• No results found

Vraag nr. 104 van 7 februari 1997 van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 104 van 7 februari 1997 van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 104 van 7 februari 1997

van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH O v e r zending Europese wetgevende voorstellen – Procedure

Op 9 juli 1996 legde de Vlaamse regering een pro-cedure vast voor overzending van Europese wetge-vende voorstellen. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan artikel 92 quater van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen.

In deze procedure wordt voorzien in een termijn van vijftien dagen voor de overzending. D e z e periode vangt evenwel slechts aan vanaf de door-verzending door de gemeenschapsattaché bij de Unie.

Het stelsel is dan ook niet waterdicht. Wat indien het federale posthoofd de gemeenschapsattaché pas laat in kennis stelt ? Wat indien de gemeen-schapsattaché of zijn naaste medewerkers het voorstel pas laat doorsturen ?

Bovendien wordt geen regeling getroffen voor de omgekeerde beweging, met name de overzending van het (mogelijk) parlementair advies aan de bevoegde Europese instellingen.

Uiteraard zal een dergelijke regeling verschillen naargelang het over een uitsluitende, dan wel een gemengde bevoegdheid gaat.

Heeft de Vlaamse regering reeds stappen gezet om haar procedure te herzien teneinde aan bovenver-melde bekommernissen tegemoet te komen ? Zo ja, welke ? Hoe en wanneer wordt de procedu-re herzien ?

Antwoord

Op 7 februari 1992 werd in Maastricht de slotakte getekend van de intergouvernementele conferen-ties die aan de basis liggen van het verdrag betreffende de Europese Unie. Een van de verkla-ringen gehecht aan deze slotakte behandelt de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie ( E U ) . Zij bepaalt dat de regeringen van de lidsta-ten onder andere erop toezien dat de nationale parlementen tijdig, ter informatie of eventuele b e s p r e k i n g, de beschikking kunnen krijgen over alle wetgevingsvoorstellen van de Commissie.

In uitvoering hiervan werd door de bijzondere wet van 5 mei 1993 enerzijds, en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur anderzijds, een artikel 92 quater toegevoegd aan de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen. K r a c h-tens dit artikel moet elk door de Europese Com-missie aan de Europese Raad voorgelegd voorstel van normatieve rechtshandeling naar de inhoude-lijk bevoegde parlementen worden gezonden. N a overleg met alle betrokken ambtenaren werd een procedure uitgewerkt om alle Commissievoorstel-len die de bevoegdheid van de gemeenschappen of gewesten raken, op een systematische wijze en bin-nen een redelijke termijn aan het Vlaams Parle-ment bekend te maken. Op 9 juli 1996 hechtte de Vlaamse regering haar goedkeuring aan deze pro-cedure.

Als schakel tussen de Vlaamse administratie en de Europese Commissie, en gehuisvest bij de Belgi-sche permanente vertegenwoordiging bij de Euro-pese Unie, zit de Vlaamse gemeenschapsattaché bij de EU aan de bron van alle informatie, en is hij als eerste op de hoogte van de Commissievoorstellen die ook belangrijk kunnen zijn voor V l a a n d e r e n . Niemand is beter geplaatst dan hij om deze voor-s t e l l e n , via de adminivoor-stratie Buitenlandvoor-s Beleid, door te sturen naar de functioneel betrokken of bevoegde minister(s). Tot op heden heeft zich op dit punt overigens geen enkel probleem voorge-daan.

Om het belang van de snelle doorstroming van deze informatie kracht bij te zetten, werden de ter-mijnen om de voorstellen door te sturen doelbe-wust zeer kort gehouden. Het spreekt voor zich dat deze termijnen enkel een indicatieve waarde heb-b e n . Gelet op het feit dat tussen een Commissie-voorstel en het definitieve besluit van de Raad vaak een periode van meer dan een jaar zit, h e e f t een eventuele overschrijding van de voorgeschre-ven termijnen geen onherroepelijke gevolgen wat de betrokkenheid van het Vlaams Parlement bij deze voorstellen betreft.

Nog voor de inwerkingtreding van deze procedure werd geoordeeld dat de haalbaarheid van deze korte termijnen, net zoals het hele procedurever-l o o p, na een voprocedurever-ldoende procedurever-lange periode grondig zou-den moeten worzou-den geëvalueerd. Deze evaluatie zal nog voor het parlementair zomerreces plaats-vinden.

Artikel 92 quater van de bijzondere wet op de her-vorming van de instellingen legt de regeringen de verplichting op hun respectieve parlementen te

(2)

i n f o r m e r e n . Zodra de betrokken parlementen op de hoogte zijn gebracht van de wetgevende Com-m i s s i e - i n i t i a t i e v e n , staat het de parleCom-mentsleden vrij initiatieven te nemen om direct of indirect de Belgische standpuntbepaling in de Raad van Ministers te beïnvloeden. De wijze waarop zij dit d o e n , is niet aan specifieke procedures of regle-menten onderworpen. Het Vlaams Parlement zal dus zelf, geval per geval of volgens een uitgewerkte p r o c e d u r e, haar reacties en bedenkingen onder de aandacht van de betrokken besluitvormers moeten brengen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Wat is de reactie van de minister op het voorstel van het Rekenhof ter "uitzuivering"van de kabinettaire begrotingen inzake (niet-)terugbe- taling van wedden

Zo heeft de Vlaamse Gemeenschap decre- tale bevoegdheid onder meer inzake taalgebruik voor sociale betrekkingen.. We l n u , op 9 november 1995 vernietigde het A r b i- tragehof

Snelheidscontroles worden door de rijkswacht uitgevoerd en mijn diensten werden niet op de hoogte gebracht van het aantal vastgestelde inbreuken.. Een periode van minimum

Het feit dat het Rekenhof voor de bovenver- melde gevallen onder b) geen terugvordering meer vraagt, bevestigt mijn standpunt dat bij schriftelijke arbeidsovereenkomst

Zoals ik de Vlaamse volksvertegenwoordiger reeds heb geantwoord op zijn vraag nr. 793 – red.) ligt op de IGC inzake de specifieke verdragsbepalingen over het burgerschap enkel

H i e r b i j wordt op alle kaarten in de drie landstalen vermeld dat het om een sociale identiteitskaart gaat." Het gaat daarbij om de toevoeging van een vierde lid van artikel

Daarbij moet immers rekening worden gehou- den met de implicaties voor de situatie van de gedetacheerden van de Vlaamse Gemeenschap naar ministeriële kabinetten van