• No results found

Vraag nr. 126 van 13 februari 1997 van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 126 van 13 februari 1997 van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 126 van 13 februari 1997

van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH S a l a r i s s chalen contractuelen Vlaamse Gemeensch a p – Kritiek Rekenhof

In zijn boek met opmerkingen van 1995 (blz. 3 6 ) drong het Rekenhof met betrekking tot contractu-eel tewerkgestelden in het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap aan op correctie van vast-gestelde fouten in salarissen en terugvordering van te veel uitgekeerde bedragen, binnen de perken van de verjaringstermijnen. Daarbij kan onder-scheid worden gemaakt tussen twee soorten van rechtzettingen gevraagd door het Rekenhof. Ten eerste wordt gevraagd de rechtzetting van de toekenning van voordelen waarin noch bestuurs-rechtelijk noch contractueel werd voorzien. Te n tweede wordt aangedrongen op rechtzetting van de toekenning van voordelen die contractueel (in de oorspronkelijke overeenkomsten of latere aan-hangsels) zijn bedongen, maar in strijd zijn met de geldende bestuursrechtelijke bepalingen.

In het eerste geval wordt terugvordering van onrechtmatig toegekende voordelen geëist, a a n g e-zien geen sprake kan zijn van "eenzijdige wijzigin-gen van arbeidsovereenkomst", noch van "impli-ciete wilsovereenstemming" en daarentegen soms wel van overtreding van reglementaire verbodsbe-p a l i n g e n . De verjaringstermijnen terzake worden bepaald in de arbeidsovereenkomstenwet, i n z o n-derheid artikel 15. In het tweede geval wordt gevraagd de toekomstige reglementering aan te passen middels nieuwe schriftelijke overeenkom-sten.

In weerwil van deze opmerkingen van het Reken-h o f, bevestigd in een scReken-hrijven van 3 april 1996, l i e t de minister, enkele individuele gevallen uitgezon-d e r uitgezon-d , alles bij het ouuitgezon-de. In een brief aan het Reken-hof van 7 februari 1996, bevestigd in een schrijven van 22 juli 1996, verantwoordde hij zich door te stellen dat de gewraakte voordelen volgens de rechtspraak (bijvoorbeeld : Hof van Cassatie, d e r d e k a m e r, 20 december 1993) als "verworven recht" te beschouwen zijn, aangezien het gaat over regelma-tig betaalde lonen, premies of vergoedingen. Terugvordering zou derhalve neerkomen op "een-zijdig ingrijpen" van de werkgever op essentiële arbeidsvoorwaarden en derhalve arbeidsrechtelijk ongeoorloofd zijn. Het Rekenhof ontkent dat er sprake is van "verworven recht", stelt dat de door minister aangewezen rechtspraak geen

recht-streeks uitstaans heeft met onderhavig vraagstuk en herneemt de opmerkingen in zijn boek met opmerkingen van 1996 (blz. 1 9 5 ) . Het voegt eraan toe : "De weigering van de minister over te gaan tot terugvordering, leidt ertoe dat meer en meer sommen verjaren."

1. Hoe verklaart de minister de tegenspraak in opvatting tussen het Rekenhof en hemzelf betreffende de "verworven rechten" ? We l k e opvatting zal uiteindelijk de bovenhand krijgen ? 2. Worden de toegekende voordelen

teruggevor-derd waarin noch bestuursrechtelijk noch con-tractueel was voorzien ? Wordt er ingegaan op de vraag van het Rekenhof om de overeenkom-sten naar de toekomst toe aan te passen ? 3. Welk bedrag van de gewraakte vergoedingen,

waarvan terugvordering wordt voorgestaan door het Rekenhof, is inmiddels verjaard ? Welk bedrag zal er het komende jaar verjaren, b i j ongewijzigd beleid ?

4. Wat is het gehele bedrag van de gewraakte (toe-gekende) voordelen, beide soorten afzonderlijk bekeken ? Over welke mogelijkheden beschikt het Vlaams Parlement om desnoods zelf terug-vordering te eisen van de verkeerdelijk toege-stane voordelen ?

Antwoord

1. Het Rekenhof maakt onderscheid tussen : a) voordelen die op basis van de

administratief-rechtelijke reglementering ten onrechte zou-den zijn toegekend en die in de schriftelijke arbeidsovereenkomst niet zijn opgenomen ; b) voordelen die wel contractueel zijn bepaald,

maar die in strijd met de vigerende adminis-tratiefrechtelijke bepalingen zouden zijn betaald.

Wat de bovenvermelde voordelen onder a) betreft, vraagt het Rekenhof de terugvordering van de onrechtmatig toegekende bedragen. Wat de voordelen onder b) betreft, vraagt het Rekenhof geen terugvordering, maar alleen de wijziging van de schriftelijke arbeidsovereen-komst naar de toearbeidsovereen-komst toe.

In mijn briefwisseling met het Rekenhof heb ik gewezen op arbeidsrechtelijke bepalingen die

(2)

de terugvordering van onterecht betaalde bedragen bemoeilijken.

Zo wordt bijvoorbeeld de terugvordering van geldelijke voordelen ook in geval van onterech-te toekenning gehypothekeerd door de verja-ringstermijn vermeld in artikel 15 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereen-komsten. Ook het Rekenhof trekt mijns inziens de toepasselijkheid van deze verjaringstermijn niet in twijfel.

Maar ook wanneer de verjaringstermijn ver-meld in artikel 15 van de wet van 3 juli 1978 nog niet is verstreken, is de terugvordering van onterecht toegekende voordelen arbeidsrechte-lijk niet steeds mogearbeidsrechte-lijk. Wanneer het meer bepaald gaat om voordelen die uitdrukkelijk in de arbeidsovereenkomst zijn opgenomen, i s terugvordering onmogelijk.

Tussen werkgever en werknemer hebben de bepalingen van de arbeidsovereenkomst immers kracht van wet. Dit betekent dat de voordelen die in het contract worden opge-somd, ook effectief aan het contractuele perso-neelslid moeten worden gegarandeerd, z e l f s indien zij niet in de personeelsreglementering zijn opgenomen.

De personeelsreglementering – die eenzijdig door de werkgever wordt opgemaakt – heeft trouwens ten aanzien van het contractuele per-soneelslid geen rechtstreekse binding. Zij geldt voor het contractuele personeelslid enkel in die mate dat zij in de individuele arbeidsovereen-komst van toepassing werd verklaard.

Het feit dat het Rekenhof voor de bovenver-melde gevallen onder b) geen terugvordering meer vraagt, bevestigt mijn standpunt dat bij schriftelijke arbeidsovereenkomst toegekende voordelen niet kunnen worden teruggevorderd, zelfs niet wanneer zij in strijd zijn met de vige-rende reglementering.

Zoals het Rekenhof terecht opmerkt, kan in deze gevallen alleen worden overgegaan tot de wijziging van de schriftelijke arbeidsovereen-komst naar de toearbeidsovereen-komst toe.

Ofschoon ik principieel bereid ben waar nodig een contractwijziging door te voeren, heb ik er het Rekenhof op gewezen dat zulke wijziging alleen maar toegelaten is wanneer het betrokken personeelslid hiermee akkoord gaat. De bezoldi-ging moet immers worden aangezien als een essentiële arbeidsvoorwaarde. A r b e i d s r e c h t e l i j k

is het de werkgever niet toegelaten om eenzijdig wijzigingen aan te brengen aan essentiële arbeidsvoorwaarden.

2. Het Rekenhof stelt dat voordelen die niet con-tractueel zijn bepaald, maar in strijd met (of zon-der basis in) de personeelsreglementering wer-den uitbetaald, dienen te worwer-den teruggevor-derd. Volgens het Rekenhof vormt in dit geval de personeelsreglementering zelf het tegenbewijs van de impliciete wilsovereenstemming tot toe-kenning van het betrokken voordeel. Bij gebrek aan impliciete wilsovertuiging in hoofde van de werkgever, zou dit voorstel dan ook zonder meer kunnen worden teruggevorderd.

Wat deze terugvordering betreft, ben ik evenwel een andere mening toegedaan dan het Rekenhof. In mijn optiek is immers ten gevolge van de vaak l a n g d u r i g e, onvoorwaardelijke en permanente uitbetaling van bepaalde voordelen – ook wan-neer deze tegen de reglementering in gebeurde – een gebruik en daardoor een contractueel recht op deze voordelen ontstaan in hoofde van de personeelsleden die ze hebben ontvangen. De werkgever kan de terugbetaling van deze voordelen niet meer eisen, temeer daar ook in het kader van de arbeidsovereenkomsten het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel (cfr. artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek) moet worden gerespecteerd. Dit vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel houdt in dat het con-tractueel personeelslid moet kunnen vertrouwen op een vaste gedrags- of beleidsregel van zijn w e r k g e v e r, en dat de door de werkgever opge-wekte gerechtvaardigde verwachtingen van het contractuele personeelslid in de regel moeten worden gehonoreerd. (naar analogie van Cass. 27 maart 1992, R.W., 1991-1992, 1466.)

Het belang van het vertrouwens- en rechtszeker-heidsbeginsel wordt overigens geïllustreerd door een uitspraak van het Arbeidshof in Brussel van 26 april 1996 (R.W. , 1 9 9 6 - 1 9 9 7 , 749) waarin op grond van dit principe aan de Vlaamse Gemeen-schap de terugvordering werd geweigerd van loon dat bovenop de geldende barema's aan een personeelslid van een vrije hogeschool was uit-betaald.

3. en 4. Volledigheidshalve wens ik hierbij op te merken dat uit het feit dat ik ten aanzien van het Rekenhof bepaalde bedenkingen heb geformu-leerd met betrekking tot de terugvordering van bepaalde geldelijke voordelen, niet mag worden

(3)

afgeleid dat ik niet bereid zou zijn waar nodig en wettelijk toegelaten tot terugvordering over te gaan.

Wat het totale bedrag betreft van de terugvorde-ringen die door het Rekenhof worden gevraagd, deel ik de Vlaamse volksvertegenwoordiger hier-bij ten slotte mee dat het Rekenhof niet altijd de volledige lijst opgeeft van personeelsleden van wie de bezoldiging niet in overeenstemming is met de reglementering, maar vaak alleen verwijst naar het personeelsdossier van welbepaalde per-s o n e e l per-s l e d e n , alper-s voorbeeld voor een vaper-stgeper-stel- vastgestel-de irregulariteit.

Als gevolg hiervan kan geen exact cijfer voor de totaliteit van de door het Rekenhof gevraagde terugvorderingen worden meegedeeld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

H i e r b i j wordt op alle kaarten in de drie landstalen vermeld dat het om een sociale identiteitskaart gaat." Het gaat daarbij om de toevoeging van een vierde lid van artikel

Daarbij moet immers rekening worden gehou- den met de implicaties voor de situatie van de gedetacheerden van de Vlaamse Gemeenschap naar ministeriële kabinetten van

De afdeling Wegen Vlaams-Brabant van de administratie Wegen en Verkeer wordt door de rijkswacht regelmatig in het bezit gesteld van een ongevallenstatistiekenlijst van

Wat nu de laatste twee jaar betreft, werden er in het arrondissement Halle-Vilvoorde 52 onregel- matigheden vastgesteld ; zij hadden betrekking op 14 verschillende rusthuizen.. De

Op de interministeriële conferentie Binnenlandse Zaken-gewesten van 18 februari 1993 stelde de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken voor o m , na de stemming van de

De personeelsleden binnen deze categorie die geslaagd zijn voor een vergelijkend aanwer- vingsexamen in de graad die overeenstemt met die welke ze bekleedden op het

Dit voorbeeld toont voldoende aan dat er bij de opvolging van het openbaar onderzoek inzake het ontwerp van Ruimtelijk Structuurplan V l a a n d e r e n rekening moet worden

De initiatiefnemer van het jongerenblad vindt het een verrijking voor beide taalgemeenschappen dat specifieke artikels die de ene groep aanbelangen enkel in hun taal verschijnen..