Vraag nr. 110 van 13 februari 1997
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH Sociale identiteitskaarten – Taalwetgeving
Deze schriftelijke vraag moet in het verlengde wor-den gezien van mijn interpellatieverzoek aan de m i n i s t e r-president over de meertaligheid van iden-titeitskaarten en taalwetgeving (25 januari 1997). In een persbericht van de federale regering van 24 januari 1997 lees ik : "De ministerraad keurde een ontwerp van koninklijk besluit goed over het taal-gebruik op de sociale identiteitskaarten ... H i e r b i j wordt op alle kaarten in de drie landstalen vermeld dat het om een sociale identiteitskaart gaat." Het gaat daarbij om de toevoeging van een vierde lid van artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van de sociale identiteitskaarten ten behoeve van alle sociaal verzekerden, met toe-passing van artikelen 38, 4 0 , 41 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de wettelijke pen-sioenstelsels.
1. Behoort de vastlegging van het taalgebruik wel tot de bevoegdheid van de federale overheid, rekening houdende met artikel 129 van de Grondwet ? Overtreedt de federale overheid terzake de Grondwet niet ?
2. Wordt de uitsluitende bevoegdheid van het Vlaams Parlement inzake taalwetgeving in bestuurszaken niet met voeten getreden ? Welke stappen heeft de Vlaamse regering terza-ke gezet ?
3. Behoort het tot de bevoegdheid van de uitvoe-rende macht (regering) om de taalwetgeving te wijzigen ? Wordt alzo de bevoegdheid van de wetgevende macht (parlement) niet gewijzigd ? Welke stappen heeft de Vlaamse regering terza-ke gezet ?
Antwoord
1. Artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 18 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een sociale identiteits-kaart ten behoeve van alle sociaal verzekerden, met toepassing van de artikelen 38, 40, 41 en 49 van de wet van 26 juli 1996 houdende de moder-nisering van de sociale zekerheid en tot
vrijwa-ring van de wettelijke pensioenstelsels, b e p a a l t dat de sociale identiteitskaart wordt uitgereikt door de "verzekeringsinstellingen". Dit zijn overeenkomstig artikel 2,i van de gecoördineer-de wetten van 14 juli 1994 betreffengecoördineer-de gecoördineer-de ver-plichte verzekering voor geneeskundige verzor-ging en uitkeringen "een landsbond, de hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, en de Kas der geneeskundige verzorging van de NMBS".
Overeenkomstig artikel 1, § 1, 2 ° , van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, zijn de natuurlijke en rechtspersonen die belast zijn met een taak die de grenzen van een privaat bedrijf te buiten gaat en die de wet of de open-bare machten hun hebben toevertrouwd in het belang van het algemeen, onderworpen aan de t a a l w e t g e v i n g. In dit verband worden ze beschouwd als "centrale diensten", omdat hun werkkring het hele land bestrijkt. En luidens artikel 129, § 2, tweede streepje, van de Grond-wet is de federale overheid bevoegd om het taalgebruik te regelen voor de diensten waarvan de werkkring verder reikt dan het taalgebied waarin zij gevestigd zijn.
Bijgevolg kan worden aangenomen dat de rege-ling van het taalgebruik op de sociale identi-teitskaarten een bevoegdheid van de federale overheid is.
2. Het Vlaams Parlement is niet bevoegd om het taalgebruik op de sociale identieitskaarten te regelen. Deze problematiek is dus niet identiek met de regeling van het taalgebruik op de iden-t i iden-t e i iden-t s k a a r iden-t e n , die immers uiiden-tgereikiden-t worden door de gemeentebesturen. Op grond van arti-kel 129, § 1,van de Grondwet is het Vlaams Par-lement wel bevoegd om het taalgebruik te rege-len in de taalhomogene gemeenten van het Nederlandse taalgebied.
3. Het is in principe de wetgevende macht die bevoegd is om het taalgebruik in bestuurszaken te regelen. In dit geval echter heeft de wetgever de Koning gemachtigd om "alle nuttige maatre-gelen (te) treffen met het oog op de veralgeme-ning en het gebruik van een sociale zekerheids-kaart" (artikel 41 van de wet van 26 juli 1996 houdende de modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels).
