• No results found

Voorlopig besluit inzake geschil MCI WorldCom – KPN Telecom

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorlopig besluit inzake geschil MCI WorldCom – KPN Telecom"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voorlopig besluit inzake geschil MCI WorldCom – KPN Telecom

OPTA/IBT/2000/201454

Voorlopig besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van de artikelen 6.1, 6.3, derde lid sub b, en 6.9 van de Telecommunicatiewet in het geschil tussen:

de besloten vennootschap MCI WorldCom B.V., gevestigd te Amsterdam, en,

de besloten vennootschap KPN TELECOM B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, gemachtigde: Mr P.V. Eijsvoogel, advocaat te Amsterdam.

A. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1. Op 29 maart 2000 heeft MCI WorldCom B.V., hierna “MCI”, het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, hierna “het college”, bij brief verzocht een beslissing te nemen op grond van de artikelen 6.1, 6.3 en 6.9 van de Telecommunicatiewet, hierna “Tw”, in een geschil met KPN Telecom B.V., hierna “KPN”. MCI heeft dit verzoekschrift gelijktijdig ingediend bij de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, hierna “NMa”. De NMa heeft hierover overleg gevoerd met het college, waarbij het tussen het college en de NMa afgesloten samenwerkingsprotocol als leidraad heeft gediend. De NMa heeft MCI vervolgens bij brief laten weten dat zij de behandeling(stermijn) van het verzoekschrift van MCI heeft opgeschort, totdat het college terzake een beslissing zou hebben genomen.

Op 30 maart 2000 heeft het college MCI bij brief te kennen gegeven, onder verwijzing naar artikel 4:5, tweede lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht, dat hij het verzoekschrift vooralsnog niet in

behandeling kon nemen, daar het in de Engelse taal gesteld was. Naar de mening van het college was het beschikbaar zijn van een Nederlandstalige versie noodzakelijk voor de beoordeling van het verzoekschrift. Het college stelde MCI in de gelegenheid haar verzoek binnen twee weken met een Nederlandstalige versie van het verzoekschrift aan te vullen.

(2)

Op 6 april heeft MCI het college bij brief te kennen gegeven dat het integrale verzoekschrift aan KPN kon worden toegestuurd, met uitzondering van de bijlagen 7, 8 en 12, welke onderdelen naar de stelling van MCI bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten.

Op 7 april 2000 heeft het college MCI bericht dat het verzoekschrift in behandeling was genomen. Op 7 april 2000 heeft het college KPN op de hoogte gesteld van het verzoek van MCI, en KPN in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren.

Op 19 april 2000 ontving het college de reactie van KPN op het verzoekschrift van MCI, welk verweerschrift op 20 april 2000 naar MCI is doorgestuurd.

Op 20 april 2000 heeft MCI het college bij brief op de hoogte gesteld van de voortgang van gesprekken met KPN over een mogelijke oplossing van de geschillen die door MCI aanhangig waren gemaakt. Op 27 april 2000 hebben partijen tijdens een hoorzitting hun standpunten nader toegelicht, waarbij KPN tevens een pleitnota heeft overgelegd. Tevens zijn beide partijen vertrouwelijk gehoord.

Op 11 mei 2000 heeft KPN het college bij brief een afschrift doen toekomen van een brief aan MCI d.d. 10 mei 2000, welke een aanbod bevatte voor een KPN Telecom PSTN 06760 Internet Connect Service. Daarnaast deed zij het college een afschrift toekomen van een brief aan MCI d.d. 10 mei 2000, in welke brief zij het verzoek van MCI om een FRIACO-dienst heeft afgewezen.

B. DE FEITELIJKE GRONDSLAG VAN HET GESCHIL

2. Aan het geschil liggen de volgende feiten ten grondslag.

- MCI is een aanbieder van openbare telecommunicatienetwerken en openbare

telecommunicatiediensten in Nederland in de zin van artikel 6.1 van de Tw en een geregistreerde aanbieder als bedoeld in artikel 20.7 van de Tw.

- KPN Telecom B.V. is een aanbieder van openbare telecommunicatienetwerken en openbare

telecommunicatiediensten in Nederland in de zin van artikel 6.1 van de Tw en is op grond van artikel 20.1 van de Tw aangemerkt als een partij die beschikt over aanmerkelijke macht als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, van de Tw.

(3)

Deel 1: De levering van bijzondere toegangsdiensten

- Bij brief van 29 april 1999 liet MCI aan KPN weten dat zij uit de media vernomen had dat KPN voornemens was 067 te gaan gebruiken als een prefix voor internetinbelverkeer. MCI stelde daarbij dat zij meende dat een dergelijke dienst ook beschikbaar zou moeten komen voor MCI tegen gereguleerde voorwaarden op grond van bijzondere toegang. Zij stelde dat zij van KPN verwachtte: “to provide the 06-7 product to MCI-WorldCom at conditions similar to the carrier select service (local/regional/national collection fee dependent on the level of interconnection) combined with the 0900 billing functionality (Internet user will pay X (rate per minute chosen by MCI-WorldCom) to KPN; KPN will keep y% of X to cover its own billing cost and will pay MCI-WorldCom (1-y)*X).” - Bij brief van 19 september 1999 liet MCI aan KPN weten dat zij op 29 april 1999 gevraagd had om

een aanbod voor een internetinbeldienst op basis van de 067-prefix, maar dat zij, behalve een aantal zeer algemene presentaties binnen het Forum Interconnectie en Speciale Toegang, hierna “FIST”, nog geen reactie van KPN had mogen ontvangen. In deze brief stelde MCI binnen twee weken een reactie te verwachten.

- Bij brief van 5 oktober 1999 stelde KPN MCI op de hoogte van de status van de in ontwikkeling zijnde dienst voor de afhandeling van dataverkeer met behulp van de toegangscode 067. KPN stelde dat zij in diverse vergaderingen van het FIST presentaties verzorgd had over deze dienst, en dat betrokken partijen hadden aangegeven in de eerste plaats behoefte te hebben aan duidelijkheid omtrent de tarieven. Zij stelde in deze brief vervolgens dat om die reden besloten was om de discussie binnen het FIST pas voort te zetten, nadat KPN een voorstel voor die tarieven had gedaan. Dit voorstel zou binnen een paar weken bekend worden gemaakt. KPN stelde daarbij dat het in de praktijk onmogelijk was om nieuwe diensten te ontwikkelen op basis van bilaterale afspraken, en dat daarom de inbreng van alle geïnteresseerde partijen in het FIST een voorwaarde zou zijn om ook deze dienst met succes te kunnen introduceren.

- Bij brief van 13 oktober 1999 reageerde MCI op de brief van KPN van 5 oktober 1999, en herhaalde zij haar verzoek van 29 april 1999 en van 19 september 1999. In deze brief stelde MCI tevens dat KPN gehouden was om met individuele marktpartijen, buiten het FIST om, te onderhandelen indien er een verzoek om toegang voorligt. Bovendien heeft MCI gesteld dat OPTA reeds meerdere malen heeft bepaald dat KPN binnen uiterlijk drie maanden diende te reageren op een redelijk verzoek van marktpartijen om bijzondere toegang.

- Bij brief van 27 december 1999 diende MCI bij KPN een aanvullend verzoek in om een ‘Flat Rate Internet Access Call Origination’-dienst, hierna “FRIACO-dienst”.

- Bij brief van 16 februari 2000 verzocht MCI aan KPN om uiterlijk op 3 maart 2000 aan te geven of KPN bereid was om de door MCI gevraagde bijzondere toegangsdiensten aan te bieden, een

uitgewerkt eerste concept-voorstel voor de gevraagde toegangsdiensten te leveren, en aan te geven wanneer MCI een concreet aanbod voor de gevraagde diensten zou kunnen verwachten. Daarbij gaf MCI aan dat zij, bij het uitblijven van een adequate reactie, zou overwegen een geschil aanhangig te maken bij OPTA.

(4)

gekoppeld. KPN stelde op korte termijn concrete tariefvoorstellen te zullen doen. Zij merkte daarbij op dat de dienstcode 06760 niet verplicht wordt gesteld voor internetinbelverkeer, en dat partijen, door het gebruiken van de dienstcodes 0800/090x of 16xy, voor internetinbelverkeer gebruik zouden kunnen maken van een originating model.

- Bij brief van 8 maart 2000 liet MCI aan KPN weten dat zij er van uitging dat KPN niet bereid was gehoor te geven aan de redelijke verzoeken van MCI voor 06760-internetinbeldiensten op basis van een originating model.

- Bij brief van 15 maart 2000 heeft KPN aan MCI informatie verstrekt over de introductie van ‘06760’ op het vaste net van KPN, en met name over de door KPN voorgenomen eindgebruikerstarieven voor verkeer van aansluitingen op de vaste openbare telefoondienst van KPN naar nummers uit de 06760-nummerreeks, en over de tarieven voor de wholesale dienstverlening.

- Bij brief van 14 april 2000 heeft KPN aan MCI schriftelijk een aantal punten bevestigd, welke op die dag ’s ochtends tussen partijen besproken waren. KPN stelde in deze brief onder meer vast

toegezegd te hebben dat zij MCI uiterlijk op 10 mei 2000 een aanbod zou doen voor een ‘metered’ 06760-dienst op basis van originating access. Verder zegde KPN toe dat deze dienst niet later ter beschikking zal komen dan aan het einde van de door KPN voorgestelde overgangsperiode van 1 mei 2000 tot 1 oktober 2000. Ook zegde KPN toe uiterlijk op 1 juni 2000 kenbaar te maken of zij

voornemens is een FRIACO-dienst te ontwikkelen.

- Bij brief van 17 april 2000 reageerde MCI op de brief van KPN d.d. 14 april 2000.

- Bij brief van 18 april 2000 vulde KPN, na telefonisch overleg met MCI, een aantal van de door haar in haar brief van 14 april 2000 ingenomen standpunten aan.

- Bij brief van 10 mei 2000 deed KPN aan MCI een aanbod voor een KPN Telecom PSTN 06760 Internet Connect Service.

- Bij brief van 10 mei 2000 liet KPN aan MCI weten haar verzoek om een FRIACO-dienst af te wijzen.

Deel 2: Tariefdifferentiatie

- Bij brief van 19 oktober 1999 gaf MCI aan KPN een overzicht van haar standpunten met betrekking tot de tarieven van MCI voor het termineren van verkeer.

- Bij brief van 1 november 1999 stelde MCI KPN op de hoogte van het feit dat zij KPN een te hoog bedrag in rekening heeft gebracht, en stelde zij voor het teveel betaalde te restitueren.

- Bij brief van 23 november 1999 verzocht KPN aan MCI om terugbetaling van een gedeelte van de door haar betaalde terminating-kosten voor juli 1999.

- Bij brief van 9 december 1999 gaf MCI aan KPN een aantal scenario’s voor de berekening van eindgebruikerstarieven voor het bellen van het vaste net van KPN naar geografische nummers die eindigen op het netwerk van MCI.

- Bij brief van 21 december 1999 stelde MCI KPN op de hoogte van het feit dat zij nieuwe tarieven zou berekenen voor het termineren van verkeer op het netwerk van MCI.

(5)

- Bij brief van 20 januari 2000 reageerde MCI op de brief van KPN d.d. 13 januari 2000 aan het college.

- Bij brief van 28 januari 2000 stelde KPN aan MCI voor de eindgebruikerstarieven voor een gesprek van een KPN eindgebruiker naar een klant van MCI met een geografisch nummer vooralsnog gelijk te laten zijn aan de tarieven voor een gesprek van een KPN eindgebruiker naar een andere klant van KPN met een geografisch nummer, in afwachting van de uitkomst van de onderhandelingen over de terminating-tarieven. Daarnaast stelde KPN voor dat MCI, indien de onderhandelingen op 20 februari 2000 niet tot overeenstemming zouden hebben geleid, alsnog aan KPN het

telco-terminating tarief in rekening zou brengen dat paste bij het eindgebruikerstarief dat KPN aan haar klanten in rekening bracht voor gesprekken naar andere eindgebruikers van KPN.

- Bij brief van 1 februari 2000 reageerde MCI op de brief van KPN d.d. 28 januari 2000.

- Bij brief van 10 februari 2000 stelde KPN MCI op de hoogte van het feit dat zij de reactietermijn voor de ontvangst van de PSTN Telco Terminating Access Service-tarieven verlengde tot 18 februari 2000.

- Bij (incorrect gedateerde) brief van 20 januari 2000 reageerde MCI op de brief van KPN d.d. 10 februari 2000.

- Bij brief van 22 februari 2000 deed KPN MCI een afschrift toekomen van een brief van KPN d.d. 18 februari 2000.

- Bij brief van 6 maart 2000 reageerde KPN op de brieven van MCI d.d. 20 januari 2000 en 1 februari 2000.

- Bij brief van 8 maart 2000 reageerde MCI op de brief van KPN d.d. 6 maart 2000.

- Bij brief van 14 april 2000 heeft KPN aan MCI schriftelijk een aantal punten bevestigd, welke op die dag ’s ochtends tussen partijen besproken waren.

- Bij brief van 17 april 2000 reageerde MCI op de brief van KPN d.d. 14 april 2000.

- Bij brief van 18 april 2000 vulde KPN, na telefonisch overleg met MCI, een aantal van de door haar in haar brief d.d. 14 april 2000 ingenomen standpunten aan.

C. HET STANDPUNT VAN MCI

Het standpunt van MCI laat zich als volgt samenvatten.

Deel 1: De levering van bijzondere toegangsdiensten

3. Naar de mening van MCI is er sinds begin 1999 in een Nederland een heftige discussie gevoerd over de ‘uitkoppeling’ van internetverkeer uit het PSTN-netwerk van KPN door middel van een internet-prefix. Deze discussie, waarbij marktpartijen, het college, de NMa, en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat betrokken zijn geweest, resulteerde aan het eind van 1999 in een formele wijziging van het Nummerplan Telefoon- en ISDN-diensten, waarin voor internetinbeldiensten een speciale 06760-prefix werd

(6)

4. Naar de mening van MCI wacht de markt inmiddels al veel te lang op de levering van wholesale diensten voor internetuitkoppeling van 06760-nummers door KPN. MCI stelt dat de brief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat d.d. 22 oktober 1999, evenals de brief van het college aan

marktpartijen d.d. 22 februari 2000 over internet uitkoppelen, duidelijk aangeven dat KPN op grond van de Tw verplicht is om aan redelijke verzoeken voor bijzondere toegangsdiensten voor 06760 te voldoen. 5. MCI stelt dat zij in bovengenoemde discussies steeds het standpunt heeft ingenomen dat voor (06760) internetinbeldiensten het zogenaamde “origination model” in plaats zou moeten komen van het thans voor internetinbeldiensten gehanteerde zogenaamde “termination model”. In lijn met dit standpunt heeft MCI aan KPN verzocht om een tweetal “origination” diensten voor 06760 te leveren. Hoewel de eerste aanvraag voor een dergelijke dienst bijna een jaar geleden werd gedaan, stelt MCI in haar verzoekschrift dat KPN nog steeds weigert dit redelijk verzoek te honoreren.

6. Bij de door MCI verzochte diensten gaat het respectievelijk om een ‘Metered Internet Access Call Origination’-dienst, hierna “MIACO-dienst”, en een ‘Flat-Rate Internet Access Call Origination’-dienst hierna “FRIACO-dienst”.

7. Naar de stelling van MCI gaat het bij het verzoek om een MIACO-dienst om de levering door KPN van een call origination dienst met in ieder geval de volgende karakteristieken:

- MCI zal dergelijke diensten aan eindgebruikers leveren met de 06760-prefix; - de uitkoppeling van dergelijke oproepen vindt plaats op toegewezen lijnen op de

interconnectiepunten tussen KPN en MCI;

- de door MCI gevraagde basisdienst is zonder facturering van de eindgebruikers;

- MCI dient in staat te zijn om voor elk nummer zijn eigen eindgebruikerstarieven te bepalen; - MCI zal KPN een vergoeding betalen op basis van het aantal minuten verbinding;

- voor de basisdienst dient de prijs maximaal op of onder het niveau van de EDC-tarieven voor Carrier Select te zijn;

- als een tweede en optionele dienst dient de facturering onderdeel te vormen van de dienst die KPN aan MCI moet leveren;

- voor de optionele dienst mag KPN een extra bedrag in rekening brengen voor facturering en incasso dat vergelijkbaar is met het huidige model.

8. Naar de stelling van MCI gaat het bij het verzoek om een FRIACO-dienst om de levering door KPN van een call origination dienst met in ieder geval de volgende karakteristieken:

- het betreft de levering van een single tandem call origination dienst alleen voor

internetinbeloproepen van KPN eindgebruikers tegen een vaste (unmetered) vergoeding; - MCI zal dergelijke diensten aan eindgebruikers leveren met de 06760-prefix;

(7)

- de FRIACO-dienst heeft geen invloed op de tarieven en overige voorwaarden van oproepen afkomstig van eindgebruikers die niet eindigen op aan de FRIACO-dienst toegewezen 06760-nummers. Bestaande interconnectiemodellen blijven van toepassing voor oproepen naar niet-FRIACO-nummers;

- MCI zal KPN geen vergoeding betalen op basis van het aantal minuten maar op basis van de capaciteit;

- afrekening vindt plaats op basis van het aantal in gebruik zijnde verbindingen.

9. MCI stelt dat het bij de verzoeken om de levering van deze origination diensten om redelijke verzoeken gaat. Zij baseert zich bij deze stellingname op de volgende overwegingen.

10. Naar de mening van MCI zijn er op dit moment in Nederland geen mogelijkheden voor differentiatie van eindgebruikerstarieven en/of mogelijkheden voor flat rate internetinbeldiensten voor

eindgebruikers via 06760-nummers. KPN heeft op 15 maart 2000 een voorstel gedaan voor de invoering van een wholesale “collecting” dienst voor 06760 met ingang van 1 mei 2000. Dit “collecting model” vormt geen geschikt alternatief voor de MIACO- en/of de FRIACO-dienst, omdat de mogelijkheden voor differentiatie van eindgebruikerstarieven volgens het voorstel van KPN uiterst beperkt zijn: van mei 2000 tot oktober 2000, de door KPN gehanteerde overgangstermijn, bestaan er slechts mogelijkheden om hogere eindgebruikerstarieven te hanteren dan het bestaande binnen-basisgebied

eindgebruikerstarief van KPN en is er bijvoorbeeld geen mogelijkheid voor een flat rate tariefstelling. Daarnaast blijft KPN, en niet de alternatieve operator / service provider, via dit door KPN voorgestelde model de volledige controle houden over het vaststellen van eindgebruikerstarieven. Bovendien verkrijgt KPN via dit model tevens de controle over de “kick-back”-vergoedingen die concurrerende operators ontvangen.

11. Naar de mening van MCI vereisen de MIACO- noch de FRIACO-dienst nieuwe

(8)

tarieven voor dergelijke dienstverlening, lijkt het duidelijk dat deze dienstverlening in het algemeen belang is.

13. Naar de mening van MCI vormt het thans bestaande ongedifferentieerde lokale tarief per minuut voor internetinbeldiensten een aanzienlijk obstakel voor de verdere ontwikkeling van diensten en differentiatie van prijzen en als zodanig een obstakel voor de verdere groei van het gebruik van internet in het algemeen. Volgens MCI beheerst en dicteert KPN op dit moment in feite de retailprijzen voor inbellen op internet in Nederland en tracht deze controle te behouden via het door haar voorgestelde “collecting model”. Alleen de levering van origination diensten maakt het in beginsel mogelijk dat ook andere marktpartijen dan KPN in een positie komen om ook zelf retailprijzen te bepalen, hetgeen zal resulteren in een meer marktgedreven aanbod van innovatieve internetinbeldiensten tegen lagere, gedifferentieerde en/of flat rate tarieven.

14. Naar de mening van MCI is er op dit moment geen realistisch alternatief voor de gevraagde diensten beschikbaar. Zoals reeds eerder gesteld, blijft KPN, naar de mening van MCI, in het door KPN

voorgestelde “collecting model” voor 06760 de eindgebruikerstarieven beheersen. Voorts zijn, naar de mening van MCI, andere origination diensten, zoals 0800-090X en carrier select, niet geschikt voor 06760. Deze diensten zijn in eerste instantie ontworpen voor spraakverkeer en niet voor

internetinbeldiensten. MCI wil zijn internetdienstverlening associë ren met de nieuwe 06760-prefix. Verder vormen, naar de mening van MCI, breedbandige diensten via het vaste net, zoals ADSL, geen substituut. Zelfs wanneer deze diensten ruim beschikbaar zijn, zijn zij niet vergelijkbaar met smalbandige diensten omdat de consument voor het gebruik ervan nieuwe apparatuur dient aan te schaffen. MIACO en FRIACO kunnen daarentegen direct met volledige dekking in Nederland beschikbaar zijn.

15. Naar de mening van MCI is KPN op grond van de Tw, maar overigens ook op grond van de reeds eerder genoemde brief van het college d.d. 22 februari 2000, gehouden om aan MCI de gevraagde origination diensten te leveren. Aangezien KPN geweigerd heeft te voldoen aan haar verplichtingen op grond van artikel 6.9 van de Tw, beschouwt MCI zich gerechtigd om het college op grond van artikel 6.3, eerste lid, van de Tw, te verzoeken de regels vast te stellen die tussen KPN en MCI zullen gelden

betreffende de levering van origination diensten voor internetuitkoppeling via 06760-nummers.

Deel 2: Tariefdifferentiatie

(9)

17. Naar de stelling van MCI weigert KPN sinds 1 juli 1999 in feite eenzijdig om de door MCI gevraagde terminating-tarieven te betalen voor oproepen van klanten van KPN die getermineerd worden op het netwerk van MCI, en betaalt KPN aan MCI sinds die tijd slechts terminating-tarieven die gelijk zijn aan KPN’s eigen lokale terminating-tarief.

18. Naar de mening van MCI is het college op grond van de Tw bevoegd om te besluiten of de

terminating-tarieven van concurrerende aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken redelijk zijn of niet, en zo ja, dat KPN verplicht is dergelijke redelijke tarieven te betalen.

19. Naar de mening van MCI is het college bevoegd om vast te stellen dat KPN’s voorstellen voor differentiatie van eindgebruikerstarieven moeten worden verworpen en dat deze voorstellen discriminatoir en misbruikelijk zijn, omdat in geval van reciproke terminating-tarieven KPN’s retail onderdeel een gelijkwaardige dienst koopt tegen een gelijkwaardige prijs.

Spoedeisend belang

20. Naar de mening van MCI heeft zij een spoedeisend belang bij een snelle uitspraak van het college, aangezien (1-) KPN formeel aan OPTA heeft verzocht akkoord te gaan met de start van de differentiatie van eindgebruikerstarieven per 1 april 2000, en (2-) KPN de introductie van een “collecting” dienst voor 06760 met ingang van 1 mei heeft aangekondigd. Dientengevolge zal MCI, naar haar eigen mening, aanmerkelijk verlies en schade lijden, in het bijzonder wanneer KPN per 1 april 2000 differentiatie van eindgebruikerstarieven introduceert en/of blijft weigeren om de reciproke terminating-tarieven van MCI te betalen. Deze schade zal, naar de mening van MCI, zelfs groter zijn, omdat ook het

internetinbelverkeer hiermee geconfronteerd wordt/zal worden, aangezien KPN weigert bijzondere toegangsdiensten voor internetinbelverkeer via 06760-nummers te leveren. Zodoende maakt KPN het voor MCI onmogelijk om internetverkeer uit het terminatieverkeer te halen en dwingt KPN MCI

bovendien om KPN’s lagere terminating-tarieven of differentiatie van eindgebruikerstarieven ook voor het internetverkeer te aanvaarden.

21. Indien MCI, door middel van een MIACO-dienst, in staat zou zijn om het internetverkeer uit de verkeersstroom naar zijn eigen terminating-dienst te halen, dan zou volgens MCI de impact van KPN’s plannen om differentiatie van eindgebruikerstarieven of de weigering van KPN om de terminating-tarieven van MCI te betalen aanzienlijk geringer zijn.

(10)

23. Naar de mening van MCI kan ook het geschil met KPN over tariefdifferentiatie zeer aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van MCI. Zij stelt dat het moeilijk is om het effect van tarriefdifferentiatie te kwantificeren, maar haar aanname is dat het zou kunnen leiden tot een substantië le daling van het aantal klanten van MCI, omdat klanten in het geval van differentiatie de perceptie zouden hebben dat MCI een ‘dure’ telecomoperator is. MCI merkt op dat de zaak zeer spoedeisend is omdat – als KPN zijn plannen doorzet – differentiatie van eindgebruikerstarieven per 1 april 2000 van start zou gaan, met als gevolg dat MCI significante schade zou ondervinden.

24. Al met al meent MCI dat het op zijn plaats lijkt voorlopige maatregelen te treffen op grond van artikel 6.3, derde lid onder b, van de Tw.

D. DE VORDERINGEN VAN MCI 25. MCI heeft het college verzocht:

Deel 1: De levering van bijzondere toegangsdiensten

1. KPN op te dragen de MIACO-dienst, met interconnectie op het niveau van het Regionale Access Punt (“RAP”), aan MCI te leveren, en wel uiterlijk op 1 mei 2000, op straffe van een dwangsom;

2. KPN te verbieden om andere 06760 wholesale producten te lanceren voor Telco’s en/of retail produkten voor eindgebruikers totdat KPN de MIACO-dienst aan MCI levert;

3. KPN te verbieden om eindgebruikerstariefdifferentiatie voor oproepen naar MCI’s klanten te introduceren binnen een periode van zes maanden nadat KPN de MIACO-dienst aan MCI heeft geleverd;

4. KPN op te dragen de FRIACO-dienst, met interconnectie op het niveau van de RAP, uiterlijk op 1 augustus 2000 aan MCI te leveren, of voor het tijdstip waarop KPN zelf of een Internet Service Provider (“ISP”) van KPN flat rate retail diensten lanceert voor zijn klanten, indien dit tijdstip eerder plaatsheeft;

Deel 2: Tariefdifferentiatie

5. KPN op te dragen akkoord te gaan met de betaling van de tarieven van MCI voor MCI’s nationale terminatiediensten;

(11)

7. KPN te verbieden differentiatie van eindgebruikerstarieven voor oproepen aan klanten van MCI te introduceren;

8. KPN te verbieden differentiatie van eindgebruikerstarieven te introduceren binnen een periode van zes maanden nadat KPN de MIACO-dienst voor 06760 aan MCI heeft geleverd.

E. HET STANDPUNT VAN KPN

Het standpunt van KPN laat zich als volgt samenvatten.

Spoedeisendheid

26. Naar de mening van KPN is de gekozen procedure, namelijk een spoedeisende procedure waarin op korte termijn met een minder zorgvuldige voorbereiding tot een besluit zou moeten worden gekomen, vanwege de omvang van het verzoek en ook de aard van de vorderingen, een ongeschikte.

27. Het spreekt volgens KPN voor zich dat de spoedeisende behandeling leidt tot allerlei beperkingen. Evenzo spreekt voor zich dat dit gevolgen moet hebben voor het te nemen besluit. Het besluit kan niet meer zijn dan een voorlopig besluit, dat geldt tot het moment van een definitief besluit op grond van een zorgvuldige procedure. Bovendien kunnen in dat voorlopige besluit alleen die onderwerpen aan bod komen die zich lenen voor een voorlopige spoedeisende beoordeling, en dan nog alleen voor zover de belangen van MCI bij een spoedvoorziening opwegen tegen de belangen van KPN bij een zorgvuldige behandeling.

Ten aanzien van de eerste vordering van MCI

28. KPN stelde tijdens deze procedure dat zij in een brief aan MCI d.d. 14 april 2000 heeft toegezegd op uiterlijk 10 mei 2000 een gespecificeerd aanbod te zullen doen voor de levering van de MIACO-dienst. Dit aanbod zou bestaan uit:

- een gespecificeerde dienstbeschrijving

- een bijbehorende, kostengeorië nteerde tariefstelling, en - een plan voor de implementatie ervan.

(12)

30. KPN stelde dat zij de keuze heeft gemaakt om de 06760-internetuitkoppeldienst initieel aan te bieden overeenkomstig het zogenaamde “collecting model”. Zij stelt dat een belangrijke reden voor deze keuze gelegen is in de onzekerheid die een “originating model” creëert voor de integriteit van het netwerk. Omdat in een dergelijk “originating model” het eindgebruikerstarief bepaald wordt door de Telco, kan dit model leiden tot een niet-tijdsafhankelijk eindgebruikerstarief, zoals een nul-tarief of een zogenaamde flat fee.

31. Bij niet-tijdsafhankelijke tarieven bestaat er voor de eindgebruiker geen enkele prikkel meer om zijn verbinding met een ISP te beë indigen. De naar verwachting zeer aanzienlijke toename van de houdtijd van het internet-inbelverkeer die hiervan het gevolg zal zijn, zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot aanzienlijke congestie in de lagere netvlakken van het telefoonnet. Bovendien zal, naar de mening van KPN, ook congestie kunnen ontstaan in de hogere netvlakken zolang niet (een groot deel van) het betreffende internetverkeer op lokaal niveau wordt overgedragen.

32. Naar de mening van KPN is er nader onderzoek nodig naar de mate waarin de houdtijden bij een niet-tijdsgebonden tarief zullen toenemen en naar de wijze waarop congestie als gevolg hiervan het best kan worden vermeden c.q. beperkt. KPN stelt dat zij, om de invoering van de

06760-internetuitkoppeldienst niet voor de duur van het onderzoek te vertragen, initieel gekozen heeft voor een introductie op basis van het “collecting model”.

33. KPN merkt in dit verband op dat MCI reeds thans beschikt over de mogelijkheid om internetverkeer op originating basis van KPN-abonnees te ontvangen. MCI ontvangt reeds thans internetinbelverkeer via 0800-nummers. Ook met behulp van een carrier-selectie code en een geografisch nummer kan zij nu al internet-inbeldiensten aanbieden aan aangeslotenen op het KPN netwerk. MCI heeft aldus, naar de stelling van KPN, alle mogelijkheden tot het differentië ren van eindgebruikerstarieven die zij aan haar verzoek om de MIACO-dienst ten grondslag legt.

34. Mede gelet op de reeds eerder aangeboden 06760-dienstverlening, het reeds thans bestaande alternatief via carrier selectie in combinatie met een geografisch nummer en de noodzaak voor een overgangsperiode ten behoeve van een ordelijke migratie, heeft KPN naar haar mening aldus voldaan aan hetgeen op grond van de wet van haar kan worden gevergd.

Ten aanzien van de tweede vordering van MCI

35. KPN bestrijdt dat het college bevoegd is om het hier gevraagde verbod aan KPN op te leggen. Subsidiair stelt KPN dat zij aan ISP’s heeft toegezegd tot 1 oktober 2000 een overgangsperiode hanteren waarin voor de 06760-internetuitkoppeldienst op basis van het collecting model geen lager

(13)

36. Een dergelijke overgangsperiode is vanuit het oogpunt van een eerlijke en ordelijke markt gewenst, omdat het dan voor marktpartijen die hun internet-inbelverkeer willen migreren naar 06760-nummers niet uitmaakt op welk tijdstip binnen die overgangsperiode zij deze migratie uitvoeren.

37. Het verzoek van MCI om KPN te verbieden om – voordat de gevraagde MIACO-dienst aan MCI wordt geleverd – enige andere 06760-dienst te introduceren, verdraagt zich dan ook niet met het bestaan van een overgangsperiode. Reeds omdat de overgangsperiode redelijk en gewenst is, dient dit verzoek te worden afgewezen.

38. KPN stelt aan MCI te hebben toegezegd dat de MIACO-dienst in elk geval tegen het eind van de overgangsperiode en dus uiterlijk 1 oktober 2000 operationeel zal zijn, waarbij KPN er wel vanuit gaat dat alle aspecten die in overleg tussen partijen nog geregeld moeten worden, ook tijdig zullen zijn opgelost.

39. Al met al ontbeert MCI, naar de mening van KPN, een rechtens te respecteren belang bij de onderhavige vordering.

Ten aanzien van de derde vordering van MCI

40. KPN bestrijdt dat het college bevoegd is om het hier door MCI gevraagde verbod op te leggen. Bovendien heeft MCI ook geen belang bij het gevraagde verbod, omdat KPN geen andere tarieven voorziet voor het bellen naar MCI-klanten dan de tarieven voor het bellen naar KPN-klanten. 41. KPN stelt dat, mochten partijen geen overeenstemming bereiken over de MCI call terminating-tarieven (welke kans zij echter verwaarloosbaar klein acht) en mocht KPN zich als dan voornemen de eindgebruikerstarieven te verhogen, zij MCI tenminste vier weken van te voren zal informeren over dit voornemen.

Ten aanzien van de vierde vordering van MCI

(14)

43. Overigens merkt KPN op dat zij zich niet aan ieder onderzoek naar de gevolgen van een FRIACO-dienst heeft willen onttrekken. Bij brief van 14 april 2000 heeft zij aan MCI toegezegd uiterlijk op 10 mei 2000 een inventarisatie te zullen verstrekken van de vragen en risico’s die moeten worden opgelost en vermeden om een niet-tijdsafhankelijke bijzondere toegangsdienst als de FRIACO-dienst te kunnen leveren zonder gevaar voor de netwerkintegriteit.

44. Naar de stelling van KPN zal op basis van een niet-tijdsafhankelijke bijzondere toegangsdienst wel haast zeker door de afnemer van deze dienst een eveneens niet-tijdsgebonden eindgebruikersdienst worden geleverd. Het feit dat de vergoeding die de eindgebruiker betaalt niet meer afhankelijk is van de duur van zijn gebruik, zal naar alle waarschijnlijkheid een zeer aanzienlijke invloed hebben op het gebruiksprofiel en daarmee op de houdtijd van de daarvoor benodigde verbinding. In het bovenstaande is reeds aangegeven welke risico’s KPN verbonden ziet aan een dergelijke tijdsonafhankelijke

eindgebruikersdienst.

45. Bij de beoordeling van de redelijkheid van het verzoek om een FRIACO-dienst per 1 augustus 2000 speelt naar de mening van KPN ook een belangrijke rol dat voor een juiste kostprijs- en tariefbepaling voor deze dienst in feite een geheel nieuwe methode moet worden ontwikkeld, omdat het hier immers gaat om capacity based pricing.

Ten aanzien van de vijfde vordering van MCI

46. Primair stelt KPN dat MCI geen belang heeft bij haar verzoeken betreffende haar call terminating-tarieven nu tussen partijen overeenstemming bestaat over hetgeen KPN heeft verwoord in haar brieven d.d. 14 en 18 april 2000. Subsidiair stelt KPN, dus uitsluitend voor het geval MCI bestrijdt dat

overeenstemming is bereikt, dat dan geldt dat hetgeen KPN aan MCI heeft aangeboden een redelijke invulling is van het uitgangspunt van reciprociteit en dat het niet redelijk is als MCI – het uitgangspunt van reciprociteit aanvaard hebbende – aanspraak blijft maken op een hoger tarief.

47. KPN maakt uit het verzoekschrift van MCI op dat partijen het eens zijn over de toepassing van het uitgangspunt van reciprociteit bij de vaststelling van de call terminating-tarieven die MCI aan KPN in rekening brengt voor de afwikkeling van verkeer op haar netwerk, en dat het geschil (zo dat nog bestaat) zich toespitst op de invulling van dit uitgangspunt.

(15)

Ten aanzien van de zesde vordering van MCI

49. Het ontgaat KPN welk afzonderlijke betekenis aan dit verzoek, gelet op het bovengenoemde verzoek, moeten worden toegekend. KPN heeft dit verzoek van MCI dan ook niet afzonderlijk nader toegelicht.

Ten aanzien van de zevende vordering van MCI

50. KPN stelt dat zij geen differentiatie van retailtarieven voor bellen naar MCI zal invoeren indien MCI akkoord gaat met het in de brief van 14 april 2000 gegeven voorstel van KPN ter vaststelling van de MCI terminating-tarieven. Naar de stelling van KPN betekent dit dat tariefdifferentatie niet aan de orde is als het college de vijfde en zesde vordering van MCI afwijst ofwel omdat partijen al tot overeenstemming zijn gekomen, ofwel omdat de redelijke invulling van het uitgangspunt van reciprociteit niet is de tarieven voor regionale call termination van KPN maar het door KPN voorgestelde regional minus tarief. 51. Indien het college echter onverhoopt zou bepalen dat de call terminating-tarieven van MCI wel aan de hand van (alleen) het regionale call terminating-tarief van KPN dienen te worden vastgesteld, dan nog ontbeert MCI een belang bij het gevraagde verbod tot invoering van tariefdifferentatie. Immers, KPN heeft hiervoor al toegezegd dat zij MCI tenminste vier weken tevoren schriftelijk zal informeren over haar voornemen de hiervoor bedoelde eindgebruikerstarieven te verhogen. Daarmee staat naar de mening van KPN vast dat een belang bij het hier gevraagde verbod ontbreekt.

52. In dit verband merkt KPN ook nog op dat ook zonder toezegging MCI geen belang zou hebben bij het gevraagde verbod. Als KPN de retailtarieven voor bellen naar MCI klanten wil verhogen, dan zullen deze tarieven de, op grond van artikel 36 van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie, hierna “BOHT”, vereiste, toets van kostenorië ntatie alleen doorstaan als ze gebaseerd zijn op het call terminating-tarief waarmee MCI (al dan niet onder protest) genoegen neemt.

Ten aanzien van de achtste vordering van MCI

(16)

F. DE CONCLUSIES VAN KPN

54. KPN concludeert dat de verzoeken van MCI:

A niet als spoedeisend kunnen worden aangemerkt, zodat geen voorlopig besluit kan worden genomen en aan KPN een nadere termijn moet worden gegeven voor het aanvullen van haar schriftelijke reactie ten gronde,

B het college niet bevoegd is tot het uitspreken van de gevraagde verboden

- tot het introduceren van andere 06760-diensten dan de door MCI bedoelde MIACO-dienst, en

- tot invoering van gedifferentieerde eindgebruikerstarieven voor oproepen naar klanten van MCI, al dan niet binnen een bepaalde overgangsperiode;

C dat de verzoeken van MCI dienen te worden afgewezen.

G. DE BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Wettelijk kader

55. Uit artikel 6.1 van de Tw volgt dat aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten in Nederland, die daarbij de toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren, zorg dragen voor interconnectie van de betrokken

telecommunicatienetwerken om te verzekeren dat de daarop aangesloten gebruikers over en weer met elkaar kunnen communiceren. In het geval het college van oordeel is dat er sprake is van strijdigheid met het bepaalde bij of krachtens deze wet, kan hij ter beëindiging van deze situatie regels vaststellen die tussen aanbieders zullen gelden.

56. Op grond van artikel 6.3 van de Tw worden geschillen tussen bij interconnectie als bedoeld in artikel 6.1 van de Tw betrokken aanbieders met betrekking tot de vraag of de terzake tussen hen in verband met interconnectie bestaande verbintenis, of de wijze waarop deze wordt nagekomen, strijdig is met het bepaalde bij of krachtens deze wet, op aanvraag van één of meer van hen beslecht.

57. Op grond van artikel 20.1 van de Tw is KPN aangewezen als partij die beschikt over aanmerkelijke marktmacht (AMM) op de markt van openbare vaste telefoonnetwerken of de vaste openbare

telefoondienst. De aanwijzing brengt een aantal verplichtingen mee inzake interconnectie en bijzondere toegang. Zo moet KPN als AMM-partij voldoen aan redelijke verzoeken om bijzondere toegang tot haar netwerk en moet zij bij interconnectie en bijzondere toegang de beginselen van transparantie, non-discriminatie en kostenorië ntatie in acht nemen.

(17)

Spoedeisend belang

59. In het onderhavige verzoekschrift stelt MCI een spoedeisend belang te hebben bij een snelle besluitvorming over de onderhavige geschilpunten. Onder verwijzing naar artikel 6.3, derde lid onder b, van de Tw, stelt MCI dat het op zijn plaats lijkt dat het college een voorlopig besluit neemt.

60. Bij de beoordeling van de vraag of het college het noodzakelijk acht dat een dergelijk voorlopig besluit genomen zou moeten worden, heeft het college vast moeten stellen (1-) of MCI een spoedeisend belang heeft bij een voorlopig besluit met betrekking tot één of meer van haar vorderingen, en (2-) of het belang van KPN bij een zorgvuldige behandeling van de geschilprocedure niet geschaad wordt door een voorlopig besluit van het college met betrekking tot één of meer van die vorderingen.

Ten aanzien van de eerste vordering

61. De eerste vordering van MCI behelst een verzoek aan het college KPN op te dragen de MIACO-dienst, met interconnectie op het niveau van het Regionale access Punt (“RAP”), aan MCI te leveren, en wel uiterlijk op 1 mei 2000, op straffe van dwangsom.

62. Oorspronkelijk was KPN voornemens om een 06760-internetuitkoppeldienst op basis van een ‘collecting’-model per 1 mei 2000 aan te bieden. In dat kader heeft zij bij brief van 13 maart 2000 op grond van artikel 36 van het BOHT een voorstel voor nieuwe tarieven voor internetinbelverkeer via 06760-nummers ter beoordeling bij het college ingediend. Het college dient tariefvoorstellen in beginsel binnen een termijn van drie weken op kostenorië ntatie te beoordelen. De behandelingstermijn van dit voorstel is op dit moment opgeschort. Niet uitgesloten moet worden dat het tariefvoorstel op enig moment voldoet aan het vereiste van kostenorië ntatie. Een dienst, waarvoor de tarieven door het college op kostenorië ntatie beoordeeld zijn, zou dan op korte termijn door KPN in de markt

geïntroduceerd kunnen worden.

63. Naar de mening van het college gaat het bij de 06760-dienst volgens het collecting model van KPN en de MIACO/FRIACO-diensten om wholesalediensten, welke in principe ingezet kunnen worden ten bate van enigszins vergelijkbare eindgebruikersdiensten. In dit verband heeft het college reeds eerder bij brief van 18 april 2000 (kenmerk: OPTA/EGM/2000/201232) aangegeven dat hij het door KPN

voorgestelde ‘collecting model’ beschouwt als een beperking van het ‘terminating model’, en dat bij de totstandkoming van nieuwe gedifferentieerde tarieven voor inbelverkeer ten behoeve van

internettoegang de operator op wiens net het verkeer eindigt, in beginsel zelf zijn terminating-tarieven moet kunnen bepalen. Het college ziet daarom niet in waarom KPN in haar collecting-model

beperkingen stelt aan de keuzevrijheid van een operator om door middel van zijn terminating-tarieven eindgebruikerstarieven te bepalen. Dit betekent dat het voor operators in principe ook mogelijk zou moeten zijn om lagere eindgebruikerstarieven te hanteren dan het binnen-basisgebied

(18)

64. Op de internetmarkt vindt thans een explosieve groei plaats. Als een marktpartij een achterstand van enkele maanden oploopt op een andere marktpartij, kan dit zowel op de korte als op de lange termijn een verlies van marktaandeel met zich brengen. Een dergelijk probleem kan zich met name bij internettoegang voordoen en derhalve niet onaanzienlijke gevolgen voor de positie van die partij op de markt hebben.

65. Al met al is het zeer wel denkbaar dat op korte termijn door KPN een 06760-internettoegangsdienst geïntroduceerd zal worden welke in potentie een grote concurrent zou kunnen vormen voor de

gevraagde diensten op basis van MIACO of FRIACO. Dit betekent dat MCI, wanneer zij de door haar gewenste diensten niet op korte termijn zal kunnen introduceren, bij een zeer wel denkbare introductie op korte termijn van KPN’s voorgestelde 06760-wholesale dienstverlening op basis van een collecting model, mogelijk op een forse marktachterstand geplaatst zou kunnen worden.

66. MCI kan dit nadeel dan slechts beperkt compenseren door in plaats van de door haar gewenste MIACO- en FRIACO-diensten de door KPN geboden 06760-collecting dienst af te nemen inclusief de voor MCI nadelige onderdelen van die dienst. Het college denkt bij deze onderdelen met name aan de verschillende uitgangspunten voor de berekening van kostengeorië nteerde tarieven die aan beide diensten ten grondslag liggen, aan het ontbreken van een directe klantrelatie voor MCI bij afname van de collecting-dienst, aan de daaraan ten grondslag liggende verplichting KPN de billing van die klanten van MCI uit te laten voeren, en tevens aan de nadelen voor MCI bij het afnemen van de collecting dienst voor wat betreft de forecasting, ordering en levering van interconnectieverbindingen.

67. Daarenboven merkt het college op dat MCI stelt dat zij reeds op 29 april 1999 een redelijk verzoek aan KPN heeft gedaan voor deze bijzondere toegangsdienst. Indien het inderdaad om een redelijk verzoek zou gaan, zou het onredelijk zijn dat MCI, als gevolg van een mogelijke verzaking door KPN van haar wettelijke verplichting in te gaan op een dergelijk verzoek om bijzondere toegang, vanwege het niet toekennen van een spoedeisend belang geconfronteerd zou worden met een lager marktaandeel dan indien de dienst op korte termijn geïntroduceerd zou worden.

68. Op grond van de bovenstaande overwegingen is college derhalve van mening dat MCI een spoedeisend belang heeft bij een snelle behandeling van haar onderhavige vordering.

69. Het college heeft reeds eerder standpunten ingenomen met betrekking tot verzoeken van andere marktpartijen aan KPN om zogenaamde “originating access” met betrekking tot

06760-internetuitkoppeldienstverlening. Zo heeft het college in een brief aan marktpartijen d.d. 22 februari 2000 ten principale het standpunt ingenomen dat hij het redelijk acht dat KPN een dergelijke

(19)

70. Naar de mening van het college dient de MIACO-dienst beschouwd te worden als een bijzondere toegangsdienst. Zoals in het bovenstaande reeds is aangegeven dient KPN als AMM-partij te voldoen aan redelijke verzoeken om bijzondere toegang tot haar netwerk.

71. Bij een verzoek om bijzondere toegang dient per verzoek nagegaan te worden of er in dat specifieke geval van een redelijk verzoek gesproken kan worden. Bij een dergelijke beoordeling wordt met name ook aandacht besteed aan de vraag of KPN, om te kunnen voldoen aan een dergelijk verzoek,

gedwongen is tot (technische) aanpassingen in haar netwerk.

72. Vooralsnog is het college niet gebleken dat voor een dergelijke MIACO-dienst nieuwe

netwerkfunctionaliteiten vereist zijn. Hij wordt in deze mening gesteund door het feit dat er grote parallellen bestaan met reeds bestaande dienstverlening als carrier selectie, en door het feit dat KPN aan MCI op 10 mei 2000 een voorstel voor een soortgelijke internetuitkoppeldienst heeft gedaan. Het college gaat er derhalve vanuit dat het voor KPN technisch mogelijk is om de gevraagde dienst te bieden.

73. Het college ziet geen grond KPN te volgen in haar stelling dat een MIACO-dienst nu nog niet geïntroduceerd zou mogen worden vanwege de onzekerheid die dit model introduceert voor de integriteit van het netwerk.

74. Het college kan zich in dit verband voorstellen dat de introductie van niet-tijdsafhankelijke eindgebruikerstarieven inderdaad zou kunnen leiden tot een verandering in de houdtijden van eindgebruikers. Het college ziet echter niet waarin de MIACO-dienstverlening als ‘metered’ wholesale dienst, zou verschillen van de door KPN op dit moment geleverde 0800-dienstverlening of de carrier selectie-dienst, waarbij het immers ook gaat om een ‘metered’ wholesaledienst die in enkele gevallen gekoppeld is aan een ‘unmetered’ eindgebruikerstarief. Het college kan zich voorstellen dat een marktpartij die een MIACO-dienst afneemt, er zelf voor zal zorgen dat, wanneer hij een unmetered eindgebruikerstarief introduceert, daaraan een bepaalde incentive structuur gekoppeld wordt die er toe zal leiden dat de houdtijden niet excessief toenemen. Excessieve houdtijden zouden niet in het belang van de marktpartij zijn, die immers zelf de rekening voor deze houdtijden zal moet betalen.

75. KPN heeft in haar verweer aangevoerd dat eindgebruikers geen enkele prikkel meer zouden hebben om hun telefoonverbinding te verbreken als een nultarief of een flat fee wordt geboden. Dit is echter maar zeer de vraag waar het gaat om eindgebruikers die een enkelvoudige telefoonaansluiting hebben. Zij zijn immers telefonisch niet bereikbaar zolang zij internetten. Dit feit op zich zal deze groep eindgebruikers prikkelen om hun internetverbinding te verbreken. Het college merkt op dat het hierbij gaat om een zeer aanzienlijk deel van de eindgebruikers.

76. Daarenboven gaat het college er vanuit dat de forecasting- en orderingprocedure voor deze nieuwe dienst KPN in principe voldoende tijd zou moeten bieden om zich op mogelijke gevolgen van de

(20)

stelling van MCI in haar verzoekschrift, dat zij, indien mocht blijken dat er zich toch problemen zouden voordoen, graag bereid is om met KPN praktische oplossingen te bespreken.

77. KPN stelt dat aan het verzoek van MCI voor een MIACO-dienst de wens ten grondslag ligt om eindgebruikerstarieven te kunnen differentië ren, en dat MCI al over deze mogelijkheden beschikt. Met behulp van een 0800-nummer of een carrier selectiecode met een geografisch nummer kan MCI, naar de stelling van KPN, ook nu al internet-inbeldiensten aanbieden aan aangeslotenen op het KPN-netwerk, waarbij zij alle mogelijkheden heeft voor het differentiëren van eindgebruikerstarieven. 78. Het college kan KPN niet volgen in haar stelling dat de reeds nu door KPN aangeboden 0800- en carrier selectie-wholesalediensten volwaardige alternatieven vormen voor de door MCI gevraagde MIACO-dienst.

79. Voor de carrier selectie-diensten geldt immers dat deze in de huidige netwerkstructuur niet op een laag niveau in het netwerk uitgekoppeld kunnen worden, en derhalve bij gebruik voor

internettoegangsdiensten beslag op zowel de lagere als de hogere netvlakken zullen leggen. Dit beslag zal zelfs, gegeven een gelijk eindgebruikerstarief, per definitie groter zijn dan het beslag van de MIACO-of FRIACO-diensten, omdat die wél op een laag niveau in het netwerk kunnen worden uitgekoppeld. 80. Voor het gebruik van 0800-nummers voor internet-inbellen geldt dat, zodra het aangeboden verkeer een bepaalde drempel overschrijdt, er problemen ontstaan in het 0800/0900 platform en het voorliggende telefonienetwerk. KPN zou dan genoodzaakt zijn zogenaamde verkeerskranen in te zetten. Het aantal verkeerskranen is echter beperkt tot een klein aantal 0800-nummers. Mutatis mutandis geldt deze beperkte ‘kraancapaciteit’ ook voor carrier selectie-nummers.

81. Tenslotte merkt het college op dat er bij het gebruik van carrier selectie-nummers die uitsluitend gebruikt worden voor internettoegang, strijd met artikel 4.9, tweede lid, van de Tw zou ontstaan omdat dat gebruik niet voldoet aan de voor carrier selectie in het Nummerplan voor Telefoon- en ISDN-diensten bepaalde bestemming. Ook om deze reden vormt de door KPN aangedragen alternatieve oplossing voor de MIACO-dienst dus geen reeë l alternatief.

82. Al met al vormen 0800- en carrier selectie-wholesalediensten naar de mening van het college, zeker op termijn, geen volwaardige alternatieven voor de door MCI gevraagde MIACO-dienst.

83. Gezien het bovenstaande is het college van mening dat het verzoek van MCI om een MIACO-dienst beschouwd moet worden als een redelijk verzoek. Derhalve is hij van mening dat KPN gehouden is MCI een aanbod te doen voor een dergelijke dienst. Naar de mening van het college heeft KPN haar

(21)

84. In algemene zin merkt het college op dat een aanbod dermate transparant moet zijn, dat een marktpartij op grond van dat aanbod kan beoordelen of zij een dergelijke dienst zou willen afnemen. Een dergelijk aanbod zou daarom in ieder geval een gespecificeerde opgave moeten bevatten van de kosten, de levertermijnen en de leveringsvoorwaarden die verbonden zijn aan het verzoek van een marktpartij.

85. KPN heeft in haar verweerschrift aangegeven voornemens te zijn MCI uiterlijk 10 mei 2000 een aanbod te doen voor de MIACO-dienstverlening, welk aanbod zou bestaan uit een gespecificeerde dienstbeschrijving met een bijbehorende kostengeorië nteerde tariefstelling en een plan voor de implementatie ervan. KPN heeft daarbij echter aangegeven dat dit aanbod initieel de beperking zou bevatten dat op basis van deze dienst geen eindgebruikersdiensten zouden mogen worden aangeboden tegen een niet-tijdsafhankelijk tarief of tegen een wel-tijdsafhankelijk tarief dat lager zou zijn dan het binnen-basisgebied eindgebruikerstarief van KPN.

86. In het bovenstaande heeft het college reeds aangegeven dat hij KPN niet kan volgen in haar standpunt over de relatie tussen ‘unmetered’ eindgebruikerstarieven en de MIACO-dienst. Een

dergelijke, door KPN voorgestelde, beperking wordt door het college derhalve gezien als een onredelijke beperking. Derhalve zal het aanbod in ieder geval de mogelijkheid open dienen te laten voor MCI om zelfstandig de eindgebruikerstarieven vast te stellen.

87. In dit verband wil het college opmerken dat hij vraagtekens zet bij de stelling van KPN dat zij zich bij de keuze voor een dergelijke beperking heeft laten leiden door het feit dat tal van Internet Service Providers, direct en via hun belangenorganisatie NLIP, hadden aangegeven grote bezwaren te hebben indien de nieuwe 06760-dienst reeds in aanvang tegen een lager tarief dan het binnen-basisgebied tarief zou kunnen worden aangeboden. Het college benadrukt dat het niet zo kan zijn dat KPN zich bij de beoordeling van de redelijkheid van een verzoek van een marktpartij om bijzondere toegang laat leiden door de stellingname van (een organisatie van) andere marktpartijen. Op KPN rust de wettelijke plicht ieder verzoek van een marktpartij om bijzondere toegang op zijn eigen merites te beoordelen. 88. In haar brief aan MCI d.d. 5 oktober 1999 in antwoord op een brief van MCI d.d. 19 augustus 1999 waarin MCI haar verzoek om een aanbod d.d. 29 april 1999 herhaalt, stelt KPN dat zij er grote waarde aan hecht om in goed overleg met alle betrokken partijen in het FIST overeenstemming te bereiken over alle te ontwikkelen diensten. De stelling in deze brief dat het in de praktijk onmogelijk is om nieuwe diensten te ontwikkelen op basis van bilaterale afspraken, en dat daarom de inbreng van alle

geïnteresseerde partijen in het FIST een voorwaarde is om ook de door MCI gevraagde dienst met succes te kunnen introduceren, is naar oordeel van het college vooralsnog niet voldoende aannemelijk

(22)

89. Op 10 mei 2000 heeft KPN aan MCI een aanbod gedaan voor een KPN Telecom PSTN 06760 Internet Connect Service. Zonder hier in te willen gaan op alle aspecten van dit aanbod, merkt het college hier op dat KPN met dit aanbod niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, daar dit aanbod beperkingen bevat met betrekking tot de door MCI te hanteren eindgebruikerstarieven. Het college beschouwt het aanbod van 10 mei 2000 daarom niet als een volwaardig aanbod. Gegeven het feit dat (1-) KPN gehouden is in het geval van een redelijk verzoek om bijzondere toegang een aanbod te doen, (2-) het initië le verzoek om een MIACO-achtige dienst reeds op 29 april 1999 door MCI werd gedaan, (3-) KPN in haar verweerschrift d.d. 19 april 2000 heeft aangegeven dat een MIACO-aanbod zou bestaan uit een gespecificeerde dienstbeschrijving met een bijbehorende kostengeorië nteerde tariefstelling en een plan voor de implementatie ervan en (4-) KPN op 10 mei 2000 MCI een, naar oordeel van het college, niet volwaardig aanbod heeft gedaan, acht het college het redelijk dat KPN uiterlijk binnen twee weken na dagtekening van dit besluit aan MCI een (nieuw) aanbod voor de MIACO-dienstverlening zal moeten doen met inachtneming van de specificaties voor deze dienst zoals die in het verzoekschrift van MCI zijn aangegeven. Dit aanbod dient in ieder geval een gespecificeerde dienstbeschrijving met een

bijbehorende kostengeorië nteerde tariefstelling en een plan voor de implementatie ervan te bevatten, alsmede een gespecificeerde opgave van de (andere) kosten, de levertermijnen en de (andere)

leveringsvoorwaarden.

90. Het college beseft dat de specificaties van de dienst zoals die door MCI in haar verzoekschrift worden geformuleerd verder gaan dan de algemene specificaties in het initië le verzoek van MCI van 29 april 1999. Naar de mening van het college zouden deze verder uitgewerkte specificaties zich echter uitgekristalliseerd hebben tijdens het onderhandelingsproces indien KPN naar behoren op het verzoek van MCI had gereageerd. Indien nu alsnog KPN de vrijheid zou worden gelaten om de specificaties van de MIACO-dienst te bepalen, zou dit een eventuele introductie van een dergelijke dienst nodeloos vertragen.

91. Het college merkt echter op dat hij vooralsnog, en in het kader van dit voorlopig besluit, geen reden ziet om KPN te verplichten de mogelijkheid van facturering - als optionele faciliteit – in haar aanbod op te nemen. Derhalve behoeft KPN op dit punt de specificaties voor de MIACO-dienst in het verzoekschrift van MCI niet op te volgen. Tevens merkt het college op dat de in de specificaties van MCI voor deze dienst opgenomen stelling dat “de prijs van deze dienst maximaal op of onder het niveau van de EDC-tarieven voor carrier select dient te zijn” KPN op generlei wijze ontslaat van haar wettelijke verplichting om deze dienst tegen kostengeorië nteerde tarieven aan te bieden.

(23)

Ten aanzien van de tweede vordering

93. De tweede vordering van MCI behelst een verzoek aan het college KPN te verbieden om andere 06760 wholesale producten te lanceren voor Telco’s en/of retailproducten voor eindgebruikers totdat KPN de MIACO-dienst aan MCI levert. Het college leest deze vordering als een verzoek ervoor zorg te dragen dat er, voor wat betreft de introductie van 06760-internetinbeldiensten, een ‘level playing field’ gegarandeerd wordt.

94. Reeds eerder is aangegeven dat op grond van artikel 6.9 van de Tw aanbieders, welke zijn

aangewezen door het college krachtens artikel 6.4, eerste lid, van de Tw, gehouden zijn te voldoen aan alle redelijke verzoeken tot bijzondere toegang. Indien een AMM-partij niet voldoet aan deze

verplichting, kunnen andere partijen op grond van artikel 6.3 van de Tw een geschil aanhangig maken bij het college.

95. Bij de eerdergenoemde brief van 22 februari 2000 heeft het college aangegeven het verzoek van een aanbieder om een 06760-internetuitkoppeldienst die slechts bestaat uit het bieden van

zogenaamde “originating access”, op voorhand niet onredelijk te achten. Het college heeft hiermee expliciet willen benadrukken dat het in beginsel de aanbieder is die de keuze maakt voor de aard van de 06760-internetuitkoppeldienst. Het redelijk achten van “originating access” laat derhalve onverlet dat enerzijds KPN op grond van de Tw ook andere vormen van internetuitkoppeldiensten mag introduceren en anderzijds dat aan Telco’s/ISP’s de keuzemogelijkheid moet worden gegeven om dergelijke verzoeken tot bijzondere toegangsdiensten bij KPN in te dienen.

96. Naar het oordeel van het college brengen de bevoegdheden uit hoofdstuk 6 van de Tw niet met zich mee dat het college KPN in generieke zin kan verbieden om andere 0670 wholesale producten te lanceren voor Telco’s en /of retailproducten voor eindgebruikers totdat KPN de MIACO-dienst aan MCI levert. Dit nog daargelaten het feit dat een dergelijk verbod impliciet zou inhouden dat het college KPN zou verbieden redelijke verzoeken tot bijzondere toegang bij KPN van andere aanbieders van openbare telecommunicatiediensten te honoreren.

97. Het college acht zich derhalve niet bevoegd om een uitspraak te doen over de tweede vordering van MCI, zoals MCI deze heeft geformuleerd. Het college komt reeds daarom niet meer toe aan een

inhoudelijke beoordeling van deze vordering.

(24)

99. Overigens merkt het college op dat hij, met zijn standpuntbepaling ten aanzien van de eerste vordering, reeds de mogelijkheid heeft geschapen voor MCI om, indien gewenst, op korte termijn een MIACO-dienst van KPN af te kunnen nemen. Naar de mening van het college is het derhalve zeer wel mogelijk dat, indien een 06760-‘collecting’ dienst door KPN geïntroduceerd wordt, de introductiedatum van deze dienst die van een MIACO-dienst niet ver zal ontlopen.

Ten aanzien van de derde vordering

100. De derde vordering van MCI behelst een verzoek aan het college KPN te verbieden om

eindgebruikerstariefdifferentiatie voor oproepen naar MCI’s klanten te introduceren binnen een periode van zes maanden nadat KPN de MIACO-dienst aan MCI heeft geleverd.

101. Op grond van artikel 35 jo. artikel 36 van het BOHT beoordeelt het college jaarlijks de tarieven dan wel tussentijdse wijzigingen van tarieven van de vaste openbare telefoondienst van KPN op

kostenorië ntatie. Indien het college van oordeel is dat de tarieven niet voldoende kostengeorië nteerd zijn of zullen zijn geeft het college KPN een aanwijzing, welke de aanbieder gehouden is op te volgen. 102. Op grond van de Tw en de lagere regelgeving heeft het college echter niet de bevoegdheid om KPN generiek, en los van een specifiek tariefsvoorstel, te verbieden om eindgebruikerstarieven te

differentië ren. Immers, indien aan gedifferentieerde eindgebruikerstarieven een verschil aan kosten ten grondslag ligt, staat uit het oogpunt van kostenorië ntatie aan tariefdifferentiatie niets meer in de weg. Het college acht zich derhalve niet bevoegd een uitspraak te doen over de derde vordering van MCI. Het college komt reeds daarom niet meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van deze vordering.

103. Het college merkt hierbij overigens op dat hij reeds eerder, onder andere in zijn brieven van 3, 17 en 28 april 2000, heeft aangegeven dat indien een andere aanbieder ten behoeve van het termineren van spraakverkeer op zijn net KPN een hogere terminating-vergoeding in rekening brengt dan die KPN hem de andere kant op in rekening brengt, het college het redelijk acht dat KPN tot differentiatie van eindgebruikerstarieven overgaat.

104. In dit verband merkt het college overigens het volgende op. Op 18 februari 2000 heeft KPN aan het college een voorstel voor nieuwe tarieven voor het verkeer van een vaste aansluiting van KPN naar een geografisch nummer dat eindigt op het vaste net van een andere operator ter beoordeling

(25)

Ten aanzien van de vierde vordering

105. De vierde vordering van MCI behelst een verzoek aan het college KPN op te dragen de FRIACO-dienst, met interconnectie op het niveau van de RAP, uiterlijk op 1 augustus 2000 aan MCI te leveren, of voor het tijdstip waarop KPN zelf of een ISP van KPN flat rate retaildiensten lanceert voor zijn klanten, indien dit tijdstip eerder plaatsheeft.

106. Het college verwijst, voor wat betreft zijn mening over het spoedeisend belang van MCI bij een snelle behandeling van deze vordering naar hetgeen hij reeds onder de punten 62 tot en met 66 gesteld heeft.

107. Daarenboven merkt het college op dat MCI stelt dat zij reeds op 27 december 1999 een redelijk verzoek aan KPN heeft gedaan voor deze bijzondere toegangsdienst. Indien het inderdaad om een redelijk verzoek zou gaan, zou het onredelijk zijn dat MCI, als gevolg van een mogelijke verzaking door KPN van haar wettelijke verplichting in te gaan op een dergelijk verzoek om bijzondere toegang, vanwege het niet toekennen van een spoedeisend belang geconfronteerd zou worden met een lager marktaandeel dan indien de dienst op korte termijn geïntroduceerd zou worden.

108. Op grond van de bovenstaande overwegingen is college derhalve van mening dat MCI een spoedeisend belang heeft bij een snelle behandeling van haar onderhavige vordering.

109. Naar de mening van het college dient ook de FRIACO-dienst beschouwd te worden als een bijzondere toegangsdienst. Zoals in het bovenstaande reeds is aangegeven dient KPN als AMM-partij te voldoen aan redelijke verzoeken om bijzondere toegang tot haar netwerk.

110. Bij een verzoek om bijzondere toegang dient per verzoek nagegaan te worden of er in dat specifieke geval van een redelijk verzoek gesproken kan worden. Zoals hierboven reeds gesteld, wordt bij een dergelijke beoordeling met name aandacht besteed aan de vraag of KPN, om te kunnen voldoen aan een dergelijk verzoek, gedwongen is tot (technische) aanpassingen in haar netwerk.

111. Vooralsnog is het college niet gebleken dat voor een dergelijke FRIACO-dienst nieuwe

netwerkfunctionaliteiten vereist zijn. Het college gaat er derhalve vanuit dat het voor KPN technisch mogelijk is om de gevraagde dienst te bieden.

112. Het college ziet geen grond KPN te volgen in haar stelling dat een FRIACO-dienst nu nog niet geïntroduceerd zou mogen worden vanwege de onzekerheid die dit model introduceert voor de

integriteit van het netwerk. KPN heeft deze stelling niet kwantitatief onderbouwd, doch daarvoor slechts kwalitatieve noties gegeven. Ook heeft KPN zich niet inhoudelijk uitgesproken over de door MCI

(26)

113. Het college kan zich in dit verband voorstellen dat de introductie van niet-tijdsafhankelijke eindgebruikerstarieven inderdaad zou kunnen leiden tot een verandering in de houdtijden van eindgebruikers. Het college ziet echter vooralsnog, gezien het feit dat het hier om een nieuwe dienst gaat, thans geen reden om aan te nemen dat het bieden van de gevraagde dienst aan MCI, op korte termijn zal leiden tot een sterke groei van de kans op congestie op lagere of hogere netvlakken.

114. Daarenboven geldt dat dit besluit slechts betrekking heeft op de levering van een dergelijke dienst aan MCI. Indien zou blijken dat een dergelijke bijzondere toegangsdienst inderdaad zou leiden tot ontoelaatbare congestie, zou dit een argument kunnen vormen om op enigerlei wijze beperkingen te stellen aan deze dienst of, in het geval van een nieuw verzoek om een FRIACO-achtige dienst van een andere marktpartij, de redelijkheid van een dergelijk verzoek in twijfel te trekken. (Overigens ontslaat een dergelijke constatering KPN niet haar wettelijke plicht tot het zorgdragen voor interconnectie en bijzondere toegang, zoals die verankerd liggen in hoofdstuk 6 van de Tw.) Het college accepteert dat het in dit kader denkbaar is dat MCI een zeker “first mover advantage” heeft.

115. Overigens merkt het college ook hier op dat hij er vanuit gaat dat de forecasting- en

orderingprocedure voor deze nieuwe dienst KPN in principe voldoende tijd zou moeten bieden om zich op mogelijke gevolgen van de introductie en groei van deze dienst voor te bereiden. In dit verband verwijst het college nogmaals naar de stelling van MCI in haar verzoekschrift, dat zij, indien mocht blijken dat er zich toch problemen zouden voordoen, graag bereid is om met KPN praktische oplossingen te bespreken.

116. Vooralsnog ziet het college evenmin grond KPN te volgen in haar stelling dat de

niet-tijdsafhankelijke inbeldiensten die MCI met behulp van de FRIACO-dienst wil gaan aanbieden, veel beter gebaseerd zouden kunnen worden op MDF-access. Naar de mening van het college vormt de MDF-access dienstverlening geen reë el alternatief voor de FRIACO-dienstverlening. Bij de FRIACO-dienst gaat het om een smalbandige dienst waarbij zowel aan de kant van de marktpartij als aan de kant van de

eindgebruiker (veelal) reeds beschikbare apparatuur kan worden ingezet. Bovendien komt deze dienst bij introductie in principe onmiddellijk voor alle aangeslotenen van het KPN-netwerk ter beschikking. Bij de MDF-access-dienst gaat het daarentegen in de praktijk veelal om een breedbandige dienst, welke zowel aan de kant van de marktpartij als aan de kant van de eindgebruiker substantiële investeringen vergt. Daarenboven is algemeen bekend dat deze dienst niet op korte termijn landelijk beschikbaar wordt gesteld door KPN, hebben marktpartijen waarschijnlijk, vanwege de schaarste aan

(27)

117. Al met al is het college van mening dat ook het verzoek van MCI om een FRIACO-dienst beschouwd moet worden als een redelijk verzoek. Het college is dan ook van mening dat KPN gehouden is MCI ook een aanbod te doen voor een dergelijke dienst. Het college kan derhalve ook niet instemmen met het standpunt van KPN, zoals verwoord in haar brief aan MCI d.d. 10 mei 2000, waarin zij het verzoek om een FRIACO-dienst afwees.

118. Het college merkt in dit verband op dat het opmerkelijk is dat KPN het verzoek van MCI om een FRIACO-dienst reeds op 10 mei 2000 heeft afgewezen, onder verwijzing naar het niet beschikbaar zijn van, volgens KPN door MCI toegezegde, nadere specificaties. In haar schrijven d.d. 14 april 2000 heeft KPN echter aangegeven dat tussen partijen afgesproken was dat MCI tot uiterlijk 10 mei 2000 de gelegenheid zou hebben om nadere specificaties te verstrekken, waarna KPN op uiterlijk 1 juni 2000 uitsluitsel zou geven over haar voornemen al dan niet een FRIACO-dienst aan te bieden. Indien er een dergelijke afspraak gemaakt was, en indien KPN inderdaad behoefte had aan deze nadere specificaties van MCI om tot haar oordeel te komen, betekent dit dat KPN blijkbaar prematuur en op basis van onvolledige informatie tot haar afwijzing van het verzoek van MCI is gekomen.

119. Het college erkent dat de introductie van een FRIACO-dienst met meer aandacht omgeven moet worden dan de introductie van een MIACO-dienst. Dit is overigens een stellingname die ook door beide partijen betrokken wordt. Zo heeft KPN, onder meer in bovengenoemde brief aan MCI d.d. 14 april 2000, toegezegd MCI een inventarisatie te doen toekomen van de issues die in dit kader opgelost moeten worden. MCI heeft van haar kant in haar verzoekschrift aangegeven dat onder meer het bepalen van de kostengeorië nteerde tarieven voor de FRIACO-dienst complexer is dan die voor de MIACO-dienst en derhalve meer tijd zal kosten.

120. Bij het bepalen van de termijn waarbinnen KPN een aanbod voor de FRIACO-dienst dient te doen aan MCI, is tevens van belang dat deze partij een eerste verzoek om een dergelijke dienst eerst op 27 december 1999 heeft ingediend, terwijl, zoals reeds eerder vermeld, haar eerste verzoek om een MIACO-dienst op 29 april 1999 gedateerd was.

121. Gezien de bovenstaande overwegingen acht het college het redelijk dat KPN meer tijd wordt gegund om tot een aanbod te komen. Derhalve acht het college het redelijk dat KPN binnen zes weken na dagtekening van dit besluit aan MCI een aanbod zal doen voor een FRIACO-dienst. Bij het opstellen van dit aanbod zal zij goede nota dienen te nemen van de door MCI gewenste specificaties van deze dienst, zoals MCI deze gaf in haar brief d.d. 27 december 1999 en nader heeft aangevuld in haar brief d.d. 16 februari 2000.

(28)

123. Indien partijen, binnen drie weken na het doen van het aanbod door KPN, niet tot

overeenstemming kunnen komen over de levering van een FRIACO-dienst, dienen partijen hierover, onder opgave van redenen, aan het college te rapporteren, waarna het college de regels die tussen partijen zullen gelden met betrekking tot de levering van een FRIACO-dienst zal kunnen vaststellen.

Ten aanzien van de vijfde vordering

124. De vijfde vordering van MCI behelst een verzoek aan het college KPN op te dragen akkoord te gaan met de betaling van de tarieven van MCI voor MCI’s nationale terminatiediensten.

125. Op basis van het verzoekschrift van MCI leest het college deze vordering als het verzoek KPN op te dragen alsnog eventuele achterstallige interconnectievergoedingen te betalen. Indien KPN en MCI een conflict zouden hebben over de verrekening van achterstallige betalingen op basis van een tussen hen van kracht zijnde interconnectie-overeenkomst, ligt het niet bij voorbaat op de weg van het college, maar veeleer op de weg van de civiele rechter, om over dergelijke geschillen uitspraak te doen. Daarbij merkt het college op dat KPN in haar brief aan MCI d.d. 18 april 2000 de bereidheid heeft uitgesproken om, onder bepaalde condities, per ommegaande de achterstallige betalingen te voldoen. Tenslotte merkt het college op dat er naar de mening van MCI blijkbaar reeds langere tijd een

betalingsachterstand bestaat voor de periode vanaf 1 juli 1999, zonder dat MCI daarin tot 29 maart 2000 aanleiding heeft gezien zich hierover tot het college te wenden.

126. Op grond van de bovenstaande overwegingen is het college van mening dat MCI geen spoedeisend belang heeft bij een voorlopig besluit met betrekking tot haar vijfde vordering.

127. Gezien het feit dat er blijkbaar reeds langere tijd, en in ieder geval sinds de brief van MCI aan KPN d.d. 21 december 1999, onenigheid bestaat over de onderhavige betalingen, blijft deze mening van het college ook ongewijzigd wanneer de vordering van MCI gelezen zou moeten worden als een verzoek om KPN, zonder terugwerkende kracht, te verplichten tot betaling van de door MCI gevraagde terminating-tarieven.

128. Het college zal (te zijner tijd) in zijn definitieve besluit nader ingaan op de onderhavige

vordering. Een dergelijke procedure biedt partijen de mogelijkheid om in het kader van dat definitieve besluit hun gronden aan te vullen.

Ten aanzien van de zesde vordering

(29)

130. In zijn al eerder genoemde brief van 17 april 2000, gericht aan marktpartijen, heeft het college reeds aangegeven het standpunt ingenomen te hebben dat indien een andere aanbieder ten behoeve van het termineren van spraakverkeer op zijn net KPN een andere terminating-vergoeding in rekening brengt dan die KPN hem de andere kant op in rekening brengt, het college het redelijk acht dat KPN tot differentatie van eindgebruikerstarieven overgaat.

131. Uit het boven weergegeven standpunt volgt dan ook dat de redelijkheid zich er tegen zou

verzetten dat KPN overgaat tot tariefdifferentiatie in de tariefstelling van verkeer dat termineert op het netwerk van een andere operator ten opzichte van verkeer dat termineert op haar eigen netwerk, indien een andere operator KPN dezelfde terminating-tarieven in rekening brengt voor het afwikkelen van verkeer op haar eigen net. Dit betekent naar het oordeel van het college dat er geen grond is om tarieven te differentië ren indien een andere operator voor het afwikkelen van gesprekken op zijn netwerk genoegen neemt met het nationale, regionale of lokale terminating-tarief dat KPN voor afwikkeling van off net-verkeer hem de andere kant op in rekening brengt.

132. Het enkele feit dat het college, zoals hierboven is aangegeven, al meerdere keren een formeel standpunt heeft ingenomen ten aanzien van tariefdifferentiatie en reciprociteit brengt met zich dat reeds daarom al MCI geen spoedeisend belang heeft bij een versnelde behandeling van haar zesde vordering. Derhalve is het college van oordeel dat MCI op dit punt geen spoedeisend belang heeft bij een voorlopig besluit.

133. Het college zal (te zijner tijd) in zijn definitieve besluit nader ingaan op de onderhavige

vordering. Een dergelijke procedure biedt partijen de mogelijkheid om in het kader van dat definitieve besluit hun gronden aan te vullen.

Ten aanzien zevende vordering

134. De zevende vordering van MCI behelst een verzoek aan het college KPN te verbieden differentiatie van eindgebruikerstarieven voor oproepen aan klanten van MCI te introduceren.

135. Het college verwijst, voor wat betreft zijn mening over zijn bevoegdheden met betrekking tot deze vordering, naar hetgeen hij reeds onder de punten 103, 104 en 105 gesteld heeft.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

KPN dient binnen twee weken na dagtekening van dit besluit en met inachtneming van de overwegingen van dit besluit aan Cistron een volledig aanbod te doen voor

Naar het college begrijpt, gedoogt KPN de aanleg van verbindingen tussen collocerende aanbieders zolang deze is opgesteld in één en dezelfde (collocatie-)ruimte (de hiervoor onder

39. Met het mogelijk maken van nummerportering hebben aanbieders, waaronder KPN grote investeringen moeten doen. Het college dient terughoudend te zijn met het opleggen van

100.000,- per dag, binnen 10 dagen na dagtekening van het besluit van het college het mogelijke verschil te betalen tussen enerzijds het bedrag dat KPN aan Energis heeft betaald voor

Op 18 december 2001 heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) een voorlopig besluit genomen in het geschil tussen KPN Mobile

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Ben zullen gelden

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Tele2 zullen gelden

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Dutchtone zullen