer weg te denken uit het Nederlandse cultuurbeleid.

(23)

de financieren. Deze kansen worden benut door de desbetreffende partijen te overtuigen van een eventuele samenwerking.

Bij de bestudering van de cultuurnota’s lijken er verschillende soorten subsidiecriteria over cultureel ondernemerschap naar voren te komen vanuit het discours. Het is echter de vraag of alle cultuurnota’s dezelfde begrippen en betekenissen hanteren. Zo spreekt Van der Ploeg namelijk over zoveel mogelijk kunstzinnige, artistiek-cultureel, zakelijk en maatschappelijk rendement halen uit culturele voorzieningen. Van der Laan spreekt over artistieke ontwikkelingen, innovatie en

creativiteit. Plasterk spreekt over zelfredzaamheid en maatschappelijke verankering. Zijlstra spreekt

over positionering en profilering, omgevingsbewustzijn en een evenwichtige financieringsmix. Bussemaker spreekt op haar beurt weer over het vergroten van inkomsten, kosten verlagen en

maatschappelijk draagvlak verbreden.Het is opvallend dat (bijna) alle bewindslieden zowel artistieke

als een economische waarden noemen in hun cultuurnota. Deze twee lijken gelijk op te gaan. Er komt niet duidelijk naar voren welke belangrijker wordt geacht, terwijl er bij de wetenschappelijke literatuur nadrukkelijk naar voren komt dat de artistieke waarden leidend zijn.

Naar aanleiding van de geschetste politieke en wetenschappelijke invloeden op cultureel ondernemerschap wordt in dit onderzoek verondersteld dat aan cultureel ondernemerschap geen eenduidige definitie toegeschreven wordt. Het begrip omvat meerdere facetten en kan benaderd worden vanuit verschillende invalshoeken en waarden.

In onderstaand schema zijn de verschillende opvattingen van cultureel ondernemerschap naast elkaar gezet: Artistieke waarden Culturele waarden Economische waarden Maatschappelijke waarden Van der Ploeg Kunstzinnig rendement Artistiek-cultureel rendement Zakelijk rendement, innovatie Maatschappelijk rendement

Van der Laan Creativiteit, artistieke ontwikkelingen

Relatie kunst en economie, innovatie

Plasterk Zelfredzaamheid Maatschappelijke

verankering

Zijlstra Ondernemerschap Positionering,

profilering,

omgevingsbewustheid, evenwichtige

financieringsmix

Omgevingsbewustheid

Bussemaker Kwalitatief goede kunst Maatschap- pelijk draagvlak Eigen inkomsten vergroten, kosten verlagen Maatschappelijk draagvlak verbreden, cultuur voor iedereen Figuur 1.1 Samenvatting verschillende invalshoeken cultureel ondernemerschap in de

(24)

2. Waardensociologie

Boltanski en Thévenot publiceerden in 1991 met hun boek De la justification: les économies de la

grandeur zes subwerelden met elk hun eigen waarderegime. Deze werelden zijn: de wereld van

inspiratie, de domestieke wereld, de wereld van de faam, de civiele wereld, de marktwereld en de industriële wereld (Boltanski en Thévenot, 2006). Kort na de uiteenzetting van deze zes werelden speculeerden de auteurs over het bestaan van twee andere werelden. In 1999 maakte Boltanski en Chiapello hier een toevoeging aan met de ‘projectstad’ in hun boek Le nouvel esprit du capitalisme. Door de ontwikkelingen van maatschappelijke verantwoording is er nog een toevoeging gemaakt. Ondanks dat de mogelijkheden voor een groene wereld al in 1993 door Thévenot en Claudette Lafaye werden verkend, werd een laatste wereld pas echt vormgegeven in samenwerking met de Amerikaanse wetenschapper Michael Moody. De achtste wereld, de ‘green polity’ werd uiteindelijk geïntroduceerd in 2000.

Het identificeren van deze acht werelden is een poging geweest om de wereld op te delen in verschillende waardenregimes. De verschillende waardenregimes bieden inzicht in het functioneren van de verschillende actoren in de maatschappij die volgens bepaalde waarden handelen en op die manier legitimeren. Naarmate de tijd vordert kan het zo zijn dat er nieuwe waardenregimes ontstaan en oude weer verdwijnen. Dit hangt allemaal af van de conventies die op dat moment geldig zijn en belangrijk worden geacht door de actoren. Tevens kunnen deze actoren tegelijkertijd vanuit verschillende waardenregimes handelen.

In dit hoofdstuk zullen allereerst alle acht werelden uiteen worden gezet aan de hand van de hierboven genoemde literatuur. Aan het eind van de analyse zijn alle acht waarden in een schema geplaatst, die als analysemodel voor cultureel ondernemerschap dient.

2.1 De acht werelden

Aan de hand van de volgende begrippen zijn de werelden uiteengezet: basisprincipe, waarden,

waardering, subjecten, objecten, investering, rationele waarden, relaties, vormen, beproeving, beoordeling, bewijs en ondergang (Nijzink, 2013; Boltanski en Thévenot, 2006; Boltanski en

Chiapello, 2005). De waarden zijn puntsgewijs besproken om een compleet beeld te presenteren. Elk van deze punten komt terug in de gehanteerde literatuur. Na de uiteenzetting van elke wereld is de koppeling met cultureel ondernemerschap gemaakt. Daarbij wordt aangegeven hoe, vanuit elke wereld gedacht, een cultureel onernemer zich zal opstellen en welk soort verbindingen hij/zij als kunstenaar of als leider van een kunstorganisatie zal aangaan met de omgeving. Deze waarderegimes kunnen worden gebruikt voor het analyseren van interviews, beleidsdocumenten en vergaderingen om duidelijk te krijgen vanuit welk waarderegime er gedacht wordt bij het subsidie allocatieproces als geheel en bij de operationalisatie van het begrip cultureel ondernemerschap.

2.1.1 De wereld van inspiratie

De eerste wereld beschreven door Boltanski en Thévenot is de wereld van inspiratie, waarbij het

basisprincipe inspiratie is. Deze wereld is voor de kunst- en cultuur sector waarschijnlijk de meest

(25)

en zelfs vrouwen en kinderen tot dit waarderegime behoren. De meest kenmerkende objecten zijn de geest, het lichaam en de droom. De investering om in deze wereld een positie te verwerven bestaat uit het breken met bestaande routines. Er moet een risico genomen worden. Relationele

waarden zijn gebaseerd op onafhankelijkheid, genialiteit en het erkennen van uniciteit. De subjecten

zouden zich kunnen geven aan anderen en bijdragen aan het grotere geheel. De relaties zijn onbegrensd en worden gevormd door creatie. Hierbij spelen ontdekken, de verbeelding en dromen een belangrijke rol. De verschijningsvorm van deze wereld is de verbeelding en het onderbewustzijn.

Beproevingen voor de subjecten vinden plaats door speurtocht of avontuur – en dan met name het

innerlijke avontuur. De beoordeling van de beproeving vindt naderhand plaats door te kijken naar intuïtie en verlichting. Bewijs voor de beoordeling van de beproeving kan gevonden worden in symbolen, afbeeldingen en tekens. De ondergang van de wereld van inspiratie vindt plaats volgens Boltanski en Thévenot wanneer gewoonten en routines zijn ingeslopen. Dit staat namelijk lijnrecht tegenover originaliteit en creativiteit, wat centraal staat in deze wereld. Voor de kunsten geldt vanuit deze wereld dat de kunstenaar niet belemmerd wordt in het vrije spel van de verbeelding. Alles draait in deze wereld namelijk om autonomie.

Cultureel ondernemerschap: artisticiteit, artistieke kwaliteit, creativiteit, intuïtie, breken met routines

Vanuit het perspectief van de geïnspireerde wereld zal een cultureel ondernemer aansturen op artisticiteit; artistieke kwaliteit. Hiervoor dient een cultureel ondernemer creatief en intuïtief te handelen. Het doorbreken van bestaande routines is de cultureel ondernemer niet vreemd. Autonomie is voor de cultureel ondernemer een sleutelterm en hij of zij dient hierbij op een vernieuwende manier te handelen om op deze manier de autonomie te bewaken. De cultureel ondernemer zal geen verbinding proberen te maken met een bepaalde groep, aangezien het autonome centraal staat binnen de geïnspireerde wereld.

2.1.2 De domestieke wereld

Binnen de tweede wereld draait het basisprincipe om hiërarchie en traditie. De waarden worden ontleend aan de plek die iemand heeft binnen de hiërarchie en de waardering wordt in deze wereld gegeven door gewoontes, karakter, verstand en vanzelfsprekendheid. De subjecten die in deze wereld een rol spelen zijn vaders, ouders, koningen en bazen, maar ook kinderen, onderdanen en werknemers of buitenstaanders als buren, buitenlanders en derden. Het hangt af van welke plek een

subject in de hiërarchie inneemt, hoe belangrijk hij of zij wordt geacht. De objecten zijn goede

manieren, goed gedrag, titels en graden. Binnen de domestieke wereld worden de objecten ook wel aangeduidt als etiquetten. Binnen dit waarderegime wordt geïnvesteerd door plicht en harmonie, daarbij worden relationele waarden gecreëerd door autoriteit, eer, respect en ondergeschiktheid en

relaties worden gecreëerd door rituelen als reproductie, geboorte, geven, nemen, bedanken en

respect. De passende verschijningsvormen bij de domestieke wereld zijn huishoudens, families, normen en conventies. Beproevingen vinden plaats bij formaliteiten als huwelijksovereenkomsten en geboorte. De beproevingen worden beoordeeld op basis van complimenten, kritiek, felicitaties en appreciatie. Het bewijs dat hieruit voortvloeit zijn het geven van voorbeelden van gedrag van het

subject in kwestie. Bij onbeleefdheid, het afwijken van de etiquette of andere misstappen zal de

(26)

Cultureel ondernemerschap: artistieke tradities, (nieuwe) tradities

Vanuit het perspectief van de domestieke wereld hecht de cultureel ondernemer waarde aan artistieke tradities. De cultureel ondernemer toont respect en eert deze artistieke tradities en tracht deze te reproduceren. Toch zit het in de aard van de cultureel ondernemer om met bestaande tradities/routines te breken. Doordat subsidies niet langer het middel zijn om geld te vergaren, bouwt de cultureel ondernemer aan nieuwe tradities. Dit is bijvoorbeeld het vergaren van eigen inkomsten. De cultureel ondernemer zal in de domestieke wereld verbinding proberen te maken met bekende kunstenaars en kunstenaarsuitingen.

2.1.3 De wereld van de faam

In de wereld van de faam gaat het om zien en gezien worden. Het basisprincipe is dan ook de publieke opinie. De waarden die centraal staan in deze wereld zijn: reputatie, erkenning,

zichtbaarheid en succes. Waardering wordt gebaseerd op de drang naar erkenning en respect van de publieke opinie. De mensen die invloedrijk zijn op het gebied van publieke opinie worden als

belangrijke subjecten beschouwd. Dit zijn journalisten, opinieleiders, sterren en bekendheden. Volgens Boltanski en Théverenot worden de middelen die de publieke opinie kunnen verspreiden, als de pers, merken en public relations, beschouwd als de belangrijke objecten in deze wereld. Om te kunnen blijven bestaan en het onderwerp van gesprek te blijven, moet alles onthuld worden. Dit is de investering die gedaan moet worden. Door alles te onthullen kan het publiek zichzelf identificeren met de ster, wat de belangrijkste relationele waarde is binnen deze wereld. De relaties zijn gebaseerd op de mate van invloed, overtuiging, promotie en verleiding van de ster op het publiek. De

verschijningsvormen van de wereld van de faam zijn de relatie en de positionering van het publiek

ten opzichte van de ster. De test vindt plaats tijdens een persbijeenkomst en er wordt beoordeeld op basis van geruchten, trends of sensatie. Wanneer een subject er in is geslaagd om bekend te worden, dan is er bewijs van het succes. De ondergang van deze wereld wordt veroorzaakt door

onbekendheid, onwetendheid, banaliteit en onverschilligheid. Vanuit de wereld van de kunsten bekeken draait het bij de wereld van de faam om zien en gezien worden. De kunstenaar tracht in deze wereld bekendheid te genereren op allerlei mogelijke manieren. Niets is te gek, zolang het maar aandacht oplevert, tenzij de kunstenaar banaal wordt en dit afbreuk doet aan de artistieke reputatie (bijvoorbeeld een zangeres die alleen door drank- en druggebruik in het nieuws komt en niet door haar concerten).

Cultureel ondernemerschap: identiteit, merk, herkenning, erkenning, bekendheid, overtuiging

Een cultureel ondernemer die handelt vanuit de wereld van de faam zal aansturen op het genereren

(27)

2.1.4 De civiele wereld

In de vierde wereld draait het volgens Boltanski en Thévenot om het collectieve wat tevens geassocieerd wordt met het basisprincipe. Dit collectieve is het algemeen belang en ligt overal aan ten grondslag. De waarden die uit deze wereld voort komen zijn legitimatie, rechten en besturing. Er wordt op basis van deze waarden waardering verkregen via civiele rechten, politieke aspiraties en participatie. Waar het in deze wereld om gaat, ook al is het basisprincipe het collectief, zijn de

subjecten: publieke collectieven, overheden, deelnemers, leden en commissies. De civiele wereld

wordt gestabiliseerd door de belangrijke objecten: rechten, orders, beleid, bureaucratie en formaliteit. Investeringen kunnen in deze wereld worden gedaan door collectieve belangen voor individuele belangen te plaatsen en door nadruk te leggen op solidariteit. Relationele waarden in deze wereld zijn lidmaatschap en representatie. Relaties tussen individuen en het collectief worden gecreëerd door mobilisatie, support en vereniging. De civiele wereld heeft verschillende

verschijningsvormen, zoals de republiek, de staat, de democratie, het electoraat, het instituut en het

parlement. Beproevingen in deze wereld worden ondergaan op basis van een vergadering,

gerechtigheid of een bijeenkomst van overheden en beoordeling vindt plaats op basis van stemming, verkiezing en consultatie. Waar iedereen zich aan dient te houden en wat dient als bewijs zijn wetten, regels en statuten. Wanneer het particuliere de overhand neemt in deze wereld zal ze ten

onder gaan. Bij de kunsten gaat het vanuit deze wereld gezien om het collectief wat de kunstwereld

representeert.

Cultureel ondernemerschap: maatschappelijk belang, publieksbereik, maatschappelijke inbedding, maatschappelijke betekenis, legitimering

Vanuit het perspectief van de civiele wereld houdt de cultureel ondernemer altijd rekening met het maatschappelijke belang. Voor de cultureel ondernemer is niet enkel het bevorderen van

publieksparticipatie en het vergroten van publieksaantallen van belang, ook het realiseren van maatschappelijke inbedding en het maatschappelijk van betekenis zijn worden relevant geacht. Het gaat er om dat de cultureel ondernemer vanuit civiel oogpunt met zoveel mogelijk maatschappelijke partijen probeert verbindingen te maken. Dus niet alleen met de afnemers (marktwereld), andere kunstenaars (inspiratie en domestieke wereld) en de subsidiënten, maar vooral ook met andere partijen zoals woningbouwcorporaties en gezondheidzorg. Dus alle partijen die misschien niet direct afnemer of subsidiënt zijn maar die wel maatschappelijke legitimiteit aan de activiteiten van de kunstorganisatie kunnen verlenen.

2.1.5 De marktwereld

De marktwereld staat bij Boltanski en Thévenot niet in directe verbinding met geldstromen en economie, hoewel de term dit wel doet vermoeden. Wat in deze wereld wel centraal staat is het

basisprincipe competitie en rivaliteit. Waarden die binnen dit waarderegime centraal staan zijn het

winnen/winnaar zijn en (geld)waarde, waarbij waardering wordt gebaseerd op een liefde voor spullen, egoïsme en verlangen. Het zijn de subjecten die verlangen naar objecten die koopbaar en verkoopbaar zijn. Dit soort mensen zijn concurrenten, zakenmensen, verkopers en consumenten. In deze wereld moet er geïnvesteerd worden door openheid, opportunisme, vrijheid en emotionele distantie en dient het subject zich emotioneel te distantiëren van het object. Het grootste kenmerk voor relationele waarden is bezit. Door te kopen en te verkopen kunnen relaties gedefinieerd worden. De verschijningsvorm van de marktwereld kan terug worden gevonden in de verschillende markten. De belangrijkste beproeving in deze wereld is de deal en Boltanski en Thévenot bedoelen daarmee dat er succes wordt behaald wanneer er goed onderhandeld is en de deal is geslaagd. De

(28)

betaalde prijs is dan ook gelijk het geldende bewijs in deze wereld. Wanneer het subject de waarde van een object te hoog maakt en dus te veel gaat vragen of hebzuchtig naar geld wordt, zal de marktwereld ten onder gaan. Bij de kunsten gaat het vanuit deze wereld om het (ver)kopen van de kunst. Dit gebeurt door bijvoorbeeld als kunstenaars zichzelf verbinden aan een galerie en zo kunst aan de markt brengen.

Cultureel ondernemerschap: competitie, de markt, marktparticipatie, rivaliteit, financiële resultaten: genereren van eigen inkomsten (baten en winst), de overeenkomst, zelffinanciering, zelfredzaamheid,

Vanuit het perspectief van de marktwereld stuurt de cultureel ondernemer aan op marktparticipatie. In een competitieve omgeving waarin rivaliteit niet vreemd is probeert de cultureel ondernemer de overeenkomst te sluiten. Het behalen van financiële resultaten is het hoogst haalbare; baten en uiteindelijk winst. De cultureel ondernemer streeft naar een vorm van zelfredzaamheid door zoveel mogelijk eigen inkomsten te generen; zelffinanciering. Dit is tevens iets wat in deze tijd een van de vereisten is vanuit de overheid om nog in aanmerking te komen voor (lange termijn) subsidies. De cultureel ondernemer tracht verbindingen aan te gaan met verkopers en bemiddelaars in het kunst en cultuurveld. Dit zijn bijvoorbeeld poppodia of galeriehouders.

2.1.6 De industriële wereld

Centraal in de industriële wereld staan technologische objecten en wetenschappelijke methodologie en het geldende basisprincipe in deze wereld is efficiëntie. Met efficiëntie wordt productiviteit en de capaciteit om processen te onderhouden bedoeld. De waarden die met de industriële wereld geassocieerd kunnen worden zijn functionaliteit, betrouwbaarheid en operationaliteit. Waardering wordt bepaald op basis van (potentiële) activiteit en de energie die daarin gestoken wordt. De

subjecten thuishorend in deze wereld zijn experts, specialisten, professionals en operators. De objecten toegeschreven aan deze wereld zijn methoden, taken, doelen, onderzoek, hulpbronnen en

definities en deze worden onderscheiden op basis van standaardisering, organisatie en het scheppen van orde. Ruimte voor ontwikkeling en vooruitgang zijn de belangrijkste investeringen. De daarbij vrijkomende relationele waarden zijn controle, verantwoordelijkheid en vastberadenheid. Relaties zijn gebaseerd op functionaliteit, anticipatie, standaardisatie en optimalisatie. Kenmerkende

verschijningsvormen zijn organisaties en systemen. De belangrijkste beproeving is het experiment,

omdat deze de functionaliteit van de organisatie of het systeem in kaart kan brengen. Het

experiment is hier gebaseerd op aannames en gericht op herhaalbaarheid bij succes. Het experiment in deze wereld is de wetenschappelijke test. De functionaliteit is de beoordeling van de beproeving.

Bewijs in de industriële wereld wordt geleverd vanuit meetbaarheid en herhaalbaarheid. De ondergang van deze wereld wordt veroorzaakt wanneer mensen ook gezien gaan worden als

machines. Vanuit deze wereld draait het bij de beeldende kunst om bijvoorbeeld het werken in eenzelfde thema, waardoor er sprake is van efficiëntie. Een ander voorbeeld wat bij deze wereld thuishoort is het werken met makkelijk produceerbare voorwerpen of het werken in series.

Cultureel ondernemerschap: specialisme, kwalificaties, culturele organisatie, experimenteren, investeringen, vastberadenheid (instelling)

(29)

waarop de cultureel ondernemer zich bevindt is vaak onzeker, want ze zal hoofdzakelijk verschijnen in de vorm van een culturele organisatie. Binnen dit waarderegime tracht de cultureel ondernemer verbindingen aan te gaan met kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Dit heeft te maken met efficiëntie. Wanneer de kennis die nodig is niet in huis is, wordt er gezocht naar iemand buiten het bedrijf of instelling die dit wel heeft om de klus te klaren of die over de benodigde

productiemiddelen beschikt. 2.1.7 De projectstad

De zevende wereld, die is toegevoegd door Boltanski en Chiapello is de projectstad. In de projectstad staan de basisprincipes netwerken, verbonden zijn en activiteit centraal en hierbij speelt vertrouwen als waarde een grote rol. Waardering blijkt uit de mate van participatie in een netwerk door een

subject. De belangrijkste subjecten in de projectstad zijn dan ook coaches, experts en mediatoren. De objecten die in deze wereld een belangrijke rol spelen zijn alle instrumenten en mechanismen die het

netwerk bevorderen. Voorbeelden die Boltanski en Chiapello geven zijn projecten, nieuwe technologieën, informele relaties, vertrouwensrelaties en partnerschappen. Subjecten kunnen

investeren op basis van flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Dit is belangrijk, omdat deze subjecten

in staat moeten zijn om zich van het ene project naar het andere project te verplaatsen. Hierbij staan communicatie, coördinatie en aanpassen hoog in het vaandel als relationele waarden. Relaties worden gedefinieerd op basis van de mate van mobiliteit en flexibiliteit. De meest kenmerkende en voorkomende verschijningsvorm bij deze wereld is het netwerk, aangezien het belangrijk is dat

subjecten anderen betrekken bij het project waarbij gebruik gemaakt moet worden van het netwerk.

De grote test voor de projectstad, of wat in de literatuur de beproeving wordt genoemd, is het project en de tijd na het project. In de evaluatie van het project kan namelijk pas bepaald worden of

subject zijn of haar rol voldoende heeft uitgevoerd. Uit de beproeving volgt logischerwijs de beoordeling, welke plaats vindt op basis de geslaagdheid van een subject om anderen te laten

participeren en van de mate van betrokkenheid in een project. De projectstad zal uiteindelijk ten

onder gaan als niet alle subjecten als gelijken worden behandeld, waarbij de een niet meer privileges

heeft dan de ander. Voor de wereld van de kunsten betekent dit dat actoren binnen het kunstveld zichzelf gaan associëren met actoren binnen en buiten het kunstveld om zo te kunnen samenwerken aan een bepaald project. Zo zijn ze met elkaar verbonden op basis van vertrouwen en creëren ze een netwerk.

Cultureel ondernemen: cultureel manager, flexibiliteit, tolerantie, participatie, engagement, projectgerichtheid

De cultureel ondernemer die volgens het waarderegime van de projectstad handelt kan worden gezien als een culturele coach. Deze coach zorgt ervoor dat alle leden van het project op een gelijkwaardige manier gemotiveerd worden, tot hun recht komen, hun specialistische bijdrage kunnen leveren. De onzekere omgeving waarin de cultureel ondernemer handelt vraagt om een flexibele houding en stressbestendigheid. Het culturele klimaat is een onzeker klimaat. Het aangrijpen van projecten en het afdwingen van engagement en participatie – het aangrijpen van kansen en mogelijkheden – bieden de cultureel ondernemer (meer) zekerheid. Het opbouwen van een netwerk kan daar een vruchtbare bijdrage aan leveren. Tevens levert dit de cultureel

(30)

2.1.8 Green polity

De achtste en tevens laatste wereld is de green polity. In deze wereld staat het milieu en het zo goed mogelijk onderhouden hiervan centraal. Het hier geldende basisprincipe is dan ook de

milieubeweging. De daarbij komende waarden zijn recyclen, vernieuwen en duurzaamheid en

waardering vindt plaats op basis van het goed zijn voor de omgeving. Hierbij valt te denken aan het

deponeren van afval in de daarvoor bestemde afvalcontainers, of het uitdoen van lampen wanneer deze overbodig zijn. De subjecten handelend binnen deze wereld zijn (milieu)activisten en de daarbij horende objecten zijn de natuur, een gezonde omgeving en de wildernis. Om het milieu in tact te laten worden investeringen gedaan op basis van groene stroom, recycling en het steunen van milieuactivisme, waarop relationele waarden weer verkregen worden door het beschermen van het milieu, en het tonen van interesse en betrokkenheid bij zaken die het milieu aangaan. Relaties worden gevormd op basis van het vergroten van bewustzijn aangaande het milieu en actief hieraan deelnemen – activisme. De meest kenmerkende verschijningsvorm binnen deze wereld is de natuur. De beproeving bij de green polity blijkt uit protesten en conflicten waarbij de beoordelingen plaats vinden op basis van duurzaamheid, vernieuwingen en de effecten die dit op het milieu heeft. Het

bewijs wordt geleverd op basis van de gezondheid van het ecosysteem en deze wereld gaat ten onder wanneer het milieu niet meer gezond is. De kunstenaar zou in binnen het waarderegime van

de green polity bijvoorbeeld werken met milieuvriendelijke materialen of oude materialen hergebruiken in kunstwerken.

Cultureel ondernemerschap: maatschappelijk verantwoord ondernemen

Vanuit het waarderegime vanuit de green polity stuurt de cultureel ondernemer aan op

duurzaamheid en milieubewustheid. Deze eigenschappen zijn terug te vinden in maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo), waarbij er rekening gehouden wordt met de effecten van

bedrijfsvoering op mens, milieu en maatschappij (Rijksoverheid, 2015). Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door energie te besparen, afval te scheiden of gehandicapten in dienst te nemen. De cultureel ondernemer acht de duurzaamheid van creatieve ontwikkelingen van belang. Op een maatschappelijk verantwoorde manier probeert te cultureel ondernemer de duurzaamheid te waarborgen. In deze wereld gaan ecologische duurzaamheid en de duurzaamheid van creatieve processen door elkaar lopen. Dit komt voornamelijk doordat de green polity een wereld is waar overlap te vinden is van verschillende werelden.

2.2 Schema acht werelden

(31)

Basisprincip e

Waarden Waardering Subjecten Objecten Investering en

Relationele waarden

Relaties Verschijningsvor men

Beproeving Beoordeling Bewijs Ondergang Geïnspireer

de wereld

Inspiratie Het bizarre, spontane, ongewone Liefse, passie en verlangen Kunstenaars, monsters; zwakzinnigen De droom, het onderbewuste Doorbreke n van routines, risico Onafhankelijkhe id, generaliteit Creatie, het verbeelden Onderbewustzijn , de verbeelding Avontuur Intuïtie en verlichting Symbolen, tekens, afbeeldingen Reproductie, routines en gewoonten Domestieke wereld Hiërarchie, traditie Wijsheid, discretie, trouw, reputatie Karaktertrekk en, gewoonten Koning, familie, voorouders, leiders, bazen Goede manieren, titels Plichten, harmonie Autoriteit, respect, eer Reproductie, respect Normen, waarden, familie Huwelijk, geboorten Felicitaties, kritiek, respect Gedrag, anekdotes Onbeleefdhe id, wanorde, indiscretie De wereld van de faam Publieke opinie Herkenning, zichtbaarheid reputatie Erkenning, herkenning Persoonlijkhe id, journalisten, woordvoerde r Interviews, bulletins, campagnes Onthulling, opoffering Identificatie, herkenning Overtuiging, verleiding Imago, publiek, positionering Persconferent ie, demonstratie s Sensatie, trend, publieke opinie, geruchten Bekendheid Onverschillig, banaliteit, verborgenhei d Civiele wereld Het collectief, belangen Regelgeving, besturing, legitimering Participatie, civiele rechten Commissies, overheden, federaties Productieformalit eit, wetgeving Solidariteit Lidmaatschap, representatie Democratie, mobilisatie De democratie, de staat, het parlement Gerechtigheid , afspraken Democratisc he processen, verkiezingen De wet, staturen Isolatie Marktwerel d Competitie, rivaliteit Egoïsme, het winnen, verlangen Verlangen, materialiteit Concurrenten , consumenten , zakenmensen Rijkdom, (ver)koopbaar Openheid, vrijheid Bezit Onderhandel en, concurreren De markt, goederen Overeenkoms t, de deal

Prijzen Baten, winst, resultaten Oneindig verlangen, verslaving Industriële wereld Efficiëntie, productivit eit Functionalite it, betrouwbaar operationalit eit Activiteit, energie Specialisten, operators, experts Methode, doel, taken, lisjten, kwantiteit Investering en Controle, vastberaden Functionalitei t, standaardisati e Organisaties, systemen Experimenten Effectiviteit, functionalitei t Meetbaarhei d, erhaalbaarh eid Subjecten als objecten behandelen Projectstad Netwerken, connectie Vertrouwen Engagement, participatie Managers, coaches, experts Partnerschap, allianties, projecten Flexibiliteit, tolerantie Communicatie, coördinatie Mobiliteit, flexibiliteit

Het netwerk Projecten (tijd ertussen) Participatie Geslaagdhei d Ongelijkheid, corruptie, privileges Green polity Milieubewe ging Recyclen, vernieuwen, duurzaam

Goed voor het mileu (Milieu)bewu st Natuur, geonde omgeving wildernis Groene stroom, recyclen Beschermen milieu Activisme, bewustzijn vergroten Alleen met natuur te maken Protest, conflict Duurzaamhe id, effect op milieu Gezond ecosysteem Disrespectvol , milieu

(32)

32

Cultureel ondernemerschap Maakt verbindingen met:

Artistieke kwaliteit, creativiteit, intuïtief Niet: autonomie staat centraal

Artistieke tradities, (nieuwe) tradities Met bekende kunstenaars en kunstinstituten Identiteit, merk, bekendheid, overtuiging,

opoffering

Via mediatoren/bemiddelaars in de media (journalisten, persagentschap, internetsites) Maatschappelijk belang, betekenis en inbedding,

publieksbereik

Met diverse maatschappelijke partijen om legitimiteit te genereren (gezondheidszorg, woningbouwcorporaties)

Eigen inkomsten, zelffinanciering, zelfredzaam, competitief

Met verkopers, bemiddelaars (galeries en podia) Specialisme, kwalificaties, vastberaden Met kunstinstellingen en het bedrijfsleven (i.v.m.

efficiency) Cultureel manager, flexibel, tolerant,

projectgericht

Met andere projecten binnen en buiten de kunstsector

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)

Duurzaamheid van creatieve ontwikkelingen is van belang (milieu organisaties)

(33)
(34)

3. Onderzoek

3.1 Kunstraad Groningen

De Kunstraad Groningen is in 2006 opgericht door gemeente Groningen en provincie Groningen. De Kunstraad Groningen is een zelfstandig adviesorgaan dat functioneert als centraal loket voor het beantwoorden van vragen, het geven van advies en het behandelen van subsidieaanvragen. Het doel van de Kunstraad is een bijdrage te leveren aan het culturele klimaat van Groningen. De daarbij horende taken zijn: “enerzijds door het verstrekken van adviezen en subsidies in de kunstensector. Anderzijds adviseert de Kunstraad de gemeente Groningen en de provincie Groningen over kunst- en cultuurbeleid” (Kunstraad Groningen, 2015). Dit doet de Kunstraad door het adviseren en

beschikken over subsidieaanvragen, het gevraagd en ongevraagd adviseren van gemeente Groningen en provincie Groningen over algemene cultuurzaken en het visiteren en evalueren van culturele instellingen.

Figuur 3.1 Organisatie Kunstraad Groningen (Kunstraad Groningen, 2016)

De Kunstraad bestaat uit een bestuur, waar 5 leden actief zijn. Daaronder is het bureau Kunstraad, waar 3 leden zijn. Het bureau Kunstraad bestaat uit een directeur, een secretaresse en een ambtelijk secretaris. Hieronder bestaan diverse commissies. Dit zijn de kerncommissie, de externe adviseurs en de commissie cultuureducatie met kwaliteit. De Kunstraad werkt met

verschillende type adviseurs. De kernadviseurs worden benoemd voor een periode van drie jaar met een herbenoemingsmogelijkheid van nog eens drie jaar. De kernleden beoordelen de incidentele subsidies, hebben een generalistische visie op kunst en cultuur en zijn beleidsmatig en procesmatig onderlegd. De externe adviseurs zijn specialisten in hun vakgebied, die de beoordeling over de incidentele subsidieaanvragen doen. Tot slot zijn er nog de tijdelijke adviseurs. Deze worden aangetrokken met een speciale opdracht, zoals het adviseren over de meerjarig gesubsidieerde instellingen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De taal is immers het cultureel bepaalde symbolenstelsel waarin de culturele identiteit is uitgedrukt en studie van de kernbegrippen van onze cultuur kan leiden tot een beter begrip

De verwachtingen van de ouders omtrent gezinsvorming hebben, los van sociale achtergrond en schoolniveau, wel een effect (β=0,23): ouders die belang hechten aan traditionele

Deze bestemmingsplannen zijn in de laatste jaren veel aangepast om (groene) waardevolle gebieden te kunnen behouden. Dit is dus een kader, dus hard feit! Naast het

The right to adequate food(art. The human right to adequate food is recognized in several instruments under international law. The International Covenant on Economic, Social and

Van den datum af, waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, van kracht geworden is, zal het onderhavige verdrag niet langer door de leden be- krachtigd kunnen worden..

Art. A Member which has ratified this Convention may denounce it after the expiration of ten years from the date on which the Convention first comes into force, by an act

b) wanneer aile inwoners beschermd worden, wier inkomsten tijdens het door verzekering gedekte geval voorgeschreven grenzen niet overschrijden, tot 26 weken in de loop van een

met ingang van de datum waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking treedt, dit Verdrag niet langer door de Leden kunnen worden bekrachtigd.