• No results found

Welstands- en Monumentencommissie Dordrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Welstands- en Monumentencommissie Dordrecht"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dordrecht

Jaarverslag 2007

(2)
(3)

Inleiding 3 Samenstelling en statistiek 4

- De leden van de commissie 4

- De vergaderingen 4

- Statistiek 2007 4

- Activiteiten en presentaties 5 Opmerkelijke plannen en projecten 6

- Monumenten 6

- Monumenten/welstand 8

- Welstand

Individuele plannen 10

Grote projecten 11

Afscheidsnotities 12

- Joseph W. van Rooden

Dordrecht uitgeDiEPt? 12

- Mariëtte Kamphuis

Kleinstedelijke grandeur 13 - Jan van de Voort

Dilemma’s van de kleine commissie;

een fotorapportage 15

Noten 22

Colofon 22

I NHOUDSOPGAVE

(4)

Foto’s omslag - grote foto:

Molen Kijck over den Dijck (K. Emmens) - kleine foto links:

Da Vinci College (J.W. van Rooden) - kleine tekening rechts:

Dordrechts Museum (Kraaijvanger . Urbis)

(5)

De Welstands- en Monumentencommissie van de Gemeente Dordrecht heeft in 2007 opnieuw een boeiend en druk jaar gehad. Vele bouwplannen, schetsplannen, voornemens, stedenbouwkundige plannen, stedenbouwkundige randvoorwaarden, aanwijzingen rijks- of gemeentelijk monument kwamen ter tafel, zowel in het besloten voorover- leg als tijdens de openbare planbeoordeling. De welstandsbeoordeling van de plannen vond plaats aan de hand van de Welstandsnota uit 2004. Daar- bij werd niet alleen het object op zich beschouwd, maar ook het object in zijn omgeving. Bij de monumentenplannen bestond het referentiekader gevormd uit de monumentwaarden, waarbij de beoordeling zich erop richtte in hoeverre deze waarden door de bouwplannen in het geding kwamen. In een aantal gevallen stond de commis- sie een bouwhistorisch onderzoek te beschikking, waarin de monumentwaarden zijn onderzocht en weergegeven. Ook bij de monumentenplannen vormt de omgeving van het object onderdeel van het toetsingskader.

De vergaderingen werden druk bezocht. Hoewel de pers weinig is aangeschoven, maakten eigenaren, projectontwikkelaars, architecten en aannemers graag gebruik van de mogelijkheid om hun plannen nader toe te lichten en vragen van de commissie te beantwoorden. Deze wisselwerking stelt de commissie zeer op prijs – sterker nog: zij acht deze wisselwerking noodzakelijk om tot een afgewogen advies aan het College van Burgemees- ter en Wethouders te komen. De commissie hoopt dan ook deze tendens te kunnen vasthouden en wellicht nog uit te bouwen.

Wat de samenstelling van de commissie betreft was 2007 een stabiel jaar, met een ongewijzigde bezetting van leden en secretaris. Dat zal komend jaar veranderen. Per 1 mei 2008 zullen drie leden afscheid nemen, omdat hun zittingstermijn erop zit. Het is spijtig afscheid te moeten nemen van leden die in sociaal opzicht uitstekend functioneren in de commissie en die tijdens hun zittingsperiode bovendien Dordrecht goed hebben leren kennen.

Ter gelegenheid van hun afscheid leveren de drie leden in dit jaarverslag elk een persoonlijke afscheidsnotitie.

Daarnaast bevat dit jaarverslag de gebruikelijke statistieken en worden verschillende opmerkelijke plannen en projecten uit de oogst van het afgelo- pen jaar inhoudelijk kort uitgelicht.

Karel Emmens Hans Valk

Voorzitter Secretaris

I NLEIDING

Er wordt druk gebouwd in Dordrecht...

(Foto: K. Emmens)

(6)

De leden van de commissie

Ten opzichte van 2006 is de samenstelling van de commissie ongewijzigd:

- voorzitter:

drs. K. (Karel) Emmens (bouwhistorie)

- leden:

drs. M.I. (Mariëtte) Kamphuis (architectuurhistorie)

ir. R.C. (Remco) Bruggink (architectuur en stedenbouw) ing. J.W. (Jos) van Rooden

(restauratie)

ir. J.A. (Jan) van de Voort (architectuur)

- secretaris

A.J. (Hans) Valk

De “kleine commissie” bestond gewoonlijk uit architect Jan van de Voort en secretaris Hans Valk.

De vergaderingen

De plenaire commissie vergaderde op enkele uit- zonderingen na elke twee weken op de donderdag- middag. De agenda bestond gewoonlijk uit een besloten vooroverleg (van schetsplannen) gevolgd door de openbare vergadering.

Voorafgaand aan de plenaire vergadering vond meestal op de donderdagochtend de openbare vergadering van de zogenoemde “kleine commis- sie” plaats. Hierin zijn de - qua maat of invloed op de openbare ruimte - bescheiden bouwplannen beoordeeld, zoals woonhuisuitbreidingen, dakkapellen en dergelijke buiten het beschermd stadsgezicht, alsmede bebouwing op

industriegebieden waar een minder intensief welstandsregime van kracht is.

Statistiek 2007

Algemeen

De commissie heeft in 2007 in totaal 943 plannen beoordeeld. Tegenover 1083 plannen in 2006 een daling van bijna 13 %.

Van deze 943 plannen waren, 408 reguliere ver- gunningsaanvragen, 47 vergunningsaanvragen 1e fase, 266 lichte vergunningsaanvragen,

128 schetsplannen, 37 monumentenplannen, 6 handhavingszaken en 51 niet-geagendeerde plannen.

In de voltallige commissie werden 127 plannen beoordeeld. In 2006 was dit aantal 154.

S AMENSTELLING EN

S TATISTIEK

Enkele leden van de commissie op de gebruikelijke vergaderlocatie in het stadskantoor.

(Foto: R.C. Bruggink)

(7)

Acceptatie van adviezen

Uit de verslagen van het tweewekelijkse bouwplan- overleg tussen Bouwen en Wonen en de verant- woordelijke wethouder blijkt dat deze laatste in 3 gevallen een negatief advies van de Welstands- commissie naast zich neer heeft gelegd en in afwijking van het bewuste advies heeft gehandeld, waardoor toch een bouwvergunning kon worden verleend. Dit is 0,3 % van het totale aantal adviezen. In 2006 bedroeg dit percentage eveneens 0,3%.

Monumenten

In 2007 zijn er 25 adviezen uitgebracht die betrek- king hadden op monumenten.

- Rijksmonumenten:

21 adviezen (32 behandelingen), waarvan één advies op een verzoek tot plaatsing op de rijksmonumentenlijst.

- Gemeentelijke monumenten:

4 adviezen (vijf behandelingen), waarvan twee adviezen op een verzoek tot

plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst.

Werkbezoeken

In 2007 hebben enkele werkbezoeken plaats gehad, waaronder:

- Grote Kerk,

ten behoeve van een advies over een kleurvoorstel voor het nieuwe orgel;

- Wijnstraat 153 (pand Holster),

voorafgaand aan de behandeling van de restauratieplannen;

- Boomstraat 37 (Hotel Bellevue),

ter voorbereiding van de revitaliserings- plannen;

- de Statenschool en de Berckepoort,

waar DiEP in ondergebracht gaat worden;

- het Dordrechts Museum,

ten behoeve van de restauratieplannen en nieuwbouw;

- en enkele kleinere panden,

waarvoor bouwplannen zijn ingediend.

Activiteiten en Presentaties

3 april 2007

Voorselectie gemeentelijke monumenten 30 augustus 2007

Fietsexcursie met stedenbouw, monumen- tenzorg, F. Sieuwerts en wethouder A.

Kamsteeg.

2007

Deelname Q-team Stadswerven door architect Jan van de Voort

Werkbezoek aan het huis Holster, Wijnstraat 153.

(Foto: K. Emmens)

De fietsexcursie op 30 augustus.

(Foto: J.W. van Rooden)

(8)

Tijdens de commissievergaderingen zijn ook in 2007 plannen en projecten behandeld die er in positieve of juist in negatieve zin uitsprongen.

Positief omdat het desbetreffende plan na realisa- tie een verrijking zal zijn van het Dordtse stedelijke landschap en negatief wanneer een plan tijdens de behandeling bijzonder lastig bleek en veel aan- dacht en overleg vereiste.

In algemene zin merkt de commissie op dat 2007 een jaar was met veel plannen die in architecto- nisch, cultureel en economisch opzicht de komende jaren voor Dordrecht van groot belang zullen zijn.

Monumenten

Huis Holster, Wijnstraat 153 (rijksmonument)

Een spraakmakend plan vormde de restauratie en herbestemming van Huis Holster dat in bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser is gekomen. Na jarenlange leegstand en antikraakbewoning wordt een revitalisering van dit opmerkelijke pand nage- streefd. Met zijn hoge en fraai vormgegeven gevel is Huis Holster beeldbepalend in de Wijnstraat en bovendien van groot belang voor Dordrecht van- wege zijn ouderdom en de ligging in het oude kwartier van de graven van Holland.

In het huidige pand zijn twee laat-middeleeuwse panden opgenomen. Het linker werd omstreeks 1330 gebouwd en in 1549 aangeduid als ‘Rooden- burch’. Dit pand was in die periode net als het linker buurpand ‘Huis Henegouwen’ in handen van de Hollandse grafelijke familie. Het rechter pand heette in 1439 ‘die Scaeck’ en in 1549 ‘’t Schaeck’.

In de bouwmassa van Wijnstraat 153 is deze vroege oorsprong nog altijd te herkennen: vermoe- delijk stammen de bouwmuren nog uit de 14de eeuw.

Tussen 1543 en 1553 zijn beide panden samenge- voegd, waarbij deze oudere bouwmuren werden opgenomen in een modernisering van het pand.

Tevens werden de huidige kapconstructies opge- trokken. De telmerken van de behouden delen van de parallelle zadeldaken duiden erop dat het een zeer diep dubbelpand was van maar liefst 37 meter bij een breedte van 12 meter.

Vanaf eind 16deeeuw tot 1754 was het complex in gebruik als Bank van Leening. Kort daarna kreeg het weer een woonfunctie en volgde een verbou- wing die in 1766 moet zijn voltooid. In dat jaar zijn de huidige voorgevel en een deel van de huidige ruimtelijke indeling tot stand gekomen en is het diepe pand gescheiden in een voor- en een achter-

O PMERKELIJKE PLANNEN EN

P ROJECTEN

Enkele beelden van de bijzondere interieurs in het huis Holster.

(Foto’s: K. Emmens)

(9)

huis. Kenmerkend uit deze periode zijn de rijke decoraties in de stijl van de rococo of Lodewijk XV, zowel aan de voorgevel als in het interieur.

Nadat het complex in 1902 weer een bedrijfs- functie kreeg, trok in 1919 de Raad voor de Arbeid erin en volgde een belangrijke verbouwing.

Omstreeks 1920 is de huidige toestand gereali- seerd, waarbij in Art-Décovormen onder meer een zaal op de plaats van het achterhuis en een natuurstenen binnentrap zijn toegevoegd.1 Pas in 1973 kwam het complex in handen van drukkerij Holster, die het begin 21steeeuw aan de gemeente Dordrecht verkocht.

Uitgangspunt van het plan is behoud en herstel van de historische bouwsubstantie. Slechts enkele ruimtelijke onderverdelingen van ondergeschikte monumentwaarde worden verwijderd. De commis- sie juicht dit toe en is benieuwd naar het eind- resultaat en naar de vondsten die tijdens de werk- zaamheden gedaan zullen worden.

Hotel Bellevue, Boomstraat 40 (rijksmonument)

Op één van de mooiste punten van de stad, naast de Groothoofdspoort, staat hotel Bellevue. Na jarenlange leegstand is een plan ontwikkeld om het hotel te moderniseren en de horecafunctie te versterken, vooral aan de waterzijde.

Het hotel bestaat uit verschillende intern gekop- pelde panden uit de latere 19deeeuw, die in de vormgeving van hun gevels een eigen karakter kennen. Intern zijn er in de 20steeeuw verschil- lende moderniseringen uitgevoerd, waardoor de monumentwaarden gering zijn. Discussiepunten waren vooral de ingangspartij aan de Boomstraat en de fiks uitgebreide serre aan de waterzijde. Ar- chitect Eric van der Woerdt zocht naar oplossingen die zowel aansluiten op de historische situatie van de voorgevel als op het beeld van de monumentale Groothoofdspoort aan de waterzijde. Bovendien herstelde hij de individuele geveluitdrukking van de verschillende panden die gezamenlijk hotel Belle- vue vormen, hetgeen de expressie en leesbaarheid van het complex ten goede komt.

De commissie verwacht dat de revitalisering van dit hotel een positieve impuls zal geven aan de hele omgeving. Een gastvrij en goed geoutilleerd hotel Bellevue zal naar verwachting een belang- rijke toeristische attractie op een fantastische plek aan het water en in de stad gaan vormen.

Molen Kijck over den Dijck, Noordendijk 144 (rijksmonument)

Een restauratieplan voor een molen is een zeld- zaamheid op de commissietafel. Het bleek noodza- kelijk om reparaties uit te voeren aan de

houtconstructies in het inwendige van de molen – Huis Holster bezit nog oude kapconstructies.

(Foto: K. Emmens)

De bijzondere ligging van Hotel Bellevue.

(Foto: K. Emmens)

(10)

zowel de vaste als de draaiende delen – en uitwen- dig aan het metselwerk. Bij het voorgestelde mate- riaal voor het herstel van scheuren, epoxymortel, had de commissie enkele bedenkingen. In de eer- ste plaats is dit materiaal niet reversibel, terwijl reversibiliteit een belangrijk uitgangspunt voor her- stelwerkzaamheden en aanvullingen in de monu- mentenzorg vormt. Bovendien is epoxy zelf niet compatibel, waardoor de vochthuishouding van het metselwerk ernstig verstoord kan raken. Met alle vervelende consequenties van dien.

Monumentaanwijzingen

Tweemaal is het pand Vrieseweg 80 behandeld in een aanwijzingsprocedure tot monument. De eer- ste keer betrof het een aanvraag tot aanwijzing als rijksmonument, de tweede keer als gemeentelijk monument. Beide keren heeft de commissie posi- tief geadviseerd, omdat de monumentwaarden van dusdanige aard zijn dat de monumentenstatus ver- antwoord is. Dit betreft niet alleen de gevels, de ruimtelijke indeling en interieurelementen, maar ook de ligging in de 19de-eeuwse schil rond de bin- nenstad en het oeuvre van de Dordtse architecten J.N. Reus en H.A. Reus, waartoe dit pand behoort.

In 2007 verscheen ook het pand “De Holland”

(Burgemeester De Raadtsingel 97) voor de tweede maal op de agenda in een aanwijzingsprocedure tot monument. Het pand is in 1937-1939 gebouwd naar ontwerp van de architect S. van Ravesteyn, in een functionalistische stijl met expressionistische elementen.2Ditmaal omdat de aanwijzing tot rijks- monument was afgewezen en een nieuwe aan- vraag tot gemeentelijk monument werd gedaan.

Omdat de monumentwaarden ongewijzigd waren, heeft de commissie opnieuw positief geadviseerd.

Monumenten/Welstand

Dordrechts Museum, Museumstraat 40 (rijksmonument)

Een ingrijpend en bijzonder plan betrof het Dor- drechts Museum, waarbij architect Dirk Jan Postel van bureau Kraaijvanger-Urbis verantwoordelijk was voor een combinatie van restauratie van de bestaande gebouwen en een uitbreiding in de vorm van nieuwbouw. In een aantal behandelingen in de Welstands- en monumentencommissie - die onder meer nodig waren om de complexiteit van de opgave volledig te doorgronden - toonde Dirk Jan Postel zich zeer vaardig in het meenemen van en meedenken met de commissie.

De voorgenomen restauratie en herinrichting van dit museum betekent een tweede belangrijke ver- andering van het gebouwencomplex, zoals blijkt uit

Molen Kijck over den Dijck, Noordendijk 144.

(Foto: K. Emmens)

(11)

het bouwhistorisch onderzoek. Sinds de late Mid- deleeuwen bevond zich op deze locatie het Agnie- tenklooster, dat na de Alteratie in 1574 in gebruik werd genomen als opvanghuis voor wezen en als verzorgingshuis voor pestleiders en krankzinnigen.

In 1759 is het Stads krankzinnigen- en Beterhuis in de bebouwing ondergebracht. In 1841 werd deze bebouwing bijna volledig gesloopt en vervangen door nieuwbouw die aan de eisen van de tijd vol- deed. In 1853 was deze nieuwbouw van het Krank- zinnigengesticht gereed en die is nog steeds bepalend voor het uiterlijk van het huidige com- plex. In 1898 sloot het gesticht werden de gebou- wen ter beschikking gesteld aan het Dordrechts Museum, dat er zich na een verbouwing in 1904 vestigde. Dit vormde de eerste belangrijke aanpas- sing van het 19de-eeuwse complex, zowel van de functie, het uiterlijk als de indeling. In de loop van de 20steeeuw vonden enkele moderniseringen plaats.3Maar om als modern museum te kunnen blijven functioneren, wordt opnieuw een moderni- sering noodzakelijk geacht; de tweede belangrijke aanpassing van het 19de-eeuwse complex.

Het begeleidende bouwhistorisch onderzoek be- helsde niet alleen een bouwgeschiedenis en be- schrijving - maar ook een omschrijving van de monumentwaarden. Aan de hand van dit onder- zoek kon door de commissie, in nauwe samen- spraak met MZA en de architect Dirk-Jan Postel, een afweging worden gemaakt van de effecten van de beoogde ingrepen. Dit heeft ertoe geleid dat het complex grotendeels ongemoeid blijft, met

onder meer de 19de-eeuwse “trap van de genees- heer-directeur” als prominent onderdeel. Ook zijn de verbindingen tussen de bestaande bouw en de voorgenomen nieuwbouw zo gepositioneerd, dat de ingrepen tot een minimum beperkt blijven. Ver- der is intensief van gedachten gewisseld over de nieuwe ingangspartij, die vóór de oorspronkelijke hoofdingang wordt geplaatst en zodanig is vorm- gegeven dat de historische bouwsubstantie groten- deels ongemoeid blijft.

Met het ontwerp van Postel zal het Dordrechts Mu- seum straks beschikken over een veel logischere routing, een moderne installatietechniek en de broodnodige extra vierkante meters en voorzienin- gen in de vorm van bijvoorbeeld aanvullende expo- sitieruimte en een nieuw museumcafé. Zowel de entree als het museumcafé zijn gelegen aan de museumtuin, waardoor bezoekers voortaan ook volop van deze fraaie Dordtse buitenruimte kunnen genieten.

Postel, in den lande al bekend om zijn vernieu- wende glasdetailleringen detailleert ook in het Dor- drechts Museum dusdanig ijl dat oud en nieuw ieder volledig tot hun recht blijven komen. Zo is bijvoorbeeld de vormgeving van de glazen serre van het museumcafé zo rank dat de oude, achter- liggende gevel zichtbaar en beleefbaar blijft. Ook de met een titanium huid omhulde nieuwbouw vormt een geslaagd voorbeeld van een bijzonder, nieuw object dat zich ook rekenschap geeft van de oudbouw. De commissie ziet uit naar de herope- ning van het museum in 2008.

Impressie van oud en nieuw in het Dordrechts Museum.

(Tekening: Kraaijvanger . Urbis, Rotterdam)

(12)

Kloostertuin

(rijksbeschermd stadsgezicht)

Een ander bijzonder plan, evenals het Dordrechts museum gelegen binnen het Hofkwartier, is de her- inrichting van de Kloostertuin door landschapsar- chitect Michael van Gessel. De kloostertuin werd tijdens een eerdere inrichting opgedeeld in ver- schillende deeltuinen en kende daardoor een vrij versnipperd karakter. Bovendien was het geheel in de loop der jaren nogal sleets geworden. Met en- kele grote ingrepen schept Van Gessel hier samen- hang en daarmee (visuele) rust: alle losse perkjes en tuintjes worden vervangen door een tweetal verhoogde velden afgezet met hardstenen banken en cortenstalen randen. Bestaande bomen worden aangevuld met nieuwe bloeiende boomheesters zoals de Cornus Florida. Negen natuurstenen kom- men met o.a. kleine fonteinen maken de Klooster- tuin tot een ook voor kinderen aantrekkelijke tuin.

Het plan vormt het een fraaie indicatie van de ambitieuze plannen in het gehele Hofkwartier die nog zullen volgen. De commissie verheugt zich dat deze ambitie is onderstreept door de komst van een nieuwe supervisor voor dit gebied, architect Wiek Röling.

Welstand:

individuele plannen

Vrije kavels De Hoven

De vrije kavels in deze nieuwe Dordtse wijk haal- den al het jaarverslag 2006, maar zijn opnieuw vermeldenswaardig vanwege het grote aantal plan- nen dat de commissie ook in 2007 ter beoordeling voorgelegd kreeg.

Het stedenbouwkundig plan voor de vrije kavels in De Hoven blijkt daarbij in veel gevallen problema- tisch te zijn: de smalle diepe kavels in combinatie met een restrictieve maximale bebouwingscontour en een gebrek aan andere architectonische rand- voorwaarden blijken voor veel opdrachtgevers en hun ontwerpers bijzonder lastig. Een reeks van tamelijk ongeïnspireerde ontwerpen, gebaseerd op traditionele stilistische principes, passeerde de revue. Vooral de plannen waarbij de ontwerpers worstelden met de oriëntatie naar de straat waren problematisch: door de smalle kavels lukt het hier niet om een pand op ‘klassieke’ wijze – in de breedte – op de straat te fixeren, zoals bij het te- genwoordig populaire type ‘notariswoning’. In één karikaturaal geval werd de oplossing gezocht door het ontwerp dan maar een kwartslag te draaien waardoor de monumentale, symmetrische voorge- vel als zijgevel gebruikt werd en de weinig expres- sieve zijgevel aan de straat kwam te liggen.

Schetsontwerp voor de Kloostertuin.

(Uit: DiEP #3, sept. 2006, 7)

Voorbeeld van een ontwerp voor een vrije kavel in De Hoven.

(Atelier Allure, Enter)

(13)

24 appartementen Damstraat

Met dit fraaie plan voor een kleine invulling in de Damstraat in Dubbeldam intervenieerde architec- tenbureau Molenaar en Van Winden trefzeker binnen het aangenaam kleinschalige, dorpse karak- ter van Dubbeldam. Door de lange, luie en vrijwel gesloten kappen ontstond een plan met een over- wegend horizontaal en laag maar toch buiten- gewoon ruimtelijk karakter. In combinatie met de hoogwaardige bouwkundige detaillering, waaron- der enkele bijzondere ambachtelijke details, kenmerkt dit appartementencomplex voor de Damstraat zich door een even eigentijdse als

‘Dubbeldamse’ uitstraling. Een voorbeeld van de markante detaillering zijn de karakteristieke

‘wiebertjes’ achtige ramen voorzien van vier sluitstenen boven de entreedeuren en bij de koppen van de twee gebouwen.

KPN- gebouw, Johan de Wittstraat 120 Het betreft hier een metamorfose onder leiding van de Duitse architect Prof. Hans Kollhoff. Hij werd begin jaren negentig bekend in Nederland door zijn ontwerp voor het in baksteen opgetrok- ken, grootschalige woongebouw Piraeus op het KNSM eiland te Amsterdam. Dit project genereerde een enorme, hernieuwde belangstelling voor het gebruik van baksteen binnen de eigentijdse architectuur.

In het plan voor het KPN-gebouw wordt het beton- nen jaren zestig bedrijfsgebouw aan de Johan de Wittstraat getransformeerd tot een ruim veertig meter hoog woongebouw met enkele voor- zieningen op de begane grond.

De heel precies en met een ambachtelijke kwaliteit gedetailleerde en gecomponeerde gevels zullen er

zeker toe bijdragen dat de Johan de Wittstraat meer als een eenheid ervaren zal worden. Op dit moment bestaat deze straat nog uit een schijnbaar willekeurige verzameling van grote, overwegend modernistische gebouwen en daarnaast een serie van veel oudere statige kantoorpanden en woon- huizen. Door het grootschalige KPN-gebouw te voorzien van gevels van natuursteen en metsel- werk en een reliëfrijke detaillering, ontstaat meer visuele verwantschap met de eind negentiende- /begin twintigste-eeuwse panden in de straat.

Welstand:

grote projecten

Amstelwijck businesspark

Na jaren nauwelijks bouwactiviteiten gezien te hebben kende het Amstelwijck businesspark in 2007 een opmerkelijke revival. Gelijktijdig met de totstandkoming van een aangepast masterplan onder de voortvarende leiding van Marc Prosman als stedenbouwkundig supervisor, kwamen de eer- ste nieuwe bouwplannen ter tafel: enkele kantoor- gebouwen van Van Heerden en partners uit Den Haag. Daarbij mag bijzonder genoemd worden dat dit bureau er in slaagt om ondanks het gedeelde auteurschap dat de kantoren kenmerkt, ze alle een zeer duidelijk eigen karakter mee te geven. Het stedenbouwkundig plan dat zich kenmerkt door een reeks van bloembladeren waarbinnen de maxi- male variatie in de vormgeving van de gebouwen geregeld wordt, zorgt er daarbij voor dat Amstel- wijck toch ook als een eenheid ervaren kan worden na volledige realisatie.

Naar het zich nu laat aanzien zal de revival van het Amstelwijck businesspark in 2008 doorzetten en zal de welstand ook in 2008 hier enkele nieuwe bouwplannen mogen verwachten.

Uitbreiding Albert Schweitzer ziekenhuis Ook passeerde in 2007 de bouwaanvraag voor de uitbreiding van het Albert Schweitzer ziekenhuis.

Een grootschalig ontwerp van de hand van archi- tect Bas Molenaar van EGM architecten uit Dor- drecht. Voor de bestaande hoofdentree van het huidige ziekenhuis wordt een nieuw gebouwen- complex neergezet dat bestaat uit een reeks van hoge gebouwen die onder meer een hotel, een school en kantoren bevatten. In de plint worden een nieuwe hoofdentree naar het ziekenhuis en de poliklinieken opgenomen. Door het toepassen van verschillende steensoorten en raamindelingen wordt de individualiteit van de gebouwen bena- drukt en zal grootschaligheid niet de overhand krij- gen.

Het KPN-gebouw vlakbij de binnenstad.

(Foto: K. Emmens)

(14)

Drie leden van de welstands- en monumentencom- missie nemen in mei 2008 afscheid; restauratie- deskundige J.W. van Rooden, architectuurhistorica M.I. Kamphuis en architect J.A. van de Voort. Ter gelegenheid van hun vertrek laten zij in dit jaar-verslag elk een korte persoonlijke Dordtse bespiegeling na.

Dordrecht uitgeDiEPt?

- Joseph W. van Rooden

Bij het beoordelen van een bouwplan dat betrek- king heeft op een monument, is het kennen van de monumentwaarden en de waardering ervan een essentieel aspect. De (juridische) registeromschrij- ving van het monument levert hierover in het alge- meen onvoldoende informatie. Niet alleen omdat deze omschrijving dikwijls summier is, maar ook omdat deze beperkt blijft tot het exterieur en niet zelden alleen de voorgevel. Kortom, onvoldoende informatie voor een verantwoorde beoordeling van een bouwplan. Bouwhistorisch onderzoek is het middel dat ingezet moet worden om een zo volle- dig mogelijk inzicht te krijgen in de monument- waarden. Een dergelijk onderzoek moet niet alleen de basis zijn voor de beoordeling van een plan, maar beter nog, ook voor het opstellen van een plan. Heel concreet: het bouwhistorisch onderzoek moet de onderlegger zijn bij elke wijziging of reeks van wijzigingen van een monument. Daarbij dient het behoud van de monumentwaarden centraal te staan. Immers, aan de monumentwaarden ont- leent een monument haar status als rijks- of gemeentelijk monument.

Op basis van zes jaar ervaring als lid van de com- missie Welstand en Monumenten van de gemeente Dordrecht, stel ik vast dat de hierboven be- schreven werkwijze in Dordrecht nog geen ge- meengoed is. Overigens geldt dat niet alleen voor Dordrecht. De laatste jaren bestaat de positieve tendens dat bij intensieve bouwplannen bouwhis- torische rapporten onderdeel uitmaken van de stukken die ter beoordeling aan de commissie wor- den voorgelegd. Maar jammer genoeg moet ook geconstateerd worden dat de kwaliteit van de rap- porten nog wel eens te wensen overlaat. En ook dat de rapporten niet of onvoldoende zijn ingezet bij de planvorming, dus niet de functie van onder- legger van het plan hebben vervuld.

Een andere constatering is dat bij de minder inten- sieve bouwplannen een rapportage van enige vorm

van bouwhistorisch onderzoek geheel ontbreekt.

Voor het uitvoeren van dergelijk kleinschalig bouw- historisch onderzoek zou het bureau Monumenten- zorg zelf een rol kunnen vervullen maar helaas is binnen dit bureau niet voorzien in deze discipline.

De afwezigheid van een bouwhistoricus in Dordrecht moet dan ook worden betreurd en doet geen recht aan de omvangrijke en hoogwaardige collectie monumenten die de stad rijk is. Een collectie die nog maar nauwelijks gekend wordt.

Bouwhistorisch onderzoek kan daaraan een wezen- lijke bijdrage leveren.

Analoog aan de stadsarcheoloog is daarbij de aan- stelling van een stadsbouwhistoricus onontbeerlijk.

Ook al omdat de komende tijd de adviesplicht van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten zal veranderen, waardoor de ver- antwoordelijkheid van de gemeente in de vergun- ningprocedure met betrekking tot de

waardestelling nog groter zal worden dan hij al was. De bouwhistoricus vervult niet alleen een rol bij de vergunningprocedure door het controleren van extern onderzoek en het uitvoeren van klein- schalig onderzoek (zie hierboven), maar voert ook gericht onderzoek (onderzoeksbeleid Gemeente Dordrecht) en coördineert onderzoek en interpre- teert de onderzoeksgegevens. Hierdoor ontstaat niet alleen op het niveau van het object een com- pleter beeld van de monumentwaarden, maar ook in hun onderlinge samenhang en dus op het niveau van de stad. Afhankelijk van het te formu- leren onderzoeksbeleid is het ook mogelijk door onderzoek meer zicht te krijgen in de historische stedenbouwkundige ontwikkeling van de stad. Wat weer ingezet kan worden bij toekomstige ruimte- lijke ontwikkelingen.

Het enkele jaren geleden opgerichte DiEP stelt zich onder andere de verdieping van de geschiedenis en cultuurhistorie van de stad Dordrecht en regio ten doel. De collectie Dordtse monumenten lijkt mij een uiterst geschikte, vrijwel onuitputtelijke, bron om uit te diepen. DiEP zelf is bij uitstek het podium om al die fraaie onderzoeksresultaten te presenteren. Voor mij dan een extra reden om Dordrecht te blijven bezoeken.

A FSCHEIDSNOTITIES

(15)

Kleinstedelijke grandeur - Mariëtte Kamphuis

Tijdens de welstandsvergaderingen heb ik het woord wel eens laten vallen: “kleinstedelijk”. Mijn boodschap was dan dat - zelfs binnen grootscha- lige plannen – de kleinschalige kwaliteiten van Dordrecht richtinggevend moeten zijn. Politiek en economie zijn snel afgeleid en verleid door groot- stedelijke succesverhalen die daaraan voorbij gaan. Helaas wordt de betekenis van ‘kleinstede- lijk’ gemakkelijk verward met ‘kleinsteeds’, een synoniem voor ‘bekrompen’. Laat ik het dan heb- ben over de kleinstedelijke grandeur van Dor- drechts schitterende historische stadshart, de adembenemende ligging aan het water en de bin- ding met een fraai agrarisch achterland.

Natuurlijk, Dordt is gedurende de twintigste eeuw buiten de historische kern flink gegroeid. Met uit- breidingen die deels inwisselbaar zijn met woonwij- ken en bedrijfsterreinen elders. Maar nog steeds lopen de verbindingen met het culturele stadshart via historische dijken en linten en kun je de stad bereiken op een vanuit het landschap gegroeide logische wijze. En omgekeerd kun je zo ook de pol- ders inrijden – of beter nog: fietsen - om een frisse neus te halen. En voorbij de polders kan er worden gestruind in het dynamische rivierlandschap, langs knotwilgsingels, hakgrienden, kreken, wilgenbos- sen, rietruigten en rivierstrandjes. Gelukkig dringt de poëzie van dat achterland zelfs regelmatig door tot de welstandsvergaderingen. Zoals onlangs bij de behandeling van een restauratieplan voor ‘de Helsluis’, waarbij in het dossier veldnamen de revue passeren als de Otterpolder, Oude Kat, de Dode Kikvorskil en het Gat van den Hengst.

De binding met het agrarische achterland is een niet te versmaden kleinstedelijk genot, dat vorig jaar op een mooie manier tastbaar werd door de opening van Villa Augustus. Hier worden via moestuin en menukaart de seizoenen weer binnen de stadsgrenzen getrokken en zorgt de ‘markt- winkel’ voor een rechtstreekse relatie met het boerenachterland. Op een vergelijkbaar geïnspi- reerde wijze kan de stad de exclusiviteit van haar ruimtelijke relatie met het ommeland koesteren en verder profileren.

Het landschap, de rivier(en), de stad. Wat een stad. Regelmatig lopen we als welstandsleden door de Dordtse binnenstad, om projecten en panden in hun directe context te beschouwen. De steden- bouwkundige structuur blijft intrigeren, want die is kleinschalig en toch groots; zonder enige benepen- heid. Met lange gebogen lijnen en een waterstruc- tuur die voor ruimte en licht zorgen. Een

afwisseling van intieme en monumentale ruimtes, Monumentale gebouwen en havens in de oude

binnenstad...

(Foto’s: K. Emmens)

(16)

met verrassende kleine groene enclaves in de vorm van een enkele boom, een particuliere tuin of hof en vergezichten tot aan Brabant en diep in Hol- land. En dan de architectuur, in een grandioze vari- atie van stijlperiodes, typologie, schaal en

detaillering.

Een project dat de afgelopen jaren sterk heeft bij- gedragen aan de profilering van deze kleinstede- lijke grandeur, is de Dordtse kleurenwaaier. Op grond van historisch onderzoek naar het architec- tonisch kleurgebruik en vanuit het besef van de bijzondere ‘Hollandse’ lichtval die daarbij hoort, bedachten geëngageerde lokale architecten een eigen, stedelijke kleurenwaaier. Dit leverde een in- teressant palet op, waaruit een aanstekelijke fier- heid spreekt ten aanzien van de eigen stedelijke kwaliteiten. Maar vooral is dit project buitenge- woon inspirerend omdat de waaier behalve tot behoud, evenzeer uitnodigt tot ontwerp. Daarmee vormt de Dordtse kleurenwaaier – zoals we vorig jaar in ons jaarverslag ook al stelden – een lichtend voorbeeld voor aanvullend ‘ontwerpgericht historisch onderzoek’. Dergelijk onderzoek is hard nodig, want Dordrecht herbergt in architectuurhis- torisch opzicht nog talloze geheimen en er bestaat een gemis aan overzicht ten aanzien van de typisch Dordtse typologische en stilistische ken- merken en rijkdom. Deze inzichten maken niet alleen een zorgvuldiger welstands- en monumen- tenbeleid mogelijk, maar zorgen ook voor gefun- deerde inspiratie voor restauraties, herontwikkeling en nieuwbouw. En daarmee kan worden doorge- bouwd aan deze prachtige stad. Zonder grootste- delijke fratsen, maar vanuit de eigen

karakteristieke, kleinstedelijke grandeur.

... stadsparken en het ruime poldergebied.

(Foto’s: K. Emmens)

Villa Augustus in de oude watertoren.

(Foto: K. Emmens)

(17)

Dilemma’s van de “kleine commissie”

- Jan van de Voort

In de kleine commissie komen bijna alle kleinscha- lige plannen langs, waaronder veel dakkapellen en kleine aan- en bijbouwen. Het blijkt dat deze veel- vuldig voorkomende kleinschalige ingrepen - die op zichzelf meestal weinig opvallend zijn - bij elkaar opgeteld een grote impact hebben op de kwaliteit van de openbare ruimte. Veel van deze, helaas vaak niet of slecht ontworpen ingrepen, zijn begrij- pelijk vanuit het perspectief van de individuele ge- bruiker maar kunnen de woonkwaliteit en het karakter van een buurt behoorlijk schaden. Veel buurten zijn als één samenhangend geheel en in één periode ontworpen. De diversiteit aan materia- len, kleuren en vormen van de nieuwe toevoegin- gen leiden daarin met elkaar vaak tot een onrustig, rommelig totaalbeeld.

Dit fenomeen treedt vooral op in buurten die eer- der door woningcorporaties zijn opgezet en be- heerd en waarin nu woningen aan individuele kopers worden verkocht. De eerdere samenhang in bouwblokken raakt verkruimeld onder invloed van particuliere ingrepen en wisselend periodiek onder- houd. Dit geldt niet uitsluitend voor de gebouwen maar eveneens voor de aangrenzende tuinen en achtergebieden. De woningbouwvereniging is geen verhuurder meer en heeft daarmee de zeggen- schap over de huizen en hun omgeving verloren.

De enige borging van een zekere samenhangende kwaliteit in de woonomgeving is in zo’n geval de advisering door de “kleine commissie” van de Wel- standscommissie. Vooral wanneer in een buurt in het verleden al vele vergelijkbare precedenten zijn ontstaan, is het vaak moeilijk uit te leggen aan de aanvragers waarom hun aanvraag niet zonder meer op een positief oordeel kan rekenen.

De ‘bouwsels’ worden veelal tamelijk onvakkundig gepresenteerd en zijn dikwijls matig gedetailleerd waardoor de oplossingen weinig duurzaam zijn en snel zullen verouderen en vervuilen. Vaak wordt bovendien gebruik gemaakt van zogenoemd ‘on- derhoudsvrije’ bouwmaterialen die weinig karakter hebben en juist slecht onderhouden kunnen wor- den; bijvoorbeeld kunststof volkernplaat, platte brede kunststofkozijnen of in het zicht komende bi- tumen dakvlakken.

Daarnaast blijken allerlei op- en aanbouwen, in- stallatietechnische voorzieningen e.d. reeds uitge- voerd te zijn zonder dat de bouwer bekend was of beweerde te zijn met de eis tot een bouwaanvraag en daaraan gekoppeld welstandsadvies. In het al- gemeen blinken dergelijke ingrepen ook niet uit door schoonheid.

Zijn deze antennes aangevraagd? Vormen zij de bekroning van het gebouw of doen ze afbreuk aan de massa?

(Foto: J.A. van de Voort)

Boven: een rustig profiel.

Onder: een vergelijkbaar woningtype met diverse dakkapellen die een onrustig beeld veroorzaken.

(Foto’s: J.A. van de Voort)

(18)

De geconstateerde lelijkheid en verrommeling zijn een gevolg van drie belangrijke factoren:

1) de toenemende ruimtevraag per bewoner, vooral binnen de bestaande woningvoorraad. Dit is een, mede door de toegenomen welvaart ingege- ven, algemene landelijke tendens. In Dordrecht valt dit verschijnsel extra op door de grote voor- raad aan relatief kleine (koop)woningen. Zo be- staat er in Dordt een veelvoorkomend woningtype, met name in de vroeg-naoorlogse wijken, waarvan de eerste verdieping gedeeltelijk binnen de schuine kapconstructie is opgenomen. Het erboven gele- gen dak is eigenlijk niet meer dan een afwaterings- constructie, hooguit een bergzolder. Door de toegenomen ruimtevraag wil men deze zolders be- woonbaar maken. Binnen de overigens begrijpe- lijke, huidige regelgeving en toetsingskaders leidt dat vaak tot kreupele compromissen in de vorm van oversized dakkapellen, terwijl een rigoureuzere aanpak mogelijk tot een zowel ruimtelijk als wel- standelijk beter resultaat zou kunnen leiden.

2) Budget. Men zoekt de schijnbaar goedkoopste oplossing en vindt dan datgene dat als goedkoop wordt aangeprezen, maar waarvan het de vraag is of dat op langere termijn ook zo is. De eerste be- sparing wordt gevonden in bezuinigen op een goed, op de context toegesneden ontwerp. Als gevolg daarvan verschijnen overal, te pas en te onpas vergelijkbare oplossingen uit catalogi, zon- der dat deze aansluiten bij de omgeving. Een buurt verrommelt daardoor sterk en per saldo daalt niet alleen de belevingswaarde maar ook economische waarde van een buurt. Zo passen bijvoorbeeld prefab dakkapellen, weliswaar volledig conform de technische en bouwfysische eisen van de tijd, vaak niet bij de architectuur van een huis en wijken ze daarbij af qua kleur, materiaal en detaillering. Bo- vendien verstoren ze de oorspronkelijke overeen- komst en samenhang met vergelijkbare

buurpanden.

3) Onkundigheid, desinteresse / onverschilligheid / culturele armoede. Men beseft vaak niet dat de kwaliteit van een buurt voor een belangrijk deel wordt bepaald door de samenhang der delen, zowel in sociale als ruimtelijke zin. In toenemende mate en onder invloed van het wegvallen van een gemeenschappelijk cultureel kader laat men vaak het eigen private belang prevaleren boven dat van de gemeenschap. Men realiseert zich niet dat er betere oplossingen zijn dan hetgeen men om zich heen ziet ontstaan en door ‘de markt’ wordt aan- geboden Zo worden bijvoorbeeld ruimte- en beeldbindende elementen als hagen tussen perce- len gerooid ten behoeve van al dan niet welstands-

Achterkanten, maar wel zichtbaar vanuit het open- bare gebied en door de overige bewoners van het blok. Met de tijd wordt het beeld onrustiger en neemt de kwaliteit van het binnengebied af.

(Foto: J.A. van de Voort)

Boven: de ‘nokverhoging’ continueert het door- gaande straatprofiel zo goed mogelijk...

Onder: ... maar wordt een ‘koekoeksjong’ aan de achterzijde, op een verder ongeschonden achter- dakvlak van de rij woningen.

(Foto’s: J.A. van de Voort)

(19)

vrije bergingen, tuinhuisjes en carports. Schotel- antennes geven er uitdrukking aan dat men voor andere, ver weg gelegen zaken meer interesse heeft dan voor de directie omgeving. Betonnen schuttingen worden opgetrokken ter vervanging van mildere erfscheidingen om bijvoorbeeld

honden binnen te houden en burenlawaai buiten te houden.

De welstandsnota kan de getoonde verrommeling van de stad enigszins temperen maar de onderlig- gende maatschappelijke oorzaken daarvan niet ef- fectief bestrijden. Daarmee is het welstandswerk in dit segment gedoemd tot een achterhoedegevecht.

Het ware wellicht beter en effectiever op de typische en steeds weer terugkerende vragen vanuit de gemeente een goed doordachte en aan de context gerelateerde reeks antwoorden te ontwikkelen waarnaar verwezen kan worden. Op die wijze hoeft niet elke opdrachtgever en aanne- mer het wiel opnieuw uit te vinden en kan men zich de ontwerpkosten voor een groot deel bespa- ren. Tevens zou het werk van de kleine commissie verlicht kunnen worden omdat meer, maar betere, plannen aan het loket reeds beoordeeld zouden kunnen worden.

De gekozen foto’s tonen de dilemma’s waarmee de kleine commissie vaak geconfronteerd wordt. Zoals ook al in eerdere jaarverslagen is verwoord, kan op deze dilemma´s niet zo eenvoudig een antwoord of oplossing gegeven worden. Deze bijdrage is dan ook niet zozeer bedoeld om een probleem op te lossen, als wel om het aan te kaarten.

Links, ‘verrommeling’ door dakkapellen, rechts een rustig dakvlak. Is dat met recht te

handhaven?

(Foto: J.A. van de Voort)

Boven: de eerste verstoringen van het mooie rus- tige straatprofiel als gevolg van enkele dakkapel- len. Is het reëel en rechtvaardig andere bewoners zoiets te verbieden?

Onder: Een zicht op achterkanten, maar wel vanaf openbaargebied en een schoolplein. Er is veel te beleven, maar vrolijk wordt men er niet van. (Brou- wersdijk)

(Foto’s: J.A. van de Voort)

Achterkanten, zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Is het tij nog te keren? Of maakt het niet meer uit? (Jacob Catsstraat)

(Foto: J.A. van de Voort)

(20)

Boven en onder: geen uitzondering (Tesselschade- straat)

(Foto’s: J.A. van de Voort)

En soms een creatieve oplossing uit een lang ver- leden als een aangename verrassing (Hooftstraat)

(Foto: J.A. van de Voort)

Verschraling op detailniveau. De oorspronkelijke geprofileerde houten kozijnen met schuiframen en roeden. (Vondelstraat)

(Foto: J.A. van de Voort)

Boven: vervangende vlakke kunststofkozijnen, iso- lerend, geluidwerend, ‘onderhoudsvrij’, maar fraai?

(Vondelstraat)

Onder: Een redelijk alternatief. Kunststof kozijnen met dezelfde technische voordelen maar ook met enige dieptewerking/reliëf. (Vondelstraat)

(Foto’s: J.A. van de Voort)

(21)

Boven: Prachtig kozijnwerk met glas in lood boven- licht, met liefde in stand gehouden. (Vossiusstraat) Onder: Ook hier was ooit zo’n fraai raamkozijn.

Verschraling op detailniveau, in hetzelfde blok.

(Vossiusstraat)

(Foto’s: J.A. van de Voort)

Boven: prachtig kozijnwerk met glas in lood boven- licht, met liefde in stand gehouden.

Onder: ook hier was ooit zo’n fraai raamkozijn. Ver- schraling op detailniveau, in hetzelfde blok.

(Foto’s: J.A. van de Voort)

Airco-installatie, acceptabel?

(Foto: J.A. van de Voort)

(22)

Boven: steeds meer en grotere vuilniscontainers op steeds minder plaats. Geen welstandskwestie maar niet fraai in de straat. Oplosbaar door op ste- delijk niveau betere voorzieningen aan te leggen en te organiseren.

Onder: dergelijke rolluiken voor alle gevelopenin- gen. Geen wenselijke ontwikkeling.

(Foto’s: J.A. van de Voort)

Een witte (boven) of een rode optopping (onder).

Een verrijking van het straatbeeld?

(Foto’s: J.A. van de Voort

‘Noodzakelijke’ installaties. Het wordt er niet fraaier op.

(Foto: J.A. van de Voort)

(23)

Boven: buitenproportionele dakkapel in een overi- gens heel fraai stedenbouwkundig ensemble.

(Krommedijk)

Onder: een eigenwijze opbouw.

(Foto’s: J.A. van de Voort)

Eruit knallend tuinhuisje bij karakteristiek huis in fraai gelegen tuin, acceptabel?

(Foto: J.A. van de Voort)

Boven: steeds meer...

Onder: en meer...

(Foto’s: J.A. van de Voort)

En nog meer...

(Foto’s: J.A. van de Voort)

(24)

Noten:

1Elisabeth van Heiningen, Hoekstenen van histo- risch Dordrecht. Onderzoek naar de bewonings- en bouwgeschiedenis van de panden Henegouwen en Roodenburch, aan de Gravenstraat/Wijnstraat te Dordrecht, Dordrecht oktober 2005. Vereniging Hendrick de Keyser, Dordrecht. Bouwhistorische verkenning Wijnstraat 153, [Amsterdam] 9 mei 2007.

2Ronald Stenvert, Chris Kolman e.a., Monumenten in Nederland: Zuid-Holland, Zwolle/Zeist 2004, 160.

3M.W. Enderman (BBA, Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis v.o.f), Dordrechts Mu- seum, Museumstraat 40, Dordrecht, (Bouwhistori- sche opname en waardestelling), Utrecht 2006.

Colofon

Teksten:

Karel Emmens, Mariëtte Kamphuis, Remco Bruggink, Jan van de Voort, Jos van Rooden en Hans Valk.

Foto’s en tekeningen:

Jan van de Voort, Karel Emmens, Remco Bruggink, Jos van Rooden,

Urbis . Kraaijvanger (Rotterdam) Lay-out:

Karel Emmens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een kleurvoorstel voor de villa en (de penanten van) de poorten op basis van een kleuronderzoek ziet de commissie graag op een later moment.. 5 Plein

Daarom vraagt de commissie om duidelijk op de tekening aan te geven dat de nieuwe gevel conform de bestaande zal worden uitgevoerd, namelijk met hetzelfde type en kleur

Bouwen/Cultuurhistorie: het vergroten en veranderen van de woning Papegaailaan 8 door het plaatsen van een aanbouw aan de zijkant en achterzijde, het maken van een kelder,

Eerder kon de commissie zich een dakopbouw op dit bouwblok voorstellen, maar zij kon met de voorgestelde hoofdvorm en architectonische uitwerking niet instemmen.. In het

Hoewel de commissie deze opzet in basis als voldoende passend beoordeelt, vraagt zij voor de uitwerking naar bouwplan nog te studeren op het gevelaccent.. Met dit element

Eerder kon de commissie zich een dakopbouw op deze woning voorstellen maar kon zij niet instemmen met de voorgestelde hoofdvorm en architectonische uitwerking.. De

Hoewel de commissie zich eerder een dakopbouw op dit bouwblok kon voorstellen en de hoofdopzet van een dakschild met dakkapellen aan de voorzijde onderschreef kon zij op

Eerder heeft de commissie ingestemd met de hoofdvorm van de dakopbouw maar niet op onderdelen van de architectonische uitwerking.. Zij vroeg om een (mogelijk) eindgevelbeeld, om