• No results found

BESLUIT inzake geschil Plex-KPN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT inzake geschil Plex-KPN"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT inzake geschil Plex-KPN OPTA/IBT/2002/201777

Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit op grond van artikel 6.10 van de Telecommunicatiewet juncto artikel

4, vijfde lid, van de Verordening (EG) nr. 2887/2000, onderscheidenlijk artikel 4.10 en artikel 6.3, tweede lid van de Telecommunicatiewet en artikel 4.10 en artikel 6.9 juncto artikel 6.3, tweede lid van de Telecommunicatiewet, in het geschil tussen:

de besloten vennootschap Plex Telecom B.V (hierna: Plex), gevestigd te Tegelen, gemachtigde: Mr G.J. Zwenne, advocaat te Den Haag, verzoeker,

en

de besloten vennootschap KPN Telecom B.V. (hierna: KPN), gevestigd te Den Haag, gemachtigde: Mr. J.J.N. Bleeker, advocaat te Amsterdam, verweerder.

A. DE VORDERING VAN PLEX

Plex heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) verzocht om in een geschil met KPN bij voorlopig besluit:

i. Het geschil tussen Plex en KPN aan te merken als een spoedeisend geschil in de zin van artikel 6.3, derde lid, onder b, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw).

ii. KPN op te dragen om de thans gehanteerde MOESY-procedure of de kennelijk inmiddels

ontwikkelde ‘order-intake-faxprocedure’ niet te beëindigen voordat OPTA met betrekking tot dit verzoekschrift definitieve besluiten heeft genomen.

iii. KPN op te dragen om binnen 10 werkdagen na de datum van dit besluit in overleg met Plex een fax- of e-mailprocedure voor kleinschalige porteringen te realiseren, waarbij wordt uitgegaan van een reeds bestaande procedure, zoals de procedure voor 06760-nummers of de

faxprocedure die werd gehanteerd toen het COIN-platform nog niet operationeel was. Voorts heeft het Plex het college verzocht om in een definitief besluit:

iv. Vast te stellen dat de Overeenkomst inzake MDF Access Services in strijd is met de

(2)

Access en End to end Process for Number Portability in the Netherlands), en vervolgens aan KPN op te dragen de relevante onderdelen van de overeenkomst zodanig aan te passen dat deze in overeenstemming is met de wet, op straffe van een dwangsom.

v. KPN op te dragen om zowel voor de ontbundelingsorders als de nummerporteringen definitieve fax- of e-mailprocedures te realiseren die voor lage aantallen kostenefficiënt kunnen zijn, althans om zodanige maatregelen te treffen die het college in dit verband noodzakelijk acht. vi. Voor zover zou komen vast te staan dat niet het college maar NMa terzake bevoegd is, doet Plex

aan NMa het verzoek om dit verzoekschrift in behandeling te nemen en daarop te beschikken als verzocht, althans om zodanige maatregelen te treffen die NMa in dit verband noodzakelijk acht.

B. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- Op 14 januari 2002 ontving het college van Plex voornoemd verzoek om te besluiten op grond van artikel 6.9 juncto 6.3 van de Tw, artikel 4.10 van de Tw, artikel 6.3 van de Tw, en artikel 6.10 juncto artikel 15 van de Tw. In overleg met Plex heeft het college het verzoekschrift aangehouden met als doel om buiten de geschilprocedure om tot overeenstemming te komen tot partijen

- Gedurende de periode tussen januari en mei heeft het college in samenspraak met NMa

intensief contact gehad met Plex, KPN en de Vereniging COIN (hierna: de Vereniging), voorheen Stichting Nummerportabiliteit.

- Op 8 april is een informele zitting gehouden ten kantore van Opta met vertegenwoordigers van KPN en De Vereniging, die gezamenlijk door Opta en NMa werd voorgezeten. Naar aanleiding van deze zitting heeft de Vereniging zich gebonden om te onderzoeken wat de mogelijkheden waren om tot een verlaging van de kosten voor kleinere operators te komen. Dit heeft geresulteerd in een voorstel.

- Op 4 april 2002 ontving het college een afschrift van een brief van Plex aan KPN waarin KPN werd opgedragen per ommegaande een drietal nummers te porteren. Op deze nummers wordt inbelverkeer van Plex getermineerd.

- Op 1 mei 2002 is de aanhouding van het geschil met het oog op de wettelijke termijn en de resultaten van het overleg met KPN en de Vereniging beëindigd.

- Op 1 mei 2002 heeft het college aan partijen te kennen gegeven dat de aanvraag in behandeling is genomen.

- Op 1 mei 2002 heeft het college KPN tevens verzocht om op het verzoekschrift te reageren. Op 21 mei 2002 ontvangt het college het verweerschrift van KPN.

- Op 27 mei dient KPN een aanbod aan Plex in ten aanzien van een mogelijkheid om ontbundelingsorders in te dienen buiten het COIN-platform om.

- Op 5 juni 2002 hoort het college partijen.

(3)

C. DE FEITELIJKE GRONDSLAG VAN HET GESCHIL

Aan het geschil liggen de volgende feiten ten grondslag.

1. Plex is een aanbieder van een openbare telecommunicatienetwerk en een openbare telecommunicatiedienst in Nederland in de zin van artikel 6.1 van de Tw.

2. KPN is een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk en een aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst in de zin van artikel 6.1 van de Tw. KPN is ingevolge het ‘Besluit tot aanwijzing van Koninklijke KPN N.V. en haar groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, als een aanbieder met aanmerkelijke marktmacht op de markt voor vaste openbare telefonie op grond van artikel 6.4 van de Telecommunicatiewet’ van het college d.d. 15 november 2000, aangewezen als een aanbieder van een vast openbaar

telefoonnetwerk en een vaste openbare telefoondienst die beschikt over aanmerkelijke macht als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, van de Tw.

3. Plex wil haar klanten telefoniediensten aanbieden. Voor dit doel heeft Plex een nummerreeks aangevraagd en toegewezen gekregen.

4. Plex biedt haar eindgebruikers op dit moment xDSL-diensten aan via een drietal wijkcentrales van KPN in de regio Venlo. Plex heeft hiertoe overeenkomsten afgesloten met KPN terzake MDF services en collocatie.

5. KPN weigert verzoeken van Plex voor het porteren van nummers van eindgebruikers die van KPN naar Plex wensen te migreren in behandeling te nemen zolang Plex geen lid is van de Vereniging. 6. De Vereniging is een samenwerkingsverband tussen een groot aantal aanbieders. Dit

samenwerkingsverband is door een beperkt aantal operators opgezet vanaf september 1997 om invulling te geven aan de verplichting tot nummerportibiliteit zoals deze volgt uit de Tw. 7. Bovendien heeft KPN te kennen gegeven dat het in haar bedoeling ligt in de toekomst ook

ontbundelingsorders uitsluitend nog via COIN af te willen handelen. D. HET JURIDISCH KADER

8. Op grond van artikel 4, lid 5 van de 'Verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk' (hierna: 'de Verordening') komt het college de bevoegdheid toe om geschillen tussen

(4)

9. Op grond van artikel 6.10 van de Tw wordt het college aangewezen als de instantie bedoeld in artikel 4 van de Verordening. Onder artikel 4, vierde lid van de Verordening is opgenomen dat:

‘De nationale regelgevende instantie kan, indien dit gerechtvaardigd is, op eigen initiatief optreden om non-discriminatie, eerlijke concurrentie, economische doeltreffendheid en een maximaal nut voor de gebruikers te waarborgen.’

10. Op grond van artikel 6.3, tweede lid, van de Tw komt het college de bevoegdheid toe in het kader van interconnectiegeschillen tussen aanbieders te beslechten met betrekking tot de vraag of de ter zake tussen hen in verband met interconnectie bestaande verbintenissen, of de wijze waarop deze worden nagekomen, strijdig zijn met het bepaalde bij of krachtens de Tw.

11. Het college is van mening dat ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk een vorm van bijzondere toegang is. Het college heeft dit in eerdere besluiten, het besluit KPN-BaByXL1 van 20 augustus 2001 en het besluit Inovara-KPN2 van 15 oktober 2001, nader toegelicht. Deze nadere onderbouwing dient als in het onderhavige besluit ingelast te worden beschouwd.

12. Op grond van artikel 6.3, tweede lid juncto artikel 6.9 tweede lid, van de Tw komt het college de bevoegdheid toe in het kader van bijzondere toegang geschillen tussen aanbieders te beslechten met betrekking tot de vraag of de ter zake tussen hen in verband met bijzondere toegang bestaande verbintenissen, of de wijze waarop deze worden nagekomen, strijdig zijn met het bepaalde bij of krachtens de Tw.

13. Op grond van artikel 6.3, derde lid, sub b, van de Tw neemt het college in spoedeisende gevallen een voorlopig besluit, dat tussen de betrokken aanbieders geldt tot het definitieve besluit.

14. In artikel 4.10 van de Tw staat de verplichting tot nummerportabiliteit. Dit artikel voorziet erin dat bij algemene maatregel van bestuur verplichtingen kunnen worden opgelegd aan aanbieders met betrekking tot nummerportering. In het Besluit Nummerportabiliteit (hierna: het besluit NP) zijn aldus regels vastgesteld ter uitvoering van artikel 4.10. Onder artikel 5 van het besluit wordt gesteld dat:

‘Een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst waarbij gebruik wordt gemaakt van geografische nummers is verplicht degene die zijn dienst afneemt, de mogelijkheid te beiden het bij hem in gebruik zijnde nummer te blijven gebruiken, indien hij er voor kiest deze dienst vanaf dezelfde locatie van een andere aanbieder van een vaste openbare telefoondienst af te nemen.’

15. Voorts wordt in artikel 4.10, zevende lid, van de Tw, gesteld dat:

1 Beslissing op bezwaar inzake het besluit van het college d.d. 15 augustus 2001 (OPTA/IBT/2001/201893) van 11 februari 2002 (OPTA/JZ/2002/2200392)

(5)

‘een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk waarover een krachtens het eerste lid aangewezen categorie van openbare telecommunicatiediensten wordt verzorgd, zorgt ervoor, voor zover een dergelijke verplichting niet reeds voortvloeit uit artikel 6.1 of 6.9, dat zijn netwerk zodanig is ingericht dat een aanbieder van die dienst een krachtens het eerste lid opgelegde verplichting kan nakomen.’

16. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de verdeling van de kosten voor het porteren van nummers tussen aanbieders onderdeel is van de interconnectieregime:

‘Het voornemen bestaat om op basis van het vierde lid te bepalen dat slechts de zojuist bedoelde administratieve kosten aan de gebruiker in rekening mogen worden gebracht. Hoe de verdeling van de andere kosten tussen netwerkbeheerders plaatsvindt zal in de eerste plaats moeten worden geregeld door partijen zelf in het kader van de te sluiten

interconnectieovereenkomsten. Ontstaat hierbij een conflict dan kan dit op grond van het bepaalde in artikel 6.3 ter beoordeling aan het college worden gebracht’ (Memorie van toelichting, kamerstukken II 1996/97, 25 533, nr. 3, blz. 93).

‘Voor wat betreft de verrekening van de aan NP verbonden kosten tussen de bij NP betrokken aanbieders is in dit besluit geen regeling opgenomen. Hierover moeten door de betrokken aanbieders binnen de in hoofdstuk 6 van de wet ter zake van interconnectie en bijzondere toegang gestelde regels afspraken worden gemaakt’. (Nota van toelichting, paragraaf 3. Kosten, blz. 7).

In het besluit nummerportabiliteit zijn bij algemene maatregel van bestuur regels vastgesteld ter uitvoering van artikel 4.10 van de Tw. Hierin wordt gesteld onder artikel 7, tweede lid, besluit nummerportabiliteit dat aan de eindgebruiker door de aanbieder naar welke het nummer wordt geporteerd een vergoeding mag worden verlangd van ten hoogste NLG 20,- ( 9,09). Deze vergoeding mag slechts strekken tot vergoeding van de eenmalige administratieve kosten van de realisatie van het nummerbehoud.

17. Ten aanzien van de redelijkheid van interconnectietarieven in zijn algemeen biedt de wetsgeschiedenis het volgende aanknopingspunt:

‘Het vragen van zeer hoge interconnectietarieven, dat wil zeggen interconnectietarieven van een zodanige hoogte dat van de (potentiële) wederpartij niet kan worden verlangd dat hij daarmee akkoord gaat, moet dan ook worden beschouwd als een handelen in strijd met de in artikel 6.1 neergelegde verplichting tot interconnectie (Kamerstukken I 1997/1998 25 533, nr 309b, p. 18).’

(6)

de hierboven vermelde tekst. Het college acht het echter in dit verband relevant om hetgeen de wetgever in het bovenstaande heeft gesteld als analogie in overweging te nemen.

18. Er is voor gekozen dat iedere aanbieder de eenmalige kosten van NP voor zijn rekening neemt. Dit staat weliswaar niet expliciet in het wetsvoorstel, maar volgt uit het feit dat indien een bepaalde vorm van NP is voorgeschreven, de betreffende aanbieders verplicht zijn ervoor te zorgen dat de door hun gebruikte netwerken in staat zijn ervoor te zorgen dat om de voorgeschreven vorm van NP te leveren. Alleen de (eenmalige) administratieve kosten voor het ‘porteren’ van een nummer mogen worden doorberekend aan de ‘ontvangende’ aanbieder, die deze kosten weer in rekening mag brengen aan de klant (nota n.a.v. het verslag, kamerstukken II 1997/98, 25 533, nr. 5, blz. 61-62).

19. Het college heeft zich tijdens de ontwikkeling van het COIN platform steeds op het standpunt gesteld dat de toetreding tot een dergelijk platform ‘zo drempelloos en transparant mogelijk dient te zijn’.

20. Het college heeft bij brief van 15 januari 1999 in een brief aan KPN3 aangegeven dat ‘Opta, indien u geen nummerportabiliteit aanbiedt, tot aanwending van deze [handhavings] instrumenten kan overgaan.’ Vervolgens stelt het college dat ‘bovendien zien wij vooralsnog [het college] niet in dat, vooruitlopend op de totstandkoming van een gezamenlijke geautomatiseerde communicatie-infrastructuur, de inter-operator verwerking van aanvragen voor nummerportabiliteit niet – zonodig handmatig met behulp van bijvoorbeeld faxberichten – reeds op dit moment zou kunnen worden georganiseerd. Indien daarbij de kosten van een dergelijke organisatie een doorslaggevende rol zouden spelen, dient u de financiële gevolgen van de inzet van de eerder genoemde

handhavingsinstrumenten bij uw afweging te betrekken’.

21. Bij brief van 4 november 1999 aan de Stichting Nummerportabiliteit4 stelt het college dat ‘Opta zich door middel van aansluiting op de [COIN] database niet zal commiteren aan enige formele

goedkeuring van de database, danwel van het systeem in bredere zin.’ Tevens wordt in deze brief opnieuw aangegeven dat toetreding van partijen tot de stichting zo drempelloos en transparant mogelijk moet zijn.

E. HET STANDPUNT VAN PLEX

22. Voor de standpunten van Plex verwijst het college naar de door Plex ingebrachte stukken en hetgeen ter hoorzitting naar voren is gebracht. Het standpunt van Plex laat zich als volgt samenvatten.

3

Brief van Opta aan KPN Telecom B.V., t.a.v. W. Dik op 15 januari 1999, onderwerp: invoering nummerportabiliteit

4

(7)

Nummerportabiliteit

23. Naar de stelling van Plex dient KPN, als partij met aanmerkelijke marktmacht aangewezen op grond van artikel 6.4, lid 1, van de Tw, op grond van artikel 6.9, lid 1, van de Tw, te voldoen aan alle redelijke verzoeken om bijzondere toegang.

24. Onder bijzondere toegang wordt mede verstaan toegang tot onderdelen van het aansluitnet van KPN. De procedures om tot nummerportering te komen zijn noodzakelijk om de bijzondere toegang te realiseren. Derhalve is KPN verplicht deze procedures voor Plex toegankelijk te maken, en wel onder de voorwaarden van transparantie, kostenoriëntatie en non-discriminatie.

25. Op grond van artikel 4.10, lid 1, sub a, van de Tw jo. artikel 4 van het Besluit NP, is de aanbieder van een vaste openbare telefoondienst waarbij gebruik wordt gemaakt van geografische nummers onvoorwaardelijk verplicht zijn klanten de mogelijkheid te bieden het bij hem in gebruik zijnde geografische nummer te blijven gebruiken, indien deze klanten ervoor kiezen deze dienst van dezelfde locatie af te nemen van een andere aanbieder.

26. Het verzoek van Plex om kostenefficiënte procedures voor kleinere aantallen nummerporteringen is een redelijk verzoek. Dergelijke procedures zijn reeds ontwikkeld, en kunnen met betrekkelijk geringe inspanning weer opnieuw worden gerealiseerd. Bovendien is thans voor het porteren van 0676-nummers een eenvoudig, handmatig proces voorhanden.

27. De wet biedt aanbieders niet de ruimte om voorwaarden te stellen aan de aanbieder waarnaar of waarvan nummers worden geporteerd, laat staan dat deze aanbieder kan worden gedwongen om lid van de Vereniging te worden.

Ontbundelingsorders

28. Evenals de procedures betreffende nummerportering moeten de procedures ten aanzien van het ontbundelen van lijnen worden beschouwd als een essentieel en integraal onderdeel van de dienstverlening met betrekking tot het bieden van ontbundelde toegang tot het aansluitnet. 29. Derhalve geldt ook voor ontbundelingsorders dat KPN gehouden is de procedures voor het

ontbundelen van lijnen toegankelijk dient te maken voor Plex onder de voorwaarden van transparantie, kostenoriëntatie en non-discriminatie.

(8)

31. Volgens Plex is het gedrag van KPN tevens in strijd met de Mededingingswet. Er is sprake van een de facto toetredingsdrempel voor nieuwe en kleinere aanbieders. Daarnaast kan kunnen de afspraken en de handelwijze van de Vereniging en de aangesloten aanbieders beschouwd worden als

concurrentiebeperkend. Met het toezicht hierop is NMa belast. F. HET STANDPUNT VAN KPN

32. Voor de standpunten van KPN verwijst het college naar de door KPN ingebrachte stukken en hetgeen ter hoorzitting naar voren is gebracht. Het standpunt van KPN laat zich als volgt samenvatten. 33. KPN is van mening dat de verplichting tot het realiseren van nummerportabiliteit slechts bestaat

ten opzichte van eindgebruikers. Bovendien bestaat een dergelijke verplichting slechts in het geval waarin het nummer voor een vast openbare spraaktelefoondienst zal worden gebruikt.

34. KPN begrijpt het verzoekschrift van Plex zo dat zij onderscheid maakt tussen nummerportering ten behoeve van enerzijds het aanbieden van telefoniediensten en anderzijds het aanbieden van xDSL-diensten.

35. Voor het aanbieden van telefoniediensten acht KPN het niet noodzakelijk dat Plex de mogelijkheid heeft nummers van KPN naar zich toe te porteren. Zij beschikt immers over een eigen nummerreeks. 36. Voor het aanbieden van xDSL-diensten acht KPN het evenmin noodzakelijk dat Plex de mogelijkheid

heeft om nummers naar zich toe te porteren. xDSL-verbindingen maken immers geen deel meer uit van het geschakelde vaste openbare telefonienetwerk. Nu xDSL-diensten niet te kwalificeren zijn als vaste openbare spraaktelefoondienst rust op KPN jegens haar eindgebruikers in het geheel geen verplichting tot nummerportering.

37. KPN stelt voorts dat de artikelen van hoofdstuk 6 van de Tw op geen enkele wijze zien op de verplichting tot nummerportering. Uit de plaats in de wetgeving waar nummerportering is opgenomen valt op te maken dat het niet gaat om een dienst die noodzakelijk is voor aanbieders om hun diensten te kunnen aanbieden. Dit is ook op te maken uit uitlatingen van Opta.

38. Nummerportering is geen bijzondere toegang of interconnectie, en is tevens niet noodzakelijk voor ontbundelde toegang. Voor ontbundeling zijn namelijk in het geheel geen nummers nodig. De Europese wetgever heeft dit erkend door nummerportering niet expliciet op te nemen in de Verordening onder ‘bijbehorende faciliteiten’, artikel 2, sub i van de Verordening. Daarnaast valt nummerportering ook niet onder ‘ontbundelde toegang’ zoals in de Verordening gedefinieerd onder f onderscheidenlijk g.

(9)

moeten maken buiten het platform om. 2) De accuratesse en de effiëntie die dankzij het COIN-platform wordt gerealiseerd zou ondermijnd worden. 3) De kosten per portering zouden omhoog gaan door de mogelijke afname van de porteringen die via het COIN-platform verlopen.

40. Opta was op de hoogte van de ontwikkeling van het COIN-platform, het is derhalve in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel indien Opta de verzoeken van Plex zou

toekennen. Ook acht KPN dit in strijd met het evenredigheidsbeginsel, met het oog op de grote investeringen door de leden van de Vereniging.

41. Volgens KPN is er niet echt een alternatief voor het gebruik van het COIN-platform voor handen. De handmatige procedure acht zij te omslachtig. Ook de database van de Vereniging zou van tijd tot tijd moeten worden bijgewerkt om weer up-to-date te zijn. Dit maakt vervuilingen, doordat niet alle porteringen (tijdig) in de COIN-database verwerkt zijn, mogelijk.

42. Indien KPN namens Plex porteringen zou doorgeven, zou KPN genoodzaakt zijn om een volledig separate aansluiting te realiseren en namens Plex lid te worden van de Vereniging, met alle kosten van dien.

43. De Vereniging is bovendien op instigatie van NMa, bezig om een alternatief voor kleine partijen te ontwikkelen.

44. Ten aanzien van ontbundelingsorders verwacht KPN op korte termijn met een alternatieve methode te komen die beantwoordt aan de verzoeken van Plex.

G. BEOORDELING VAN HET GESCHIL

45. KPN begrijpt het verzoekschrift van Plex zo dat zij onderscheid maakt tussen nummerportering ten behoeve van enerzijds het aanbieden van telefoniediensten en anderzijds het aanbieden van xDSL-diensten. Voor het aanbieden van telefoniediensten acht KPN het niet noodzakelijk dat Plex de mogelijkheid heeft nummers van KPN naar zich toe te porteren. Zij beschikt immers over een eigen nummerreeks. Voor het aanbieden van xDSL-diensten acht KPN het evenmin noodzakelijk dat Plex de mogelijkheid heeft om nummers naar zich toe te porteren. xDSL-verbindingen maken immers geen deel meer uit van het geschakelde vaste openbare telefonienetwerk. Nu xDSL-diensten niet te kwalificeren zijn als vaste openbare spraaktelefoondienst rust op KPN jegens haar eindgebruikers in het geheel geen verplichting tot nummerportering. Het college is van mening dat KPN hierbij uitgaat van een onjuiste interpretatie van het verzoekschrift van Plex.

46. Het college begrijpt het verzoek van Plex zo, dat zij verzoekt om de volgende zaken:

· Een bedrijfseconomisch verantwoorde mogelijkheid om nummers eindgebruikers van KPN naar zich toe te porteren, met als doel om met behoud van zijn geografische nummer

(10)

· Een bedrijfseconomisch verantwoorde mogelijkheid om op betrekkelijk kleine schaal ontbundelde aansluitlijnen van KPN af te kunnen nemen.

Het college zal in het navolgende allereerst ingaan op de mogelijkheid om nummers te porteren. Vervolgens wordt aan het eind van de overwegingen ingegaan op de mogelijkheid om lijnen te ontbundelen (randnummer 91 en verder).

47. Om telefonie aan te kunnen bieden over de ontbundelde aansluitlijn aan eindgebruikers die tot dusverre hun aansluiting afnemen van KPN is het van belang dat deze eindgebruikers hun nummer kunnen meenemen naar Plex. Indien deze eindgebruikers dit nummer niet mee zouden kunnen nemen naar Plex, zou dit een barrière vormen voor eindgebruikers om over te stappen naar Plex. Het college deelt de mening van KPN dat het beschikken over nummerportabiliteit niet per definitie een noodzakelijke voorwaarde is voor Plex om telefoniediensten aan te bieden. De vraag of de mogelijkheid voor partijen om nummers naar zich toe te porteren al dan niet noodzakelijk is om telefonie aan te bieden doet niet ter zake voor het bestaan van de verplichting tot

nummerportabiliteit. Deze wettelijke verplichting vloeit immers voort uit artikel 4.10, negende lid, van de Tw juncto het Besluit artikel 5, waarin wordt gesteld dat ‘Een aanbieder van een vaste openbare telefoondienst waarbij gebruik wordt gemaakt van geografische nummers is verplicht degene die zijn dienst afneemt, de mogelijkheid te beiden het bij hem in gebruik zijnde nummer te blijven gebruiken, indien hij er voor kiest deze dienst vanaf dezelfde locatie van een andere aanbieder van een vaste openbare telefoondienst af te nemen.’

Het college is bevoegd

48. Het college acht zich bevoegd zich in het kader van dit geschil op grond van artikel 6.3, tweede lid jo. artikel 6.9 tweede lid, van de Tw, uit te spreken ten aanzien van de vraag of de ter zake tussen hen in verband met bijzondere toegang bestaande verbintenissen, of de wijze waarop deze worden nagekomen, strijdig zijn met het het bepaalde bij of krachtens de Tw. Op grond van deze

bevoegdheid kan het college zich tevens uitlaten over de vraag of de verbintenis tussen KPN en Plex, dan wel de nakoming van deze verbintenis, in strijd is met hetgeen bepaald in artikel 4.10 van de Tw.

49. Het college acht zich tevens bevoegd zich in het kader van dit geschil op grond van artikel 6.3, tweede lid, van de Tw, uit te spreken ten aanzien van de vraag of de ter zake tussen hen in verband met interconnectie bestaande verbintenissen, of de wijze waarop deze worden nagekomen, strijdig zijn met het het bepaalde bij of krachtens de Tw. Op grond van deze bevoegdheid kan het college zich tevens uitlaten over de vraag of de verbintenis tussen KPN en Plex die met betrekking tot interconnectie is aangegaan, dan wel de nakoming van deze verbintenis, in strijd is met hetgeen bepaald in artikel 4.10 van de Tw.

50. KPN stelt overigens dat artikel 4.10 van de Tw uitsluitend ziet op verplichtingen van een aanbieder jegens de eindgebruiker, en dat hoofdstuk 6 van de Tw op geen enkele wijze ziet op

(11)

bevoegdheid van het college zoals die is geformuleerd in artikel 6.3, tweede lid, van de Tw spreekt van strijd met de wet in het algemeen. Indien een partij zijn verplichting tot nummerportabiliteit niet nakomt, is hieraan voldaan, ongeacht tegenover wie deze verplichting dient te worden nagekomen. Wanneer nummerportering niet mogelijk is wordt immers zowel de andere aanbieder als de eindgebruiker een recht onthouden. Daarmee is strijd met de wet reeds een gegeven. De interpretatie van het artikel 4.10 van de Tw is daarnaast ook onjuist. Immers, in artikel 4.10, zevende lid, van de Tw, worden uitdrukkelijk ook verplichtingen die op de aanbieder rusten aan de orde gesteld. Gesteld wordt dat een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk ervoor zorg draagt, voor zover een dergelijke verplichting niet reeds voortvloeit uit artikel 6.1 of 6.9, dat zijn netwerk zodanig is ingericht dat een aanbieder van die dienst een krachtens het eerste lid opgelegde verplichting kan nakomen.’ De wetgever geeft hierbij tevens uitdrukkelijk aan dat een dergelijke verplichting ook voortvloeit, tenminste ten dele, uit het interconnectie- en bijzondere toegangsregime uit hoofdstuk 6 van de Tw. Uit het feit dat de wetgever het nodig heeft gevonden uitdrukkelijk naar hoofdstuk 6 van de Tw te verwijzen, kan worden afgeleid dan dat de wetgever van mening is dat dergelijke afspraken tussen aanbieders in beginsel voortvloeien uit de

overeenkomsten die aanbieders onderling maken in het kader van interconnectie en bijzondere toegang. Deze notie wordt onderstreept door hetgeen is opgenomen in de reeds aangehaalde passage ten aanzien van de verrekening van de kosten buiten de administratieve kosten ad 9,09 (NLG 20,-) die aan de eindgebruiker mogen worden doorberekend. De wetgever zegt hierover dat dit in de eerste plaats zal moeten worden geregeld door partijen zelf in het kader van de te sluiten interconnectieovereenkomsten. Ontstaat hierbij een conflict dan kan dit op grond van het bepaalde in artikel 6.3 ter beoordeling aan het college worden gebracht’5.

51. Illustratief is het feit dat ook in de overeenkomsten die KPN met aanbieders (waaronder Plex) sluit in het kader van bijzondere toegang ten behoeve van ontbundeling het onderdeel nummerportering is opgenomen6. Dit geldt evenzo voor de interconnectie-overeenkomsten die KPN met andere partijen heeft gesloten.7 Het college is dan ook van oordeel dat de aanbieders ook jegens elkaar dienen te voldoen aan artikel 4.10. In het kader van zijn bevoegdheid op grond van de artikelen 6.10 en 6.9 juncto artikel 6.3 van de Tw is het college dan ook bevoegd na te gaan of er in strijd met artikel 4.10 van de Tw wordt gehandeld.

52. Het college is daarnaast bevoegd om op grond van artikel 4, vijfde lid, van de Verordening,

geschillen tussen aanbieders te beslechten ten aanzien van ontbundelde toegang tot de aansluitlijn en bijbehorende faciliteiten.

53. Het college is bovendien bevoegd ambtshalve de naleving af te dwingen van de Verordening en artikel 4.10 van de Tw. Het college acht het dan ook niet zinvol verder in te gaan op de vraag in

5

Memorie van toelichting, kamerstukken II 1996/97, 25 533, nr. 3, blz. 93

6

Zie: KPN, Overeenkomst MDF Access Services, Artikel 4, Overgang van contracten, Nummerbehoud, 15/01/2001

7

(12)

hoeverre nummerportabiliteit noodzakelijk is. Ook de vraag of nu sprake is van interconnectie of bijzondere toegang behoeft geen verdere bespreking.

Spoedeisendheid

54. Het college beschouwt het geschil niet als spoedeisend in de zin van artikel 6.3, derde lid, sub b, van de Tw. Het college acht het belang van de interconnectie of de bijzondere toegang, in

aanmerking genomen de wederzijdse belangen, niet dermate groot dat de totstandkoming van een overeenstemming een bespoedigde behandeling vergt. Het college laat hierbij enerzijds het belang meewegen van de verzoeker Plex. Dit belang is weliswaar groot, echter niet van dien aard dat de continuïteit van de onderneming door een langere termijn onder druk komt te staan. Anderzijds vereist de complexiteit van het geschil, waarin naast de belangen van de beide geschilpartijen tevens belangen van derden, zijnde andere aanbieders die lid zijn van de Vereniging, de Vereniging zelf en eindgebruikers, zorgvuldig dienen te worden meegewogen, een uitvoerige behandeling. Deze vereiste zorgvuldigheid, gecombineerd met de omvang van het belang heeft het college ertoe doen besluiten dat hij de vordering van Plex tot het nemen van een voorlopig besluit afwijst en direct een definitief besluit neemt.

KPN is verplicht om mee te werken aan het porteren van nummers naar andere aanbieders 55. De wetgever heeft duidelijk uitgesproken dat de verplichting tot het mogelijk maken van

nummerportering primair rust bij de aanbieder waar vandaan het betreffende nummer wordt geporteerd. Aanbieders kunnen zich indien het voor partijen onredelijk is om aan de voorwaarden van een derde instantie, zijnde de Vereniging, te voldoen, niet zonder meer ontslaan van deze verplichting. De aanbieder blijft verantwoordelijk voor de nakoming van de

nummerportabiliteitsverplichting tegen redelijke voorwaarden.

56. Het college is van mening dat het verzoek van Plex niet als onredelijk betiteld kan worden. Het verzoek van Plex vertegenwoordigt een gerechtvaardigd belang. De mogelijkheid om op bedrijfseconomisch verantwoorde wijze nummers te kunnen porteren onderscheidenlijk aansluitlijnen te kunnen ontbundelen is essentieel voor het ondernemingsplan van Plex. KPN stelt aan Plex deelname aan COIN als voorwaarde voor het meewerken aan portering 57. Indien partijen niet onevenredig in hun belangen worden geschaad, en wanneer met name hun

concurrentievermogen niet op onredelijke wijze wordt aangetast, acht het college het in beginsel mogelijk dat een marktpartij een andere marktpartij vraagt om zich te voegen naar standaarden die gangbaar zijn in de markt. De eis die KPN stelt aan Plex als voorwaarde om mee te werken aan het porteren van nummers naar Plex is dan ook niet op voorhand onredelijk. Het college wenst echter te onderstrepen dat deze eis geenszins vanzelfsprekend is, zoals KPN dit doet voorkomen. In het geval dat partijen bovendien in hun belangen worden geschaad, en indien hun

(13)

COIN vraagt een tarief dat onredelijk is en het voor Plex de facto onmogelijk maakt om te porteren

58. Het huidige aanbod van de Vereniging in combinatie met Porting Access voor eenmalige porteringen voorziet in een eenmalige portering van maximaal 50 nummers, eens in de 18

maanden. De kosten hiervoor bedragen volgens de meest recente gegevens van de Vereniging COIN @@@,-. Dit aanbod komt feitelijk neer op een bedrag van minimaal @@@ er portering. Deze vorm voldoet niet aan de eisen die Plex kenbaar heeft gemaakt aan het college: Plex verwacht tussen de 50 en de 150 nummers per jaar te moeten porteren, gespreid over het jaar. Voor het aanbod in het geval van een permanent lidmaatschap komt het college tot een bedrag van

@@@ per portering, uitgaande van 100 nummerporteringen per jaar, en een afschrijvingsperiode van de eenmalige investeringen van vier jaar. Hier overheen komen nog de kosten per portering die Plex verschuldigd is aan KPN ad @@@. Deze kosten voor een nummerportering moeten door Plex terugverdiend worden door aan eindgebruikers een telefonie-aansluiting in combinatie met een DSL-aansluiting aan te bieden. KPN, de grootste concurrent, hoeft deze kosten in het geheel niet te maken, omdat de spraaktelefoniedienst over de lijnen die zij ontbundelt ten behoeve van haar DSL-dienstverlening in handen blijft van zichzelf. Zou KPN voor deze diensten wel nummers moeten porteren, dan zou zij dit kunnen doen tegen een bedrag dat minder bedraagt dan 5,- per portering. Het is voor het college niet in te zien hoe Plex als partij kan concurreren indien zij reeds uitsluitend voor het terugverdienen van de porteringskosten in het beste geval ruim een jaar nodig heeft, nog afgezien van alle andere eenmalige kosten die dienen te worden terugverdiend

(ontbundelingskosten, testkosten, etcetera) en los van de beperkte schaal van Plex, gecombineerd met het feit dat concurrenten van Plex met aanzienlijk minder hoge kosten per portering worden geconfronteerd.

59. Het college gaat uit van een aantal algemene veronderstellingen om een idee te geven van het ondernemingsplan van een aanbieder. Het college acht deze benadering voldoende om een getrouwe globale indruk te geven van de wijze waarop een dergelijk bedrag ingrijpt op de concurrentiepositie van partijen. Hiertoe hanteert het college twee verschillende

gebruikersprofielen, het profiel van de gemiddelde eindgebruiker, en het profiel van de kleinzakelijke eindgebruiker. De gemiddelde maandelijkse omzet van een kleinzakelijke eindgebruiker is 176,- per verbinding8. In een concurrerende markt is het reëel dat een winstmarge zich op een niveau tussen 5 en 20 procent bevindt. Uitgaande van deze onder- en bovengrens betekent dit een winstmarge tussen de 8,80 (5 procent van 176,-) en de 35,20 (20 procent van 176,-) per maand. De terugverdientijd ligt hierbij in het meest gunstige geval rond de 4 maanden, terwijl deze in het ongunstigste geval (uitgaande van de gegeven winstmarges) rond de 17 maanden bedraagt. Voor een gemiddelde eindgebruiker bedraagt de maandelijkse omzet

46,- Uitgaande van hetzelde winstpercentage betekent dit een winstmarge tussen de 2,31 (5 procent van 46,-) en 9,25 (20 procent van 46,-). De terugverdientijd ligt hierbij in het

8

(14)

meest gunstige geval rond de 16 maanden, terwijl deze in het ongunstigste geval (afgezien van de situatie waarin een negatieve winstmarge wordt behaald) rond de 65 maanden bedraagt.

60. Bovenstaande overwegingen geven aan welk belang Plex heeft bij een redelijk niveau van de porteringskosten. Het kan worden gesteld dat het op grond van bovenstaande voor Plex onmogelijk wordt om zijn ondernemingsplan rond te krijgen. Het college onderstreept hierbij dat hij van mening is dat het feit dat nummerportering op deze manier feitelijk onmogelijk is voor Plex op zichzelf onvoldoende grond is om van oordeel te zijn dat bepaalde kosten waarmee Plex

geconfronteerd wordt onredelijk hoog zijn. Doorslaggevend is de vraag wat de kosten zouden zijn geweest indien op redelijke wijze rekening was gehouden met belangen van partijen.

61. Het is voor het college niet in te zien dat een aanbieder die verplicht is tot het porteren van een nummer zich beroept op de ondersteunende systemen voor nummerportabiliteit, althans de kosten die het gebruik daarvan met zich meebrengt. Aannemelijk is dat indien met de belangen van de verzoekende partij rekening zou zijn gehouden bij het ontwikkelen van de ondersteunende systemen van de thans gekozen oplossing geen sprake zou zijn geweest.

62. Het feit dat er bij het ontwerpen van de COIN-database geen rekening is gehouden met de

mogelijkheden voor partijen als Plex, is gebeurd onder de verantwoordelijkheid van de Vereniging en de verschillende leden van dat moment, waaronder KPN. Deze partijen waren zich zeer wel bewust van de verplichting tot nummerportabiliteit, en zijn hierop uitvoerig gewezen door het college. Het college heeft zich als toezichthouder op het standpunt gesteld dat het de

verantwoordelijkheid van marktpartijen is om vorm te geven aan de verplichting tot

nummerportabiliteit. Er was voor het college op het moment dat partijen tot een oplossing kwamen geen concrete aanleiding om na te gaan of de oplossing van partijen in overeenstemming zou zijn met de Tw. Het feit dat Opta niet eerder een oordeel heeft gegeven over het COIN-systeem kan dan ook niet worden tegengeworpen. Van enige schending van het vertrouwens- of

evenredigheidsbeginsel, zoals KPN stelt in haar verweerschrift, is in dit verband dan ook geen sprake.

63. Het college is van mening dat op basis van de eis van KPN aan Plex om zich aan te sluiten bij de Vereniging in combinatie met de voorwaarden die de Vereniging stelt, het concurrentievermogen van Plex onnodig en onredelijk wordt aangetast. Het college acht deze eis daarmee in strijd met de Tw.

(15)

65. Buiten de belangen van beide geschilpartijen, neemt het college tevens de belangen van

eindgebruikers in overweging bij het nemen van zijn besluit. Het eindgebruikersbelang is enerzijds gediend bij een naar goed functionerend porteringssysteem. Dit kan het beste gewaarborgd worden indien er sprake is van enige mate van centrale coördinatie. Vanuit dat perspectief is het minder wenselijk dat er procedures worden gehanteerd die erop gericht zijn buiten het COIN-platform om porteringen mogelijk te maken. Anderzijds is het onwenselijk dat afspraken tussen aanbieders het onmogelijk maken voor andere aanbieders om nummers te porteren. Hiermee wordt de

keuzevrijheid van de eindgebruiker beperkt.

66. Het college is zich welbewust van de belangrijke functie die het COIN-platform speelt bij het verzekeren dat nummerportering in de Nederlandse markt op een accurate en betrouwbare wijze plaatsvindt. Het college heeft waardering voor de effectieve wijze waarop met name grote

telecommunicatiebedrijven ervoor zorg hebben gedragen dat nummerporteringen tussen leden van de Vereniging op een betrouwbare en accurate manier kunnen verlopen. Het college zal deze notie in zijn beoordeling laten meewegen.

67. Het college erkent tevens dat een zekere investeringsdrempel voor toetreding van aanbieders tot de telecommunicatiemarkt onontkoombaar is, gegeven het niveau van de minimaal benodigde

investeringen. Deze investeringen dienen te worden bepaald door de werkelijke kosten, en kunnen niet worden ingegeven door het feit dat door andere aanbieders onvoldoende tegemoet is gekomen aan de belangen van een toetredende partij.

68. Het college zich eveneens bewust van de positie van Plex als betrekkelijk kleine partij. Voor het college is niet in te zien waarom het niet mogelijk is om voor partijen als Plex een alternatieve procedure beschikbaar te stellen die het hen mogelijk maakt op bedrijfseconomisch verantwoorde wijze nummers naar zich toe en van zich af te kunnen porteren.

69. Het college geeft er de voorkeur aan dat een dergelijke oplossing zoveel mogelijk binnen het bestaande kader van het COIN-platform kan worden gerealiseerd. Dit vereist een oplossingsgerichte en coöperatieve houding van de Vereniging en de aangesloten leden, waaronder KPN.

70. Indien het samenwerkingsverband, zijnde de Vereniging, als derde partij om politieke, technische of economische redenen niet kan voorzien in een redelijke oplossing voor de problematiek, kan het college niet anders concluderen dan dat KPN verantwoordelijk is om via andere weg een alternatieve procedure te doorlopen om het voor Plex mogelijk te maken dat de nummers naar haar toe

geporteerd worden.

(16)

worden gevraagd onder de huidige voorwaarden toe te treden tot de Vereniging en gebruik te maken van het COIN-platform. Het belang van deze partijen weegt volgens het college zwaarder dan de risico’s voor het correct functioneren van het bestaande systeem.

Invulling alternatief

72. De alternatieve procedure komt erop neer dat het Plex is toegestaan om door middel van fax of e-mailberichten kenbaar te maken dat nummers van eindgebruikers van KPN die hebben aangegeven over te willen stappen naar Plex van KPN vandaan geporteerd dienen te worden.

73. Het college is van mening dat KPN in geval van een alternatieve fax- of e-mailprocedure recht heeft op een vergoeding die hoger ligt dan het bedrag dat zij standaard in rekening mag brengen in geval van porteringen van zich af, zijnde @@@. KPN dient immers meer handelingen te verrichten om een nummer te porteren dan in het geval de portering via het COIN-platform wordt afgehandeld. Het bedrag dient op de daadwerkelijke kosten te zijn gebaseerd. Het is KPN echter niet toegestaan om aan Plex een bedrag te vragen dat hoger is dan het maximale bedrag per portering, zijnde @@@. Dit bedrag wordt onder randnummer 89 nader toegelicht. Dit zijn de kosten voor Plex per portering indien op redelijke wijze rekening was gehouden met belangen van kleinere

marktpartijen. Voor de duidelijkheid stelt het college dat het KPN niet is toegestaan om een bedrag te vragen voor het aankiesbaar maken van de naar Plex geporteerde nummers. Deze kosten dienen door KPN zelf gedragen te worden. Iedere afzonderlijke aanbieder dient zorg te dragen voor de aankiesbaarheid van nummers toebehorend aan andere netwerken, en zelf hiervoor de kosten te dragen, zie onder randnummer 18. Derhalve ziet het bedrag dat KPN in rekening mag brengen uitsluitend op de kosten voor handelingen die zij dient te maken om het nummer van zich af te porteren en niet op de kosten voor handelingen om het nummer aankiesbaar te maken.

(17)

75. Indien Plex en KPN gezamenlijk een andere procedure overeen komen, vervalt de voornoemde oplossing.

76. Indien het porteren via COIN voor Plex mogelijk wordt gemaakt tegen een bedrag dat lager of gelijk is aan de voornoemde maximale kosten per portering zijnde @@@ (dit bedrag wordt onder randnummer 89 nader toegelicht), vervalt de verplichting die op KPN rust om een aanbod

operationeel te hebben dat voorziet in een procedure buiten het COIN-systeem om. Dit echter niet eerder dan dat Plex een redelijke termijn heeft gekregen om over te schakelen naar de nieuwe situatie.

VOORWAARDEN WAARONDER VERPLICHTING REDELIJK ZOU ZIJN

77. In het voorgaande heeft het college gemotiveerd waarom hij van mening is dat het in redelijkheid niet van Plex verwacht kan worden dat zij onder de huidige voorwaarden toetreedt tot het COIN-platform. Het college geeft in de hiernavolgende alinea’s aan onder welke voorwaarden hij meent dat van Plex wel verwacht kan worden dat zij toe te treedt tot het COIN-netwerk.

78. Voor de duidelijkheid stelt het college dat hij zich niet uitspreekt over de vraag of het tarief dat COIN rekent als zodanig redelijk is. Het college acht zich hiertoe niet bevoegd. Het college spreekt zich uitsluitend uit over de mate waarin de verplichting tot toetreding die KPN aan Plex stelt, redelijk is. Het college acht het onredelijk dat KPN Plex verplicht om toe te treden tot COIN gegeven de kosten die hiermee thans gemoeid zijn. Deze verplichting tot toetreding beperkt de vrijheid van een vragende partij verregaand. Het college meent dat een dergelijke dwang uitsluitend mogelijk is indien op redelijke wijze rekening is gehouden met de belangen van de vragende partij. De tarieven en bijkomende kosten van COIN kunnen in beginsel redelijk zijn indien het huidige systeem als gegeven beschouwd wordt. Indien geen sprake is van dwang, is het voor partijen mogelijk om zelf de afweging te maken om zich aan te sluiten bij het systeem, of niet. Indien een partij dan op grond van zijn beperkte schaal van mening is dat toetreding voor hem te duur is, kan gesteld worden dat de kosten van dit systeem voor deze partij onvoordelig zijn, hiermee zijn de kosten als zodanig niet per definitie onredelijk. Echter, op het moment dat een partij gedwongen wordt om toe te treden tot een dergelijk systeem dient het college bij de beoordeling van de redelijkheid mee te laten wegen of bij het ontwikkelen van het systeem op redelijke wijze rekening is gehouden met de belangen van de vragende partij. In dat geval is niet het huidige platform maatgevend voor de redelijkheid van de kosten, maar het platform dat zou zijn ontwikkeld indien op redelijke wijze aan de belangen van de vragende partij tegemoet gekomen zou zijn.

79. Het college onderscheidt ten aanzien van het COIN-platform twee essentiële zaken die drempelverhogend werken:

· de wijze waarop de verenigingskosten over de verschillende partijen worden verdeeld. · Het feit dat partijen gedwongen zijn om een aanzienlijke investering te doen in een

(18)

80. Het college kan zich voorts voorstellen dat het lidmaatschap van de Vereniging niet in alle situaties logisch voortvloeit uit de wens van partijen om nummers te porteren. Voor partijen die incidenteel, of zeer sporadisch nummers wensen te porteren kan de vraag worden gesteld wat de toegevoegde waarde is van een permanent lidmaatschap.

81. De licentiestructuur waarvoor in eerste instantie gekozen is, en die voor partijen op het moment zelf wellicht voor de hand lag, ligt voor een deel ten grondslag aan de huidige problematiek. Een substantieel deel van de toetredingskosten bestaat immers uit licentiekosten voor het gebruik van lokale software om toegang te krijgen tot het COIN-platform. Deze licentiekosten hebben het karakter dat partijen een vast bedrag betalen dat niet rechtstreeks gerelateerd is aan de omvang van hun porteringsvolume. Deze lokale software om toegang te krijgen tot het COIN-platform is in eerste instantie door CMG ontwikkeld. De kosten van CMG voor het gebruik en onderhoud van de lokale software bedragen @@@,-, daarnaast wordt maandelijks een bedrag van @@,- in rekening gebracht. Voor het later ontwikkelde aanbod van Porting Access geeft de Vereniging aan dat dit @@,- eenmalig bedraagt, en @@,- per maand bedraagt (aanbod daterend van 9 januari 2002). Het college stelt dat ontwikkelkosten voor software echter niet noodzakelijkerwijs via dergelijke vaste licenties hoeven te worden terugverdiend. Indien de Vereniging gezamenlijk met de software-ontwikkelaars (CMG en Porting Access) voor een kostenstructuur had gekozen waarbinnen ontwikkelingskosten werden terugverdiend door middel van een bepaald bedrag per portering door te belasten aan de gebruikers van het platform zou de toetreding voor kleinere partijen zijn vergemakkelijkt. Ook voor de eenmalige entreekosten van @@,- en het jaarlijkse

vastrechtbedrag van @@@ welke de Vereniging zelf in rekening brengt aan partijen geldt dat deze even groot zijn voor een partij die 100 batches met nummerporteringen aanlevert (zogeheten ‘loops’), als voor een partij die 30.000 of zelfs meer batches aanlevert. Voor partijen met minder dan 100 batches berekent de Vereniging thans lagere bedragen, die echter nog steeds in de orde van grote van enkele duizenden euro’s zijn.

Op basis van profijtbeginsel is het redelijk dat alle kosten van COIN naar rato van het aantal porteringen worden doorberekend.

82. Op de aanbieders in de Nederlandse markt rust een individuele verplichting om te voldoen aan de vereisten uit hoofde van artikel 4.10 van de Tw. Hieruit vloeit een gezamenlijk belang voort om dit mogelijk te maken. Gesteld kan worden dat aanbieders er een gezamenlijk belang bij hebben om zorg te dragen dat nummerportering op een effectieve en accurate wijze plaats kan vinden. Ook in hun aller belang is dat beschikt kan worden over een up-to-date en correcte database. Gegeven deze belangen is het wenselijk voor alle aanbieders dat ook een betrekkelijk kleine partij als Plex zich aansluit bij COIN. Het college acht het echter niet redelijk indien Plex volledig op dient te draaien voor de relatief hoge toetredingskosten, terwijl het belang van deze toetreding ook voor de andere partijen evident is. Het opmerkelijke van een systeem als COIN is dat de gangbare

(19)

college is van mening dat de lasten zodanig moeten worden verdeeld dat de partijen die meer profijt hebben van de beschikbaarheid van een referentiedatabase en standaardprocedures meer bijdragen aan de kosten van het systeem.

83. Het college is in zijn algemeenheid van mening dat het redelijk is wanneer de verenigingskosten zoals deze blijken uit de door de Vereniging voorgelegde begroting zodanig worden

gevariabiliseerd, dat de verenigingskosten voor nummerporteringen naar rato van het aantal nummerporteringen aan partijen worden doorbelast. Een partij die meer nummers porteert, en die derhalve relatief een groter profijt ontleent aan het COIN-platform, zal in een dergelijke situatie naar rato meer betalen. Het is niet op voorhand onredelijk indien een beperkt deel van de kosten -namelijk dat deel van de kosten dat rechtstreeks samenhangt met de toetreding van een nieuwe partij - rechtstreeks wordt doorbelast aan de nieuwe partij.

84. Een bijkomend, wenselijk gevolg van deze wijziging in de kostentoerekening ten gunste van een systeem dat meer recht doet aan het profijt, is dat aan alle partijen prikkels worden toegediend om het totaal aan kosten voor nummerportering zo laag mogelijk te houden, en gewaarborgd is dat toegang tot het COIN-platform voor kleinere partijen op een efficiënte wijze wordt gerealiseerd. 85. KPN geeft aan dat het voor haar van belang is dat Plex zijn porteringsverzoeken indient via het

platform. Indien partijen er klaarblijkelijk belang bij hebben dat dit alternatief via het COIN-platform loopt, is het redelijk dat partijen zich inspannen om een alternatief via dit COIN-platform te ontwikkelen. Van een dergelijke inspanning heeft KPN tot dusverre geen blijk gegeven. Het is niet voorshands onredelijk indien dit kosten met zich meebrengt die niet één op één kunnen worden doorberekend aan de kleinere partijen. Immers, KPN geeft aan er groot profijt van te hebben dat alle aanbieders via het COIN-platform met haar communiceren. Voor een partij als Plex is dit belang minder evident. Het ligt in de rede de lasten zoveel mogelijk daar te leggen waar ook de lusten rusten. Evenzeer geldt dat, voor zover deze kosten hadden kunnen worden voorkomen door hier in het ontwerp van het platform rekening mee te houden, het niet in de rede ligt dat Plex als kleine partij (volledig) opdraait voor deze omissie.

Indien op redelijke wijze rekening was gehouden met lage volumes bij ontwerp, zou het systeem niet wezenlijk duurder zijn dan het huidige

86. Op basis van de voorgaande overweging komt het college tot de conclusie dat het tarief dat Plex maximaal verschuldigd zou mogen zijn per nummerportering gelijk dient te zijn aan het tarief dat Plex kwijt zou zijn in een situatie dat in de initiële systeemontwikkeling wel op redelijke wijze rekening zou zijn gehouden met kleinere partijen. Het college kan deze fictieve kosten echter op basis van de huidige informatie niet exact vast stellen.

(20)

verschillen van de kosten per portering voor grotere partijen (uitgaande van gevariabiliseerde kosten). De gevraagde functionaliteiten zijn er immers uitsluitend op gericht om een interface tot stand te brengen zodat vanuit een centrale plaats porteringsberichten kunnen verzonden en naar aanleiding van deze porteringsberichten wijzigingen in de centrale referentiedatabase van het COIN-platform kunnen worden aangebracht (uitgaande van de huidige oplossing, dit laat onverlet dat uiteraard ook voor een volledig andere oplossing had kunnen worden gekozen). Voor zover dit echter wel meerkosten met zich mee had gebracht, hetgeen het college onwaarschijnlijk acht, is het college op grond van het hiervoor gestelde van mening dat deze meerkosten voor rekening van alle COIN-leden zouden moeten komen.

Derhalve zou het bedrag per portering in beide situaties vergelijkbaar zijn, en zou ook voor Plex dit bedrag per portering gelden

88. Het college acht het derhalve redelijk dat Plex per nummerportering maximaal een tarief verschuldigd is dat gelijk is aan het (gewogen) gemiddelde bedrag dat de bij de Vereniging aangesloten leden thans per portering van geografische en mobiele nummers kwijt zijn aan de Vereniging.

Daarenboven zouden voor Plex nog aanvullende kosten gemaakt moeten worden voor de handmatige handelingen voor faxen/e-mails

89. Daar in het geval van een efficiënte kleinschalige oplossing tevens handmatige bewerkingen zouden dienen plaats te vinden voor kleinere partijen, zouden de in de voorgaande alinea opgenomen kosten per portering moeten worden vermeerderd met kosten die samenhangen met het op efficiënte wijze handmatig verwerken van faxen of e-mailberichten in een database (in de situatie dat bij het ontwerp van het COIN-platform rekening was gehouden met een dergelijke alternatieve procedure). Het college acht hiertoe 20 minuten per portering voldoende, gegeven het

(21)

@@ + @@ + @@4). Het aldus berekende bedrag is exclusief het porteringstarief dat KPN hanteert ad 30,97, dit bedrag komt voor Plex nog eens boven het voornoemde bedrag voor het gebruik van het COIN-platform. Als ook dit bedrag wordt meegenomen in de berekening, komt het totale bedrag dat Plex aan externe kosten dient te maken per portering uit op @@.

Zolang COIN niet in een dergelijk aanbod voorziet, is KPN gehouden om mee te werken aan een alternatieve procedure.

90. In het voorgaande is het college tot een concrete invulling gekomen van de kosten die hij redelijk acht voor Plex. Zoals aangegeven onder randnummer 70 is het college van mening dat zolang de voorwaarden die aan Plex worden gesteld om toe te treden tot het COIN-platform niet redelijk zijn, het van Plex niet verwacht kan worden dat zij toetreedt. Daarom is KPN gehouden om mee te werken aan een alternatieve fax- of e-mailprocedure zolang het COIN-platform niet in een dergelijke oplossing kan voorzien.

Ontbundeling

91. Ten aanzien van de vordering van Plex om KPN te laten voorzien in een bedrijfseconomisch

verantwoorde mogelijkheid om op betrekkelijk kleine schaal ontbundelde aansluitlijnen van KPN af te kunnen nemen, merkt het college op dat het tarief per ontbundelingsorder uit het voorstel dat KPN heeft gedaan bij brief van 24 mei het college niet onredelijk voorkomt. Het college acht het niet onaannemelijk dat de extra handmatige bewerkingen die nodig zijn indien de informatie per fax wordt aangeleverd bijkomende kosten van 30,- per portering rechtvaardigen. Ook kan het college zich voorstellen dat door de extra handmatige bewerkingen de service niveaus voor ordering en levering neerwaarts dienen te worden bijgesteld met 5 procent, zoals KPN voorstelt. Bovendien acht het college dit bedrag niet van een zodanige hoogte dat de mededinging voor een partij als Plex onnodig bemoeilijkt of ernstig geschaad wordt. Het college acht het door KPN gestelde maximum van 20 ontbundelingsorders per maand voldoende voor Plex, en spreekt zich derhalve niet uit over de redelijkheid van deze bovengrens. Het college kan thans niet beoordelen in hoeverre deze bovengrens gerechtvaardigd is. Voorts onderstreept het college dat het hierbij om een permanent aanbod gaat, hetgeen ook door KPN tijdens de hoorzitting is bevestigd. Het college is van mening dat met de voorgestelde voorwaarden voor een ontbundelingsprocedure voor Plex in een voldoende alternatief is voorzien. Ten overvloede merkt het college op dat hij zich hiermee op geen enkele wijze uitspreekt over de redelijkheid van het huidige aanbod van de Vereniging voor ontbundelingsorders.

92. Ten aanzien van de vordering van Plex om in algemene zin vast te stellen dat de Overeenkomst inzake MDF Access Services in strijd is met de Tw, merkt het college op dat hij van mening is dat het kader van dit geschil zich niet leent voor een vordering van een dergelijke algemene strekking. Deze vordering wijst het college dan ook af.

(22)

Portability in the Netherlands) dat deze strijdig is met de Tw, en vervolgens aan KPN op te dragen de relevante onderdelen van de overeenkomst aan te passen, verwijst het college naar het

voorgaande. Het college is van mening dat de overeenkomst in overeenstemming met het door het college ingenomen standpunt ten aanzien van nummerportabiliteit onderscheidenlijk met het aanbod van KPN inzake ontbundelingsprocedures dient te worden aangepast. Het college verzoekt KPN de aangepaste versie binnen vier weken na de publicatie van dit besluit in de Staatscourant bij het college te deponeren. Hiermee wijst het college deze vordering van Plex toe.

94. Het college gaat er van uit dat oplegging van een dwangsom op dit moment niet nodig is om naleving van de door het college in het voorlopige besluit de aan KPN opgelegde verplichtingen te verzekeren. Mocht het tegendeel blijken, dan kan het college alsnog in overweging nemen

(23)

DICTUM

Het college besluit op grond van artikel 6.10 van de Telecommunicatiewet juncto artikel 4, vijfde lid, van de Verordening (EG) nr. 2887/2000, onderscheidenlijk artikel 4.10 en artikel 6.3, tweede lid van de Telecommunicatiewet en artikel 4.10 en artikel 6.9 juncto artikel 6.3, tweede lid van de

Telecommunicatiewet, als volgt:

a) Het college wijst de vordering van Plex om zich in een voorlopig besluit uit te spreken af.

b) KPN dient mee te werken aan een fax- of e-mailprocedure buiten het COIN-platform. KPN mag voor de alternatieve procedure voor porteringen vanaf haar netwerk richting Plex kosten in rekening brengen voorzover deze niet samenhangen met het aankiesbaar maken van het nummer. De kosten voor het aankiesbaar maken van het nummer zijn voor rekening van KPN zelf. Dit bedrag dient op kosten te zijn gebaseerd en mag niet meer bedragen dan @@ per portering. Deze verplichting op KPN geldt totdat de kosten voor Plex voor porteren via het COIN-platform (inclusief de kosten die KPN in rekening brengt ad @@@@) niet meer bedragen dan @@, en Plex een redelijke termijn heeft gekregen over te schakelen naar het COIN-platform.

c) Het college gelast KPN binnen twee weken na de publicatie van dit besluit in de Staatscourant een aanbod operationeel te hebben dat het mogelijk maakt nummers richting Plex te porteren. De procedure dient erop neer te komen dat KPN het porteringsverzoek binnen drie werkdagen na ontvangst van Plex op de porteringsdatum inroostert en dit aan Plex bevestigt via e-mail of fax. De porteringsdatum dient minimaal vijf en maximaal tien werkdagen na bevestiging van KPN in de tijd te zijn gelegen. Plex kan hierop alle aanbieders het verzoek doen toekomen via e-mail of fax, tenminste drie werkdagen van tevoren, om het nummer op de geplande werkdag binnen hun netwerken aankiesbaar maken. Op de geplande porteringsdatum dient KPN vervolgens ervoor te zorgen dat het nummer niet langer met het KPN-netwerk wordt geassocieerd en een bericht te verzenden aan de aanbieders die aangesloten zijn op het COIN-netwerk met de mededeling dat het nummer niet langer onderdeel uitmaakt van de nummers van (eindgebruikers van) KPN. KPN dient als aanbieder, evenals alle andere aanbieders, op de geplande werkdag het nummer aankiesbaar te maken zodanig dat haar eindgebruikers in staat zijn naar de eindgebruikers van Plex te bellen en omgekeerd. . De procedure dient zodanig te worden ingevuld dat de tijd dat de eindgebruikers van Plex niet kunnen bellen of gebeld worden minimaal is, en ten hoogste één dag bedraagt.

d) Het college wijst de vordering van Plex af om vast te stellen dat de Overeenkomst inzake MDF Access Services in zijn algemeenheid in strijd is met de telecommunicatieregelgeving

e) Waar de overeenkomst betrekking heeft op de procedures inzake ontbundelingsorders en nummerporteringen (End-to-end Process for MDF Access en End to end Process for Number

(24)

haar verweerschrift dient te worden aangepast. Het college verzoekt KPN de aangepaste versie binnen vier weken na de publicatie van dit besluit in de Staatscourant bij het college te deponeren. Indien Plex en KPN gezamenlijk een andere procedure overeen komen, vervalt de voornoemde oplossing.

f) De vordering tot oplegging van een last onder dwangsom wijst het college af. Aldus besloten te ‘ s-Gravenhage op 22 juli 2002,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,

(25)

Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken, aanvangende met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.

Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Postbus 90240

2509 LK Den Haag

onder vermelding van ‘Bezwaarschrift’. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en dient in ieder geval de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

d) KPN kan, indien door haar gewenst, tot vooralsnog uiterlijk 1 juli 2001 van WorldCom eisen dat deze er op toe ziet dat er een ‘time-out’-regeling met betrekking tot de

Naar het college begrijpt, gedoogt KPN de aanleg van verbindingen tussen collocerende aanbieders zolang deze is opgesteld in één en dezelfde (collocatie-)ruimte (de hiervoor onder

Bij brief van 12 juni 2001 heeft KPN Mobile het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) verzocht om de regels vast te stellen die

100.000,- per dag, binnen 10 dagen na dagtekening van het besluit van het college het mogelijke verschil te betalen tussen enerzijds het bedrag dat KPN aan Energis heeft betaald voor

VersaTel verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en KPN Mobile zullen

In aanvulling op hetgeen is vermeld in randnummer 52 van bijlage II bij dit besluit stelt het college in het onderhavige geschil vast dat de MTA-tarieven, die KPN Mobile jegens

Tele2 verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en KPN Mobile zullen gelden

KPN Telecom verzoekt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) om de regels vast te stellen die tussen haar en Ben zullen gelden