• No results found

Besluit in geschil G.35.02 inzake KPN Telecom vs Vodafone

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Besluit in geschil G.35.02 inzake KPN Telecom vs Vodafone"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Besluit in geschil G.35.02 inzake KPN Telecom vs Vodafone OPTA/IBT/2002/202608

Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van artikel 6.3 van de Telecommunicatiewet in het geschil tussen:

de besloten vennootschap KPN Telecom B.V. (hierna: KPN Telecom), gevestigd te Den Haag, verzoekster

gemachtigde: mr. P.V. Eijsvoogel, advocaat te Amsterdam,

en

de naamloze vennootschap Vodafone Libertel N.V. (hierna: Vodafone), gevestigd te Maastricht, verweerster

gemachtigde: mr. J. Tillema,

advocaat te Amsterdam.

1 INLEIDING

Onderwerp van het geschil

1. KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Vodafone zullen gelden ter zake van de tarieven, die Vodafone aan KPN Telecom vraagt voor het termineren van telefoonverkeer op haar mobiele netwerk (hierna: MTA1-tarieven), ongeacht of dit verkeer origineert in het telefoonnetwerk van KPN Telecom, of ontspringt in een derde netwerk dat met het telefoonnetwerk van KPN Telecom is gekoppeld en via de KPN Telecom Telecom PSTN Permium Transit Connect Service het netwerk van Vodafone bereikt.

Opzet van het besluit

2. Het besluit en zijn totstandkoming wijken, zoals hieronder wordt uiteengezet en gemotiveerd, af van de gebruikelijke procedure bij het college. Door het grote aantal overeenkomstige geschillen dat bij het college aanhangig is gemaakt, heeft het college ervoor gekozen om uit proceseconomisch oogpunt een vereenvoudigde procedure als bedoeld in artikel 10 van de Procedureregeling toe te passen. Veel van de zienswijzen die partijen hebben ingebracht komen ook overeen. De overwegingen met betrekking tot deze overeenkomstige zienswijzen van partijen zijn in een bijlage bij het onderhavige besluit opgenomen. In deze bijlage is ook het juridisch kader opgenomen, opdat deze bijlage zoveel mogelijk een zelfstandig leesbaar karakter krijgt. In het lichaam van het besluit zijn vervolgens de feiten en de standpunten van partijen voor zover deze specifiek zijn voor het geschil en de overwegingen terzake opgenomen. Het college beoogt op deze zoveel mogelijk uniforme wijze de toegankelijkheid van zijn besluitvorming inzake de MTA-tarieven te vergroten.

(2)

2 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

3. Voor het verloop van de procedure verwijst het college naar de stukken die in bijlage 1 van dit besluit zijn opgesomd.

3 FEITELIJKE GRONDSLAG VAN HET GESCHIL

4. KPN Telecom en Vodafone zijn aanbieders van vaste respectievelijk mobiele openbare

telefoonnetwerken en –diensten in de zin van artikel 1.1, onderdelen k en l, respectievelijk m en n, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw). De netwerken van KPN Telecom en Vodafone zijn direct gekoppeld. Het verkeer tussen KPN Telecom en Vodafone wordt over en weer direct afgeleverd. Hierover bestaat tussen KPN Telecom en Vodafone een schriftelijke overeenkomst van 28 november 2000.

5. KPN Telecom biedt op basis van deze overeenkomst aan Vodafone zowel verkeer dat afkomstig is van haar eigen vaste netwerk als verkeer dat origineert op netwerken van derde aanbieders aan. In het laatste geval acteert KPN Telecom als transitoperator voor derde aanbieders. Daartoe heeft KPN Telecom met deze derde aanbieders een zogenaamde PSTN Premium Transit Connect Service overeenkomst gesloten. Overigens hebben ook KPN Telecom en Vodafone een dergelijke

overeenkomst gesloten voor verkeer dat afkomstig is van het netwerk van Vodafone en dat indirect via het netwerk van KPN Telecom termineert op netwerken van derde aanbieders.

6. Een en ander leidt ertoe dat KPN Telecom voor het verkeer dat op haar netwerk of dat van derde aanbieders ontspringt en dat is bedoeld voor een eindgebruiker op het netwerk van Vodafone aan Vodafone een vergoeding betaalt voor het afleveren van dit verkeer. Voor verkeer dat afkomstig is van derde netwerken worden de derde aanbieders vervolgens belast door KPN Telecom met een premium transittarief dat bestaat uit een vergoeding voor de transitdienst die KPN Telecom levert en het MTA-tarief van de derde-aanbieder onderscheidenlijk Vodafone, vermeerderd met een vergoeding voor het transitgebruik van het netwerk van KPN Telecom. Omgekeerd geschiedt hetzelfde. Aldus betalen derde aanbieders en Vodafone elkaar -op indirecte wijze- voor het afleveren van verkeer via het netwerk van KPN Telecom. Ofschoon de MTA-tarieven van derde aanbieders en Vodafone een niet als zodanig te onderscheiden onderdeel uitmaken van de transittarieven die zij aan KPN Telecom betalen, zijn zij op de hoogte van elkaars MTA-tarieven.

7. Vodafone levert KPN telecom op basis van de gesloten standaardovereenkomst inzake interconnectie GSM Voice van 28 november 2000 de terminating dienstverlening Libertel PLMN Terminating Access Service (hierna: de dienst call termination). Op basis van verkeersvolumes over de periode vierde kwartaal 2000-derde kwartaal 2001 stelt het college vast dat het gemiddelde van de door Vodafone gehanteerde MTA-tarieven [bedrijfsvertrouwelijk xxxxx] eurocenten bedraagt2. Bij brief van 4 april 2002, kenmerk: 2002-01261-KTW, laat KPN Telecom Vodafone weten dat zij het MTA-tarieven van Vodafone onredelijk acht en verzoekt zij Vodafone om haar MTA-tarieven uiterlijk per 1 mei 2002 te verlagen tot het in de beleidsregels van het college inzake de regulering van mobiele terminating tarieven van 28 maart 2002 maximaal redelijk geachte call termination tarief.

8. Bij brief van 12 april 2002, kenmerk MvdL_020023, geeft Vodafone aan dat zij gezien de lopende procedures voor het college inzake KPN Mobile-Vodafone (G.05.02) en KPN Mobile-O2 (G.16.01) niet

(3)

over het verzoek van KPN Telecom kan beslissen. KPN Telecom laat bij brief van 19 april 20002, kenmerk 2002-01311-KTW, weten er behoudens tegenbericht van uit te gaan dat Vodafone niet bereid is om door middel van onderhandeling overeenstemming te bereiken over het verzoek van KPN Telecom en dat voorts de kans op overeenstemming over het tarief op basis van

onderhandelingen gering is gezien het door Vodafone ingenomen standpunt. Bij brief van 22 april 2002 geeft Vodafone aan wel bereid te zijn tot onderhandeling, terwijl zij bij brief van 23 april 2002, MvdL_020092, voorts bevestigt dat sprake is van een geschil als bedoeld in artikel 21.7 van de interconnectie-overeenkomst.

9. Bij schrijven van 3 juli 2002, kenmerk AMCP:12195.1, heeft KPN Telecom het college verzocht op grond van artikel 6.3, eerste en tweede lid, van de Tw de regels vast te stellen die tussen haar en Vodafone zullen gelden ter zake van de MTA-tarieven van Vodafone.

4 HET STANDPUNT VAN PARTIJEN

4.1 Het standpunt van KPN Telecom

10. Voor de standpunten van KPN Telecom verwijst het college naar de door KPN Telecom ingebrachte stukken. Het standpunt van KPN Telecom laat zich als volgt samenvatten:

11. KPN Telecom is van mening dat de MTA-tarieven van Vodafone in strijd zijn met de redelijkheidsnorm, die besloten ligt in de interconnectieverplichting, zoals neergelegd in artikel 6.1 van de Tw.

Voortschrijdend inzicht in de aard van call termination dienstverlening, de oorzaken onderliggend aan de hoogte van de huidige MTA- tarieven die mobiele aanbieders hanteren en de negatieve effecten die uitgaan van de hoogte van die huidige MTA-tarieven hebben tot gevolg dat van KPN Telecom in redelijkheid niet kan worden verwacht dat zij nog langer akkoord gaat met de te hoge MTA-tarieven van Vodafone. Voor een nader onderbouwing verwijst ze naar de Beleidsregels van het college.

12. KPN Telecom heeft belang bij de verlaging van de MTA-tarieven van Vodafone omdat zij in toenemende mate hinder ondervindt van het verschil tussen de tarieven voor het bellen van vast naar mobiel en het bellen van mobiel naar een vaste aansluiting. Voorts heeft KPN Telecom belang bij een verlaging van de MTA-tarieven omdat de derde aanbieders voor wie zij verkeer aflevert bij Vodafone aanspraken maken op deze verlaging en KPN Telecom in staat moet zijn deze verlagingen ook te bieden omdat de transitdienstverlening minder aantrekkelijk wordt.

13. Er is sprake van een geschil tussen bij interconnectie betrokken aanbieders als bedoeld in artikel 6.1 van de Tw, nu KPN Telecom enerzijds Vodafone heeft verzocht om haar MTA-tarieven te verlagen en daarvoor op korte termijn overeenstemming te verkrijgen, terwijl anderzijds Vodafone niet de bereidheid heeft getoond om haar MTA-tarieven te verlagen.

14. De redelijkheidsnorm dient zodanig ingevuld te worden dat het aan Vodafone niet toegestaan is om hogere MTA-tarieven in rekening te brengen dan aan andere partijen waarmee zij interconnecteert. Vanwege de omvang van de verkeersvolumes is KPN Telecom immers een ‘most favoured customer’.

(4)

verzoekt KPN Telecom het college, voor het geval de verbintenissen tussen KPN Telecom en Vodafone nietig mochten zijn of anderszins geen overeenkomst mocht bestaan, het te nemen besluit tevens te baseren op het eerste lid van artikel 6.3 van de Tw.

16. KPN Telecom verzoekt het college vast te stellen dat de huidige MTA-tarieven die Vodafone haar in rekening brengt te hoog zijn en te bepalen dat Vodafone met inachtneming van de Beleidsregels een gemiddeld tarief per minuut dient te hanteren van vanaf 1 mei 2002 15,48 eurocent en vanaf 1 december 2002 12,57 eurocent, danwel op door het college te bepalen data die voor alle aanbieders gelijk liggen, dan wel enig ander besluit te nemen waarmee aan de hiervoor geformuleerde belangen van KPN Telecom tegemoet wordt gekomen.

4.2 Het standpunt van Vodafone

17. Voor de standpunten van Vodafone verwijst het college naar de door haar ingebrachte stukken. Kort gezegd is Vodafone van mening dat het college niet bevoegd is en dat het college de redelijkheid op een verkeerde wijze uitlegt. Voorts meent Vodafone dat het college het instrument benchmark niet goed heeft gebruikt en dat de overgangsperiode te kort is. Ook loopt het college uit de pas met de andere lidstaten van de Europese Unie, zo claimt Vodafone. De argumenten van Vodafone voor zover die specifiek zijn voor dit geschil en om die reden niet in de bijlage geadresseerd worden, zijn de volgende:

18. Vodafone stelt dat KPN Telecom geen belang heeft bij aanpassing van het MTA-tarief van Vodafone welke betrekking heeft op de MTA-dienst ten behoeve van verkeer dat origineert op het netwerk van aanbieders waarmee KPN Telecom een overeenkomst inzake een transitdienst heeft gesloten. KPN Telecom kan immers het door Vodafone in rekening gebrachte tarief te allen tijde verdisconteren in het tarief dat zij aanbieders in rekening brengt voor verkeer dat origineert bij die aanbieders en termineert op het netwerk van Vodafone.

19. Het college is niet bevoegd om de aanvraag van KPN Telecom in behandeling te nemen. Vodafone stelt dat er steeds overeenstemming heeft bestaan tussen Vodafone en KPN Telecom over de voorwaarden (inclusief tarieven) waaronder KPN Telecom de MTA-dienst van Vodafone afneemt. Ook is er geen aanvraag in de zin van artikel 6.3, eerste lid, van de Tw, omdat het verzoek van KPN Telecom ziet op de reeds tussen partijen bestaande directe interconnectie. Er is derhalve geen verplichting voor Vodafone om met KPN Telecom in onderhandeling te treden over de bestaande situatie en dus kan er geen sprake zijn van een aanvraag in de zin van artikel 6.3, lid 1 van de Tw. Het college is derhalve niet bevoegd en dient het verzoek van KPN Telecom af te wijzen.

20. Naast bovenstaande bezwaren tegen de aanvraag heeft zij specifieke bezwaren tegen de wijze waarop het college in zijn beleidsregels invulling heeft gegeven aan de redelijkheid:

- bij beslechting van geschillen dient het college zich te beperken tot een marginale beoordeling van de redelijkheid, zoals hij die ook voor aanbieders van vaste telecommunicatiewerken en – diensten hanteert. Dit doet het college niet nu hij met de beleidsregels concrete tarieven vaststelt;

(5)

heeft na afweging van de voor- en nadelen van een eigen tariefverlaging ervoor gekozen haar MTA-tarief niet te verlagen.

- de door NMA in zijn rapport van 1 augustus 2002 gedefinieerde markt wordt door Vodafone betwist.

- de door het college voorgestelde overgangsperiode geeft feitelijk onvoldoende gelegenheid voor het aanpassen van de bedrijfsvoering. De voor Vodafone specifieke gevolgen van een aanpassing van de terminating tarieven in lijn met de beleidsregels van het college zijn volgens Vodafone bijzonder groot. De terminating inkomsten zouden dalen, terwijl er maar betrekkelijk weinig mogelijkheden zouden zijn voor compensatie. Het absorptievermogen van de markt voor prijsverhogingen van het eindgebruikerstarief is slechts beperkt. Vodafone heeft met zakelijke klanten vaste tarieven afgesloten, die niet per direct omgezet zouden kunnen worden. Een overgangsperiode kan pas ingaan nadat voor Vodafone een verplichting tot verlaging bestaat, hetgeen pas het geval is nadat het college een beslissing heeft genomen. Er kan daarom geen sprake zijn van terugwerkende kracht. De gehanteerde overgangsperiode is te kort in verhouding tot de omvang van de door het college voorgestane verlaging en voorts korter dan de in andere landen gehanteerde overgangstermijnen.

- het ingrijpen door het college heeft een averechts effect. De toetreding van MVNO’s tot de mobiele markt wordt bemoeilijkt. Buitenlandse aanbieders worden volgens de voorgestelde regulering gesubsidieerd. De regulering vermindert voorts de winst van Vodafone in hoge mate, het verlies aan inkomsten kan lastig worden gecompenseerd. Voorts levert de werking van de regulering met terugwerkende kracht grote onzekerheid op in de markt;

21. Op basis van deze punten, tezamen met de argumenten die worden behandeld in de bijlage, is Vodafone van mening dat het college niet bevoegd is om op het verzoek van KPN Telecom te besluiten dan wel dat KPN Telecom niet ontvankelijk dient te worden verklaard, althans dat het verzoek dient te worden afgewezen.

5 BEOORDELING VAN HET GESCHIL

22. KPN Telecom in haar verzoekschrift en Vodafone in haar zienswijze hebben vele argumenten ter overweging aan het college voorgelegd ten aanzien van de bevoegdheid van het college om regels te stellen ten aanzien van MTA-tarieven en de invulling die het college bij het stellen van deze regels geeft aan de redelijkheid. Deze argumenten komen in grote mate overeen met de argumenten die door hen en door andere mobiele aanbieders in andere procedures inzake MTA-tarieven zijn ingebracht. Om redenen van proceseconomie heeft het college - zoals gezegd - gekozen voor een afwijkende opzet van zijn besluit in het voorliggende geschil. Er is voor gekozen om de overwegingen en de motivering daarbij een drietrapssysteem te hanteren. Allereerst verwijst het college naar de Beleidsregels, zoals aangepast bij besluit van 2 juli 2002 en de daarbij behorende toelichting. Daarin staat de lijn zoals het college die voorstaat bij de geschilbeslechting inzake MTA-tarieven in

algemene overwegingen uiteen gezet. Vervolgens heeft het college een bijlage opgesteld, waarin het juridisch kader is opgenomen en alle argumenten worden geadresseerd die Vodafone en andere partijen in deze geschillen hebben aangevoerd, voor zover ze niet specifiek zijn voor dat bepaalde geschil. Bijlage II bij het onderhavige besluit bevat deze overwegingen, die hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd. Tenslotte is er nog een aantal argumenten die specifiek in dit geschil hebben gespeeld. Deze argumenten worden hieronder in het lichaam van het besluit

(6)

23. Ten behoeve van de inzichtelijkheid van het besluit, geeft het college hierbij een korte aanduiding van de onderwerpen die in bijlage II zijn opgenomen.

Allereerst wordt de bevoegdheid van het college behandeld. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:

- de bevoegdheid in geschillen over indirecte interconnectie (randnummers 22-27);

- de ontheffing van de directe interconnectieplicht (28-30);

- de grondslag van de aanvraag (31-33);

- de aanwezigheid van een geschil (34-36)

- de toepassing van de geschilbeslechtende bevoegdheid (37-39);

- de gekozen vereenvoudigde afhandeling (40-42);

- de noodzaak een voorlopig besluit te nemen (43);

- de mogelijkheid van gevoegde behandeling van zaken(44).

Vervolgens wordt aandacht besteed aan de overwegingen inzake de bepaling van een redelijk MTA tarief. In het bijzonder gaat het dan om:

- de analyse van de mobiele markt (46-48);

- Ramsey pricing (49-50);

- marginale toetsing (51-52);

- de publiekrechtelijke norm van redelijkheid (53-54);

- reciprociteit (55-56);

- beoordeling van MVNO’s (57);

- de benchmarkmethodiek (58-66);

- de overgangsperiode (67-68);

- de juistheid van de benchmark (69-82);

- spraakdiensten over 3G netwerken (83);

- terugwerkende kracht (84);

- proportionaliteit (85-87);

- de gevolgen van tariefverlaging (88-91);

- het beleid in Europese context (92-94).

24. In aanvulling op hetgeen reeds in de Beleidsregels en in bijlage II is overwogen, volgen hierbij een aantal overwegingen die specifiek zijn voor dit geschil. Deze overwegingen gaan in op argumenten van Vodafone die in hoofdstuk 4 van dit besluit specifiek zijn weergegeven.

Specifieke overwegingen ten aanzien de bevoegdheid van het college Aanvraag ex artikel 6.3, eerste of tweede lid, van de TW

25. In afwijking van het bepaalde in de bijlage II van dit besluit, randnummers 32 en verder, stelt het college op basis van in de procedure ingebrachte stukken vast dat tussen partijen ter zake van hun directe interconnectie verbintenissen bestaan als bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, van de Tw, zodat hij om deze reden bevoegd is ten aanzien van de voorliggende aanvraag op grond van het tweede lid van artikel 6.3 van de Tw de regels tussen partijen te stellen. Daaraan doet niet af dat, zoals

(7)

26. Naar het oordeel van het college staat voldoende vast dat sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, van de Tw en komt het college aan een beoordeling van zijn bevoegdheid in het geval de tussen partijen gesloten overeenkomst nietig zou zijn dan wel anderszins ongeldig zou zijn niet toe.

Belang bij aanvraag

27. Allereerst merkt het college op dat het belang van KPN Telecom bij de beoordeling van de MTA-tarieven, die Vodafone hanteert ten behoeve van verkeer dat origineert in het telefoonnetwerk van KPN Telecom een gegeven is.

28. Vodafone stelt dat KPN Telecom geen belang heeft bij de beoordeling van de MTA-tarieven van Vodafone voorzover deze betrekking hebben op verkeer dat origineert op andere netwerken dan dat van KPN Telecom. Dienaangaande merkt het college het volgende op.

29. Ten behoeve van haar transitdienstverlening koopt KPN Telecom de dienst call termination in bij Vodafone. De MTA-tarieven vormen voor KPN Telecom dan ook kosten bij de transitdienstverlening aan andere aanbieders. Het komt het college derhalve juist voor dat KPN Telecom, zoals zij stelt, een belang heeft bij de verlaging van deze kosten omdat de aan de transitdienstverlening verbonden kosten mede bepalend zijn voor de concurrentiepositie van de transitdienst.

30. Het college stelt daarnaast vast dat derde aanbieders, die voor het indirect interconnecteren met Vodafone gebruik maken van de PSTN Premium Transit Connect Service van KPN Telecom, KPN Telecom verzocht hebben om een verlaging van haar transittarief. Dit tarief bestaat uit het MTA-tarief van Vodafone, vermeerderd met een vergoeding voor het transporteren van het verkeer over het netwerk van KPN Telecom. Derde aanbieders maken in hun indirecte interconnectierelatie met Vodafone ook aanspraak op een MTA-tarief, dat niet hoger is dan het maximaal redelijk niveau, zoals vastgesteld in de Beleidsregels. Daartoe hebben zij eveneens het college verzocht om op grond van artikel 6.3, eerste lid van de Tw de regels te stellen. Derde aanbieders hebben KPN Telecom gevraagd of zullen KPN Telecom vragen om een transitvergoeding, die mede gebaseerd is op het lagere MTA-tarief. Het belang van KPN Telecom bij de aanvraag tot verlaging wordt hier dan ook mede door bepaald.

31. Gezien het voorgaande is het college van oordeel dat KPN Telecom voldoende belang heeft bij haar verzoek aan het college om de MTA-tarieven, die Vodafone in rekening brengt voor het termineren van verkeer, dat origineert op andere netwerken dan dat van KPN Telecom, conform de Beleidsregels te beoordelen op redelijkheid.

Specifieke overwegingen inzake de bepaling van een redelijk tarief De analyse van de mobiele markt

32. In aanvulling op hetgeen in randnummers 47 en verder van Bijlage II van dit besluit ter zake van de marktanalyse is gesteld, overweegt het college het volgende.

33. Het college is van oordeel dat het niet aan hem is om kanttekeningen van Vodafone op de

(8)

34. Voorts is het college van oordeel dat anders dan Vodafone stelt de nominale daling van de MTA-tarieven in de loop der jaren alleen niet wijst niet op het bestaan van concurrentie. Door de stormachtige groei van mobiele telefonie is sprake van een aanmerkelijke toename van de bezettingsgraad van de mobiele netwerken. Deze verhoogde bezettingsgraad heeft echter op het terminating tarief geen neerwaarts effect gehad, terwijl de daling van eindgebruikerstarieven, waarvan wel aannemelijk is dat deze onder een bepaalde mate van concurrentie tot stand komen, door toetreding van Ben, O2 en Dutchtone tot de mobiele markt aanzienlijk groter is geweest.

35. Het college heeft in zijn Beleidsregels aangegeven dat uit onderzoek naar voren komt dat een tariefwijziging geen aantoonbaar effect op de terminerende verkeerstromen op mobiele netwerken heeft 3. Dat Vodafone, zoals zij stelt ‘last zou hebben gehad’ van de tariefsverlaging van KPN Mobile van 15 juni 2000 wordt niet door de kwantitatieve analyse van het college gestaafd. Vodafone maakt deze stelling niet verder aannemelijk, terwijl voorts de door haar gestelde beslissing om de

tariefverlaging van KPN Mobile niet te volgen eens te meer het tegendeel onderstreept.

De invulling van de redelijkheid; marginale toetsing

36. In aanvulling op hetgeen is vermeld in randnummer 52 van bijlage II bij dit besluit stelt het college in het onderhavige geschil vast dat de MTA-tarieven, die Vodafone jegens KPN Telecom hanteert, onredelijk zijn, omdat het gemiddelde MTA-tarief gelegen is boven het maximaal redelijke niveau, zoals vastgesteld in de Beleidsregels.

De gevolgen van een tariefverlaging

37. In aanvulling op hetgeen is vermeld in randnummer 91 van Bijlage II bij dit besluit is het college van oordeel dat Vodafone niet aannemelijk maakt dat geen ruimte voor herbalancering bestaat door verhoging van eindgebruikerstarieven.

38. Vodafone wijst het college in haar zienswijze op nadelige effecten voor de mededinging. Volgens haar zou de toetreding van MVNO’s worden bemoeilijkt. Daarnaast zouden buitenlandse aanbieders gesponsord worden, omdat de MTA-tarieven van buitenlandse mobiele aanbieders niet aan dezelfde regulering zijn onderworpen zouden.

Het college constateert dat, omdat in het onderhavige geschil geen MVNO of een buitenlandse aanbieder betrokken is de opmerkingen van Vodafone voor de afdoening van het onderhavige geschil minder relevant zijn. Wel verwijst hij voor zijn overwegingen ten aanzien van de positie van MVNO’s naar alinea 34 van de Beleidsregels en de daarbij behorende toelichting.

6 CONCLUSIE

39. Het college komt op basis van de Beleidsregels, de overwegingen vervat in bijlage II en de

voorgaande overwegingen tot het oordeel dat hij in het onderhavige geschil bevoegd is ten aanzien van de MTA-tarieven van Vodafone regels te stellen. Voorts oordeelt het college dat het stellen van regels aangaande de MTA-tarieven van Vodafone gerechtvaardigd is. Het college komt immers op basis van de Beleidsregels tot de conclusie dat het gemiddelde MTA-tarief dat Vodafone in rekening brengt bij KPN Telecom onredelijk is, omdat dit MTA-tarief gelegen is boven het maximaal redelijke

(9)

niveau, zoals neergelegd in de Beleidsregels4. Het college stelt een maximaal redelijk gemiddeld MTA-tarief conform de Beleidsregels vast, nu Vodafone geen feiten of omstandigheden heeft

aangevoerd die aanleiding geven om af te wijken van de invulling, die het college in de Beleidsregels aan de redelijkheid bij het stellen van regels ten aanzien van MTA tarieven heeft gegeven.

40. In de onderstaande tabel is de bovengrens voor het gemiddelde MTA-tarief weergegeven dat Vodafone als gebruiker van zowel 900 MHz als 1800 MHz frequenties vanaf 1 december 2002, onderscheidenlijk 1 april 2003, in rekening mag brengen voor het termineren van verkeer dat afkomstig is van het mobiele netwerk van KPN Mobile. Deze tarieven zijn vastgesteld aan de hand van de in hoofdstuk vier van de Beleidsregels neergelegde beoordelingssystematiek.

gemiddeld MTA-tarief heden5 1 december 2002 1 april 2003

Vodafone Vertrouwelijk [xxxxx] 15,68 12,96

Bedragen in eurocenten per minuut

41. In de Beleidsregels is tevens opgenomen dat Vodafone gehouden is om aan te tonen dat het gemiddelde van de tarieven in haar MTA-tariefstructuur (bestaande uit de tarieven voor set-up en conveyance in de piek- en dalperioden) omgerekend naar een enkel tarief per minuut, niet hoger uitkomt dan de in de bovenstaande tabel opgenomen gemiddelde tarieven. Het college zal Vodafone op grond van artikel 18.7 van de Tw verzoeken om dit voor de door haar met ingang van 1 december 2002 te hanteren tariefstructuur op uiterlijk 1 november 2002 onderbouwd aan te tonen. Ten

aanzien van de wijze van onderbouwing zij verwezen naar de berekeningswijze, zoals in alinea 37 van de Beleidsregels is opgenomen.

42. Overigens wijst het college er met nadruk op dat het Vodafone niet is toegestaan om de verlaging van het gemiddelde MTA-tarief te compenseren door verhoging van bestaande dan wel invoering van nieuwe vergoedingen, die zij in het kader van de mobiele call termination dienstverlening vraagt6.

DICTUM

Het college besluit op grond van artikel 6.3 van de Tw als volgt:

(1) Vodafone is jegens KPN Telecom gehouden om met inachtneming van de Beleidsregels voor het termineren van telefoonverkeer dat origineert op het netwerk van KPN Telecom dan wel origineert op het netwerk van een derde aanbieder en via het netwerk van KPN Telecom aan Vodafone voor

afwikkeling wordt aangeboden met ingang van 1 december 2002 een gemiddeld MTA-tarief te hanteren dat niet hoger is dan 15,68 eurocenten per minuut;

(2) Vodafone is jegens KPN Telecom gehouden om met inachtneming van de Beleidsregels voor het termineren van telefoonverkeer dat origineert op het netwerk van KPN Telecom dan wel origineert op het netwerk van een derde aanbieder en via het netwerk van KPN Telecom aan Vodafone voor

afwikkeling wordt aangeboden met ingang van 1 april 2003 een gemiddeld MTA-tarief te hanteren dat niet hoger is dan 12,96 eurocenten per minuut;

4 Zie alinea 50 van de Beleidsregels, zoals aangepast bij besluit van 22 juli 2002

5 Het college heeft dit gemiddelde MTA-tarief vastgesteld op basis van verkeersvolumes in de periode vierde

kwartaal 2000-derde kwartaal 2001

(10)

(3) Het door KPN Telecom meer of anders verzochte wordt afgewezen.

Aldus besloten te Den Haag, op 10 september 2002,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,

mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You.

Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken, aanvangende met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.

Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Postbus 90240

2509 LK Den Haag

(11)

Bijlage I bij het besluit inzake het geschil G.35.02

Het college heeft bij zijn omschrijving van het geschil tussen partijen als verwoord in de brief, waarvan deze bijlage onderdeel uitmaakt, de navolgende stukken in overweging genomen:

1. Verzoekschrift van KPN Telecom d.d. 3 juli 2002

2. Brieven van Opta aan KPN Telecom d.d. 16 juli inzake ontvangstbevestiging en inbehandelingneming verzoekschrift

3. Brief van Opta aan Vodafone d.d. 16 juli 2002 inzake inbehandelingneming verzoekschrift 4. Brief van Opta aan Vodafone d.d. 24 juli 2002 inzake indiening zienswijze

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als het college zou besluiten dat Vodafone voor het termineren van verkeer dat origineert op het netwerk van KPN Mobile een lager MTA-tarief in rekening mag brengen dan het tarief

uitsluitend voor het geval het college met recht van mening zou zijn dat er verschil tussen de MTA- tarieven die Vodafone respectievelijk Ben hanteren gerechtvaardigd is en volgens

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Ben zullen gelden

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Tele2 zullen gelden

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Dutchtone zullen

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en O2 zullen gelden

KPN Mobile verzoekt het college vast te stellen dat de huidige MTA-tarieven die Vodafone haar (indirect) in rekening brengt te hoog zijn en te bepalen dat vanaf 1 april 2002 de

Uit het verzoek van Tele2 leidt het college af dat haar C(P)S diensten niet alleen mógelijk worden door bijzondere toegang voor gebruikers die beschikken over een aansluiting op