• No results found

Vraag nr. 239 van 2 augustus 1996 van de heer LUDO SANNEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 239 van 2 augustus 1996 van de heer LUDO SANNEN"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 239 van 2 augustus 1996

van de heer LUDO SANNEN Recreatieve vliegvelden – Vlarem

De recreatieve luchtvaart veroorzaakt – door toe-name van de activiteiten en door het aantrekken van buitenlandse vliegtuigen, waaronder zeer lawaaierige Russische toestellen – in toenemende mate hinder voor de omwonenden. Ook de slechte lokalisering van woongebieden ten opzichte van dit soort vliegvelden is oorzaak van het probleem. Het vliegen met helikopters en ULM's (ultralicht motorluchtvaartuig) wint sterk aan populariteit. Toch veroorzaken juist deze toestellen zeer grote geluidsoverlast.

De bestaande Vlarem-reglementering is wel van toepassing op andere lawaaisporten, zoals motor-c r o s s, maar niet op vliegtuigsport. De V l a r e m - w e t-geving geldt, wat recreatieve luchtvaart betreft, enkel voor herstelwerkplaatsen en opslag van brandstoffen.

1. Waarom werden de recreatieve vliegvelden tot op heden niet in de Vlarem-wetgeving opgeno-m e n , dit in tegenstelling tot de locaties voor andere vergelijkbare sporten ?

2. Is de minister het ermee eens dat de vliegvelden voor recreatief gebruik in se "hinderlijke inrich-tingen" zijn, die als dusdanig een vergunning behoeven ?

3. Bestaan er plannen om de V l a r e m - p r o c e d u r e die van toepassing is op hinderlijke bedrijven uit te breiden tot de vliegvelden voor recreatief gebruik ?

Antwoord

1. Alle luchtverkeer, en dus ook op recreatieve v l i e g v e l d e n , wordt georganiseerd op basis van de wet van 27 juni 1937 en het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart (en latere wijzigingen en aanvullingen). D e z e reglementering is gebaseerd op de "Overeen-komst betreffende de Internationale Burgerlij-ke Luchtvaart" van Chicago (ICAO ) . D e z e reglementering vloeit dan ook hoofdzakelijk voort uit de internationale standaarden en aan-bevolen praktijken die door de "Organisatie van de Internationale Burgerlijke Luchtvaart" werden opgesteld.

Op basis van deze reglementering werden nor-men vastgelegd waaraan vliegtuigen moeten voldoen om een bewijs van luchtwaardigheid te b e h a l e n . Het gaat hier dus uitsluitend om pro-ductnormen, waarvoor de federale overheid op basis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 uitsluitende bevoegdheid heeft.

Bedoelde normering behelst evenwel ook g e l u i d s n o r m e n , in volgende specifieke beslui-ten:

1. het koninklijk besluit van 5 juni 1980 tot v a s t s t e l l i n g, wat het voortgebrachte geluid betreft,van de voorwaarden tot uitreiking en hernieuwing van het bewijs van luchtwaar-digheid en van de voorwaarden tot het uit-voeren van verrichtingen van subsonische vliegtuigen ;

2. het koninklijk besluit van 21 september 1983 tot vaststelling van de bijzondere voorwaar-den opgelegd voor de toelating tot het lucht-verkeer van sommige ultralichte motorlucht-vaartuigen ;

In deze materie is het Bestuur der Luchtvaart van het federale ministerie van Ve r k e e r s w e z e n bevoegd.

Daarnaast bepaalt het koninklijk besluit van 15 maart 1954 eveneens dat geen luchtvaartterrein mag worden aangelegd zonder de machtiging van de minister van Verkeerswezen. Indien het luchtvaartterrein een bestendig karakter heeft, is in dit geval een advies van de bevoegde minis-ter voor Ruimtelijke Ordening vereist.

2. De uitrusting en de uitbating van de luchtha-vens en de openbare vliegvelden, met uitzonde-ring van de luchthaven van Brussel-Nationaal, vallen op basis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 wel onder de bevoegdheid van het Vlaams Gewest.

Indien op bedoelde vliegvelden bepaalde als hinderlijk beschouwde inrichtingen uit de V l a-rem-indelingslijst worden geëxploiteerd, zijn zij als dusdanig vergunningsplichtig. D a a r n a a s t werden de terreinen voor het gebruik van modelvliegtuigen waarboven met minstens drie modelvliegtuigen wordt gevlogen, in de Vlarem-indelingslijst opgenomen.

3. Uit de antwoorden op de vragen 1 en 2 blijkt duidelijk dat in deze aangelegenheid een uit-breiding van de Vlarem-procedure niet nodig is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kunnen betaalde inhaallessen onder bepaalde voor- waarden worden gegeven door leerkrachten van dezelfde school (scholengroep)?. In hoeverre zijn dergelijke praktijken een

Inder- daad, het scheidingsverdrag tussen België en Neder- land van 1843 stelt zeer duidelijk dat geen land wer- ken mag uitvoeren aan zijn oever (door het verdrag van 1863

(Zie : Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening,

De studie wordt gecoördineerd door het WTCB (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf) en gebeurt in samenwerking met LUC (Limburgs Universitair

Op die manier worden deze leerlingen verplicht het secundair onderwijs te starten in het eerste leerjaar B en daar het getuigschrift Basisonderwijs te behalen, om dan het

: Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leef- milieu en Tewerkstelling, de heer Eddy Balde- wijns, Vlaams minister

Door de aanleg van de weg door woongebied (vol- gens gewestplan) zijn een aantal percelen direct ontsloten door de noord-zuid. Mogen deze percelen rechtstreeks worden ontsloten

Deze laatste is echter ter zake niet bevoegd, zoals blijkt uit het schrij- ven van het Bosbeheer (in casu de bevoegde woud- meester te Hasselt) aan het stadsbestuur van Peer