Vraag nr. 104 van 21 maart 1996
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH Personeelsbeleid UFSIA – Kritiek Rekenhof
Het blijkt dat de Ufsia (Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen) de personeelsformatie heeft over-schreden, met zijn academisch personeel precaire rechtsverhoudingen heeft en bezoldigingen verkeerd heeft berekend ; voorts blijkt dat de Ufsia personeel heeft aangesteld zonder dat aan de diplomavereisten was voldaan, en onterechte verrekeningen van vroege-re deeltijdse pvroege-restaties heeft uitgevoerd.
Welke maatregelen heeft de minister ter zake getrof-fen ?
Antwoord
Het Vlaams parlementslid formuleert zijn vraag op basis van de samenvattende paragraaf die de opmerkin-gen ter zake voorafgaat in het zevende boek van het Rekenhof (1995).
In mijn antwoord wil ik eveneens het Rekenhof citeren dat in zijn inleiding zegt : "Het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeen-schap heeft de regelgeving voor het academisch perso-neel grondig gewijzigd. Het Rekenhof heeft zijn contro-le dan ook in hoofdzaak gericht op de wijze waarop de universiteit de nieuwe regels heeft geïnterpreteerd en toegepast. Het heeft er rekening mee gehouden dat elke innovatie een aanpassingsperiode vergt."
Het Rekenhof controleert momenteel bij alle Vlaamse universiteiten de toepassing van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten en maakt achteraf in een verslag zijn bevindingen aan mij bekend. De opmerkingen voor de Ufsia zijn gemaakt in het raam van deze controleronde en kunnen worden opgesplitst in individuele opmerkingen (over de toepassing en interpretatie door de universiteit), en structurele opmerkingen (over de regelgeving zelf).
Indachtig de bemerking van het Hof dat elke innovatie een aanpassingsperiode vergt, vraag ik aan de betrok-ken universiteit welke maatregelen zij getroffen heeft om aan de individuele opmerkingen van het Hof tege-moet te komen. In het geval van de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius heeft de universiteit mij haar maatregelen en standpunten meegedeeld. De opmer-kingen van het Hof maken op dit ogenblik nog het voorwerp uit van besprekingen tussen administratief verantwoordelijken van de instelling en het Hof. Ik zal mijn standpunt bepalen na afronding van de lopende onderhandelingen.
De regelgevende bepalingen die door het Hof worden gesignaleerd als "voor verbetering vatbaar" en die soms de directe aanleiding zijn van de reeds genoemde interpretatie- en toepassingsverschillen, laat ik onder-zoeken door mijn administratie. Indien nodig zal ik decretale of reglementaire maatregelen nemen om aan deze opmerkingen tegemoet te komen, zodra het Re-kenhof zijn controle bij alle universiteiten heeft afge-rond.