• No results found

4.1 Inleiding

Met het model dat aan het eind van hoofdstuk 3 is gepresenteerd, zullen in dit hoofdstuk de beleidsnota‟s van vier Nederlandse gemeenten worden geanalyseerd. Zoals in de inleiding van deze scriptie is genoemd, is ervoor gekozen het gemeentelijk festivalbeleid van Eindhoven, Groningen, Rotterdam en Zwolle onder de loep te nemen.

In de cultuurnota uit 2005 Eindhoven innovatieve cultuurstad wordt geen specifieke aandacht aan festivalbeleid geschonken, maar afgelopen zomer hebben in Eindhoven debatten plaatsgevonden over het gemeentelijk festivalbeleid, wellicht in aanloop naar een nieuwe cultuurnota vanaf 2010. In Eindhoven worden culturele instellingen en bedrijven voor de nieuwe nota Cultuur Totaal gevraagd mee te denken over het nieuwe cultuurbeleid.

De cultuurplanperiode van Groningen loopt gelijk aan die van het Rijk, met de huidige cultuurnota 2009-2012 Cultuurstad Groningen, gewoon bijzonder! Groningen kent een uitgebreid cultuurbeleid, waarbij festivals geen speciale aandacht krijgen, maar wel een belangrijk deel van het aanbod vormen.

Rotterdam kent een erg uitgebreide festivalbeleid, wellicht het meest uitgebreide van Nederland. Het festivalbureau Rotterdam Festivals dat tussen overheid, publiek en organisatoren opereert, brengt het stedelijk belang, het initiatief van organisatoren en de wensen van het publiek bij elkaar. Rotterdam Festivals heeft een cultuurplan geschreven voor 2009-2012 met daarin onder andere het belang van festivals voor de stad

Rotterdam.

De meest recente cultuurnota in Zwolle is de cultuurnota 2005-2008 De basis op orde, waarin speciale aandacht is voor festivalbeleid. Hoewel Zwolle nog een relatief jong cultuurbeleid heeft, is er in 2007 een duidelijke wens uitgesproken voor een nieuw

kunstfestival, waardoor Zwolle sinds twee jaar een nieuw kunstfestival heeft, genaamd Festival Zwart. Er wordt op dit moment gewerkt aan een nieuwe cultuurnota voor Zwolle. De detailbeschrijving die hieronder zal plaatsvinden, zal kort de algemene gemeentelijke situatie beschrijven en vergelijken, waarna uitgebreid in zal worden gegaan op het cultuur- en festivalbeleid van de stad. De analyse van het festivalbeleid zal beginnen met een kwantitatieve analyse van de verschillende niveaus van waarden: welke niveaus blijken dominant in het festivalbeleid? Dit gebeurt op basis van het tellen van het aantal citaten in de relevante beleidsnota‟s over de verschillende soorten waarden, waarover meer in paragraaf 4.1.1. Van daaruit zal worden gekeken wat het model aan het eind van hoofdstuk 3 zegt over deze dominante waarde en welke wereld van Boltanski het meest nadrukkelijk aanwezig blijkt in de verschillende gemeenten. Na de bespreking van de raakvlakken en spanningen tussen de dominante wereld binnen het gemeentebeleid en de meest dominante waarden daarin, zullen de andere waarden van de gemeente worden besproken die raakvlakken hebben met de dominante wereld. Hoewel spanningen

interessanter lijken dan raakvlakken („probleemoplossend‟ werken is doorgaands ingewikkelder dan het continueren van goed lopend beleid), kan er ook over de

raakvlakken veel worden gezegd: onderkennen de gemeenten de raakvlakken en doen zij daar voldoende mee, worden zij voldoende gestimuleerd? Als conclusie wordt opgesomd waar de betreffende gemeente meer aandacht zou moeten besteden in het festivalbeleid. Deze conclusies worden meegenomen naar de conclusie van dit onderzoek in het

volgende hoofdstuk, waar een algemeen beeld zal worden gevormd over het

gemeentelijk festivalbeleid in Nederland en op welke manier artistieke, culturele, sociale en economische waarden daarin een rol spelen.

4.1.1 Dominante niveaus van waarden

Aan het eind van iedere beschrijving van het gemeentelijke cultuur- en festivalbeleid zal terug worden gegrepen op het model van Van den Hoogen dat is gepresenteerd in paragraaf 2.2.3. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk genoemd zal er op kwantitatieve wijze worden nagegaan op welk niveau het festivalbeleid wordt gelegitimeerd door het aantal citaten en opmerkingen over de verschillende niveaus van waarden te tellen. Het model uit paragraaf 2.2.3 is aangepast voor het doel dat het hier dient: de secundaire waarden zijn hier weggelaten, omdat deze vooral van belang zijn voor de evaluatie van het cultuurbeleid waarover Van den Hoogen spreekt en minder voor de verantwoording van het cultuur-, of in dit geval het festivalbeleid van een gemeente. In het model van Van den Hoogen zijn persoonlijke waarden zowel intrinsiek als extrinsiek; in het model waarmee wordt gewerkt in dit hoofdstuk worden alleen de extrinsieke waarden

meegenomen, die ook op andere manieren kunnen worden bewerkstelligd dan door kunst. De intrinsieke (culturele) waarden zijn verplaatst naar de eerste kolom, namelijk onder esthetische waarden. Deze categorie wordt „professioneel‟ genoemd, omdat vooral professionele waarden eronder vallen, dus de artistieke ontwikkeling van de kunst.

Tabel 16: Niveaus van waarden van cultuurbeleid 4.2 Detailbeschrijving gemeenten

Zoals in de inleiding beschreven, zijn voor dit onderzoek vier gemeenten onder de loep genomen, waarvan het cultuurbeleid en specifiek het festivalbeleid wordt beschreven en geanalyseerd. Zoals al eerder is aangegeven in dit onderzoek, worden de huidige

ontwikkelingen in het cultuurbeleid op zowel rijks- als gemeentelijk niveau niet

meegenomen omdat de gevolgen ervan en de reacties erop nog niet concreet zichtbaar zijn. De gegevens waarmee wordt gewerkt zijn dus tot half 2010 actueel, omdat in november 2010 een nieuw kabinet is geïnstalleerd (kabinet Rutte).

De Atlas voor gemeenten 2010 vormt de eerste bron van gegevens waarmee de

gemeenten zullen worden beschreven en geanalyseerd. De Atlas voor gemeenten bevat jaarlijks een veelheid aan statistieken die de bevolkingsontwikkeling van de 50 grootste gemeenten van Nederland (G50) in kaart brengt. Voor dit onderzoek is er een keus gemaakt uit de beschikbare gegevens van de Atlas die aansluiten bij de thema‟s die worden besproken in dit hoofdstuk:

 Woonaantrekkelijkheid: bereikbaarheid van banen, cultureel aanbod, veiligheid, percentage koopwoningen, nabijheid natuurgebieden, culinair aanbod, aanwezigheid universiteit en percentage vooroorlogse woningen. De woningaantrekkelijkheidsindex

Esthetische waarden (intrinsiek)

Artistiek

- Expressie van ideeën en perceptie - Artistieke kwaliteit Professioneel - Artistieke ontwikkeling (talentontwikkeling) - Nieuwe ervaringen - Gebruik van verbeeldingskracht - Testen van denkbeelden

Persoonlijke waarden (extrinsiek) Cultureel - Ontwikkeling van publiek - Ontmoeting van anderen buitenshuis - Ontspanning door het doorbreken van routine

Maatschappelijke waarden Economisch - Werkgelegenheid - Inkomsten - Toerisme - Vestigingsfactor - Stedelijke vernieuwing - Citymarketing / imago Sociaal - Positieve vrijheid - Trots - Identificatie - Participatie - Sociale cohesie

wordt op basis van deze punten samengesteld, waarbij 1 de hoogste positie is en 50 de laagste.

 Hoogopgeleiden: aantal hoogopgeleiden als percentage van de beroepsbevolking.  Human Capital: de omvang van de creatieve klasse als percentage van de

beroepsbevolking.

 Cultuurmonitor: hoeveelheid theatervoorstellingen en culturele evenementen in vergelijking met de 50 grootste gemeenten van Nederland.

Naast de Atlas voor gemeenten is er voor dit onderzoek gewerkt met de huidige cultuurnota‟s van de geselecteerde gemeenten, de toekomstvisies op cultuur en een aantal documenten per gemeente waarin het festivalbeleid wordt omschreven. Voor Rotterdam is er ook gebruik gemaakt van het jaarverslag 2009 van Rotterdam Festivals, de overkoepelende organisatie die het festivalbeleid van Rotterdam coördineert.

4.2.1 Gemeentelijke situatie anno 2010

Met 214.036 inwoners is Eindhoven de 5e gemeente van Nederland. Eindhoven is met een verzorgingsgebied van ongeveer 750.000 mensen het stedelijk centrum van de regio Zuidoost-Brabant. Van een handelsstadje met vijf omliggende dorpen, via een

samenvoeging van 6 gemeenten is Eindhoven uitgegroeid tot een innovatief kenniscentrum van internationale allure, met de ambitie de stad te profileren als kenniscentrum en als innovatieve, technologische stad met een aantrekkelijk stadshart.171 De woonaantrekkelijkheidsindex van Eindhoven is 18. Het percentage hoogopgeleiden ligt in Eindhoven op ongeveer 40%, waarmee de gemeente op de 10e plek in Nederland staat en vlak boven het gemiddelde van de G50. Het Human Capital in Eindhoven is hoog: met ruim 25% staat de gemeente op de 9e plek van Nederland en ruim boven het gemiddelde van de G50, namelijk 18%. Eindhoven heeft minder

theatervoorstellingen per 1000 inwoners dan het gemiddelde in Nederland: met 2,5 staat de gemeente op plek 21, waarbij het gemiddelde van de G50 op 3,5 staat. Daarentegen heeft Eindhoven met 30 evenementen per 100.000 inwoners veel meer culturele

evenementen dan het landelijke gemiddelde dat op 20 ligt.

Met 187.622 inwoners is Groningen de 8e gemeente van Nederland. Deze noordelijke gemeente in de gelijknamige provincie Groningen is de enige stad in de provincie en de grootste in het Noorden van Nederland. De woonaantrekkelijkheid in Groningen is 10, waarbij opvallend is dat de positie vanaf 2003 een (stabiel) stijgende lijn vertoond, van plek 34 in 2003 naar plek 10 in 2010. Het aantal hoogopgeleiden in de gemeente ligt ruim boven het gemiddelde van de G50: met ruim 45% staat Groningen op de 5e plek in Nederland. Het Human Capital is ook hoog: met 30% neemt de gemeente de 4e positie in Nederland in. Het aantal theatervoorstellingen ligt vlak boven het gemiddelde van

Nederland met 3,6 per 1000 inwoners en het aantal evenementen ligt nagenoeg gelijk met het gemiddelde van Nederland.

Met 590.131 inwoners is Rotterdam de 2e gemeente van Nederland. De gemeente ligt in Zuid-Holland en is de grootste gemeente in dit onderzoek. Rotterdam heeft een

verzorgingsgebied van circa 1,3 miljoen inwoners en er wonen mensen met bijna 170 verschillende nationaliteiten.172 Met de grootste haven van Europa is Rotterdam

internationaal georiënteerd, wat ook terug zal worden gevonden in het festivalbeleid van de stad. De woonaantrekkelijkheid van Rotterdam staat op 12, met een licht afnemende lijn vanaf 2008. Het aantal hoogopgeleiden ligt onder het gemiddelde van de G50: met 28% staat Rotterdam op de 26e plek in Nederland. Het Human Capital is daarentegen wel hoger dan het landelijk gemiddelde: met 21% vlak boven de 18% van de G50. Het

aantal theatervoorstellingen ligt in Rotterdam op 3,1 per 1000 inwoners en het aantal evenementen ligt op 24 per 100.000 inwoners.

171 Gemeente Eindhoven, Visie op kunst en cultuur: Eindhoven innovatieve cultuurstad, Eindhoven, 2004, 3. 172 Gemeente Rotterdam, In verbeelding van elkaar samen het toneel van stad zijn. Uitgangspunten voor het

Met 118.943 inwoners is gemeente Zwolle de 20e gemeente van Nederland. Deze stad in Overijssel is de kleinste van de onderzochte steden. In haar regio heeft Zwolle een belangrijke centrumfunctie en geografisch gezien is Zwolle zowel per openbaar vervoer als per eigen vervoer goed te bereiken vanuit het hele land. De woonaantrekkelijkheid van Zwolle is 8 en daarmee de hoogste van de onderzochte gemeenten. Het aantal hoogopgeleiden ligt op 38% en Zwolle vormt daarmee de 9e gemeente van Nederland, waarbij opvallend is dat de gemeente vanaf 2006 het landelijk gemiddelde oversteeg, terwijl er geen universitaire voorzieningen in de stad gevestigd zijn. Het Human Capital ligt op 23%. Het aantal theatervoorstellingen ligt op 4,1 per 1000 inwoners en Zwolle is daarmee de 6e gemeente van het land. In de gemeente Zwolle vinden er 44

evenementen plaats per 100.000 inwoners en daarmee staat de gemeente op de eerste plek van Nederland.

Onderstaande tabel somt alle zojuist omschreven gegevens op, om zo een beeld te krijgen van de gemeentelijke situatie in de verschillende gemeenten die voor dit onderzoek zijn gebruikt en de verschillen duidelijk aan te geven.

Tabel 17: Gemeentelijke situatie op basis van Atlas voor gemeenten 2010 4.2.2 Conclusie

Zwolle is van de vier onderzochte gemeenten de meeste aantrekkelijke stad om te wonen volgens de Atlas voor gemeenten, wat onder andere met het cultureel aanbod te maken heeft. De afwezigheid van een universiteit wordt hiermee dus gecompenseerd. Het aantal hoogopgeleiden en het Human Capital zijn dus niet direct te koppelen aan de culturele voorzieningen in de steden, wat Richard Florida wel impliceert (zie paragraaf 2.6): in Zwolle zijn er bijvoorbeeld minder hoogopgeleiden en Human Capital dan in Groningen, terwijl er meer theatervoorstellingen en culturele evenementen per aantal inwoners plaatsvinden. Voor het verdere verloop van dit onderzoek is de meest opvallende

conclusie uit bovenstaande omschrijving, dat het aantal culturele evenementen in Zwolle het meest is per 100.000 inwoners, terwijl Rotterdam de festivalstad van Nederland is (zie verderop in paragraaf 4.5). Rotterdam staat met 24 evenementen per 100.000 inwoners op plek 13 van de G50, wat impliceert dat het aantal evenementen niet direct te koppelen is aan het imago van de stad als festivalstad.

In vergelijking met de rest van de G50 scoren alle vier de gemeenten bovengemiddeld op bijna alle beschreven indicatoren (zie tabel 17). De analyse van het gemeentelijk

festivalbeleid in dit hoofdstuk is dus niet representatief voor de rest van Nederland; de steden zijn gekozen omdat zij verschillende posities in de ontwikkeling van cultuur- en festivalbeleid vertegenwoordigen, zoals in de inleiding van dit hoofdstuk is genoemd. In de volgende paragrafen wordt uitgebreid ingegaan op het cultuur- en festivalbeleid van de verschillende steden, waarbij de artistieke, culturele, sociale en economische waarden per stad onder de loep zullen worden genomen.

Atlas voor

gemeenten G50 Eindhoven Groningen Rotterdam Zwolle

Woonaantrekkelijkheid nvt 18 10 12 8 Hoogopgeleiden 35% 40% 45% 28% 38% Human Capital 18% 25% 30% 21% 23% Theatervoorstellingen 3,5 2,5 3,6 3,1 4,1 Culturele evenementen 20 30 20 24 44

4.3 Eindhoven

Cultuur is geen apart thema in het gemeentelijk beleid van Eindhoven, maar valt onder thema‟s als „meedoen‟, „burgerparticipatie‟ en „design en licht‟173. 95% van het

cultuurbudget lag in 2008 nog structureel vast in de gemeentelijke begroting, er is in Eindhoven dus weinig (financiële) ruimte voor nieuwe initiatieven.174 De gezamenlijke omzet van het gesubsidieerde deel van het culturele domein in Eindhoven bedraagt ca. € 60.000.000,-, waarvan de gemeentelijke subsidie 38% bijdraagt.

In Eindhoven wordt niet gewerkt met een aparte cultuurnota, maar wordt er gewerkt met het ontwikkelmodel Cultuur Totaal. Het cultuurbeleid is verwoord in de Visie op kunst en cultuur: Eindhoven innovatieve cultuurstad175 en Cultuur Totaal van theorie naar

praktijk176. De visie van de gemeente op het cultuurbeleid is de volgende: Kunst en cultuur is een drijvende kracht in de stad en een motor voor de stedelijke ontwikkeling van een stad met een innovatieve, technologische en internationale uitstraling. De gemeente Eindhoven staat voor een kunst- en cultuuraanbod dat past bij de stad, waarbij ze inspeelt op maatschappelijke trends, demografische ontwikkelingen en het karakteristieken van Eindhoven.177 Eindhoven heeft een aanbod op het gebied van kunst en cultuur dat zich kenmerkt door een grote diversiteit en kwaliteit. Toch onderscheidt dit aanbod zich nauwelijks van het aanbod in steden van vergelijkbare omvang, aldus de cultuurvisie 2004.178 Om deze reden zijn er een aantal speerpunten geformuleerd, onder andere dat het beleid beter moet aansluiten bij de identiteit van de stad en dat het beter moet inspelen op een aantal externe ontwikkelingen, namelijk de marktwerking in de vrijetijdssector, de vergrijzing en de toename van de culturele diversiteit.179 De identiteit van Eindhoven, waar het cultuurbeleid op moet aansluiten, bestaat onder meer uit de tegenstelling stedelijk-landelijk die nog steeds merkbaar is in de gemeente en de ontwikkeling naar creatieve, innovatieve stad, die werd ingezet met de komst van Philips.180

Eén van de uitgangspunten van Cultuur Totaal is dat de intrinsieke waarde van kunst en cultuur moet worden versterkt:

Kunst en cultuur zijn een volwaardig domein in de stad. Kunst heeft een eigen, intrinsieke waarde en is van belang voor de identiteit van de stad. Kunst en cultuur moeten daarnaast de verbinding aangaan met de belangrijke thema‟s uit het sociale, economische en ruimtelijk domein.181

Deze uitspraak is opvallend omdat er tot op heden geen expliciete aandacht is geweest voor de intrinsieke waarde van kunst in het cultuurbeleid van Eindhoven, wel wordt gesteld dat het altijd een impliciet uitgangspunt was.182 Binnen het culturele aanbod moeten instellingen de vrijheid blijven behouden om activiteiten te ontplooien die vanuit zichzelf waardevol zijn en geen directe relatie hebben met het sociaal, ruimtelijk of economisch beleid. In het ontwikkelmodel dat in Eindhoven gehanteerd wordt met Cultuur Totaal, wordt echter wel gezocht naar verbindingen tussen kunst en cultuur met de sociale, economische en ruimtelijke domeinen. Thema‟s waarmee verbinding wordt gezocht zijn onder andere: maatschappelijke participatie en actief burgerschap op sociaal

173 Gemeente Eindhoven, Voorjaarsnota 2008-2011, Eindhoven, april 2007.

174 Gemeente Eindhoven, Cultuur Totaal van theorie naar praktijk, Eindhoven, 2008, 2.

175 Gemeente Eindhoven, Visie op kunst en cultuur: Eindhoven innovatieve cultuurstad, Eindhoven, juni 2004. 176 Gemeente Eindhoven, Cultuur Totaal van theorie naar praktijk, Eindhoven, 2008.

177 Gemeente Eindhoven, Visie op kunst en cultuur: Eindhoven innovatieve cultuurstad, Eindhoven, 2004, 1. 178 Ibid., 8.

179 Ibid., 3. 180 Ibid., 10.

181 Gemeente Eindhoven, Cultuur Totaal. Nieuw cultureel beleid Eindhoven, Eindhoven, 2008, 2. 182 Gemeente Eindhoven, Cultuur Totaal van theorie naar praktijk, Eindhoven, 2008, 3.

gebied, openbare ruimte en stadsontwikkeling op ruimtelijk gebied en werkgelegenheid en citymarketing op economisch gebied.183

Kunst en cultuur worden in Eindhoven ingezet als motor voor de stedelijke ontwikkeling: ze hebben de mogelijkheid om een sleutelrol te spelen in de verlevendiging van de stad en de verblijfswaarde te verhogen.184 Bovendien worden er culturele initiatieven opgezet waarbij minderheidsgroepen worden betrokken en de sociale cohesie wordt bevorderd. In Eindhoven staan kunst en cultuur dus in dienst van gemeentelijke waarden op het gebied van sociale waarden. Bovendien dragen kunst en cultuur bij aan het economisch domein door een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven te stimuleren en door

betrokkenheid van culturele instellingen bij de citymarketing van de stad.185 Alle bovengenoemde uitspraken omtrent het cultuurbeleid van Eindhoven kunnen bekritiseerd worden doordat ze niet goed onderbouwd zijn met bijvoorbeeld onderzoek: het is meer promotie voor de stad dan een (onderbouwde) verantwoording van het beleid.

4.3.1 Festivals in Eindhoven

Cultuur valt in Eindhoven onder de portefeuille van wethouder Mary-Ann Schreurs van D66. Festivals vallen daarentegen onder de portefeuille van Joost Helms, VVD wethouder van Mobiliteit, Milieu, Sport en Evenementen. Evenementen worden met deze opsplitsing meer gezien als „toerisme‟ dan als „cultuur‟.186 In de algemene cultuurbeleidsdocumenten van Eindhoven staat dan ook vrijwel niets over het festivalbeleid van de stad. Er wordt gesproken over een festivalbeleid, maar het enige dat over festivals in de stad wordt genoemd, heeft te maken met de afstemming op de vrije markt:

Door de groei van de populaire cultuur in het commerciële marktsegment wordt het terrein van de gesubsidieerde cultuursector betreden. Met andere woorden: beide terreinen overlappen elkaar steeds meer. Musicalproducties en grootschalige festivals zijn hier een voorbeeld van. In Eindhoven wordt het cultuurbeleid om deze reden beter afgestemd op de marktwerking in de vrije tijdssector.187 Enige jaren geleden kreeg Eindhoven landelijke bekendheid als „saaiste stad van Nederland‟. Deze reputatie is aangevochten door het inzetten van grootschalige

evenementen in de stad, en met succes, want in 2007 werd Eindhoven door de Nationale Evenementenprijzen uitgeroepen tot „3de Evenementenstad van Nederland‟:

Het is voor Eindhoven daarom van groot belang jaarlijks een aanzienlijk aantal evenementen te organiseren voor en door de inwoners van de stad. Zo blijft de stad aantrekkelijk en dynamisch voor bewoners en omwonenden in de regio.188 Opvallend is het des te meer dat er geen tevredenheid bestaat over het huidige

festivalbeleid van de stad. In 2009 is er een debat gevoerd over het festivalbeleid in Eindhoven, waarbij de gemeente in gesprek ging met festivalorganisatoren en andere belanghebbenden.189 De aanleiding voor de bijeenkomst was de willekeurigheid waarmee het beleid rond festivals in Eindhoven wordt gevoerd: bij het publiek populaire festivals zoals het Reggea Sundance Festival vallen (door stopzetting van de gemeentelijke subsidie) om terwijl andere (soortgelijke) festivals met open armen worden

183 Gemeente Eindhoven, Cultuur Totaal van theorie naar praktijk, Eindhoven, 2008, 9.

184 Gemeente Eindhoven, Visie op kunst en cultuur: Eindhoven innovatieve cultuurstad, Eindhoven, 2004, 6. 185 Gemeente Eindhoven, Cultuur Totaal. Nieuw cultureel beleid Eindhoven, Eindhoven, 2008, 5.

186 Gemeente Eindhoven, „Burgemeester en wethouders 2010-2014‟,

< http://www.eindhoven.nl/gemeente/college-van-BW/Burgemeester-en-wethouders-2010-2014.htm >, geraadpleegd op 06-08-2010.

187 Gemeente Eindhoven, Visie op kunst en cultuur: Eindhoven innovatieve cultuurstad, Eindhoven, 2004, 12. 188 Gemeente Eindhoven, Beleidsnotitie Evenementenbeleid, Eindhoven, juni 2009, 4.

ontvangen.190 Het doel van de bijeenkomst was om boven water te krijgen waar de knelpunten precies liggen; wat er goed gaat en hoe het festivalbeleid in Eindhoven verbeterd kan worden. Conclusie van de bijeenkomst was dat festivals in Eindhoven