• No results found

Vraag nr. 50 van 17 januari 1996 van de heer LUDO SANNEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 50 van 17 januari 1996 van de heer LUDO SANNEN"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 50 van 17 januari 1996

van de heer LUDO SANNEN

LORGO-verkiezingen – Opkomst, organisatie en reglementering

Nu de eerste fase van de verkiezingen voor de Lokale Raden voor het Gemeenschapsonderwijs (Lorgo's) achter de rug is, blijkt dat bij deze tweede verkiezingen het aantal kinderziekten niet is verminderd. Vandaar deze vragen.

1. Niettegenstaande de lage opkomst van kiesgerech-tigde ouders bij de eerste verkiezingen, blijkt dat in veel gevallen de opkomst beduidend lager lag dan bij de vorige verkiezingen. Zo is mij één geval bekend van een Lorgo waar op zo'n 2000 kiesge-rechtigde ouders er welgeteld 57 kwamen opdagen, zijnde 22,8 %. Kan in dergelijke gevallen nog van enige representativiteit worden gesproken ? Wat is het standpunt van de minister ? Heeft de minister enig zicht op de opkomst in vergelijking met 1990 ? 2. De drempel werd door een aantal voorzitters van

kiesbureaus (ogenschijnlijk opzetteIijk) te hoog gelegd. Zo werd in een lokale raad (800 potentiële ouders) slechts op één avond, een vrijdagavond tus-sen 20.00 uur en 21.30 uur één stembureau geopend. Ouders die ploegwerk verrichten, 's avonds als zelf-standige hun brood verdienen, enzovoort, werd op die manier de kans ontnomen hun stem uit te bren-gen. Nochtans had de centrale raad vooraf duidelij-ke instructies dienaangaande gegeven. Wat is het standpunt van de minister ? Zijn er hieromtrent klachten ingediend ? Waar kon men terecht voor eventuele klachten ?

3. Ook naar de kandidaten toe was er niet overal veel sprake van openheid en duidelijkheid. Veel kandi-daten wisten niet eens wanneer de stemmen zouden worden geteld, hadden zelfs geen kiesreglement gekregen, wisten niet dat ze inzage konden krijgen in de kieslijsten, en hadden de indruk dat er achter hun rug om wat werd bedisseld. Hoe kan een kandi-daat worden geacht op zijn rechten te staan, als hij zelfs geen kopie van het kiesreglement krijgt ? Welke documenten had een kandidaat moeten krij-gen ?

4. Klopt het dat een aantal kandidaten, uit argwaan tegenover de voorzitter van het kiesbureau, ook een dubbel van hun kandidaatstelling naar de centrale raad hebben verzonden ?

5. In een aantal Lorgo's stonden ook kandidaten op de lijsten die wegens de onverenigbaarheden toch hun functie niet konden opnemen. Toch werden ze aan-vaard als kandidaat en hebben zo door het aantal stemmen dat ze haalden, de verkiezingen in zekere zin vervalst. Waarom gelden de onverenigbaarhe-den ook niet op de datum van de kandidaatstelling ? 6. In enkele Lorgo's hadden ook de echtgenoten van

de directieleden zich kandidaat gesteld. In die gevallen is er telkens (soms terecht) twijfel of die geen gebruik hebben gemaakt van de kiezerslijsten voor mailing of huisbezoeken. Waarom vallen fami-lieleden van een directie niet onder de

onverenig-baarheden, of waarom worden in die gevallen de kiezerslijsten ook niet in dezelfde mate toegankelijk gesteld voor de andere kandidaten ?

7. Konden er klachten worden ingediend met betrek-king tot deze verkiezingen ? Moesten ze alle wor-den ingediend bij het kiesbureau ? Was er enig beroep mogelijk ? Hoeveel klachten werden er ingediend ? Zijn er verkiezingen die moeten wor-den overgedaan ?

Antwoord

1. Volgens inlichtingen die mij werden verstrekt door de Argo bedraagt de gemiddelde opkomst bij de laatste Lorgo-verkiezingen 23 procent. Uit diezelfde inlichtingen blijkt inderdaad dat in een aantal raden de opkomst van de kiesgerechtigde ouders eerder laag is. Daartegenover staat dat in een aantal ande-re raden het percentage hoog ligt. Zo bedraagt het hoogste cijfer 67 procent. Er bestaat geen kiesplicht voor de kiesgerechtigde ouders ; een gemiddelde van 23 procent kiezers die vrijwillig hun stem uit-brengen kan dus wel degelijk als representatief wor-den beschouwd.

Bovendien speelt voor een deel ook mee dat in het onderwijs voor sociale promotie vooral volwassen leerlingen school lopen. Het bijzonder decreet betreffende de Argo van 19 december 1988 schrijft voor dat het de ouders zijn van deze leerlingen die kiesgerechtigd zijn. In de praktijk resulteert dit in een zeer lage opkomst van deze kiesgerechtigden. Het lijkt mij dus, hoewel de opkomst wellicht iets lager blijkt te zijn dan in 1990, dat deze verkiezin-gen wel degelijk representatief zijn.

2. De omzendbrief ARGO/520/KLR. OB2 stelt in punt 3.4. onder meer : "De Centrale Raad wenst dat de drempel om deel te nemen aan de verkiezingen zo laag mogelijk zou gehouden worden. Bij het vast-stellen van de plaatsen, data en openingsuren van de stembureaus zal men dus rekening houden met de normale arbeidstijden, met ploegenarbeid, met de behoefte aan babysit indien beide ouders op het-zelfde ogenblik (moeten) gaan stemmen. Het kies-bureau bepaalt autonoom of het één of meer stem-bureaus samenstelt".

Artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 september 1995 stelt dat "het kiesbureau alle noodzakelijke maatregelen neemt om het regelma-tige verloop van het geheel van de verkiezingen en van de coöptatieverrichtingen voor de schoolraad te verzekeren. Het beslist over elk probleem dat zich voordoet naar aanleiding van onderhavig kiesregle-ment, onverminderd de bepalingen van de artikelen 9 en 42".

Klachten dienden dus te worden ingediend bij het bevoegde kiesbureau. Het is niet bekend hoeveel klachten zoals door het Vlaams parlementslid bedoeld, bij de diverse kiesbureaus werden inge-diend.

3. De door het parlementslid behandelde materie in dit punt wordt behandeld door het punt 3.8 van de

(2)

omzendbrief ARGO/520/KLR. OB2 van 25 septem-ber 1995.

In iedere school diende een informatiebundel te worden samengesteld dat ter inzage ligt in elke school. Dit informatiebundel, dat door de kandida-ten en kiesgerechtigden kon worden geraadpleegd, omvatte het bijzonder decreet van 19 december 1988, het pedagogisch project van het gemeen-schapsonderwijs, de gehechtheidsverklaring, het kiesreglement (het besluit van de Vlaamse regering dd. 6 september 1995), een kopie van de bovenver-melde omzendbrief en eventueel de schoolwerk-plannen van de diverse scholen van de werkgroep. De Centrale Raad publiceerde bovendien in het Belgisch Staatsblad van 3 oktober 1995 een oproep tot de kandidaten, waarin de modaliteiten van de verkiezingen, de samenstelling van de raden, de onverenigbaarheden en de data van de verkiezingen werden medegedeeld.

Ten slotte wordt in punt 3.9 van de omzendbrief ARGO/520/KLR. OB2 opgedragen dat onder meer de kandidaten, na het ontvangen van de kandida-tuur, onverwijld een kopie van het kiesreglement dient te worden opgestuurd.

Uit bovenstaande bepalingen blijkt dat de Argo een uiterste inspanning heeft geleverd om de kandida-ten in te lichkandida-ten over hun rechkandida-ten. Mij zijn geen gevallen bekend waarin de rechten van een kandi-daat niet werden gerespecteerd.

4. Het is mij niet bekend dat, om de door het parle-mentslid aangegeven reden, kandidaten ook een dubbel van hun kandidaatstelling naar de Centrale Raad hebben verzonden.

5. De aangehaalde "onverenigbaarheden" worden vermeld in artikel 11 van het bijzonder decreet betreffende de Autonome Raad voor het Gemeen-schapsonderwijs van 19 december 1988.

Er zijn twee redenen waarom de onverenigbaarhe-den niet gelonverenigbaarhe-den op de datum van de kandidaatstel-ling. De eerste vloeit voort uit voormeld artikel 11, § 2 : "Voor de verkiezing van de leden van de schoolraad bedoeld in artikel 9, § 1, 1° kan eenieder zich kandidaat stellen". In concreto betekent dit dat voormeld decreet geen mogelijkheid laat tot inter-pretatie van het begrip "eenieder".

De tweede reden is het begrip "stemgerechtigd lid-maatschap", zoals geformuleerd in artikel 11, § 1 : "Met het stemgerechtigd lidmaatschap van een schoolraad is onverenigbaar ..."

Een kandidaat dient dus eerst stemgerechtigd lid te zijn, met andere woorden verkozen te zijn, vooral-eer hij zich in een toestand van onverenigbaarheid kan bevinden.

Bovendien preciseert voormeld decreet niet op welke wijze een einde dient te worden gesteld aan de onverenigbaarheid. Het is dus aan de recht-streeks verkozene om te beslissen op welke wijze hij een einde wil stellen aan de onverenigbaarheid. Het is niet ondenkbaar dat een verkozene beslist lid te

blijven van de raad en het voorwerp van zijn onver-enigbaarheid wenst te vernietigen.

Ik ben van mening dat bij een eventuele decreets-wijziging een nieuwe procedure moet worden voor-gesteld die inderdaad de onverenigbaarheden laat gelden op het ogenblik van de kandidaatstelling. Ondertussen ben ik ervan overtuigd dat de Argo de huidige bepalingen uit het decreet correct heeft toe-gepast.

6. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het voormeld artikel 11. Nergens zijn bij de onenigbaarheden echtgenoten of familieleden ver-meld, dus is er geen rechtsgrond voor het weren van die personen. De kiezerslijsten worden wel degelijk in dezelfde mate toegankelijk gesteld. Deze materie wordt geregeld door punt 3.5.6. van de omzendbrief Argo/520/KLR. OB2 van 25 december 1995, waar onder meer volgende bepaling werd opgenomen : "De Centrale Raad heeft, gelet op de regels in ver-band met de privacy, uitdrukkelijk beslist dat nie-mand in de gelegenheid mag worden gesteld om volledige of gedeeltelijke afschriften van de kiezers-lijsten te maken of te krijgen, noch onder geschre-ven vorm noch onder vorm van kopie of elektro-nisch bestand. Het kiesbureau moet hiertoe alle noodzakelijke maatregelen nemen. Deze maatrege-len moeten direct worden toegepast door de instel-lingshoofden en het personeel van de instellingen". Mij zijn geen gevallen bekend waarin een overtre-ding werd begaan tegen deze regelgeving.

7. Er zijn twee klachtenprocedures opgenomen in het besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het kiesreglement voor de lokale schoolraden en raden van bestuur dd. 6 september 1995.

Alle klachten die niet gericht zijn tegen de verkie-zingsuitslag zelf worden geregeld door artikel 6 van voormeld besluit, dat stelt dat het kiesbureau beslist over elk probleem dat zich voordoet naar aanlei-ding van onderhavig kiesreglement. De klachten dienden te worden gericht aan het bevoegde kiesbu-reau.

Bezwaren tegen de verkiezingsuitslag zelf vallen onder de bepalingen van artikel 31 en 32 van voor-meld besluit. Zo dienen bezwaren van kandidaten, kiesgerechtigden en leden van het kiesbureau te worden ingediend bij de Centrale Raad, aangete-kend en op straffe van verval, binnen acht kalender-dagen vanaf de dagtekening van het proces-verbaal van de stemopneming. Bij ontstentenis van bezwaar is de uitslag zoals hij door het kiesbureau is bekend-gemaakt, definitief.

De Centrale Raad aanvaardt of verwerpt de gemo-tiveerde bezwaren binnen dertig kalenderdagen vanaf de dagtekening van het proces-verbaal. Als binnen de termijn van dertig kalenderdagen vanaf de dagtekening van het proces-verbaal geen uit-spraak over een bezwaar is gedaan, is het bezwaar aanvaard. Indien een bezwaar is aanvaard, besluit de Centrale Raad tot rechtzetting, hertelling of her-verkiezing.

De Centrale Raad ontving 12 bezwaren tegen de verkiezingsuitslag. In de zittingen van 14 en 21

(3)

december 1995 werden acht bezwaren verworpen, en werd tot twee hertellingen en twee herverkiezin-gen beslist. De hertellinherverkiezin-gen waren het gevolg van bezwaren tegen het al of niet aanvaarden van betwiste stemmen. De herverkiezingen moesten in het ene geval worden georganiseerd omdat een kan-didaat niet was gerangschikt op de kandidatenlijst, in het tweede geval werd er uitgegaan van een sterk vermoeden van opeenstapeling van onregelmatighe-den.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Inder- daad, het scheidingsverdrag tussen België en Neder- land van 1843 stelt zeer duidelijk dat geen land wer- ken mag uitvoeren aan zijn oever (door het verdrag van 1863

(Zie : Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening,

De studie wordt gecoördineerd door het WTCB (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf) en gebeurt in samenwerking met LUC (Limburgs Universitair

Op die manier worden deze leerlingen verplicht het secundair onderwijs te starten in het eerste leerjaar B en daar het getuigschrift Basisonderwijs te behalen, om dan het

: Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leef- milieu en Tewerkstelling, de heer Eddy Balde- wijns, Vlaams minister

Door de aanleg van de weg door woongebied (vol- gens gewestplan) zijn een aantal percelen direct ontsloten door de noord-zuid. Mogen deze percelen rechtstreeks worden ontsloten

Door de toename van recreatieve vliegers, het gebruik van helicopters en ULM'S, het inzetten van aftandse vliegtuigen, onder andere uit Rusland (N.B. : deze toestellen

De tegemoetkoming in de vervoerskosten van de leerkrachten is geregeld bij besluit van de Vlaamse regering van 22 juli 1993 betreffende de tegemoet- koming van de werkgevers in