Vraag nr. 93 van 21 mei 1996
van de heer LUDO SANNEN Grensmaasproject – Stand van zaken
De Stuurgroep Grensmaasproject heeft een tussentijd-se nota (Op weg naar ... ) uitgebracht met een stand van zaken aan Nederlandse zijde betreffende de ont-wikkelingen in het Grensmaasproject. In deze nota wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingen en de evolutie in het denken over dit project tot op van-daag. Het betreft de fasering van het project, de inspraak- en overlegprocedures, de betrokkenheid van diverse besturen en administraties, de stand van zaken rond het milieueffectenrapport, de voorgenomen activi-teiten per locatie en de knelpunten die men nog moet onderzoeken en oplossen en de uitvoering van de ont-grondingen, ook wat de financieel-economische aspec-ten en de sturingsmogelijkheden van de overheid betreft. Verder worden de aspecten van water- en natuurbeheer, landbouw, recreatie, toerisme en mobili-teit, wonen en werken , landschap en archeologie besproken en de te onderzoeken knelpunten aangege-ven.
De nota biedt een overzicht van wat er te gebeuren staat aan Nederlandse zijde. Wij missen echter een soortgelijke nota aan Vlaamse zijde, evenals een zicht op inspraak- en overlegprocedures.
1. Welke besturen en administraties zijn aan Vlaamse zijde betrokken bij de uitwerking van het Grens-maasproject ? Voor welke deelaspecten zijn zij bevoegd ? Op welk niveau worden de onderhande-lingen met de Nederlandse projectbegeleiders gevoerd en door wie ? Wie neemt aan Vlaamse zijde die uiteindelijke beslissingen ?
2. Tot nu toe zijn de Maasgemeenten niet betrokken in het overleg of de besluitvorming, in tegenstelling tot wat in Nederland gebeurt. De ruimtelijke impli-caties zijn aan Vlaamse kant echter minstens even groot als aan Nederlandse kant. Worden de ruimte-lijke bestemmingen vastgelegd in een structuurplan of is het de bedoeling een algehele gewestplanwijzi-ging voor de regio door te voeren ? Wordt de gemeenten gevraagd bestemmingsplannen op te stellen op het BPA-niveau (bijzonder plan van aan-leg) ? Waar situeren zich de inspraakmomenten op het Vlaamse niveau ?
3. Hoe ziet de fasering van het project eruit aan Vlaamse zijde ? In welke fase van ontwikkeling zit-ten we nu ? Welke onderzoeken werden reeds gedaan en wat zijn de conclusies die hieraan kunnen worden verbonden ? Welke onderzoeken worden nog gepland ?
4. Rond deze tijd zou de aanbesteding voor een haal-baarheidsstudie gebeuren, studie die zou worden afgerond begin 1997. De conclusies uit deze haal-baarheidsstudie zullen directe aanleiding zijn tot een bestemmingswijziging, bijvoorbeeld in de vorm van een gewestplanwijziging. Het is bekend dat in de fase van een gewestplanwijziging inspraak zelden nog tot relevante wijzigingen leidt. Komen er in het kader van de haalbaarheidsstudie hoorzittingen met
de betrokkenen uit de regio en met de belangenor-ganisaties ?
5. In het kader van de Euregionale samenwerking is het bijna ondenkbaar dat de realisaties van de plan-nen aan Vlaamse en Nederlandse zijde niet op elkaar afgestemd zouden worden. Is er gedacht aan een globaal bestemmings-MER (milieueffectenrap-port) voor het hele gebied ?
6. Hoe denkt men de uitvoering van de nabestemming te realiseren, met welke middelen en in welke tijd-s panne ? Wat leert de kotijd-sten-batenanaly tijd-se betreffende de kosten voor de gemeenschap ? 7. In het grinddecreet werd een quotum van 60
mil-joen ton grind vastgelegd tot 2005, het moment waarop de grindwinning in het Maasland moet wor-den beëindigd. Wordt de grindwinning die vrijkomt bij de uit te voeren werken in Herbricht, Kotem en de Hochter Bampd beschouwd als behorende bij deze 60 miljoen ton, of komt deze grindwinning bovenop het vastgelegde quotum ?
8. Aan de afbouw van de grindwinning wordt in het grinddecreet de uitbouw van alternatieven gekop-peld. Wat is de stand van zaken betreffende het onderzoek naar alternatieven ? Wie is er betrokken bij de ontwikkeling van alternatieven ? Op welke manier worden de grindmaatschappijen hierin betrokken ? Zijn er vanuit de administratie onder-zoeksopdrachten gegeven met (of zonder) financie-ring vanuit het Grindfonds of andere fondsen (bv. voor wetenschappelijk onderzoek) ? Is er een kop-peling aan de werkgelegenheid in het Maasland om het verlies aan arbeidskrachten door de afbouw van de grindwinning te compenseren ? Mogen we hier-bij verwijzen naar de aanwending van vliegas als kunstgrind, een procédé dat in Nederland en Duits-land reeds wordt toegepast en een grondstof die in Limburg als afval van de mijnen aanwezig is ? 9. Naast de commissie die in het kader van het
grind-decreet de alternatieven onderzoekt, werden een reeds andere commissies opgericht. Graag kregen we per commissie een volledig overzicht van de stand van zaken en een lijst van leden van de ver-schillende commissies.
N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leef-milieu en Tewerkstelling, de heer Eddy Balde-wijns, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening en de heer Eric Van Rompuy, Vlaams minister van Econo-mie, KMO, Landbouw en Media.
Antwoord
De vragen zijn eveneens gesteld aan de heer Theo Kelch-termans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerk-stelling, de heer Eric Van Rompuy, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media en de heer Eddy Baldewijns, Vlaams minister van Openbare Wer-ken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening.
Voor het antwoord op de vragen 1 tot 6 verwijs ik naar het antwoord van de heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling. Voor de
vragen 7 tot 9 verwijs ik naar het antwoord van de heer Eric Van Rompuy, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media.