Vraag nr. 291 van 15 april 1997
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – Inspraak-coördinatie
Onlangs kwam een einde aan de termijn om bezwaarschriften in te dienen inzake het ontwerp van Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in het kader van het openbaar onderzoek terzake.
Thans worden de ingediende bezwaarschriften ver-w e r k t . Te gepasten tijde zal ik op de inhoudelijke opvolging van het openbaar onderzoek terugko-men.
Deze vraagstelling is dan ook van een meer vorme-lijke aard. Aansluitend bij mijn eerdere vragen met betrekking tot de rechtsverhouding tussen struc-tuurplan en (andere) planningsdecreten, gaat het hier om de mate waarin bij de verwerking van de bezwaarschriften ook rekening wordt gehouden met andere stukken.
Zo hebben, b i j v o o r b e e l d , ook hefboomprojecten in streekcharters betrekking op voorstellen van ruim-telijke ordening. Gemeenten hebben in het kader van deze charters dan ook, los van de (eerdere) mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen inzake het ontwerpstructuurplan, een bijkomende mogelijkheid om hun verzuchtingen inzake ruimte-lijke ordening kenbaar te maken.
Dit voorbeeld toont voldoende aan dat er bij de opvolging van het openbaar onderzoek inzake het ontwerp van Ruimtelijk Structuurplan V l a a n d e r e n rekening moet worden gehouden met andere stuk-ken en geschriften die verband houden met de ruimtelijke ordening, en die soms door dezelfde overheden zijn ingediend bij de Vlaamse regering. 1. Wordt er bij de opvolging van het openbaar
onderzoek rekening gehouden met andere stuk-ken en geschriften ? Zo ja, met welke en hoe ? 2. Geven de streekcharters, waarin ook
hefboom-projecten inzake ruimtelijke ordening zijn ver-vat, mee vorm aan het ruimtelijk beleid ?
3. Hoe worden suggesties terzake in streekchar-ters en in bezwaarschriften op elkaar afge-stemd ? Wordt hierover tussen de bevoegde Vlaamse ministers overleg gepleegd ?
Antwoord
1. Het eigene van een openbaar onderzoek is dat binnen een bepaalde termijn en volgens een bepaalde procedure aan iedereen de kans wordt gegeven adviezen en bezwaarschriften te formu-leren op een ontwerpplan. Een speciaal daartoe aangestelde commissie (wat het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen betreft, is dit de Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Orde-ning) behandelt en verwerkt deze opmerkingen. Het is evident dat alle informatie en berichtge-ving die, vaak dagelijks, wordt meegedeeld bui-ten de periode en buibui-ten de procedure van het openbaar onderzoek, niet in overweging kan worden genomen. Men moet immers ergens een grens trekken.
2. In de streekcharters geven de streekplatformen hun visie op de gewenste economische en socia-le ontwikkeling van de streek en vermelden welke hefboomprojecten prioritair nodig zijn om deze visie te realiseren. Logischerwijze heb-ben een aantal van deze visie-elementen en hef-boomprojecten een ruimtelijke impact en die-nen zij getoetst te worden aan het ruimtelijk beleid. In het ontwerp-referentiekader voor het vernieuwd regionaal economisch beleid wordt in het tweede hoofdstuk deze ruimtelijke con-text op Vlaams niveau geschetst. Binnen dit kader kunnen de streekplatformen hun initiatie-ven ontplooien.
In het planningsdecreet wordt aangegeven dat de taken inzake het ruimtelijk beleid worden toegekend aan drie planningsniveaus, met name het Vlaams Gewest, de provincie en de gemeen-t e, en digemeen-t voor magemeen-teries die respecgemeen-tievelijk op Vlaams, provinciaal en gemeentelijk niveau die-nen te worden afgewogen. Het streekplatform heeft dus geen formele bevoegdheid inzake de opmaak van ruimtelijke structuur- en uitvoe-ringsplannen.
Niettemin wordt in het ontwerp-referentiekader aangegeven dat de streekplatformen een rol kunnen spelen. Zo kunnen de streekplatformen – door het ontwikkelen van een eigen streekvi-sie – elementen en inzichten aanbrengen voor de opmaak van provinciale structuurplannen. Door de bovenlokale benadering kunnen zij ook bijdragen tot consensusvorming voor bepaalde gemeentegrensoverschrijdende mate-ries ten behoeve van gemeentelijke
structuur-p l a n n i n g s structuur-p r o c e s s e n . Wat de locatiekeuze van bedrijventerreinen betreft, is het mogelijk dat de streekplatformen vanuit de opgebouwde streekvisie een inhoudelijke afstemming verzor-gen tussen de gemeenten en eventueel de inter-communales en andere betrokkenen in de sub-regio. Zij kunnen tevens – in samenspraak met de GOM's – een belangrijke bijdrage leveren bij het opstarten en operationaliseren van een dynamische inventaris van de bedrijventerrei-nen.
3. De ingediende voorstellen voor streekvisie en hefboomprojecten worden op het niveau van het Vlaams Gewest behandeld in de werkgroep Vernieuwd Regionaal Economisch Beleid. E l k lid van de werkgroep dient de streekvisie en de hefboomprojecten te evalueren wat de confor-miteit met het eigen beleidsveld betreft. D e administratie Ruimtelijke Ordening, H u i s v e s-ting en Monumenten en Landschappen (AROHM) is in deze werkgroep vertegenwoor-digd en toetst de ingediende voorstellen aan het ontwerp-Ruimtelijk Structuurplan V l a a n d e r e n . Na bespreking in de werkgroep en aanpassing van de voorstellen door het streekplatform, wordt door de cel Vernieuwd Regionaal Econo-misch Beleid een streekcharter opgemaakt. Dit document wordt dan besproken in een interka-binettenwerkgroep, waarbij tussen de bevoegde Vlaamse ministers overleg wordt gepleegd. Om de redenen aangehaald in punt 1 worden de voorstellen uit de streekcharters met ruimtelijke impact niet behandeld in de verwerking van de bezwaarschriften in het kader van het openbaar o n d e r z o e k . Vanuit Arohm is daartoe aan alle erkende streekplatformen een volledige bundel van het ontwerp-Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen toegestuurd. Alle bezwaarschriften die door de streekplatformen tijdens en volgens de procedure van het openbaar onderzoek zijn ingediend, zullen door Vlacoro (Vlaamse Com-missie Ruimtelijke Ordening) worden behan-deld en verwerkt.
