• No results found

Besluit inzake geschil MCI WorldCom – KPN Telecom

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Besluit inzake geschil MCI WorldCom – KPN Telecom"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Besluit inzake geschil MCI WorldCom – KPN Telecom

OPTA/IBT/2000/202749

Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van de artikelen 6.1, 6.3, derde lid, sub a, en 6.9 van de Telecommunicatiewet betreffende de vorderingen 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8 van:

de besloten vennootschap MCI WorldCom B.V., gevestigd te Amsterdam,

in haar geschil met,

de besloten vennootschap KPN Telecom B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, gemachtigde: Mr P.V. Eijsvoogel, advocaat te Amsterdam.

A. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1. Op 29 maart 2000 heeft MCI WorldCom B.V., hierna “WorldCom”, het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, hierna “het college”, bij brief verzocht een beslissing te nemen op grond van de artikelen 6.1, 6.3 en 6.9 van de Telecommunicatiewet, hierna “Tw”, in een geschil met KPN Telecom B.V., hierna “KPN”. WorldCom heeft dit verzoekschrift gelijktijdig ingediend bij de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, hierna “de NMa”. De NMa heeft hierover overleg gevoerd met het college, waarbij het tussen het college en de NMa afgesloten samenwerkingsprotocol als leidraad heeft gediend. De NMa heeft WorldCom vervolgens bij brief laten weten dat zij de

behandeling(stermijn) van het verzoekschrift van WorldCom heeft opgeschort, totdat het college terzake een beslissing zou hebben genomen.

Op 30 maart 2000 heeft het college WorldCom bij brief te kennen gegeven, onder verwijzing naar artikel 4:5, tweede lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht, dat hij het verzoekschrift vooralsnog niet in behandeling kon nemen, daar het in de Engelse taal gesteld was. Naar de mening van het college was het beschikbaar zijn van een Nederlandstalige versie noodzakelijk voor de beoordeling van het

verzoekschrift. Het college stelde WorldCom in de gelegenheid haar verzoek binnen twee weken met een Nederlandstalige versie van het verzoekschrift aan te vullen.

(2)

Op 6 april heeft WorldCom het college bij brief te kennen gegeven dat het integrale verzoekschrift aan KPN kon worden toegestuurd, met uitzondering van de bijlagen 7, 8 en 12, welke onderdelen naar de stelling van WorldCom bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten.

Op 7 april 2000 heeft het college WorldCom bericht dat het verzoekschrift in behandeling was genomen. Op 7 april 2000 heeft het college KPN op de hoogte gesteld van het verzoek van WorldCom, en KPN in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren.

Op 19 april 2000 ontving het college de reactie van KPN op het verzoekschrift van WorldCom, welk verweerschrift op 20 april 2000 naar WorldCom is doorgestuurd.

Op 20 april 2000 heeft WorldCom het college bij brief op de hoogte gesteld van de voortgang van gesprekken met KPN over een mogelijke oplossing van de geschillen die door WorldCom aanhangig waren gemaakt.

Op 27 april 2000 hebben partijen tijdens een hoorzitting hun standpunten nader toegelicht, waarbij KPN tevens een pleitnota heeft overgelegd. Tevens zijn beide partijen vertrouwelijk gehoord.

Op 11 mei 2000 heeft KPN het college bij brief een afschrift doen toekomen van een brief aan WorldCom d.d. 10 mei 2000, welke een aanbod bevatte voor een KPN Telecom PSTN 06760 Internet Connect Service. Daarnaast deed zij het college een afschrift toekomen van een brief aan WorldCom d.d. 10 mei 2000, in welke brief zij het verzoek van WorldCom om een FRIACO-dienst heeft afgewezen.

Op 25 mei 2000 heeft het college een voorlopig besluit genomen op grond van artikel 6.3, derde lid, sub b, van de Tw, en aan partijen toegezonden. Tevens heeft hij hen van bedrijfsvertrouwelijke informatie geschoonde versies doen toekomen van het verslag van de hoorzitting d.d. 27 april 2000

Bij brief van 8 juni 2000 heeft KPN het college het door haar aan WorldCom gedane aanbod voor een MIACO-dienst voorgelegd.

Op 29 juni 2000 heeft WorldCom het college bericht dat partijen op 21 juni 2000 een bespreking hebben gehad over het aanbod van KPN d.d. 8 juni 2000. WorldCom constateert dat het niet gelukt is binnen drie weken na het doen van een aanbod overeenstemming met KPN te bereiken. Bij gelijke brief verzoekt WorldCom het college ervoor zorg te dragen dat WorldCom de MIACO-dienst uiterlijk 1 oktober 2000 in gebruik kan nemen.

(3)

Op 25 juli 2000 heeft KPN per telefax het college de stand van zaken omtrent het aan WorldCom gedane aanbod met betrekking tot de MIACO-dienst gerapporteerd. Via deze brief is eveneens de door KPN reeds op 14 juli 2000 bij het college ingediende position paper “Internet en Netwerkintegriteit” in deze procedure ingebracht. KPN heeft op 14 juli 2000 ook WorldCom een (van bedrijfsvertrouwelijke informatie geschoonde) versie van deze position paper doen toekomen.

Op 26 juli 2000 meldt WorldCom het college dat KPN weigert uitvoering te geven aan het voorlopig besluit met betrekking tot het doen van een aanbod voor een FRIACO-dienst. Daar WorldCom en KPN geen overeenstemming hebben kunnen bereiken verzoekt WorldCom het college regels met betrekking tot de FRIACO-dienst vast te stellen. Als bijlage bij dit rapport is een vertrouwelijke rapportage met betrekking tot de FRIACO-dienstverlening opgenomen.

Op 15 augustus 2000 heeft WorldCom het college een van bedrijfsvertrouwelijke informatie geschoonde versie van de bovengenoemde rapportage doen toekomen, welke vervolgens door het college aan KPN is toegestuurd.

Op 23 augustus 2000 is door KPN aan het college een vertrouwelijke versie gezonden van het aanvullend verweerschrift met bijbehorende producties.

Op 25 augustus heeft KPN het college een openbare versie gestuurd van het aanvullend verweerschrift met bijbehorende producties.

Op 4 september 2000 hebben partijen tijdens een hoorzitting hun standpunten nader toegelicht. Op 11 september 2000 heeft WorldCom naar aanleiding van de hoorzitting het college aanvullende informatie verschaft.

Op 11 september 2000 heeft KPN middels een fax de vragen die tijdens de hoorzitting op 4 september zijn gesteld beantwoord.

B. DE FEITELIJKE GRONDSLAG VAN HET GESCHIL

2. Aan het geschil liggen de volgende feiten ten grondslag.

- WorldCom is een aanbieder van openbare telecommunicatienetwerken en openbare

(4)

- KPN Telecom B.V. is een aanbieder van openbare telecommunicatienetwerken en openbare

telecommunicatiediensten in Nederland in de zin van artikel 6.1 van de Tw en is op grond van artikel 20.1 van de Tw aangemerkt als een partij die beschikt over aanmerkelijke macht als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, van de Tw.

Bij de verdere bespreking van de feitelijke grondslagen van het geschil, zal een onderscheid worden aangebracht tussen de twee onderdelen waaruit het verzoekschrift van WorldCom is opgebouwd. Het eerste deel heeft specifiek betrekking op de levering van een tweetal bijzondere toegangsdiensten. Het tweede deel heeft betrekking op de redelijkheid van de door WorldCom gehanteerde terminating-tarieven en op de gevolgen die KPN hieraan verbindt voor haar eindgebruikersterminating-tarieven, kortweg op “tariefdifferentiatie”.

Het onderhavige besluit zal, voor wat betreft de levering van bijzondere toegangsdiensten, enkel en alleen betrekking hebben op de vorderingen van WorldCom met betrekking tot de zogenaamde MIACO-dienstverlening. Derhalve zal in dit besluit noch bij de weergave van de standpunten van WorldCom, noch bij de weergave van de standpunten van KPN, noch bij de weergave van de standpunten van het college, noch in het dictum van het onderhavige besluit, ingegaan worden op de vordering van WorldCom met betrekking tot de zogenaamde FRIACO-dienstverlening. Het voorlopig besluit blijft voor wat betreft die vordering gelding houden.

Deel 1: De levering van bijzondere toegangsdiensten

- Bij brief van 29 april 1999 liet WorldCom aan KPN weten dat zij uit de media vernomen had dat KPN voornemens was 067 te gaan gebruiken als een prefix voor internetinbelverkeer. WorldCom stelde daarbij dat zij meende dat een dergelijke dienst ook beschikbaar zou moeten komen voor WorldCom tegen gereguleerde voorwaarden op grond van bijzondere toegang. Zij stelde dat zij van KPN verwachtte: “to provide the 06-7 product to MCI WorldCom at conditions similar to the carrier select service (local/regional/national collection fee dependent on the level of interconnection) combined with the 0900 billing functionality (Internet user will pay X (rate per minute chosen by WorldCom) to KPN; KPN will keep y% of X to cover its own billing cost and will pay WorldCom-WorldCom (1-y)*X).”

- Bij brief van 19 september 1999 liet WorldCom aan KPN weten dat zij op 29 april 1999 gevraagd had om een aanbod voor een internetinbeldienst op basis van de 067-prefix, maar dat zij, behalve een aantal zeer algemene presentaties binnen het Forum Interconnectie en Speciale Toegang, hierna “FIST”, nog geen reactie van KPN had mogen ontvangen. In deze brief stelde WorldCom binnen twee weken een reactie te verwachten.

(5)

discussie binnen het FIST pas voort te zetten, nadat KPN een voorstel voor die tarieven had gedaan. Dit voorstel zou binnen een paar weken bekend worden gemaakt. KPN stelde daarbij dat het in de praktijk onmogelijk was om nieuwe diensten te ontwikkelen op basis van bilaterale afspraken, en dat daarom de inbreng van alle geïnteresseerde partijen in het FIST een voorwaarde zou zijn om ook deze dienst met succes te kunnen introduceren.

- Bij brief van 13 oktober 1999 reageerde WorldCom op de brief van KPN van 5 oktober 1999, en herhaalde zij haar verzoek van 29 april 1999 en van 19 september 1999. In deze brief stelde WorldCom tevens dat KPN gehouden was om met individuele marktpartijen, buiten het FIST om, te onderhandelen indien er een verzoek om toegang voorligt. Bovendien heeft WorldCom gesteld dat OPTA reeds meerdere malen heeft bepaald dat KPN binnen uiterlijk drie maanden diende te reageren op een redelijk verzoek van marktpartijen om bijzondere toegang.

- Bij brief van 27 december 1999 diende WorldCom bij KPN een aanvullend verzoek in om een ‘Flat Rate Internet Access Call Origination’-dienst, hierna “FRIACO-dienst”.

- Bij brief van 16 februari 2000 verzocht WorldCom aan KPN om uiterlijk op 3 maart 2000 aan te geven of KPN bereid was om de door WorldCom gevraagde bijzondere toegangsdiensten aan te bieden, een uitgewerkt eerste concept-voorstel voor de gevraagde toegangsdiensten te leveren, en aan te geven wanneer WorldCom een concreet aanbod voor de gevraagde diensten zou kunnen verwachten. Daarbij gaf WorldCom aan dat zij, bij het uitblijven van een adequate reactie, zou overwegen een geschil aanhangig te maken bij OPTA.

- Bij brief van 6 maart 2000 heeft KPN aan WorldCom laten weten dat zij voornemens was in het door haar voorgestane “collecting model”, 06760-nummerhouders te laten kiezen uit een aantal vooraf gedefiniëerde ‘06760-afdrachten’, waaraan één op één eindgebruikerstarieven zouden worden gekoppeld. KPN stelde op korte termijn concrete tariefvoorstellen te zullen doen. Zij merkte daarbij op dat de dienstcode 06760 niet verplicht wordt gesteld voor internetinbelverkeer, en dat partijen, door het gebruiken van de dienstcodes 0800/090x of 16xy, voor internetinbelverkeer gebruik zouden kunnen maken van een originating model.

- Bij brief van 8 maart 2000 liet WorldCom aan KPN weten dat zij er van uitging dat KPN niet bereid was gehoor te geven aan de redelijke verzoeken van WorldCom voor 06760-internetinbeldiensten op basis van een originating model.

- Bij brief van 15 maart 2000 heeft KPN aan WorldCom informatie verstrekt over de introductie van ‘06760’ op het vaste net van KPN, en met name over de door KPN voorgenomen

eindgebruikerstarieven voor verkeer van aansluitingen op de vaste openbare telefoondienst van KPN naar nummers uit de 06760-nummerreeks, en over de tarieven voor de wholesale dienstverlening. - Bij brief van 14 april 2000 heeft KPN aan WorldCom schriftelijk een aantal punten bevestigd, welke

op die dag ’s ochtends tussen partijen besproken waren. KPN stelde in deze brief onder meer vast toegezegd te hebben dat zij WorldCom uiterlijk op 10 mei 2000 een aanbod zou doen voor een ‘metered’ 06760-dienst op basis van originating access. Verder zegde KPN toe dat deze dienst niet later ter beschikking zal komen dan aan het einde van de door KPN voorgestelde overgangsperiode van 1 mei 2000 tot 1 oktober 2000. Ook zegde KPN toe uiterlijk op 1 juni 2000 kenbaar te maken of zij voornemens is een FRIACO-dienst te ontwikkelen.

(6)

- Bij brief van 18 april 2000 vulde KPN, na telefonisch overleg met WorldCom, een aantal van de door haar in haar brief van 14 april 2000 ingenomen standpunten aan.

- Bij brief van 10 mei 2000 deed KPN aan WorldCom een aanbod voor een KPN Telecom PSTN 06760 Internet Connect Service.

- Bij brief van 10 mei 2000 liet KPN aan WorldCom weten haar verzoek om een FRIACO-dienst af te wijzen.

- Op 25 mei 2000 heeft het college een voorlopig besluit genomen, en aan partijen toegezonden. Tevens heeft hij hen van bedrijfsvertrouwelijke informatie geschoonde versies doen toekomen van het verslag van de hoorzitting d.d. 27 april 2000

- Bij brief van 8 juni 2000 heeft KPN het college het door haar aan WorldCom gedane aanbod voor een MIACO-dienst voorgelegd.

- Op 29 juni 2000 heeft WorldCom het college bericht dat partijen op 21 juni 2000 een bespreking hebben gehad over het aanbod van KPN d.d. 8 juni 2000. WorldCom constateert dat het niet gelukt is binnen drie weken na het doen van een aanbod overeenstemming met KPN te bereiken. Bij gelijke brief verzoekt WorldCom het college ervoor zorg te dragen dat WorldCom de MIACO-dienst uiterlijk 1 oktober 2000 in gebruik kan nemen.

- Op 25 juli 2000 heeft KPN per telefax het college de stand van zaken omtrent het aan WorldCom gedane aanbod met betrekking tot de MIACO-dienst gerapporteerd.

- Op 26 juli 2000 meldt WorldCom het college dat KPN weigert uitvoering te geven aan het voorlopig besluit met betrekking tot het doen van een aanbod voor een FRIACO-dienst. Daar WorldCom en KPN geen overeenstemming hebben kunnen bereiken verzoekt WorldCom het college regels met

betrekking tot de FRIACO-dienst vast te stellen. Als bijlage bij dit rapport is een vertrouwelijke rapportage met betrekking tot de FRIACO-dienstverlening opgenomen.

- Op 15 augustus 2000 heeft WorldCom het college een van bedrijfsvertrouwelijke informatie geschoonde versie van de bovengenoemde rapportage doen toekomen, welke vervolgens door het college aan KPN is toegestuurd.

- Bij brief van 23 augustus 2000 is door KPN aan het college een vertrouwelijke versie gezonden van het aanvullend verweerschrift met bijbehorende producties.

- Bij brief van 25 augustus 2000 heeft KPN het college de openbare versie gestuurd van het aanvullend verweerschrift met bijbehorende producties.

Deel 2: Tariefdifferentiatie

- Bij brief van 19 oktober 1999 gaf WorldCom aan KPN een overzicht van haar standpunten met betrekking tot de tarieven van WorldCom voor het termineren van verkeer.

- Bij brief van 1 november 1999 stelde WorldCom KPN op de hoogte van het feit dat zij KPN een te hoog bedrag in rekening heeft gebracht, en stelde zij voor het teveel betaalde te restitueren. - Bij brief van 23 november 1999 verzocht KPN aan WorldCom om terugbetaling van een gedeelte van

(7)

- Bij brief van 9 december 1999 gaf WorldCom aan KPN een aantal scenario’s voor de berekening van eindgebruikerstarieven voor het bellen van het vaste net van KPN naar geografische nummers die eindigen op het netwerk van WorldCom.

- Bij brief van 21 december 1999 stelde WorldCom KPN op de hoogte van het feit dat zij nieuwe tarieven zou berekenen voor het termineren van verkeer op het netwerk van WorldCom. - Bij brief van 13 januari 2000 stelde KPN WorldCom op de hoogte van de procedure voor de

totstandkoming van nieuwe eindgebruikerstarieven.

- Bij brief van 20 januari 2000 reageerde WorldCom op de brief van KPN d.d. 13 januari 2000 aan het college.

- Bij brief van 28 januari 2000 stelde KPN aan WorldCom voor de eindgebruikerstarieven voor een gesprek van een KPN eindgebruiker naar een klant van WorldCom met een geografisch nummer vooralsnog gelijk te laten zijn aan de tarieven voor een gesprek van een KPN eindgebruiker naar een andere klant van KPN met een geografisch nummer, in afwachting van de uitkomst van de

onderhandelingen over de terminating-tarieven. Daarnaast stelde KPN voor dat WorldCom, indien de onderhandelingen op 20 februari 2000 niet tot overeenstemming zouden hebben geleid, alsnog aan KPN het telco-terminating tarief in rekening zou brengen dat paste bij het eindgebruikerstarief dat KPN aan haar klanten in rekening bracht voor gesprekken naar andere eindgebruikers van KPN. - Bij brief van 1 februari 2000 reageerde WorldCom op de brief van KPN d.d. 28 januari 2000. - Bij brief van 10 februari 2000 stelde KPN WorldCom op de hoogte van het feit dat zij de

reactietermijn voor de ontvangst van de PSTN Telco Terminating Access Service-tarieven verlengde tot 18 februari 2000.

- Bij (incorrect gedateerde) brief van 20 januari 2000 reageerde WorldCom op de brief van KPN d.d. 10 februari 2000.

- Bij brief van 22 februari 2000 deed KPN WorldCom een afschrift toekomen van een brief van KPN d.d. 18 februari 2000.

- Bij brief van 6 maart 2000 reageerde KPN op de brieven van WorldCom d.d. 20 januari 2000 en 1 februari 2000.

- Bij brief van 8 maart 2000 reageerde WorldCom op de brief van KPN d.d. 6 maart 2000.

- Bij brief van 14 april 2000 heeft KPN aan WorldCom schriftelijk een aantal punten bevestigd, welke op die dag ’s ochtends tussen partijen besproken waren.

- Bij brief van 17 april 2000 reageerde WorldCom op de brief van KPN d.d. 14 april 2000.

- Bij brief van 18 april 2000 vulde KPN, na telefonisch overleg met WorldCom, een aantal van de door haar in haar brief d.d. 14 april 2000 ingenomen standpunten aan.

C. HET STANDPUNT VAN WORLDCOM

(8)

Deel 1: De levering van bijzondere toegangsdiensten

3. Naar de mening van WorldCom is er sinds begin 1999 in een Nederland een heftige discussie gevoerd over de ‘uitkoppeling’ van internetverkeer uit het PSTN-netwerk van KPN door middel van een internet-prefix. Deze discussie, waarbij marktpartijen, het college, de NMa, en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat betrokken zijn geweest, resulteerde aan het eind van 1999 in een formele wijziging van het Nummerplan Telefoon- en ISDN-diensten, waarin voor internetinbeldiensten een speciale 06760-dienstcode werd aangewezen.

4. Naar de mening van WorldCom wacht de markt inmiddels al veel te lang op de levering van wholesale diensten voor internetuitkoppeling van 06760-nummers door KPN. WorldCom stelt dat de brief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat d.d. 22 oktober 1999, evenals de brief van het college aan

marktpartijen d.d. 22 februari 2000 over internet uitkoppelen, duidelijk aangeven dat KPN op grond van de Tw verplicht is om aan redelijke verzoeken voor bijzondere toegangsdiensten voor 06760 te voldoen. 5. WorldCom stelt dat zij in bovengenoemde discussies steeds het standpunt heeft ingenomen dat voor (06760) internetinbeldiensten het zogenaamde “origination model” in plaats zou moeten komen van het thans voor internetinbeldiensten gehanteerde zogenaamde “termination model”. In lijn met dit standpunt heeft WorldCom aan KPN verzocht om een tweetal “origination” diensten voor 06760 te leveren. Hoewel de eerste aanvraag voor een dergelijke dienst bijna een jaar geleden werd gedaan, stelt WorldCom in haar verzoekschrift dat KPN nog steeds weigert dit redelijk verzoek te honoreren.

6. Bij de door WorldCom verzochte diensten gaat het respectievelijk om een ‘Metered Internet Access Call dienst, hierna “MIACO-dienst”, en een ‘Flat-Rate Internet Access Call Origination’-dienst hierna “FRIACO-Origination’-dienst”.

7. Naar de stelling van WorldCom gaat het bij het verzoek om een MIACO-dienst om de levering door KPN van een call origination dienst met in ieder geval de volgende karakteristieken:

- WorldCom zal dergelijke diensten aan eindgebruikers leveren met de 06760-prefix; - de uitkoppeling van dergelijke oproepen vindt plaats op toegewezen lijnen op de

interconnectiepunten tussen KPN en WorldCom;

- de door WorldCom gevraagde basisdienst is zonder facturering van de eindgebruikers;

- WorldCom dient in staat te zijn om voor elk nummer zijn eigen eindgebruikerstarieven te bepalen; - WorldCom zal KPN een vergoeding betalen op basis van het aantal minuten verbinding;

- voor de basisdienst dient de prijs maximaal op of onder het niveau van de EDC-tarieven voor Carrier Select te zijn;

- als een tweede en optionele dienst dient de facturering onderdeel te vormen van de dienst die KPN aan WorldCom moet leveren;

(9)

8. WorldCom stelt dat het bij haar verzoek om de levering van deze origination dienst om een redelijk verzoek gaat. Zij baseert zich bij deze stellingname op de volgende overwegingen.

9. Naar de mening van WorldCom zijn er op dit moment in Nederland geen mogelijkheden voor

differentiatie van eindgebruikerstarieven en/of mogelijkheden voor flat rate internetinbeldiensten voor eindgebruikers via 06760-nummers. KPN heeft op 15 maart 2000 een voorstel gedaan voor de invoering van een wholesale “collecting” dienst voor 06760 met ingang van 1 mei 2000. Dit “collecting model” vormt geen geschikt alternatief voor de MIACO-dienst, omdat de mogelijkheden voor differentiatie van eindgebruikerstarieven volgens het voorstel van KPN uiterst beperkt zijn: van mei 2000 tot oktober 2000, de door KPN gehanteerde overgangstermijn, bestaan er slechts mogelijkheden om hogere

eindgebruikerstarieven te hanteren dan het bestaande binnen-basisgebied eindgebruikerstarief van KPN en is er bijvoorbeeld geen mogelijkheid voor een flat rate tariefstelling. Daarnaast blijft KPN, en niet de alternatieve operator / service provider, via dit door KPN voorgestelde model de volledige controle houden over het vaststellen van eindgebruikerstarieven. Bovendien verkrijgt KPN via dit model tevens de controle over de “kick-back”-vergoedingen die concurrerende operators ontvangen.

10. Naar de mening van WorldCom vereist de MIACO-dienst geen nieuwe netwerkfunctionaliteiten. Het is volgens WorldCom voor KPN technisch en economisch mogelijk om deze dienst – met interconnectie op RAP-niveau – aan te bieden. Naar de mening van WorldCom is er derhalve geen legitieme en objectieve reden voor vertraging van de levering van de gevraagde dienst. Dat KPN het vermogen heeft om deze diensten te leveren wordt bovendien geïllustreerd door het feit dat KPN heeft aangekondigd om met ingang van 1 mei 2000 een “collecting” dienst voor internetverkeer via 06760-nummers te

introduceren. Daarnaast stelt WorldCom bereid te zijn om met KPN praktische oplossingen te bespreken, indien mocht blijken dat er toch problemen optreden, bijvoorbeeld met betrekking tot capaciteit. KPN is, naar de stelling van WorldCom, tot op het moment van het indienen van het verzoekschrift niet bereid gebleken met WorldCom dergelijke aspecten van de MIACO-dienst te bespreken.

11. Naar de mening van WorldCom is het in het belang van eindgebruikers dat aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en Internet Service Providers in staat zijn om aan de gedifferentieerde vraag van eindgebruikers tegemoet te komen. Zij kunnen alleen aan deze vraag voldoen wanneer KPN origination diensten voor het inbellen op internet aanbiedt. Zolang dit niet het geval is, beperkt KPN de facto de verspreiding van gedifferentieerde prijzen en gedifferentieerde producten. Gegeven het belang dat de Nederlandse overheid hecht aan wijdverspreid gebruik van het inbellen op internet en lagere tarieven voor dergelijke dienstverlening, lijkt het duidelijk dat deze dienstverlening in het algemeen belang is.

(10)

mogelijk dat ook andere marktpartijen dan KPN in een positie komen om ook zelf retailprijzen te bepalen, hetgeen zal resulteren in een meer marktgedreven aanbod van innovatieve

internetinbeldiensten tegen lagere, gedifferentieerde en/of flat rate tarieven.

13. Naar de mening van WorldCom is er op dit moment geen realistisch alternatief voor de gevraagde dienst beschikbaar. Zoals reeds eerder gesteld, blijft KPN, naar de mening van WorldCom, in het door KPN voorgestelde “collecting model” voor 06760 de eindgebruikerstarieven beheersen. Voorts zijn, naar de mening van WorldCom, andere origination diensten, zoals 0800-090X en carrier select, niet geschikt voor 06760. Deze diensten zijn in eerste instantie ontworpen voor spraakverkeer en niet voor

internetinbeldiensten. WorldCom wil zijn internetdienstverlening associë ren met de nieuwe 06760-prefix. Verder vormen, naar de mening van WorldCom, breedbandige diensten via het vaste net, zoals ADSL, geen substituut. Zelfs wanneer deze diensten ruim beschikbaar zijn, zijn zij niet vergelijkbaar met smalbandige diensten omdat de consument voor het gebruik ervan nieuwe apparatuur dient aan te schaffen. Dienstverlening op basis van MIACO kan daarentegen direct met volledige dekking in Nederland beschikbaar zijn.

14. Naar de mening van WorldCom is KPN op grond van de Tw, maar overigens ook op grond van de reeds eerder genoemde brief van het college d.d. 22 februari 2000, gehouden om aan WorldCom de gevraagde origination dienst te leveren. Aangezien KPN geweigerd heeft te voldoen aan haar

verplichtingen op grond van artikel 6.9 van de Tw, beschouwt WorldCom zich gerechtigd om het college op grond van artikel 6.3, eerste lid, van de Tw, te verzoeken de regels vast te stellen die tussen KPN en WorldCom zullen gelden betreffende de levering van origination diensten voor internetuitkoppeling via 06760-nummers.

15. Naar de mening van WorldCom is het aanbod van KPN zoals op 10 mei 2000 aan WorldCom gedaan niet acceptabel, onder meer omdat het onredelijke restricties met betrekking tot tijdsonafhankelijke eindgebruikerstarieven bevat. De beperking wordt door KPN gerechtvaardigd in het licht van mogelijke negatieve gevolgen voor netintegriteit en het functioneren van de reguliere telefoondienst. WorldCom wijst er op dat de betreffende restrictie niet in lijn is met het voorlopig besluit.

16. WorldCom onderscheidt met betrekking tot het integriteitsvraagstuk een drietal aspecten. Het eerste aspect betreft de gemiddelde houdtijd. WorldCom is met KPN van mening dat de gemiddelde houdtijd bij unmetered tarieven waarschijnlijk toe zal nemen, maar is echter van mening dat er

voldoende incentives zijn om de ontwikkeling van de houdtijden onder controle te houden. Een tweede aspect betreft de zogenaamde call-attempts. WorldCom is van oordeel dat één van de oorzaken voor grote aantallen call-attempts is gelegen in gebrek aan capaciteit bij de met KPN interconnecterende operator. Dit argument is echter niet van toepassing op WorldCom, aangezien WorldCom altijd

(11)

17. Op grond van genoemde overwegingen is WorldCom van mening dat restricties ten aanzien van tijdsonafhankelijke eindgebruikertarieven onredelijk zijn.

18. KPN gaf in haar aanbod aan dat de tariefstructuur is gebaseerd op de zogenaamde EDC-III rapportage die op 28 april door KPN bij het college is ingediend. WorldCom is van mening dat KPN, conform het voorlopig besluit, de MIACO-dienstverlening tegen kostengeorië nteerde tarieven moet aanbieden en constateert dat er in het aanbod van kostenorië ntatie geen sprake is. Het EDC-III voorstel van KPN is immers niet door het college beoordeeld, en de ervaring leert dat er veelal aanzienlijke verschillen bestaan tussen de EDC-tariefvoorstellen van KPN en de uiteindelijk door het college op basis van die voorstellen vastgestelde kostengeorië nteerde tarieven.

19. In haar brief van 29 juni 2000 aan het college stelt WorldCom dat zij KPN heeft voorgesteld om de tarieven te baseren op het EDC-II besluit van het college, waarin de voorlopige tarieven voor de periode 1 juli 1999 – 1 juli 2000 zijn vastgesteld. Een referentie voor de tarieven voor MIACO kan volgens WorldCom worden gevonden in de door het college vastgestelde EDC-II tarieven voor

Carrier(Pre)Selectie, voor zover MIACO gebruik maakt van dezelfde netcomponenten als Carrier(Pre)Selectie.

20. WorldCom is het oneens met de stelling van KPN dat de conveyance-tarieven voor piekuren, daluren en op zondag gelijk zijn. WorldCom wenst een dergelijke benadering alleen dan te accepteren wanneer deze ‘flat fee’ structuur ook door KPN van toepassing wordt verklaard op andere interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten van KPN. Zolang dit niet gebeurd, acht WorldCom het redelijk dat ook voor de MIACO-dienstverlening piek- , dal- en weekendtarieven worden gehanteerd. Alleen op die manier kan immers worden gewaarborgd dat het aanbieden van internettoegangsdiensten op basis van MIACO-dienstverlening niet wordt benadeeld ten opzichte van het aanbieden van internettoegangsdiensten op basis van andere wholesale-diensten.

Deel 2: Tariefdifferentiatie

21. Naar de mening van WorldCom schendt KPN haar verplichtingen op grond van de Tw door te dreigen om met ingang van 1 april 2000 een aanvang te maken met het differentië ren van

eindgebruikerstarieven voor oproepen via geografische nummers van klanten van KPN naar klanten van WorldCom, tenzij WorldCom tarieven voor haar terminating-dienst accepteert die gelijk zijn aan het lokale terminating-tarief van KPN.

22. Naar de stelling van WorldCom weigert KPN sinds 1 juli 1999 in feite eenzijdig om de door WorldCom gevraagde terminating-tarieven te betalen voor oproepen van klanten van KPN die

(12)

23. Naar de mening van WorldCom is het college op grond van de Tw bevoegd om te besluiten of de terminating-tarieven van concurrerende aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken redelijk zijn of niet, en zo ja, dat KPN verplicht is dergelijke redelijke tarieven te betalen.

24. Naar de mening van WorldCom is het college bevoegd om vast te stellen dat KPN’s voorstellen voor differentiatie van eindgebruikerstarieven moeten worden verworpen en dat deze voorstellen

discriminatoir en misbruikelijk zijn, omdat in geval van reciproke terminating-tarieven KPN’s retail onderdeel een gelijkwaardige dienst koopt tegen een gelijkwaardige prijs.

25. Indien WorldCom, door middel van een MIACO-dienst, in staat zou zijn om het internetverkeer uit de verkeersstroom naar zijn eigen terminating-dienst te halen, dan zou volgens WorldCom de impact van KPN’s plannen om differentiatie van eindgebruikerstarieven of de weigering van KPN om de terminating-tarieven van WorldCom te betalen aanzienlijk geringer zijn.

26. Naar de mening van WorldCom kan ook het geschil met KPN over tariefdifferentiatie zeer aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van WorldCom. Zij stelt dat het moeilijk is om het effect van tariefdifferentiatie te kwantificeren, maar haar aanname is dat het zou kunnen leiden tot een substantiële daling van het aantal klanten van WorldCom, omdat klanten in het geval van differentiatie de perceptie zouden hebben dat WorldCom een ‘dure’ telecomoperator is.

D. DE VORDERINGEN VAN WORLDCOM

27. WorldCom heeft het college verzocht:

Deel 1: De levering van bijzondere toegangsdiensten

1. KPN op te dragen de MIACO-dienst, met interconnectie op het niveau van het Regionale Access Punt (“RAP”), aan WorldCom te leveren, en wel uiterlijk op 1 mei 2000, op straffe van een dwangsom; 2. KPN te verbieden om andere 06760 wholesale producten te lanceren voor Telco’s en/of retail

produkten voor eindgebruikers totdat KPN de MIACO-dienst aan WorldCom levert;

3. KPN te verbieden om eindgebruikerstariefdifferentiatie voor oproepen naar WorldCom’s klanten te introduceren binnen een periode van zes maanden nadat KPN de MIACO-dienst aan WorldCom heeft geleverd;

(13)

Provider (“ISP”) van KPN flat rate retail diensten lanceert voor zijn klanten, indien dit tijdstip eerder plaatsheeft;

Deel 2: Tariefdifferentiatie

5. KPN op te dragen akkoord te gaan met de betaling van de tarieven van WorldCom voor WorldCom’s nationale terminatiediensten;

6. vast te stellen dat de reciproke terminatietarieven (voor spraak) van WorldCom voor haar nationale terminatiediensten redelijke tarieven zijn;

7. KPN te verbieden differentiatie van eindgebruikerstarieven voor oproepen aan klanten van WorldCom te introduceren;

8. KPN te verbieden differentiatie van eindgebruikerstarieven te introduceren binnen een periode van zes maanden nadat KPN de MIACO-dienst voor 06760 aan WorldCom heeft geleverd.

E. HET STANDPUNT VAN KPN

Het standpunt van KPN laat zich als volgt samenvatten. Ten aanzien van de eerste vordering van WorldCom

28. KPN stelde tijdens deze procedure dat zij in een brief aan WorldCom d.d. 14 april 2000 heeft toegezegd op uiterlijk 10 mei 2000 een gespecificeerd aanbod te zullen doen voor de levering van de MIACO-dienst. Dit aanbod zou bestaan uit:

- een gespecificeerde dienstbeschrijving

- een bijbehorende, kostengeorië nteerde tariefstelling, en - een plan voor de implementatie ervan.

(14)

deze keuze gelegen is in de onzekerheid die een “originating model” creëert voor de integriteit van het netwerk. Omdat in een dergelijk “originating model” het eindgebruikerstarief bepaald wordt door de Telco, kan dit model leiden tot een niet-tijdsafhankelijk eindgebruikerstarief, zoals een nul-tarief of een zogenaamde flat fee.

31. Bij niet-tijdsafhankelijke tarieven bestaat er voor de eindgebruiker geen enkele prikkel meer om zijn verbinding met een ISP te beë indigen. De naar verwachting zeer aanzienlijke toename van de houdtijd van het internet-inbelverkeer die hiervan het gevolg zal zijn, zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot aanzienlijke congestie in de lagere netvlakken van het telefoonnet. Bovendien zal, naar de mening van KPN, ook congestie kunnen ontstaan in de hogere netvlakken zolang niet (een groot deel van) het betreffende internetverkeer op lokaal niveau wordt overgedragen.

32. Naar de mening van KPN is er nader onderzoek nodig naar de mate waarin de houdtijden bij een niet-tijdsgebonden tarief zullen toenemen en naar de wijze waarop congestie als gevolg hiervan het best kan worden vermeden c.q. beperkt. KPN stelt dat zij, om de invoering van de

06760-internetuitkoppeldienst niet voor de duur van het onderzoek te vertragen, initieel gekozen heeft voor een introductie op basis van het “collecting model”.

33. KPN merkt in dit verband op dat WorldCom reeds thans beschikt over de mogelijkheid om

internetverkeer op originating basis van KPN-abonnees te ontvangen. WorldCom ontvangt reeds thans internetinbelverkeer via 0800-nummers. Ook met behulp van een carrier-selectie code en een

geografisch nummer kan zij nu al internet-inbeldiensten aanbieden aan aangeslotenen op het KPN netwerk. WorldCom heeft aldus, naar de stelling van KPN, alle mogelijkheden tot het differentië ren van eindgebruikerstarieven die zij aan haar verzoek om de MIACO-dienst ten grondslag legt.

34. Mede gelet op de reeds eerder aangeboden 06760-dienstverlening, het reeds thans bestaande alternatief via carrier selectie in combinatie met een geografisch nummer en de noodzaak voor een overgangsperiode ten behoeve van een ordelijke migratie, heeft KPN naar haar mening aldus voldaan aan hetgeen op grond van de wet van haar kan worden gevergd.

Ten aanzien van de tweede vordering van WorldCom

35. KPN bestrijdt dat het college bevoegd is om het hier gevraagde verbod aan KPN op te leggen. Subsidiair stelt KPN dat zij aan ISP’s heeft toegezegd tot 1 oktober 2000 een overgangsperiode hanteren waarin voor de 06760-internetuitkoppeldienst op basis van het collecting model geen lager

eindgebruikerstarief wordt gehanteerd dan het binnen-basisgebied eindgebruikerstarief.

(15)

37. Het verzoek van WorldCom om KPN te verbieden om – voordat de gevraagde MIACO-dienst aan WorldCom wordt geleverd – enige andere 06760-dienst te introduceren, verdraagt zich dan ook niet met het bestaan van een overgangsperiode. Reeds omdat de overgangsperiode redelijk en gewenst is, dient dit verzoek te worden afgewezen.

38. KPN stelt aan WorldCom te hebben toegezegd dat een MIACO-dienst in elk geval tegen het eind van de overgangsperiode en dus uiterlijk 1 oktober 2000 operationeel zal zijn, waarbij KPN er wel vanuit gaat dat alle aspecten die in overleg tussen partijen nog geregeld moeten worden, ook tijdig zullen zijn opgelost.

39. Al met al ontbeert WorldCom, naar de mening van KPN, een rechtens te respecteren belang bij de onderhavige vordering.

Ten aanzien van de derde vordering van WorldCom

40. KPN bestrijdt dat het college bevoegd is om het hier door WorldCom gevraagde verbod op te leggen. Bovendien heeft WorldCom ook geen belang bij het gevraagde verbod, omdat KPN geen andere tarieven voorziet voor het bellen naar WorldCom-klanten dan de tarieven voor het bellen naar KPN-klanten. 41. KPN stelt dat, mochten partijen geen overeenstemming bereiken over de WorldCom call terminating-tarieven (welke kans zij echter verwaarloosbaar klein acht) en mocht KPN zich alsdan voornemen de eindgebruikerstarieven te verhogen, zij WorldCom tenminste vier weken van te voren zal informeren over dit voornemen.

Ten aanzien van de vijfde vordering van WorldCom

42. Primair stelt KPN dat WorldCom geen belang heeft bij haar verzoeken betreffende haar call terminating-tarieven nu tussen partijen overeenstemming bestaat over hetgeen KPN heeft verwoord in haar brieven d.d. 14 en 18 april 2000. Subsidiair stelt KPN, dus uitsluitend voor het geval WorldCom bestrijdt dat overeenstemming is bereikt, dat dan geldt dat hetgeen KPN aan WorldCom heeft

aangeboden een redelijke invulling is van het uitgangspunt van reciprociteit en dat het niet redelijk is als WorldCom – het uitgangspunt van reciprociteit aanvaard hebbende – aanspraak blijft maken op een hoger tarief.

(16)

44. KPN is van oordeel dat, uitgaande van eindgebruikerstarieven die gelijk zijn aan die voor on net-verkeer binnen het KPN-net, alleen de invulling van reciprociteit zoals KPN die in haar brieven van 14 en 18 april 2000 aan WorldCom heeft beschreven, voldoet aan het criterium van “redelijkheid” waaraan de Telco terminating-tarieven op grond van het bepaalde in artikel 6.1 van de Tw moeten voldoen.

Ten aanzien van de zesde vordering van WorldCom

45. Het ontgaat KPN welk afzonderlijke betekenis aan dit verzoek, gelet op het bovengenoemde verzoek, moeten worden toegekend. KPN heeft dit verzoek van WorldCom dan ook niet afzonderlijk nader toegelicht.

Ten aanzien van de zevende vordering van WorldCom

46. KPN stelt dat zij geen differentiatie van retailtarieven voor bellen naar WorldCom zal invoeren indien WorldCom akkoord gaat met het in de brief van 14 april 2000 gegeven voorstel van KPN ter vaststelling van de WorldCom terminating-tarieven. Naar de stelling van KPN betekent dit dat

tariefdifferentatie niet aan de orde is als het college de vijfde en zesde vordering van WorldCom afwijst ofwel omdat partijen al tot overeenstemming zijn gekomen, ofwel omdat de redelijke invulling van het uitgangspunt van reciprociteit niet is de tarieven voor regionale call termination van KPN maar het door KPN voorgestelde regional minus tarief.

47. Indien het college echter onverhoopt zou bepalen dat de call terminating-tarieven van WorldCom wel aan de hand van (alleen) het regionale call terminating-tarief van KPN dienen te worden

vastgesteld, dan nog ontbeert WorldCom een belang bij het gevraagde verbod tot invoering van tariefdifferentatie. Immers, KPN heeft hiervoor al toegezegd dat zij WorldCom tenminste vier weken tevoren schriftelijk zal informeren over haar voornemen de hiervoor bedoelde eindgebruikerstarieven te verhogen. Daarmee staat naar de mening van KPN vast dat een belang bij het hier gevraagde verbod ontbreekt.

48. In dit verband merkt KPN ook nog op dat ook zonder toezegging WorldCom geen belang zou hebben bij het gevraagde verbod. Als KPN de retailtarieven voor bellen naar WorldCom klanten wil verhogen, dan zullen deze tarieven de, op grond van artikel 36 van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie, hierna “BOHT”, vereiste, toets van kostenorië ntatie alleen doorstaan als ze gebaseerd zijn op het call

terminating-tarief waarmee WorldCom (al dan niet onder protest) genoegen neemt.

Ten aanzien van de achtste vordering van WorldCom

(17)

betreft een niet in de tijd beperkt verbod tot invoering van tariefdifferentatie, terwijl het achtste verzoek, aldus KPN, een dergelijk verbod vraagt voor een overgangsperiode van zes maanden. Het ontgaat KPN derhalve wat het verschil is tussen het derde en achtste verzoek van WorldCom. KPN verwijst dan ook naar hetgeen zij bij het derde verzoek heeft aangevoerd.

F. DE CONCLUSIES VAN KPN

50. KPN concludeert met betrekking tot de verzoeken van WorldCom dat:

A het college niet bevoegd is tot het uitspreken van de gevraagde verboden

- tot het introduceren van andere 06760-diensten dan de door WorldCom bedoelde MIACO-dienst, en

- tot invoering van gedifferentieerde eindgebruikerstarieven voor oproepen naar klanten van WorldCom, al dan niet binnen een bepaalde overgangsperiode;

B de verzoeken van WorldCom dienen te worden afgewezen.

G. DE BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Wettelijk kader

51. Uit artikel 6.1 van de Tw volgt dat aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten in Nederland, die daarbij de toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren, zorg dragen voor interconnectie van de betrokken

telecommunicatienetwerken om te verzekeren dat de daarop aangesloten gebruikers over en weer met elkaar kunnen communiceren. In het geval het college van oordeel is dat er sprake is van strijdigheid met het bepaalde bij of krachtens deze wet, kan hij ter beëindiging van deze situatie regels vaststellen die tussen aanbieders zullen gelden.

52. Op grond van artikel 6.3 van de Tw worden geschillen tussen bij interconnectie als bedoeld in artikel 6.1 van de Tw betrokken aanbieders met betrekking tot de vraag of de terzake tussen hen in verband met interconnectie bestaande verbintenis, of de wijze waarop deze wordt nagekomen, strijdig is met het bepaalde bij of krachtens deze wet, op aanvraag van één of meer van hen beslecht.

53. Op grond van artikel 20.1 van de Tw is KPN aangewezen als partij die beschikt over aanmerkelijke marktmacht (AMM) op de markt van openbare vaste telefoonnetwerken of de vaste openbare

(18)

54. Op grond van artikel 6.9, eerste lid, van de Tw worden de artikelen 6.2, 6.3 en 6.5 van overeenkomstige toepassing verklaard in geschillen omtrent bijzondere toegang.

Ten aanzien van de eerste vordering

55. De eerste vordering van WorldCom behelst een verzoek aan het college KPN op te dragen de MIACO-dienst, met interconnectie op het niveau van het Regionale access Punt (“RAP”), aan WorldCom te leveren, en wel uiterlijk op 1 mei 2000, op straffe van dwangsom.

56. Oorspronkelijk was KPN voornemens om een 06760-internetuitkoppeldienst op basis van een ‘collecting’-model per 1 mei 2000 aan te bieden. In dat kader heeft zij bij brief van 13 maart 2000 op grond van artikel 36 van het BOHT een voorstel voor nieuwe tarieven voor internetinbelverkeer via 06760-nummers ter beoordeling bij het college ingediend. De behandelingstermijn van dit voorstel is enige tijd opgeschort geweest vanwege het ontbreken van relevante informatie. KPN heeft op 20 september 2000 een nieuw voorstel ter beoordeling bij het college ingediend. Dit voorstel is echter nog niet in behandeling genomen vanwege het ontbreken van relevante informatie. Het college dient tariefvoorstellen in beginsel binnen een termijn van drie weken op kostenorië ntatie te beoordelen. Niet uitgesloten moet worden dat het tariefvoorstel (op enig moment) voldoet aan het vereiste van

kostenorië ntatie. Een dienst, waarvoor de tarieven door het college op kostenorië ntatie beoordeeld zijn, zou dan op korte termijn door KPN in de markt geïntroduceerd kunnen worden.

57. Naar de mening van het college gaat het bij de 06760-dienst volgens het collecting model van KPN en de MIACO-dienst om wholesalediensten, welke in principe ingezet kunnen worden ten bate van enigszins vergelijkbare eindgebruikersdiensten. In dit verband heeft het college reeds eerder bij brief van 18 april 2000 (kenmerk: OPTA/EGM/2000/201232) aangegeven dat hij het door KPN voorgestelde ‘collecting model’ beschouwt als een beperking van het ‘terminating model’, en dat bij de

totstandkoming van nieuwe gedifferentieerde tarieven voor inbelverkeer ten behoeve van

internettoegang de operator op wiens net het verkeer eindigt, in beginsel zelf zijn terminating-tarieven moet kunnen bepalen. Het college ziet daarom niet in waarom KPN in haar collecting-model

beperkingen stelt aan de keuzevrijheid van een operator om door middel van zijn terminating-tarieven eindgebruikerstarieven te bepalen. Dit betekent dat het voor operators in principe ook mogelijk zou moeten zijn om lagere eindgebruikerstarieven te hanteren dan het binnen-basisgebied

eindgebruikerstarief van KPN.

(19)

59. Al met al is het zeer wel denkbaar dat op korte termijn door KPN een 06760-internettoegangsdienst geïntroduceerd zal worden welke in potentie een grote concurrent zou kunnen vormen voor de

gevraagde dienst op basis van MIACO. Dit betekent dat WorldCom, wanneer zij de door haar gewenste dienst niet op korte termijn zal kunnen introduceren, bij een zeer wel denkbare introductie op korte termijn van KPN’s voorgestelde 06760-wholesale dienstverlening op basis van een collecting model, mogelijk op een forse marktachterstand geplaatst zou kunnen worden.

60. WorldCom kan dit nadeel dan slechts beperkt compenseren door in plaats van de door haar gewenste MIACO-dienst de door KPN geboden 06760-collecting dienst af te nemen inclusief de voor WorldCom nadelige onderdelen van die dienst. Het college denkt bij deze onderdelen met name aan de verschillende uitgangspunten voor de berekening van kostengeorië nteerde tarieven die aan beide diensten ten grondslag liggen, aan het ontbreken van een directe klantrelatie voor WorldCom bij afname van de collecting-dienst, en tevens aan de nadelen voor WorldCom bij het afnemen van de collecting dienst voor wat betreft de forecasting, ordering en levering van interconnectieverbindingen.

61. Daarenboven merkt het college op dat WorldCom stelt dat zij reeds op 29 april 1999 een redelijk verzoek aan KPN heeft gedaan voor deze bijzondere toegangsdienst.

62. Het college heeft reeds eerder standpunten ingenomen met betrekking tot verzoeken van andere marktpartijen aan KPN om zogenaamde “originating access” met betrekking tot

06760-internetuitkoppeldienstverlening. Zo heeft het college in een brief aan marktpartijen d.d. 22 februari 2000 ten principale het standpunt ingenomen dat hij het redelijk acht dat KPN een dergelijke

dienstverlening desgevraagd aanbiedt op het niveau van EVKC/RAP en desgevraagd op het niveau van NRC/LAP. Het college heeft in deze brief gesteld dat het naar zijn mening in beginsel de andere marktpartij is die de keuze maakt voor de aard van de 06760-internetuitkoppeldiensten. Daarbij heeft het college er nog eens op gewezen dat het wettelijk beginsel van kostenorië ntatie ook op een dergelijke uitkoppeldienst van toepassing is. Het college heeft dit standpunt bevestigd in de

gezamenlijke rapportage OPTA-NMa over internetuitkoppelen, die begin juli 2000 openbaar is gemaakt. 63. Naar de mening van het college dient de MIACO-dienst beschouwd te worden als een bijzondere toegangsdienst. Zoals in het bovenstaande reeds is aangegeven dient KPN als aanbieder met

aanmerkelijke marktmacht te voldoen aan redelijke verzoeken om bijzondere toegang tot haar netwerk. 64. Bij een verzoek om bijzondere toegang dient per verzoek nagegaan te worden of er in dat specifieke geval van een redelijk verzoek gesproken kan worden. Bij een dergelijke beoordeling wordt met name ook aandacht besteed aan de vraag of KPN, om te kunnen voldoen aan een dergelijk verzoek,

gedwongen is tot (technische) aanpassingen in haar netwerk.

65. Het is het college niet gebleken dat voor een dergelijke MIACO-dienst nieuwe

(20)

Het college mag er derhalve vanuit gaan dat het voor KPN technisch mogelijk is om de gevraagde dienst te bieden.

66. Het college ziet geen grond KPN te volgen in haar stelling dat een MIACO-dienst nu nog niet geïntroduceerd zou mogen worden vanwege de onzekerheid die dit model introduceert voor de integriteit van het netwerk.

67. Het college kan zich in dit verband wel voorstellen dat de introductie van niet-tijdsafhankelijke eindgebruikerstarieven inderdaad zou kunnen leiden tot een verandering in de houdtijden van eindgebruikers. Het college ziet echter niet waarin de MIACO-dienstverlening als ‘metered’ wholesale dienst, nadelig zou verschillen van de door KPN op dit moment geleverde 0800-dienstverlening of de carrier selectie-dienst, waarbij het immers ook gaat om een ‘metered’ wholesaledienst die in enkele gevallen gekoppeld is aan een ‘unmetered’ eindgebruikerstarief. Het college kan zich voorstellen dat een marktpartij die een MIACO-dienst afneemt, er zelf voor zal zorgen dat, wanneer hij een unmetered eindgebruikerstarief introduceert, daaraan een bepaalde incentive structuur gekoppeld wordt die er toe zal leiden dat de houdtijden niet excessief toenemen. Excessieve houdtijden zouden niet in het belang van de marktpartij zijn, die immers zelf de rekening voor de afwikkeling van het verkeer gedurende deze houdtijden zal moet betalen.

68. KPN heeft in haar verweer aangevoerd dat eindgebruikers geen enkele prikkel meer zouden hebben om hun telefoonverbinding te verbreken als een nultarief of een flat fee wordt geboden. Dit is echter maar zeer de vraag waar het gaat om eindgebruikers die een enkelvoudige telefoonaansluiting hebben. Zij zijn immers telefonisch niet bereikbaar zolang zij internetten. Dit feit op zich zal deze groep eindgebruikers prikkelen om hun internetverbinding te verbreken. Het college merkt op dat het hierbij gaat om een zeer aanzienlijk deel van de eindgebruikers.

69. Daarenboven gaat het college er vanuit dat de forecasting- en orderingprocedure voor deze nieuwe dienst KPN in principe voldoende tijd zou moeten bieden om zich op mogelijke gevolgen van de

introductie en groei van deze dienst voor te bereiden. In dit verband verwijst het college tevens naar de stelling van WorldCom in haar verzoekschrift, dat zij, indien mocht blijken dat er zich toch problemen zouden voordoen, graag bereid is om met KPN praktische oplossingen te bespreken. WorldCom heeft dit in de tweede hoorzitting nog bevestigd. Niet gebleken is dat KPN serieuze pogingen heeft gedaan om over dit soort oplossingen met WorldCom overeenstemming te bereiken. De stelling van KPN dat WorldCom niet in staat is om via contracten met Internet Service Provider’s of eindgebruikers de gemiddelde houdtijden te beïnvloeden, wordt door WorldCom bestreden. Het college meent dat het aannemelijk is dat WorldCom contractuele incentives voor de beïnvloeding van houdtijden kan en zelfs zal creë ren.

70. KPN stelt dat aan het verzoek van WorldCom voor een MIACO-dienst de wens ten grondslag ligt om eindgebruikerstarieven te kunnen differentië ren, en dat WorldCom al over deze mogelijkheden beschikt. Met behulp van een 0800-nummer of een carrier selectiecode met een geografisch nummer kan

(21)

het KPN-netwerk, waarbij zij alle mogelijkheden heeft voor het differentië ren van eindgebruikerstarieven.

71. Het college kan KPN niet volgen in haar stelling dat de reeds nu door KPN aangeboden 0800- en carrier selectie-wholesalediensten volwaardige alternatieven vormen voor de door WorldCom gevraagde MIACO-dienst.

72. Het verkeer bestemd voor nummers uit de 06760-nummerreeks is per definitie internetverkeer. WorldCom zou dit verkeer binnen zijn netwerk en in de overdracht naar Internet Service Providers efficië nter en dus tegen lagere kosten kunnen afhandelen dan wanneer zij gebruik zou maken van een op carrier select gebaseerde wholesale-dienst.

73. Voor het gebruik van 0800-nummers voor internet-inbellen geldt bovendien dat, zodra het aangeboden verkeer een bepaalde drempel overschrijdt, er problemen ontstaan in het 0800/0900 platform en het voorliggende telefonienetwerk. KPN zou dan genoodzaakt zijn zogenaamde verkeerskranen in te zetten. Het aantal verkeerskranen is echter beperkt tot een klein aantal 0800-nummers. Mutatis mutandis geldt deze beperkte ‘kraancapaciteit’ ook voor carrier selectie-0800-nummers. 74. Tenslotte merkt het college op dat er bij het gebruik van carrier selectie-nummers die uitsluitend gebruikt worden voor internettoegang, strijd met artikel 4.9, tweede lid, van de Tw zou ontstaan omdat dat gebruik niet voldoet aan de voor carrier selectie in het Nummerplan voor Telefoon- en ISDN-diensten bepaalde bestemming. Ook om deze reden vormt de door KPN aangedragen alternatieve oplossing voor de MIACO-dienst dus geen acceptabel alternatief.

75. Al met al vormen 0800- en carrier selectie-wholesalediensten naar de mening van het college, zeker op termijn, geen volwaardige alternatieven voor de door WorldCom gevraagde MIACO-dienst.

76. Gezien het bovenstaande is het college van mening dat het verzoek van WorldCom om een MIACO-dienst beschouwd moet worden als een redelijk verzoek. Derhalve heeft hij reeds in zijn voorlopig besluit aangegeven dat KPN gehouden is WorldCom een aanbod te doen voor een dergelijke dienst. Naar de mening van het college heeft KPN haar wettelijke verplichtingen verzaakt door vanaf 29 april 1999, zijnde de datum van het eerste verzoek van KPN om een MIACO-achtige dienst, tot 10 mei 2000, zijnde de datum van een aanbod aan WorldCom voor een ‘KPN Telecom PSTN 06760 Internet Connect Service’, niet in te gaan op de herhaalde verzoeken van WorldCom om een aanbod.

77. KPN heeft in haar verweerschrift aangegeven dat zij voornemens was WorldCom uiterlijk 10 mei 2000 een aanbod te doen voor de MIACO-dienstverlening, welk aanbod zou bestaan uit een

(22)

78. In het bovenstaande heeft het college reeds aangegeven dat hij KPN niet kan volgen in haar standpunt over de relatie tussen ‘unmetered’ eindgebruikerstarieven en de MIACO-dienst. Een

dergelijke, door KPN voorgestelde, beperking wordt door het college derhalve gezien als een onredelijke beperking.

79. In dit verband wil het college opmerken dat hij vraagtekens zet bij de stelling van KPN dat zij zich bij de keuze voor een dergelijke beperking heeft laten leiden door het feit dat tal van Internet Service Providers, direct en via hun belangenorganisatie NLIP, hadden aangegeven grote bezwaren te hebben indien de nieuwe 06760-dienst reeds in aanvang tegen een lager tarief dan het binnen-basisgebied tarief zou kunnen worden aangeboden. Het college benadrukt dat het niet zo kan zijn dat KPN zich bij de beoordeling van de redelijkheid van een verzoek van een marktpartij om bijzondere toegang laat leiden door de stellingname van (een organisatie van) andere marktpartijen. Op KPN rust de wettelijke plicht ieder verzoek van een marktpartij om bijzondere toegang op zijn eigen merites te beoordelen. 80. In haar brief aan WorldCom d.d. 5 oktober 1999 in antwoord op een brief van WorldCom d.d. 19 augustus 1999 waarin WorldCom haar verzoek om een aanbod d.d. 29 april 1999 herhaalt, stelt KPN dat zij er grote waarde aan hecht om in goed overleg met alle betrokken partijen in het FIST

overeenstemming te bereiken over alle te ontwikkelen diensten. De stelling in deze brief dat het in de praktijk onmogelijk is om nieuwe diensten te ontwikkelen op basis van bilaterale afspraken, en dat daarom de inbreng van alle geïnteresseerde partijen in het FIST een voorwaarde is om ook de door WorldCom gevraagde dienst met succes te kunnen introduceren, is naar oordeel van het college vooralsnog niet voldoende aannemelijk gemaakt. Het college benadrukt dat het feit dat een bepaalde dienst in het FIST ter discussie staat, KPN op generlei wijze ontslaat van haar, aan artikel 6.9 van de Tw, ontleende verplichting in te gaan op redelijke verzoeken om bijzondere toegang.

(23)

83. Het college gaf daarbij aan te beseffen dat de specificaties van de dienst zoals die door WorldCom in haar verzoekschrift werden geformuleerd verder gingen dan de algemene specificaties in het initië le verzoek van WorldCom van 29 april 1999. Naar de mening van het college zouden deze verder

uitgewerkte specificaties zich echter uitgekristalliseerd hebben tijdens het onderhandelingsproces indien KPN naar behoren op het verzoek van WorldCom had gereageerd. Indien ten tijde van het voorlopig besluit alsnog KPN de vrijheid zou worden gelaten om de specificaties van de MIACO-dienst te bepalen, zou dit een eventuele introductie van een dergelijke dienst nodeloos vertragen.

84. Op basis van de bovenstaande overwegingen formuleerde het college in zijn voorlopig besluit de volgende verplichtingen.

“- KPN dient binnen twee weken na dagtekening van dit besluit en met inachtneming van de specificaties, zoals genoemd in het verzoekschrift van MCI, van hetgeen door MCI is verzocht, maar met uitsluiting van de door MCI verzochte optionele facturering, MCI een volledig aanbod te doen voor een zogenaamde “Metered Internet Access Call Origination (MIACO)”-dienst. - Het aanbod voor een dergelijke MIACO-dienst dient in ieder geval te bestaan uit een

gespecificeerde dienstbeschrijving met een bijbehorende kostengeorië nteerde tariefstelling en een plan voor de implementatie ervan, alsmede uit een gespecificeerde opgave van de

eventuele andere kosten, de levertermijnen en de (andere) leveringsvoorwaarden die verbonden zijn aan de uitvoering van het verzoek van MCI, waarbij de dienst in ieder geval de mogelijkheid voor MCI dient te bevatten om zelfstandig de eindgebruikerstarieven op ieder door haar

gewenst niveau vast te stellen.

- Indien partijen, binnen drie weken na het doen van het aanbod door KPN, niet tot overeenstemming kunnen komen over de levering van een MIACO-dienst, dienen partijen hierover, onder opgave van redenen, aan het college te rapporteren. KPN dient hierbij aan te geven op welke onderdelen zij aan het verzoek van MCI voldoet, gemotiveerd aan te geven op welke onderdelen zij het verzoek van MCI afwijst, waarna het college de regels die tussen partijen zullen gelden met betrekking tot de levering van een MIACO-dienst zal kunnen vaststellen.”

85. Op 8 juni 2000 heeft KPN het college bericht over de stand van zaken met betrekking tot de aan haar in het voorlopige besluit opgelegde verplichtingen. Zij betrok in deze brief de stelling dat zij voldaan had aan de in onderdeel 1 van het dictum van het voorlopig besluit neergelegde verplichtingen. Zij verwees hierbij naar het door haar gedane aanbod in de reeds hierboven genoemde brief d.d. 10 mei 2000 aan WorldCom. Op 29 juni 2000 heeft WorldCom het college laten weten dat het niet gelukt was met KPN tot overeenstemming te komen.

(24)

87. Gegeven de reeds in het bovenstaande geschetste overwegingen is het college van mening dat WorldCom op korte termijn in de gelegenheid moet kunnen worden gesteld om een MIACO-dienst bij KPN af te nemen. Gegeven het feit dat KPN geen volwaardig aanbod aan WorldCom heeft gedaan, c.q. dat partijen op basis van onderhandelingen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de levering van de onderhavige dienst, zal het college overgaan tot het opleggen van een verplichting aan KPN om, indien door WorldCom gewenst, op korte termijn tot levering van een dergelijke dienst over te gaan.

88. KPN dient aan WorldCom een bijzondere toegangsdienst te bieden op basis waarvan eindgebruikers, onder gebruikmaking van een nummer uit de 06760-nummerreeks tegen een vrijelijk door WorldCom te bepalen eindgebruikerstarief in kunnen bellen. KPN dient ervoor zorg te dragen dat het via deze dienst gegenereerde originerende verkeer op het niveau van de zogenaamde Regional Access Points

overgedragen wordt aan WorldCom, of, indien WorldCom bij een Regional Access Point geen zogenaamde Point of Presence heeft, aan een door WorldCom te selecteren derde partij.

89. Zoals eerder reeds gesteld, is KPN gehouden de dienst MIACO tegen op kostengeorië nteerde tarieven aan te bieden. Nu op dit moment een door KPN bij de vaststelling van de tarieven voor de periode 1 juli 2000 tot 1 juli 2001 te hanteren door het college goedgekeurd

kostentoerekeningssysteem voor interconnectie- en bijzondere toegangsdiensten vooralsnog ontbreekt, en vooruitlopend op een nieuwe kostentoerekeningssystematiek, is het college van oordeel dat een redelijke benadering van het voor de dienst MIACO te gelden kostengeorië nteerde tarief gelijk is aan het door het college vastgestelde tarief voor de dienst ‘regional carrier select’.

90. De redelijkheid van de bedoelde gelijkstelling is gebaseerd op de overweging dat KPN ten opzichte van de dienst terminating access niet alleen voor de dienst carrier select additionele specifieke kosten kent, maar evenzeer voor de dienst MIACO. In afwezigheid van een goedgekeurd

kostentoerekeningssysteem acht het college het redelijk om wat betreft de orde van grootte van deze voor de dienst MIACO specifieke kosten uit te gaan van de veronderstelling dat deze voldoende benaderd worden dor de voor carrier selectie specifieke kosten om de gelijkstelling te rechtvaardigen. 91. Op dit moment betekent bovenstaand oordeel dat KPN voor de dienst MIACO gehouden is om het vigerende tarief voor de dienst ‘regional carrier select’ te hanteren.

(25)

93. Het college acht het niet onredelijk te veronderstellen dat binnen uiterlijk één maand na het kenbaar maken van de wens tot afname door WorldCom deze dienst operationeel zou kunnen zijn. Derhalve legt het college aan partijen de verplichting op ervoor zorg te dragen dat deze dienst operationeel is binnen één maand nadat WorldCom heeft aangegeven de in dit besluit beschreven MIACO-dienst af te willen nemen.

94. Partijen zijn gehouden aan het college te rapporteren over het al dan niet kenbaar maken van de wens van WorldCom om deze dienst af te willen nemen, over de eventuele start van gesprekken, en wekelijks over de voortgang van deze gesprekken, en over het operationeel worden van deze dienst. 95. Het college constateert dat er reeds geruime tijd verstreken is sinds het moment van het indienen door WorldCom op 29 april 1999 bij KPN van een verzoek om de onderhavige dienst. Desondanks ziet het college vooralsnog geen aanleiding de door WorldCom gevorderde last onder dwangsom op te leggen, aangezien hij er vanuit gaat dat de door hem in dit besluit gestelde regels zullen worden nageleefd. Indien hier echter geen sprake van zou blijken te zijn, zal het college alsnog de inzet van het hem ter beschikking staande wettelijk instrumentarium overwegen.

Ten aanzien van de tweede vordering

96. De tweede vordering van WorldCom behelst een verzoek aan het college KPN te verbieden om andere 06760 wholesale producten te lanceren voor Telco’s en/of retailproducten voor eindgebruikers totdat KPN de MIACO-dienst aan WorldCom levert. Het college leest deze vordering als een verzoek ervoor zorg te dragen dat er, voor wat betreft de introductie van 06760-internetinbeldiensten, een ‘level playing field’ gegarandeerd wordt.

97. Reeds eerder is aangegeven dat op grond van artikel 6.9 van de Tw aanbieders, welke zijn

aangewezen door het college krachtens artikel 6.4, eerste lid, van de Tw, gehouden zijn te voldoen aan alle redelijke verzoeken tot bijzondere toegang. Indien een AMM-partij niet voldoet aan deze

verplichting, kunnen andere partijen op grond van artikel 6.3 van de Tw een geschil aanhangig maken bij het college.

98. Bij de eerdergenoemde brief van 22 februari 2000 heeft het college aangegeven het verzoek van een aanbieder om een 06760-internetuitkoppeldienst die slechts bestaat uit het bieden van

(26)

99. Naar het oordeel van het college brengen de bevoegdheden uit hoofdstuk 6 van de Tw niet met zich mee dat het college KPN in generieke zin kan verbieden om andere 0670 wholesale producten te lanceren voor Telco’s en /of retailproducten voor eindgebruikers totdat KPN de MIACO-dienst aan WorldCom levert. Dit nog daargelaten het feit dat een dergelijk verbod impliciet zou inhouden dat het college KPN zou verbieden redelijke verzoeken tot bijzondere toegang bij KPN van andere aanbieders van openbare telecommunicatiediensten te honoreren.

100. Zoals reeds in het voorlopig besluit gesteld en in dit besluit herhaald, acht het college zich op grond van de bovenstaande overwegingen derhalve niet bevoegd een uitspraak te doen over de tweede vordering van WorldCom, zoals WorldCom deze heeft geformuleerd. Het college komt reeds daarom niet meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van deze vordering.

101. Het college zou zich overigens mogelijk wel bevoegd achten op grond van artikel 6.5 van de Tw indien om een dergelijk verbod gevraagd zou worden in een situatie waarin KPN voor zichzelf een wholesaledienst gaat leveren op een moment dat over een dergelijke of vergelijkbare dienst een geschil aanhangig is gemaakt.

Ten aanzien van de derde vordering

102. De derde vordering van WorldCom behelst een verzoek aan het college KPN te verbieden om eindgebruikerstariefdifferentiatie voor oproepen naar WorldCom’s klanten te introduceren binnen een periode van zes maanden nadat KPN de MIACO-dienst aan WorldCom heeft geleverd.

103. Op grond van artikel 35 jo. artikel 36 van het BOHT beoordeelt het college jaarlijks de tarieven dan wel tussentijdse wijzigingen van tarieven van de vaste openbare telefoondienst van KPN op

kostenorië ntatie. Indien het college van oordeel is dat de tarieven niet voldoende kostengeorië nteerd zijn of zullen zijn geeft het college KPN een aanwijzing, welke de aanbieder gehouden is op te volgen. 104. Op grond van de Tw en de lagere regelgeving heeft het college echter niet de bevoegdheid om KPN generiek, en los van een specifiek tariefsvoorstel, te verbieden om eindgebruikerstarieven te

differentië ren. Immers, indien aan gedifferentieerde eindgebruikerstarieven een verschil aan kosten ten grondslag ligt, staat uit het oogpunt van kostenorië ntatie aan tariefdifferentiatie niets meer in de weg. Zoals reeds in het voorlopig besluit gesteld en in dit besluit herhaald, acht het college zich op grond van de bovenstaande overwegingen derhalve niet bevoegd een uitspraak te doen over de derde vordering van WorldCom. Het college komt reeds daarom niet meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van deze vordering.

(27)

hem de andere kant op in rekening brengt, het college het redelijk acht dat KPN tot differentiatie van eindgebruikerstarieven overgaat.

Ten aanzien van de vijfde vordering

106. De vijfde vordering van WorldCom behelst een verzoek aan het college KPN op te dragen akkoord te gaan met de betaling van de tarieven van WorldCom voor WorldCom’s nationale terminatiediensten. 107. Reeds in zijn voorlopig besluit heeft het college aangegeven dat hij op basis van het

verzoekschrift van WorldCom deze vordering leest als het verzoek KPN op te dragen alsnog

eventuele achterstallige interconnectievergoedingen te betalen. Daarbij merkte het college op dat, indien KPN en WorldCom een conflict zouden hebben over de verrekening van achterstallige betalingen op basis van een tussen hen van kracht zijnde interconnectie-overeenkomst, het naar zijn mening niet bij voorbaat op de weg van het college maar veeleer op de weg van de civiele rechter ligt om over dergelijke geschillen uitspraak te doen.

108. Het college ziet op basis van de door partijen uitgewisselde standpunten in de periode sinds het voorlopig besluit genomen is, geen grond om op zijn eerdere standpunt terug te komen. Het college acht zich op grond van de hem ter beschikking staande gegevens thans onbevoegd een uitspraak te doen over de vijfde vordering van WorldCom.

Ten aanzien van de zesde vordering

109. De zesde vordering van WorldCom behelst een verzoek aan het college vast te stellen dat de reciproke terminatietarieven (voor spraak) van WorldCom voor haar nationale terminatiediensten redelijke tarieven zijn.

110. In zijn al eerder genoemde brief van 17 april 2000, gericht aan marktpartijen, heeft het college reeds aangegeven het standpunt ingenomen te hebben dat indien een andere aanbieder ten behoeve van het termineren van spraakverkeer op zijn net KPN een andere terminating-vergoeding in rekening brengt dan die KPN hem de andere kant op in rekening brengt, het college het redelijk acht dat KPN tot differentiatie van eindgebruikerstarieven overgaat.

111. Uit het boven weergegeven standpunt volgt dan ook dat de redelijkheid zich er tegen zou

(28)

112. In een oordeel met betrekking tot tariefdifferentiatie vast-vast d.d. 11 juli 2000 (kenmerk: OPTA/EGM/2000/201970) heeft het college geconcludeerd dat, indien andere operators het regional terminating tarief van KPN in rekening brengen voor hun terminating dienstverlening, KPN niet overgaat tot differentiatie van eindgebruikerstarieven. Voor aanbieders, die op alle EVKC’s van KPN een

koppelpunt hebben, heeft dit tot gevolg dat het spraakverkeer over en weer op regionaal niveau tegen dezelfde tarieven voor verdere terminering wordt aangeboden.

113. Het college heeft daarbij opgemerkt dat hij van oordeel is dat in beginsel als drempel voor tarriefdifferentiatie van spraakverkeer het regional terminating tarief van KPN als norm voor het niveau van de telco terminating tarieven gehanteerd kan worden.

114. WorldCom verzoekt het college vast te stellen dat reciproke terminating tarieven (op een niveau gelijk aan de regionale terminatietarieven van KPN) redelijke tarieven zijn. Naar de mening van het college, en onder verwijzing naar de reeds eerder door hem ingenomen standpunten, geldt dat bij reciproke terminating tarieven voor spraakverkeer (op een niveau gelijk aan de regionale terminating tarieven van KPN) op voorhand niet van onredelijke tarieven gesproken kan worden.

Ten aanzien zevende vordering

115. De zevende vordering van WorldCom behelst een verzoek aan het college KPN te verbieden differentiatie van eindgebruikerstarieven voor oproepen aan klanten van WorldCom te introduceren. Het college verwijst, voor wat betreft zijn mening over zijn bevoegdheden met betrekking tot deze vordering, naar hetgeen hij reeds onder de punten 103, 104 en 105 gesteld heeft.

116. Zoals reeds in het voorlopig besluit gesteld en in dit besluit herhaald, acht het college zich op grond van de bovenstaande overwegingen derhalve niet bevoegd een uitspraak te doen over de zevende vordering van WorldCom. Het college komt reeds daarom niet meer toe aan een inhoudelijke

beoordeling van deze vordering.

Ten aanzien van de achtste vordering

117. De achtste vordering van WorldCom behelst een verzoek aan het college KPN te verbieden differentiatie van eindgebruikerstarieven te introduceren binnen een periode van zes maanden nadat KPN de MIACO-dienst voor 06760 aan WorldCom heeft geleverd.

(29)

119. Zoals reeds in het voorlopig besluit gesteld en in dit besluit herhaald, acht het college zich op grond van de bovenstaande overwegingen derhalve niet bevoegd een uitspraak te doen over de achtste vordering van WorldCom. Het college komt reeds daarom niet meer toe aan een inhoudelijke

beoordeling van deze vordering.

BESLUIT

Het college besluit op grond van de artikelen 6.1, 6.3, derde lid, sub a, en 6.9 van de Tw als volgt: 1 Dit besluit treedt in de plaats van het voorlopige besluit van het college d.d. 25 mei 1999

(kenmerk: OPTA/IBT/2000/201454), met uitzondering van datgene wat het college in dat voorlopig besluit heeft overwogen en besloten met betrekking tot de vierde vordering van WorldCom, welke vordering betrekking heeft op de levering door KPN aan WorldCom van een zogenaamde Flat-rate Internet Access Call Origination-dienst.

2 - KPN dient aan WorldCom een bijzondere toegangsdienst te bieden op basis waarvan eindgebruikers, onder gebruikmaking van een nummer uit de 06760-nummerreeks tegen een vrijelijk door WorldCom te bepalen eindgebruikerstarief in kunnen bellen.

- KPN dient ervoor zorg te dragen dat het via deze dienst gegenereerde originerende verkeer op het niveau van de zogenaamde Regional Access Points via toegewezen

interconnectieverbindingen overgedragen wordt aan WorldCom, of, indien WorldCom bij een Regional Access Point geen zogenaamde Point of Presence heeft, aan een door WorldCom te selecteren derde partij.

- KPN dient voor deze dienst interconnectietarieven in rekening te brengen die vooralsnog gelijk zijn aan de door het college vastgestelde tarieven voor regional carrier select.

- WorldCom dient binnen uiterlijk één week na dagtekening van dit besluit aan te geven een dergelijke dienst al dan niet af te willen nemen.

- Indien WorldCom haar wens tot afname van een dergelijke dienst aan KPN binnen de gestelde termijn heeft kenbaar gemaakt, dienen WorldCom en KPN binnen één week na het uitspreken van deze interesse van WorldCom gesprekken aan te vangen over de feitelijke implementatie van deze dienst.

- Binnen uiterlijk één maand na het kenbaar maken van de wens tot afname door WorldCom dient deze dienst operationeel te zijn.

- Partijen zijn gehouden aan het college te rapporteren over het al dan niet kenbaar maken van de wens van WorldCom om deze dienst af te willen nemen, over de eventuele start van

gesprekken, en wekelijks over de voortgang van deze gesprekken, en over het operationeel worden van deze dienst.

3 Het college acht zich niet bevoegd te oordelen over de vordering van WorldCom “KPN te

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

UPC verzoekt primair te bepalen dat KPN Telecom voor 28 juni 2000 geen transitvergoeding mocht vragen voor het afwikkelen van verkeer naar het mobiele netwerk van KPN Telecom dan

Naar het college begrijpt, gedoogt KPN de aanleg van verbindingen tussen collocerende aanbieders zolang deze is opgesteld in één en dezelfde (collocatie-)ruimte (de hiervoor onder

39. Met het mogelijk maken van nummerportering hebben aanbieders, waaronder KPN grote investeringen moeten doen. Het college dient terughoudend te zijn met het opleggen van

Bij brief van 12 juni 2001 heeft KPN Mobile het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) verzocht om de regels vast te stellen die

100.000,- per dag, binnen 10 dagen na dagtekening van het besluit van het college het mogelijke verschil te betalen tussen enerzijds het bedrag dat KPN aan Energis heeft betaald voor

In aanvulling op hetgeen is vermeld in randnummer 52 van bijlage II bij dit besluit stelt het college in het onderhavige geschil vast dat de MTA-tarieven, die KPN Mobile jegens

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Ben zullen gelden

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Tele2 zullen gelden