• No results found

Zelfs de hemel huilde - Een kwalitatief inhoudsonderzoek naar de verslaggeving omtrent de ramp met vlucht MH17 van Malaysia Airlines.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zelfs de hemel huilde - Een kwalitatief inhoudsonderzoek naar de verslaggeving omtrent de ramp met vlucht MH17 van Malaysia Airlines."

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Anne Vegterlo 28 mei 2015 Universiteit van Amsterdam MA Journalistiek en Media

[

ZELFS DE HEMEL HUILDE

]

Een kwalitatief inhoudsonderzoek naar de verslaggeving omtrent de ramp met vlucht MH17 van Malaysia Airlines.

(2)

Master Journalistiek en media

Universiteit van Amsterdam

scriptiebegeleider: Dhr. Dr. P.L.M. (Peter) Vasterman

2e lezer: Dhr. Drs. S.V. (Bas) Broekhuizen

Anne Vegterlo

Voorwoord

(3)

“Schrijf nou eerst je scriptie en begin dan pas met werken”, Bas Broekhuizen kon het tijdens ons studiejaar niet genoeg benadrukken. Anders zouden we het onszelf alleen maar moeilijk maken. En toch, eigenwijs als we zijn, volgden velen van ons dat advies niet op.

Ik in ieder geval niet.

Maar ja, net als in vele andere sectoren liggen de journalistieke banen niet voor het oprapen -ook dat werd tijdens onze studie genoeg benadrukt- dus op het moment dat je een baan kùnt krijgen is die scriptie ineens niet zo belangrijk. Ik schrijf mijn scriptie wel in het weekend, zeiden we. Of: ik ga wel een dag minder werken.

Bas, laat me deze plek gebruiken om je te vertellen wat jij zelf allang weet (en wij stiekem ook): je had gelijk.

Maar het is gelukt.

Ik wil Peter Vasterman graag bedanken voor zijn begeleiding, hulp en het meedenken toen mijn originele plan spaak liep. Ook dank aan mijn lieve ouders. Voor hun rust als ik gestrest was en hun huis als fijne werkplek.

(4)

Inhoud

Voorwoord...2 1. Inleiding...5 2. Theoretisch kader...7 2.1 Rampenverslaggeving...7 2.2 Affective journalism...8 2.3 Mediaconstructie...10 2.4 Trends in berichtgeving...10 2.4.1 Ontwikkelingen...11 2.5 Leidraad...11 2.6 Ethiek...12 2.7 Sociale tragedie...14 2.8 Frames...16 2.9 Koppeling casus...16 3. Methode...18 3.1 Kwalitatief inhoudsonderzoek...18

3.2 Het onderzochte materiaal...19

3.2.1 Selectie van artikelen...19

3.3. Operationalisering...20

3.3.1 Thema’s en codering...21

3.4 Analysemethoden...22

4. Overzicht van de gebeurtenissen...24

4.1 De eerste uren...24 4.2 De eerste dagen...24 4.3 Nationale rouw...25 5. Analyse en resultaten...27 5.1 De Telegraaf...27 5.1.1 Schuldvraag...27

5.1.2 Polarisering van goed en kwaad: “Wat zijn we toch een goed land”...28

5.1.3 Rol en houding politici...30

5.1.4 Personificatie...32

(5)

5.1.6 Benadrukken van impact en omvang...36

5.1.7 Benadrukken van onrechtvaardigheid...38

5.1.8 Woede: “Alle gesol zijn we beu. Geef onze mensen terug”...40

5.1.9 Oproepen tot morele actie...41

5.1.10 Betekenisgeving en betrokkenheid...41

5.2 NRC Handelsblad...43

5.2.1 Schuldvraag...44

5.2.2 Polarisatie van goed en kwaad...44

5.2.3 Rol en houding politici – Meer staatsman dan voorheen...46

5.2.4 Personificatie...47

5.2.5 Gedeelde identiteit – Heel het land staat in Eindhoven...48

5.2.6 Benadrukken van impact en omvang...48

5.2.7 Benadrukken van onrechtvaardigheid...49

5.2.8 Woede – We willen onze mensen terug...50

5.2.9 Oproepen tot morele actie...51

5.2.10 Betekenisgeving en betrokkenheid...52

6. Conclusie en discussie...55

(6)

1. Inleiding

Man is troubled not by events, but by the meaning he gives to them. -Epictetus

In de zomer van 2014 stond de wereld in brand. Zo meldden veel media ten minste. Oorlog in het Midden-Oosten, oorlog in Oekraïne, oprukkend geweld van Islamitische Staat (IS), aanslagen, ebola. Maar de grootste brandhaard voor Nederland lag in Oekraïne. Daar, tussen de zonnebloemen, verspreid over een veld van zo’n dertig vierkante kilometer, lagen de overblijfselen van vlucht MH17. Op 17 juli 2014 vond een van de grootste vliegrampen in de Nederlandse geschiedenis plaats. Vlucht MH17, een Boeing 777-300 van vliegtuigmaatschappij Malaysia Airlines, stort neer boven Oekraïne, vlakbij de grens met Rusland. Aan boord waren 15 bemanningsleden en 283 passagiers, waaronder 196 Nederlanders. Niemand overleefde de crash.

Al snel bleek dat het vliegtuig niet was neergestort, maar werd neergeschoten.

Media bleven wekenlang over de ramp berichten. ‘Nederland is geschokt’, schreven ze. En: ‘een land in rouw’. Veel Nederlanders voelen zich op enige manier verbonden met het ongeluk. Wie persoonlijk niet een van de slachtoffers kende, wist wel iemand die een slachtoffer kende, zo leek het.

Ook nu, bijna een jaar later, komt er nog geregeld informatie naar buiten over de ramp en het strafrechtelijk onderzoek dat nog loopt.

In die zomer liep ik stage bij de binnenlandredactie van NRC Handelsblad. Het was bijzonder en indrukwekkend te zien wat voor machinerie een krant op zulke momenten is. De redactie zoemt. Iedereen stort zich op datgene wat eigenlijk de kerntaak van zo’n krant is: informatie zoeken en verslag doen van een van de heftigste gebeurtenissen in jaren. Het was - in clichétermen - een geoliede machine.

Dat leek het althans. Want over de inhoud van die krant was de redactie nogal verdeeld. Waar andere media verhalen brachten over de slachtoffers en nabestaanden en daarbij hun namen noemden, bleef NRC Handelsblad daar terughoudend in.

Goed, vonden veel redacteuren. Het zijn immers de waarden van de krant. Vooral de hoofdredactie had hier een leidende rol in: Geen van de slachtoffers had ervoor gekozen postuum beroemd te worden, vonden zij.

Andere redacteuren vonden dat de krant te krampachtig vasthield aan haar waarden. Deze ramp was anders, vonden ze, en behoefte dus ook een andere aanpak. De poging prudent en feitelijk te zijn, leidde voor die redacteuren tot een kille, harde en afstandelijke krant.

Pas na drie weken, relatief lang nadat de passagierslijst van Malaysia Airlines was vrijgegeven, verscheen bij NRC Handelsblad een fotobijlage van fotografe des vaderlands Ilvy Njiokiktjien. De

(7)

bijlage toonde de lege plekken die de slachtoffers hadden achtergelaten. Hun namen stonden vermeld bij de foto’s. Njiokiktjien vertelde mij later dat de nabestaanden erg blij waren met deze foto’s, omdat andere kranten zoals het Algemeen Dagblad foto’s van slachtoffers van hun Facebookprofiel haalden.

Naast het AD koos ook De Telegraaf voor een minder prudente aanpak. De krant maakte het weekend na de aanslag portretten van de slachtoffers en sprak met nabestaanden. Daarnaast kozen zij expliciet een standpunt: “Moordenaars” stond er op een voorpagina.

In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar de berichtgeving omtrent deze ramp in twee Nederlandse kranten. Wat schreven zij? En hoe brachten ze dat? Aan de hand van een discoursanalyse wordt gekeken naar de inhoud van de artikelen en daarmee naar een meer dieperliggende betekenis voor de journalistiek die de artikelen impliceren.

Centraal in het onderzoek staat de manier van berichtgeving over de slachtoffers. Zijn de kranten afstandelijk of juist niet? En wat zegt dat over de Nederlandse journalistieke normen?

De hoofdvraag die in dit onderzoek centraal staat, is tweeledig en luidt als volgt:

“Is de ramp met vlucht MH17 een social tragedy geworden, welke rol hebben De Telegraaf en NRC Handelsblad daarin gespeeld en welke patronen zijn zichtbaar met betrekking tot privacy, informatie over de slachtoffers en redactionele betrokkenheid?”

In het eerste hoofdstuk van dit onderzoek wordt kort de relevante literatuur uiteen gezet. Daarna volgt een beschrijving van de methode en een overzicht van de gebeurtenissen rondom de ramp. In hoofdstuk 5 worden de artikelen geanalyseerd, gevolgd door conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 6.

(8)

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk volgt een uiteenzetting van de verschillende literatuur die in het verleden over dit onderwerp is geschreven. De aangehaalde literatuur zal niet specifiek gaan over de ramp met vlucht MH17, simpelweg omdat dit nog maar kort geleden is. Veel aspecten van de ramp en de

verslaggeving van daarvan, hebben wel raakvlakken met bestaande theorieën en onderzoek. In de volgende paragrafen zal onder andere worden ingegaan op ethische aspecten, frames,

slachtofferschap, journalistieke verschuivingen in berichtgeving, en empathie en afstandelijkheid van de media.

2.1 Rampenverslaggeving

Bestaand onderzoek naar rampenverslaggeving richt zicht vooral op nieuwswaarden en

selectiecriteria. Ook ligt de focus in de literatuur veel op manieren van verslaggeving. Zo beschreef Vasterman (2008) nauwkeurig welk patroon van verslaggeving zich er na een ramp afspeelt. Een belangrijke vraag die Vasterman (2008) daarbij in zijn artikel stelt: Wat zijn de gevolgen van de berichtgeving voor de getroffenen en de manier waarop de samenleving met de ramp omgaat? De verslaggeving van een ramp voltrekt zich in verschillende fasen. Zoals beschreven in een artikel van Vasterman (2008) is de aard van berichtgeving in die verschillende fasen na de ramp anders. In de eerste fase richt de journalistiek zich vooral op het harde nieuws, de informatie. Vasterman noemt het commandopostjournalistiek. Het probleem hierbij is dat de informatie in deze eerste momenten na de ramp niet altijd betrouwbaar is. Bij die eerste stroom van berichtgeving krijgen journalisten vaak al te maken met ethische dilemma’s. Daar zal later in dit hoofdstuk verder op ingegaan worden. Niet lang na de eerste feitelijke berichtgeving richten de media zich meer op kritische vragen naar bijvoorbeeld de oorzaken van een ramp.

Waar vroeger de berichtgeving na een paar dagen stilviel, omdat alles al gezegd was en er geen nieuwe informatie kwam, blijft een ramp nu wekenlang groot nieuws (Vasterman, 2008). Dat komt omdat het publiek nog steeds behoefte heeft aan informatie en omdat de verschillende nieuwsmedia - waarvan het aantal sterk is toegenomen - strijden om de aandacht van het publiek. Het onderwerp is nieuwswaardig en dus aantrekkelijk om op door te gaan. Doordat op verschillende kanalen aandacht wordt besteed aan het nieuws, en door de komst van internet dit vaak 24 uur per dag gebeurd, krijgt heftig nieuws als een ramp al snel het karakter van een groot nieuwsspektakel (Vasterman, 2008).

In die tweede fase, wat Vasterman (2008) de secundaire nieuwsgolf noemt, besteden media veel aandacht aan de slachtoffers en nabestaanden van een ramp. Dit zijn de human interest verhalen waarbij betrokkenen vertellen wat ze hebben meegemaakt en wat voor impact de ramp op hen heeft gehad.

Naast de meer persoonlijke kant van de ramp, richten media zich in de tweede fase ook vaak op journalistiek onderzoek naar de schuldvraag of de oorzaak van de ramp. De berichten gaan dan bijvoorbeeld over de rol van de politiek, toezichthouders, hulpverleners of het optreden van rampenteams. Volgens Vasterman (2008) zal “alles wat ook maar op de een of andere manier

(9)

gekoppeld kan worden aan de ramp, in dit stadium het nieuws halen”. Nieuws over oorzaken of onthullingen kunnen in dit stadium ook leiden tot een mediahype. Vasterman (2008) zegt daarover: “Feiten veranderen zo in aantijgingen die dagenlang in de media rondzingen en vervolgens de opmaat vormen voor een politiek schandaal rond de in opspraak geraakte hoofdrolspelers”. In hoeverre dit bij de ramp met de MH17 aan de hand was zal later in dit onderzoek blijken.

Geleidelijk neemt de aandacht van de media af. Dat is fase drie, de nasleep (Vasterman, 2008). Als er nieuwe ontwikkelingen zijn die op enige manier betrekking hebben op de gebeurtenis, neemt de belangstelling weer toe. In sommige gevallen kan het leiden tot een proces van amplificatie: risico’s die door de ramp zichtbaar zijn geworden, worden dan uitvergroot.

2.2 Affective journalism

Tegelijk met het proces van berichtgeving, loopt nog een ander belangrijk proces, namelijk dat van betekenisgeving. Hierbij moet gedacht worden aan het effect wat het nieuws heeft op het publiek of de politiek, welke actie of ideeën daar vervolgens uit voortvloeien, maar ook: hoe het publiek zich zou moeten voelen, of zou moeten reageren. Hier speelt ook de journalistiek een rol in.

Volgens Graber (2002) is ook dit proces aan te duiden in stadia. In het eerste stadium hebben de media een soort kalmerend effect op het publiek en sturen ze de publieke reactie. In het tweede stadium wendt het publiek zich naar de media om de gebeurtenissen te kunnen interpreteren. Het is in dat stadium de taak van de journalist om de gebeurtenissen te duiden en in perspectief te

plaatsten (Graber, 2002).

In het laatste stadium richten de media zich meer op de nasleep die de gebeurtenissen gaan hebben. Ze vertellen het publiek hoe om te gaan met hun gevoelens en proberen hierbij het publiek wederom te kalmeren. Ook proberen ze de publieke of landelijke moraal hoog te houden (Graber, 2002). Een interessante toevoeging hieraan is de scriptie van Kaya Bouma (2014). Uit haar onderzoek en andere literatuur weten we dat journalisten nationalistischer schrijven als hun eigen land bij een conflict betrokken is. Bouma concludeert dat Israëlische journalisten bijvoorbeeld minder kritisch zijn op het leger of de politiek op het moment dat het land in oorlog is. Ze doen dit om de moraal hoog te houden en de gevoelens van hun landgenoten te sparen.

Coleman en Wu (2010) voegen daar nog aan toe dat de emotionele staat van journalisten in het tweede stadium het heftigst is. Hun emotie kent een soort curve. In het eerste stadium, als er vooral informatie moet worden gezocht en gegeven, kunnen zij hun emotie goed onderdrukken. Wellicht hebben ze er geen last van omdat ze zich op hun taken moeten richten. In het tweede stadium hoeven journalisten niet zozeer meer onmiddellijk te reageren op de gebeurtenissen maar is er tijd om na te denken. Met deze tijd komt vaak ook het besef van de situatie en de gevoelens die daarmee gepaard gaan. Coleman en Wu (2010) schrijven daarover:

“This time to think is also a time to feel. The task of cognitively processing what has happened and making sense of it occurs as the same time as their emotional processing begins; the two types of processing together are simply overwhelming.”

Volgens Coleman en Wu (2010) heeft de non-verbale communicatie van televisiejournalisten daarbij ook invloed op het publiek. Hoewel journalistiek geacht wordt objectief te zijn – de vraag of

(10)

objectiviteit überhaupt bestaat reikt voor nu even te ver - blijkt dat bij sommige heftige

gebeurtenissen vaak onmogelijk. In de eerste uren na de aanslagen op de Twin Towers brachten journalisten nieuwe informatie altijd op een positieve of negatieve manier, nooit neutraal (Coleman en Wu, 2010). Omdat in dit onderzoek de focus bij papieren media ligt, wordt hier verder niet op ingegaan.

Wat samenhangt met onderzoek naar de emotionele staat van journalisten, is het onderzoek naar affective journalism. Volgens Green en Maras (2002) wordt de emotionele impact van een verhaal op het publiek steeds belangrijker. Het wordt een kernwaarde waar een goed verhaal aan moet voldoen. Naast de klassieke ideologische waarden die bij journalistiek horen, zoals waarheid, accuraatheid en onafhankelijkheid, komt er binnen die ethische kaders ruimte voor meer affectieve aspecten, zoals impact.

Nog belangrijker is dat de journalist door dit affective journalism niet meer de objectieve verslaggever is, maar erkent dat hij deel uitmaakt van de samenleving, en dus geraakt wordt door sommige gebeurtenissen, zoals een ramp. De rol van de journalist als objectieve, afstandelijke verslaggever verandert dan. Journalisten nemen daarbij ook meer de rol van analist op zich, waarbij ze soms bijna op moralistische wijze aangeven hoe de gebeurtenissen geïnterpreteerd moeten worden (Hume, zoals aangehaald in Green en Maras, 2002). Het gaat niet langer om alleen het vertellen van een verhaal, maar ook om het vertellen hoe het publiek zich bij dat verhaal moet voelen (Green en Maras, 2002).

Uit onderzoek van Kratzer en Kratzer (2003) bleek bijvoorbeeld dat redacties van kranten bewust heftige foto’s van de aanslagen op de Twin Towers plaatsten omdat lezers zich alleen op die manier bewust zouden worden van de ernst van de gebeurtenis.

Dit viel ook op bij onderzoek van Aufderheide (2002). Zij bekeek de berichtgeving in de nasleep van 9/11 en dan vooral de relatie tussen publieke emotie en journalistiek. Volgens haar kregen de verhalen zo’n drie dagen na de ramp een bijna therapeutische rol. De human-interest verhalen hadden een soort empathische invalshoek over hoe nu verder te gaan na zo’n ramp.

Journalisten hadden niet langer de rol van sceptische vragenstellers maar belandden in een soort staat van sentimenteel patriottisme, waarbij ze het publiek emotioneel gerust wilden stellen. Aufderheide schrijft hierover:

“In the US in this crisis, network newsmakers assumed a therapeutic role as grief counselor for the nation's inner child, nurturing insecure viewers who had been stripped of their adult self assurance by the shock of the attacks.”

Het gevaar is dat de media doorslaan in dit emotionele frame en niet langer kritisch kijken naar de gebeurtenissen, waardoor de waarheid of de feiten niet langer centraal staan en er minder toe doen, schrijft Aufderheide (2002). Vooral bij heftige gebeurtenissen zoals de aanslagen op de Twin Towers is er al snel sprake van ‘de goeden’ versus ‘de kwaden’. De nuance verdwijnt en media berichtten bij affective journalism meer in absoluten (Aufderheide, 2002).

(11)

2.3 Mediaconstructie

Bij betekenisgeving aan een ramp speelt de journalistiek dus een rol. Volgens Wijfjes (2002) is het daarbij belangrijk te kijken aan welke aspecten van de ramp de journalistiek aandacht besteedt. Dat bepaalt (deels) de manier hoe wij naar een ramp kijken. Wijfjes stelt dat er door de jaren heen anders op verschillende rampen gereageerd werd. Zo kregen de Bijlmerramp en de brand in café ‘t Hemeltje in Volendam zeer veel aandacht in de media.

De reactie uit de samenleving verschilt, omdat niet in elke samenleving dezelfde gebeurtenissen als ‘rampzalig’ worden gezien. In de verslaglegging van rampen uit het verleden, legden de media ook steeds de nadruk op andere aspecten of invalshoeken (Wijfjes, 2002). Zo stond bij de vuurwerkramp in Enschede het menselijk leed en de schuldvraag centraal, terwijl dergelijke kritische vragen in veel mindere mate gesteld werden bij de watersnoodramp in 1953. Daarin werd juist op een positieve manier de nadruk gelegd op de rol van de hulpverleners.

Een ramp kan daarom gezien worden als een mediaconstructie, stelt Wijfjes (2002). Hoe meer media-aandacht, hoe groter de ramp. Of zoals Franks (2008) zegt: rampen bestaan alleen als ze verslagen worden door de media.

2.4 Trends in berichtgeving

Door veranderingen in het medialandschap van de afgelopen decennia, worden volgens Wijfjes (2002) rampen sneller geconstrueerd. Zo is bijvoorbeeld het aantal verschillende media erg gegroeid en daarmee de concurrentie veel sterker geworden. Daarbij is berichtgeving veel visueler geworden. Van een ramp zijn vaak veel beelden, en die worden door internet ook nog eens heel snel verspreid. Verder is het perspectief veel meer verschoven naar de private emotie (Wijfjes, 2002). Het

perspectief van de ‘gewone mens’ is steeds meer centraal komen te staan en heeft het monopolie van de experts en gezagsdragers enigszins doorbroken (Vasterman, 2008, Wijfjes, 2004). Die human interest verhalen zijn tekenend voor een journalistieke verschuiving die sinds de jaren negentig plaatsvindt. Dit is onder meer te verklaren door de komst van commerciële televisie.

De impact van de menselijke verhalen op het publiek is meestal groot. Dit heeft zowel een positieve als een negatieve uitwerking. Enerzijds raakt het publiek meer betrokken bij het de gebeurtenissen en voelen de slachtoffers, nabestaanden of hulpverleners een zekere erkenning. Anderzijds kunnen de beelden en het persoonlijk drama juist stress veroorzaken of eerdere trauma’s oprakelen. (Vasterman, 2008)

Dat de media impact hebben op het gevoel van het publiek bij een ramp blijkt ook wel uit onderzoek naar verslaggeving rond de tsunami in 2014: een van de redenen waarom er ontzettend veel

gedoneerd werd aan de slachtoffers van de tsunami, was omdat Westerse toeristen beelden maakten van de ramp. Door internet werden de beelden sneller verspreid en opgepikt door de media. De toeristen konden daarbij een persoonlijke, menselijke tint aan het verhaal geven, wat nog meer impact had op het publiek (Moeller, 2006).

Tegelijkertijd benadrukken media de sterke verantwoordelijkheid van het gezag, zoals de politiek of het openbaar bestuur (Wijfjes, 2002). Op deze manier hebben zij een dominante rol in het

(12)

laatste trend die in deze context genoemd moet worden, is de mediatisering van rampen, waarbij de media steeds meer invloed uitoefenen op het publiek en de politiek (Wijfjes, 2002). Al deze aspecten zorgen er voor dat de media ook een rol spelen in de betekenisgeving van rampen.

Als kanttekening kunnen hier ook kort de bevindingen van Joye (2010) genoemd worden. Hij spreekt in zijn onderzoek over mediadeconstructie, omdat de mediaconstructie van rampen volgens hem op een zeer selectieve en arbitraire manier gebeurt. Hij doelt hier vooral op de keuze welke (met name buitenlandse) rampen te verslaan.

2.4.1 Ontwikkelingen

De hierboven beschreven trends passen binnen een bredere context van ontwikkelingen. Een voorbeeld hiervan is de perspectiefwisseling die plaatsvindt wat betreft private emotie. Een bredere ontwikkeling die in internationale literatuur wordt beschreven als “de vervaging van de grens tussen privé en publiek”. Frank Furedi (2003) beschrijft de ontwikkeling als een verschuiving naar de therapy culture. Een van de kenmerken van deze cultuur is dat het privéleven van iemand interessant is of wordt voor het grote publiek.

Volgens Beunders (2002) vond die verschuiving in Nederland plaats in de jaren zestig. Hij spreekt over een emotiecultuur. Nederland was in de twintigste eeuw langer burgerlijk en beheerst dan andere landen, maar dat veranderde in de jaren zestig van die eeuw. De emotiecultuur deed haar intrede en voltrok zich veel sneller dan in andere landen.

Waar Beunders spreekt van een emotiecultuur, spreekt Withuis (2002) van een trauma- en

klaagcultuur in de huidige samenleving. Volgens haar heeft Nederland zich vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw (na de oorlog), van een zwijgcultuur ontwikkeld naar een praatcultuur. Een cultuur waarin het begrip ‘trauma’ verwaterd is en breder gedefinieerd wordt. Het is gebruikelijker met een psycholoog of therapeut te praten over gevoel. Een trauma lijkt inmiddels iets wat kan ontstaan na elke heftige gebeurtenis of ramp. Volgens Alexander (2004) speelt daarin niet zozeer de gebeurtenis zelf een rol maar hoe daar op gereflecteerd wordt. Het trauma wordt achteraf gereconstrueerd in de betekenisgeving van de gebeurtenis.

2.5 Leidraad

In 2010 werden veel van de verschuivingen die al langere tijd plaatsvonden in het medialandschap goed zichtbaar. Op 12 mei van dat jaar stortte een vliegtuig van Afriqiyah Airways vlak voor landing neer op het vliegveld van de stad Tripoli. Het was een belangrijke ramp in de Nederlandse

geschiedenis. 107 inzittenden kwamen om het leven, onder wie 70 Nederlanders. Er was één overlevende: het toen 9-jarige Nederlandse jongetje Ruben. Zijn ouders en broertje waren omgekomen.

Al snel circuleerden beelden van de gewonde Ruben in het ziekenhuis. Sommige media vermeldden ook zijn achternaam. Dagblad De Telegraaf publiceerde via internet verkregen beelden van

omgekomen Nederlanders. Op de voorpagina van De Telegraaf verscheen op 14 mei een artikel waarin een telefoongesprek met Ruben werd aangehaald. Een verslaggeefster had hem via de mobiele telefoon van een behandelend arts gesproken. Ruben wist toen nog niet dat zijn familie was verongelukt en de verslaggeefster had hem dit niet verteld.

(13)

De publicaties leidden tot veel ophef en klachten bij de Raad van Journalistiek: want waar ligt de grens tussen maatschappelijke relevantie en het waarborgen van privacy van individuen (Raad van de Journalistiek, 2010)?

Het debat en de uitspraak van de Raad leidden uiteindelijk tot een aanpassing van de Leidraad. Zo werd een punt met betrekking tot het opnemen van telefoongesprekken herzien: in de nieuwe versie staat dat journalisten wel telefoongesprekken mogen opnemen, maar (een deel van) het gesprek alleen openbaar mogen maken na toestemming van de geïnterviewde.

Ook werd een geheel nieuw punt toegevoegd: Punt 2.4.9.

“Bij het benaderen van slachtoffers van ongevallen en rampen en hun nabestaanden behoort de journalist rekening te houden met het recht van betrokkenen om met rust te worden gelaten. De journalist dient terughoudend te zijn indien de weerloosheid of geestelijke toestand van betrokkenen daartoe aanleiding geeft. Bij publicaties over ongevallen en rampen vermijdt hij zoveel mogelijk dat slachtoffers en nabestaanden daardoor nadeel zullen ondervinden, dat hen extra leed wordt aangedaan of dat het verwerkingsproces wordt bemoeilijkt. Met het oog daarop dient de journalist informatie over slachtoffers en nabestaanden die niet noodzakelijk is om de aard en ernst van ongeval of ramp weer te geven, achterwege te laten” (Raad voor de Journalistiek, 2010).

In een toelichting schrijft de Raad verder dat de foto’s van slachtoffers die op netwerksites als Hyves circuleerden, niet gepubliceerd hadden mogen worden. De foto van Ruben wel. “Deze beelden waren via internet al wereldwijd verspreid”, oordeelde de Raad (2010). Zijn volledige naam had echter niet vermeld mogen worden. Ook het gesprek met Ruben is een schending van de privacy. Dergelijke slachtoffers hebben het recht met rust gelaten te worden.

In het verlengde van bovenstaande beschreven ontwikkelingen moet even kort gewezen worden op wat Hanusch (2014) tabloidization noemt. Het is een term die zich niet goed laat vertalen in het Nederlands. Het betekent dat kwaliteitskranten steeds meer karakteristieken van populaire kranten als tabloids overnemen. Volgens Hanusch (2014) gebeurt dit binnen zowel de Europese als

Amerikaanse journalistiek.

In een recent artikel deed Hanusch (2014) bijvoorbeeld onderzoek naar de afbeeldingen van de ramp in Haïti in 2010, zoals die verschenen in verschillende internationale media. Hieruit bleek dat er geen significant verschil was tussen de tabloids en de kwaliteitsmedia.

Door de tabloidization focussen de kwaliteitsmedia zich meer op emotie en menselijk leed. De grens tussen tabloid en kwaliteitsmedia en de verschillen tussen deze twee genres wordt steeds vager (Weibull en Nilsson, 2010). Sparks (2000) gaat daarin nog verder: waar media eerst hoge

kwaliteitseisen hadden, worden deze nu overschaduwd door sensatie en trivialiteiten, meent hij. Volgens Taylor (1998) is de manier van afbeelden van dodelijke slachtoffers echter een kwestie van tijdsgeest en smaak. Dit kan per medium en per land verschillen.

2.6 Ethiek

De verschuiving van publiek naar privé heeft ook implicaties voor de normen en waarden binnen de journalistiek. Hoewel de situatie met Ruben wellicht een extreme was, zijn er aanwijzingen dat de houding van journalisten tegenover slachtoffers sowieso verandert.

(14)

Zo bracht Slachtofferhulp Nederland in 2009 een rapport uit, waarin zij het gedrag van de media jegens slachtoffers aan de kaak wilden stellen. Volgens slachtofferhulp kunnen slachtoffers nauwelijks meer op prudentie van de media rekenen (Slachtofferhulp Nederland, 2009).

Sterker nog: media gaan volgens het rapport over het algemeen terughoudender om met

verdachten/daders dan met slachtoffers. Dat wringt, schrijft Slachtofferhulp Nederland (2009), want verdachten zijn vaak willens en wetens betrokken, terwijl slachtoffers meestal onverwacht in hun situatie verzeild raken.

Maar, staat in het rapport, er is ook een soort drang naar zelfonthulling ontstaan, waarvoor de media een platform bieden. Mensen grijpen de kans even in de spotlights te staan graag aan

(Slachtofferhulp Nederland, 2009). Daarbij treden sommigen ook zelf actief naar buiten over hun persoonlijke leven. Denk aan de moeder van Ruben en Julian, de twee jongetjes die in mei 2013 verdwenen en later dood werden gevonden bij Wijk bij Duurstede. Zij plaatste zelf het bericht van hun vermissing op Facebook en zocht hier actief aandacht voor. Ook gaf ze op het platform veel van haar persoonlijke gevoelens vrij.

Of ze nou zelf de media opzoeken of niet, het feit dat het perspectief van ‘de gewone mens’ centraler staat, betekent iets voor het ethische kader waarbinnen journalisten opereren. In het geval van een ramp geldt dan bijvoorbeeld de vraag: in hoeverre laat je schokkende beelden zien en breng je slachtoffers wel of niet herkenbaar in beeld. En noem je hun namen, of niet?

Naast de richtlijnen van de Raad hebben de meeste media natuurlijk ook individuele richtlijnen over hoe om te gaan met rampenverslaggeving en privacy van slachtoffers. Er zijn immers vaak meerdere dilemma’s waar journalisten tegenaan kunnen lopen. Hoe onofficiële informatie op waarde te schatten bijvoorbeeld, en wat ze daarvan moeten publiceren. Helemaal als de informatie niet strookt met wat officiële bronnen beweren, wat bij een ramp nogal eens gebeurd (Muller, 2010).

Daar komt bij dat de journalisten meestal niet de eerste aanwezigen zijn, of in ieder geval niet de eerste die beeldmateriaal naar buiten brengen. Tegenwoordig worden gebeurtenissen ook vastgelegd door omstanders met een mobiele telefoon of camera. Zij publiceren de beelden vervolgens op internet waar het via social media als Twitter en Facebook gedeeld wordt. Vasterman (2008) stelt dat dit ervoor kan zorgen dat ethische grenzen ten aanzien van het publiceren van schokkende beelden kunnen opschuiven.

Volgens Muller (2010) kunnen de grenzen van wat ethisch aanvaardbaar is, bedreigd worden in geval van een ramp. Journalisten zijn bij zulke gebeurtenissen onderhevig aan verschillende vormen van druk. De redactie van de krant of ander medium wil graag verhalen van nabestaanden of

overlevenden. Concurrerende media willen deze verhalen vaak ook, waardoor de druk voor de verslaggever groter wordt. Ondertussen doen de autoriteiten hun best de slachtoffers of

nabestaanden tegen de pers te beschermen. Dit kan juist leiden tot meer riskante situaties (Muller, 2010).

Uit Mullers onderzoek werd duidelijk dat de journalisten vrijwel allemaal hun eigen ethische afweging maken. Bijvoorbeeld of foto’s van slachtoffers wel of niet gepubliceerd worden. Het grootste gemis is wat Muller (2010) een “professional ethical consensus” noemt. Ethische richtlijnen laten vaak ruimte voor individuele keuzes, zegt ook Hanusch (2014).

(15)

De Telegraaf heeft geen eigen stijlboek waar deze ethische normen en waarden in zijn vastgelegd. Ook is de krant sinds 2008 niet meer verbonden aan de Raad voor Journalistiek en haar Leidraad. De Telegraaf onderschrijft ook niet de Code voor Journalistiek die werd samengesteld door het in 1959 opgerichte Genootschap van Hoofdredacteuren.

NRC Handelsblad is wel verbonden aan de Raad en de Code. De krant heeft daarnaast een eigen stijlboek waarin de journalistieke normen en waarden van de krant beschreven staan. Over privacy schrijft NRC in haar stijlboek:

“De krant schrijft over burgers in hun publieke rollen (politiek, bestuur, bedrijfsleven, kunsten), maar ook over allerlei facetten van hun dagelijks leven (onderwijs, gezondheidszorg, gezinsleven, etc.). Gegevens die normaal gesproken privé zijn (seksuele voorkeur, financiële positie,

strafrechtelijk verleden, etc.) kunnen daarin soms een rol spelen, al zijn wij daar zeer terughoudend in. We respecteren de scheiding tussen de publieke ruimte, waarin mensen aanspreekbaar zijn, en de particuliere sfeer. Dat heeft gevolgen voor zowel de manier waarop we mensen in de krant identificeren, als voor het gebruik van privégegevens.”

We kunnen aan de hand van bovenstaande literatuur concluderen dat er zich de afgelopen jaren een aantal ontwikkelingen heeft voorgedaan. Aan de ene kant is de grens tussen privé en publiek vager geworden en heeft emotie een prominentere plek in de samenleving gekregen. Aan de andere kant is ook het medialandschap veranderd. Persoonlijke of human interest verhalen zijn belangrijker en populairder geworden. Sommigen spreken van de opkomst van affective journalism, waarbij de (emotionele) impact van een verhaal belangrijker wordt. Dit is des te belangrijker in

rampenverslaggeving, omdat het persoonlijke verhalen daarin centraal staan en journalisten bovendien zich soms zelf betrokken voelen bij de ramp.

2.7 Sociale tragedie

In het begin van dit hoofdstuk werd al kort gesproken over social tragedy: De sociale tragedie valt het beste te omschrijven als een gebeurtenis die niet betekenis krijgt door een individu, maar door de wisselwerking tussen individu en samenleving. Niet een enkel individu is erdoor geraakt, maar de samenleving als geheel.

Een ramp wordt dan een sociale tragedie omdat die samenleving betekenis geeft aan de gebeurtenis. Bijvoorbeeld omdat de schuld gevonden kan worden bij de samenleving als geheel. Ook gaat het vaak om zaken die groter zijn dan het individu zelf: (on)rechtvaardigheid of ongelijkheid zijn begrippen die daarbij vaak een rol spelen.

Om te spreken van een sociale tragedie moet volgens Baker (2014) aan vijf componenten voldaan worden.

1. een gebeurtenis van dusdanige omvang, die gevormd wordt door factoren buiten het individu of de samenleving. Die bovendien als zodanig erkent wordt door het collectief. 2. De oorzaak van de crisis of gebeurtenis roept gevoelens van onrechtvaardigheid op.

Daarnaast probeert men betekenis te geven aan die onrechtvaardigheid door onderscheid te maken tussen de ‘goeden’ en de ‘kwaden’ en deze ook duidelijk zo te labelen.

(16)

4. De tragedie moet invoelbaar zijn. Een gebeurtenis waar iedereen bij betrokken had kunnen zijn, of waarbij mensen zich kunnen identificeren met de slachtoffers.

5. Het vormen van een gedeelde sociale identiteit als een oorzaak van morele actie. Doordat sociale tragedies gevormd worden door de betekenis die we er als samenleving aan geven, handelen we daarna vanuit die betekenis. Het gevoel van onrechtvaardigheid en

saamhorigheid, leiden tot morele actie en een roep om verandering: “dit kan zo niet langer”.

De tragische verhalen die de media brengen hebben vaak een overeenkomende factor:

onrechtvaardig lijden. In die gevallen wordt de tragedie een morele kwestie. Het kan bij het publiek gevoelens van angst, medelijden of wraak teweegbrengen. De massamedia kan dan al snel als de katalysator of voorbode van deze gevoelens herkend worden (Baker, 2014).

De voorstelling van een tragedie in de media is daarmee niet louter verslaglegging of sensatiezucht. Collectieve voorstellingen van groot lijden onderricht de emotie, gedachten en soms zelf acties van het publiek. Dat manifesteert zich weer in bijvoorbeeld de politiek of het sociale leven (Baker, 2014). Maar de effecten van een tragedie hebben iets wrangs. Hoe kan het dat sommige gebeurtenissen worden erkend als menselijke tragedies, terwijl anderen – bijvoorbeeld het uitroeien van een onbekende Afrikaanse stam - vergeten worden of worden afgedaan als ‘een’ periode in de geschiedenis? Het heeft alles te maken met hoe een gebeurtenis gebracht wordt.

Belangrijk daarbij is ook de impact op en reactie van het publiek. De ramp of gebeurtenis en het lijden dat in de media komt heeft effect op de gedachten maar soms ook de acties van het publiek. Een heftige gebeurtenis kan zelfs een verschuiving in cultuur of publieke emotie teweeg brengen (Baker, 2014). Dit is beter uit te leggen met een voorbeeld.

In de week na de dood van de Britse prinses Diana in augustus 1997, stonden de Britse bladen vol met verhalen over de gebeurtenis en de reactie van het land. De media schetsten het beeld van een natie in rouw. Beelden van bloemenzeeën en honderden mensen die het condoleanceregister tekenden, vormen het bewijs dat de van oudsher stoïcijnse Britten waren veranderd in een

emotioneel volk (Baker, 2014). De tragedie, zoals Diana’s dood werd gezien, zou gezorgd hebben voor de verandering van sociale en culturele identiteit van het land. Beelden van onbekenden die samen rouwden, stonden symbool voor solidariteit en gedeelde pijn.

De reden dat de dood van Diana een sociale tragedie werd, heeft volgens Baker (2014) meerdere oorzaken. Onder andere de omstandigheden rond haar dood, het gevoel van onrechtvaardigheid, de enigszins lauwe reactie van het Britse Koningshuis (ze wilden aanvankelijk bijvoorbeeld niet de vlag halfstok hangen), de autoriteiten en de manier waarop de media daarmee omgingen.

Om een sociale tragedie te worden moet een gebeurtenis daarbij gepresenteerd worden buiten de direct betrokkenen om (Baker, 2014). De reactie van de Koninklijke familie - ze zouden te weinig verdriet laten zien - werd bijvoorbeeld geframed als symbool voor onrechtvaardigheid, wat veel woede onder het publiek opleverde. Daarop riepen de media in het openbaar om actie van de Koningin: “Your people have spoken… now YOU must, Ma’am”. De betekenis van het drama werd nog eens benadrukt door mensen als toenmalig president Tony Blair, die sprak over de “prinses van het

(17)

volk”. De social tragedy is daarmee dus het resultaat van de constructie van de ramp. De betekenis die wij, het publiek, mede door de media aan de gebeurtenis hebben gegeven.

Ten slotte zorgt een sociale tragedie voor een gedeelde identiteit als oorzaak voor morele actie. Na uitingen in de media beval de Koningin inderdaad de vlag halfstok te hangen, wat ervoor zorgde dat de band tussen het publiek en het koningshuis versterkte. In de jaren daarna zorgde de dood van Diana voor veranderingen in zowel het Britse Koningshuis als de Britse pers (Baker, 2014).

2.8 Frames

Ten slotte moeten we even kort stilstaan bij het begrip framing. In de definitie van Reese (2002) zijn frames “organizing principles that are socially shared and persistent over time, that work symbolically to meaningfully structure the social world”. Frames worden in die zin gebruikt door mensen om betekenis te geven aan de wereld om hen heen. Het zijn hulpmiddelen om situaties te definiëren, verantwoordelijkheden en oorzaken aan te duiden, oplossingen aan te geven en om eventueel een moreel oordeel te vellen (Van Gorp, 2007).

In de verslaggeving van een ramp kiezen media ook voor bepaalde frames. In crisissituaties of bij heftige gebeurtenissen als een ramp, overschaduwt het human interest frame vaak de andere frames. Vaak is dat het frame van sociale chaos en paniek (Tierney, Bevc en Kuligowski , 2014). Dat gold bijvoorbeeld in het geval van orkaan Katrina die in 2005 langs de zuidoost-kust van de Verenigde Staten raasde. In de nasleep van deze natuurramp berichtten veel media over plunderingen die gaande zouden zijn. Er zou een soort bendevorming zijn ontstaan van jongeren die rovend en verkrachtend door het getroffen gebied trokken.

Volgens Tierney, Bevc en Kuligowski (2014) is dit een veel gebruikt frame bij natuurrampen, ook al klopt het niet altijd met de werkelijkheid. Het frame van de media kan zo hardnekkig zijn dat autoriteiten er naar gaan handelen. In het geval van Katrina werd het Amerikaanse leger ingezet om de chaos die in Louisiana zou heersen te stoppen. Toen was het beeld van het ‘oorlogsgebied’ dat de media hadden geschetst, compleet.

De keuze van een frame heeft consequenties voor het publiek. Het stuurt hun beeldvorming over een gebeurtenis, maar ook hun emoties, moreel oordeel of hun handelen. Of zoals De Kort en d’Haenens (2005) het verwoorden: “Door nadrukkelijk voor een bepaald frame te kiezen, kunnen de media de constructie van een bepaald issue of probleem meebepalen, of een item of agenda prominenter of meer ‘salient’ maken”.

Frames zijn ook in het licht van de social tragedy interessant, omdat we zouden kunnen stellen dat bij het vormen van een social tragedy (al dan niet bewust) gebruik wordt gemaakt van frames. Het op een bepaalde manier neerzetten van hoofdpersonen - de schuldige als slechterik bijvoorbeeld- is vaak een framekeuze. Frames helpen om betekenis te geven aan een bepaalde gebeurtenis en

betekenisgeving is een zeer belangrijk aspect binnen de social tragedy. 2.9 Koppeling casus

In de voorgaande paragrafen is een overzicht gegeven van bestaande literatuur over dit onderwerp. Maar wat betekent al deze informatie nou voor dit onderzoek? Na deze korte literatuurstudie kan geconcludeerd worden dat de samenleving en het medialandschap is veranderd en dat dit

(18)

consequenties heeft voor de verslaggeving. De ‘gewone mens’ staat meer centraal. Daarbij zijn privacyvraagstukken diffuser geworden en is de grens tussen privé en publiek vervaagd.

Centraal punt binnen de theorie voor deze scriptie is dat rampenverslaggeving daarin wellicht nog extremer is, omdat het human interest frame populair is, journalisten mogelijk zelf emotioneel geraakt zijn, ethische normen vervagen en het publiek sturing nodig heeft, waarbij ze handelt op basis van berichtgeving. Dit klinkt dan weer door in bijvoorbeeld politieke beslissingen.

Met de rampvlucht MH17 heeft de journalistiek wellicht een nieuwe stap in die ontwikkeling gezet, waarbij de scheidslijn tussen privé en publiek dunner is geworden. Daarbij werd de publieke emotie openlijk getoond. Misschien is de ramp met vlucht MH17 een klassiek voorbeeld van een social tragedy zoals Baker (2014) het beschrijft. Dat zijn hypotheses die we in de onderzoek mee moeten nemen. In de volgende hoofdstukken wordt hier verder op ingegaan.

Uit bovenstaande literatuur zijn tien thema’s voortgekomen die mogelijk ook een rol spelen in deze casus en die in de rest van de scriptie gebruikt worden. Sommige thema’s zijn direct afkomstig uit de literatuur over social tragedy van Baker (2014), anderen zijn geformuleerd op basis van andere hierboven besproken bronnen zoals Vasterman (2008), Moeller (2006), Aufderheide (2002), Bouma (2014) en Graber (2002). De tien thema’s zijn: de schuldvraag, polarisatie van goed en kwaad, rol en houding politici, personificatie, gedeelde identiteit, impact en omvang, onrechtvaardigheid, woede, oproepen tot morele actie en betekenisgeving en betrokkenheid.

Daarnaast wordt bij het analyseren van de MH17-casus, gebruikt gemaakt van de hierboven in de literatuur beschreven fase-indeling. Daarbij gaat het om de patronen van berichtgeving die

Vasterman beschrijft: informeren, menselijke verhalen, kritische vragen en geleidelijke afname van de aandacht, maar ook de fasen van betekenisgeving.

Een combinatie van de verschillende beschreven patronen en specifieke aspecten uit de MH17 casus leidt tot de volgende fase-indeling: berichtgeving gericht op informatie, verwoorden van woede, tonen van betrokkenheid of empathie, framing en ten slotte als resultaat een nationale sociale tragedie.

Hoe de tien thema’s vervolgens worden geoperationaliseerd, wordt beschreven in het volgende hoofdstuk.

(19)

3. Methode

In dit hoofdstuk wordt de methode van onderzoek toegelicht. In de eerste paragraaf wordt uiteengezet welke methode gebruikt wordt en waarom. In de daaropvolgende paragrafen wordt verder ingegaan op de selectie van eenheden, de opzet van het meetinstrument en de methode van analyse.

3.1 Kwalitatief inhoudsonderzoek

Het onderzoek in deze scriptie wordt gedaan door middel van een inhoudsanalyse. De

inhoudsanalyse is een veel gebruikte onderzoeksmethode binnen zowel de communicatiewetenschap als journalism studies. Deze vorm van onderzoek wordt vooral ingezet om vragen te beantwoorden die betrekking hebben op de invloed of functie van media in de samenleving. Bij een inhoudsanalyse wordt dan op empirische wijze onderzoek gedaan naar uitingen van media, bijvoorbeeld

krantenartikelen of uitzendingen van een talkshow.

De inhoudsanalyse is in die zin een waarneming - of observatieonderzoek. Bijzonder is dat als object van onderzoek niet de mens (of media) zelf geobserveerd wordt, maar de producten die zij creëert. Een vaak aangehaalde beschrijving van een inhoudsanalyse is die zoals gedefinieerd door Berelson in 1952 (geciteerd uit Pleijter, 2006): bij een inhoudsanalyse gaat het om het op objectieve,

systematische en kwantitatieve wijze beschrijven van de manifeste inhoud van boodschappen. Wetenschappers zetten wel vaak hun kanttekeningen bij deze definitie, omdat dé manifeste inhoud van een boodschap niet bestaat. Een boodschap heeft immers meerdere inhoudelijke aspecten waar onderzoekers naar kunnen kijken. Welke inhoud men kiest is afhankelijk van de onderzoeksvraag. Klassieke communicatiewetenschap richt zich vaak op de zender, de boodschap of de ontvanger. Inhoudsanalyse is vooral geschikt om de boodschap te onderzoeken. Uitspraken over de zender of ontvanger op basis van alleen inhoudsanalyse zijn moeilijk en bovendien gedurfd.

De inhoudsanalyse kent een kwantitatieve en kwalitatieve variant. De kwantitatieve analyse is meer systematisch en heeft een strak gestructureerde onderzoeksopzet. De kwalitatieve variant is niet per definitie niet systematisch, maar heeft een minder strikte structuur. Ook is er bij deze laatste vorm meer ruimte voor interpretatie. Men zou kunnen zeggen dat kwantitatief onderzoek zich richt op het produceren van numerieke gegevens om statistische analyses uit te kunnen voeren (tellen), terwijl kwalitatief onderzoek meer descriptieve gegevens produceert om data meer interpretatief te analyseren.

Het verschil in beide typen onderzoek kent een nog meer fundamentele aard: kwalitatieve onderzoekers gaan ervan uit dat de werkelijkheid niet bestaat uit objectief waarneembare verschijnselen, maar dat dit een uitkomst is van voorstellingen die mensen maken van de wereld. Daarom zijn de betekenissen die mensen toekennen aan die wereld om hen heen belangrijker voor onderzoek dan de wereld zelf.

Toch zijn er ook veel wetenschappers die geloven dat de specifieke onderzoeksvraag of het onderwerp de methode van onderzoek bepaalt, en niet epistemologische uitgangspunten.

(20)

In dit onderzoek is gekozen voor een kwalitatieve inhoudsanalyse. Deze vorm is vooral geschikt bij inventariserende onderzoeksvragen die patronen en categorieën bloot trachten te leggen

(Koetsenruijter & Van Hout, 2014). De probleemstelling in dit onderzoek richt zich vooral op de benadering van slachtoffers en nabestaanden van de ramp, afstandelijkheid van de media en de sociale constructen die hieraan mogelijk ten grondslag liggen.

Daarbij kan het mogelijk ook iets zeggen over de rol die de media speelden, impact en onderliggende processen of verschuivingen binnen de journalistiek. Om dit te onderzoeken moet juist ruimte zijn voor interpretatie van de geschreven artikelen en volstaat het louter beschrijven van wat er in de artikelen stond niet.

3.2 Het onderzochte materiaal

Het materiaal dat geanalyseerd wordt bestaat uit artikelen van twee verschillende kranten, De Telegraaf en NRC Handelsblad.

Er is gekozen voor deze kranten omdat ze zich beiden aan de uitersten van het journalistieke

spectrum bevinden. De Telegraaf, de grootste en meest gelezen krant van Nederland, behoort daarin tot de meer populaire kranten, enigszins vergelijkbaar met de Britse tabloids. De krant richt zich op een breed, laag tot middenhoog opgeleid publiek. De krant brengt het nieuws op meer sensationele wijze compleet met grote koppen, veel kleurenfoto’s en veel aandacht voor showbizz-nieuws. (Bakker en Scholten, 2009). NRC Handelsblad behoort tot de kwaliteitskranten. Een van oudsher veel

soberder krant die zich richt op hoogopgeleiden. “Publiek dat bereidt is na te denken”, zegt de krant zelf. De inhoud van NRC bestaat veelal uit achtergrondartikelen en duiding. Daarbij heeft de krant ook veel aandacht voor buitenlands nieuws (Bakker en Scholten, 2009).

Deze twee kranten zijn ook gekozen omdat zij in de verslaglegging van de ramp met vliegtuig MH17 allebei een schijnbaar tegenovergestelde aanpak kozen. Of in ieder geval wezenlijk van elkaar leken te verschillen. Dit wordt verder onderzocht en uitgewerkt in de analyse van de artikelen.

3.2.1 Selectie van artikelen

De meegenomen artikelen zijn allen op enige manier relevant voor dit onderzoek. Voorafgaand aan de analyse zijn een aantal kenmerken opgesteld waaraan de artikelen moeten voldoen. Op basis van deze kenmerken zijn de artikelen geselecteerd. Artikelen moeten ten minste aan een van deze kenmerken voldoen.

1. Informatie over de ramp

2. Informatie over de gevolgen van de ramp

3. Informatie over het onderzoek naar de ramp; zowel op de crashsite als in Nederland 4. Verhalen over slachtoffers van de ramp

5. Verhalen over nabestaanden van slachtoffers van de ramp 6. Achtergronden

De genres die daarbij onderscheiden worden, zijn: nieuwsbericht, achtergrondartikel, reconstructie, interview en commentaar. Opiniestukken worden niet meegenomen.

(21)

Als de artikelen niet direct over de ramp zelf gaan, maar bijvoorbeeld over de gevolgen voor de relatie tussen Rusland en Oekraïne, moet er minstens een verwijzing zijn naar de ramp met vlucht MH17.

Voor deze analyse is zowel gebruik gemaakt van online databank LexisNexis als de online

krantenpublicaties op internet. Op deze manier kan de hele krant zoals hij is gedrukt doorgebladerd worden. Het enige verschil is dat dit digitaal is gebeurd. Een kanttekening die hierbij geplaatst moet worden is dat van de onderzochte periode niet alle digitale versies van De Telegraaf bekeken konden worden. Niet het hele archief was beschikbaar. Hier moet rekening mee worden gehouden in de analyse. Er wordt daarom vooral gekeken naar de inhoud van de artikelen en niet naar plek van plaatsing en eventuele foto’s. De beide kranten kunnen immers op dit gebied niet gelijkwaardig geanalyseerd worden, waardoor een vergelijking moeilijk is.

In LexisNexis is gezocht op zoekterm ‘MH17’ binnen artikelen in De Telegraaf en NRC Handelsblad in de periode 18 juli tot en met 3 augustus 2014. Er is gekozen voor die periode van omdat daarin de meeste artikelen over MH17 in verschenen. Daarbij zijn binnen die periode de verschillende fasen waar Vasterman (2008) over schrijft allemaal gepasseerd.

Er is niet voor verdere specificatie van de zoektermen gekozen. Op deze manier selecteert de zoekmachine alle artikelen die naar de vlucht verwijzen en wordt er nog geen selectie gemaakt van persoonlijke verhalen of politieke verhalen. De eerste zoekactie leverde in totaal 451 artikelen op. Daar zijn handmatig de opiniestukken en geopolitieke verhalen die eigenlijk niet over de ramp gaan, uit gehaald. Er bleven 106 artikelen uit De Telegraaf en 65 uit NRC Handelsblad over. In totaal zijn er 171 stukken geanalyseerd.

In het onderzochte materiaal is een aantal genres te onderscheiden.

- Informatieve verhalen; feiten en informatie over bijvoorbeeld het onderzoek op de rampplek of bij het identificatieproces.

- Persoonlijke verhalen; bijvoorbeeld interviews met nabestaanden.

- Maatschappelijke verhalen; bijvoorbeeld reportages over herdenkingen of de impact van de ramp op Nederland.

- Politieke verhalen; bijvoorbeeld over het handelen van ministers en premier.

- Geopolitieke verhalen; bijvoorbeeld over de verhouding tussen Rusland en Nederland. - Commentaren.

- Opinieartikelen.

Bij het analyseren van het materiaal is grofweg gekeken naar twee stromingen binnen de

berichtgeving: Dat zijn de maatschappelijke of menselijke verhalen en de meer politieke verhalen. 3.3. Operationalisering

Bij een kwalitatieve inhoudsanalyse wordt doorgaans vooraf geen codeboek opgesteld. De thema’s en codes moeten immers komen uit de analyse zelf. Er is hierbij sprake van een cyclisch proces: de codes kunnen in de loop van het onderzoek veranderen en bijgesteld worden. Bijvoorbeeld door het materiaal nog eens door te nemen en daarbij te toetsen of de codes die op enig moment

(22)

om een kwalitatieve inhoudsanalyse gaat is ook hier van tevoren geen gestructureerde lijst opgesteld met termen waarop gelet moet worden.

Omdat het om een kwalitatieve inhoudsanalyse gaat, zijn de artikelen handmatig geanalyseerd. Op basis van een korte proefanalyse van dertig stukken zijn tien thema’s of constructen geformuleerd die ook hun grondslag vinden in de literatuur. Sommige van die thema’s hebben meer betrekking op politieke stukken, anderen meer op de persoonlijke verhalen.

3.3.1 Thema’s en codering

Hieronder volgt een lijst met de uitleg van de verschillende thema’s. De schuldvraag

Bij dit thema hoort het aanwijzen van de mogelijke daders en de roep om duidelijkheid: wie heeft dit gedaan.

Goed vs. Kwaad

Wat met voorgaande samenhangt, maar toch is ingedeeld als apart thema: de polarisatie van goed en kwaad. Bijvoorbeeld het verachten van de (mogelijke) daders en prijzen van de ‘goeden’, zoals hulpverleners of politici. Dit gebeurt door het expliciet te noemen in de tekst of een bron aan te halen die dit verwoordt. Het benadrukken van de veerkracht van een land hoort ook binnen dit thema.

De rol/ houding van politici en kritische vragen

Onder dit thema vallen de passages die de rol, houding of positie van politici benadrukken. Hierbij kan het gaan om kritiek of kritische vragen jegens politici, of politiek beleid, maar ook om positieve bevestiging van de daden van een politicus. Dit thema hangt enigszins samen met het voorgaande thema over polarisatie. Bij dit thema ligt echter vooral de nadruk op het politieke optreden en de gevolgen die dat heeft.

Oproepen tot (morele) actie

Een van de kernpunten van een social tragedy. Passages binnen dit thema laten zien dat er iets moet veranderen. Bijvoorbeeld door te beschrijven dat het publiek (of de burger) oproept tot actie, of door experts of andere autoriteiten aan te halen die dit verkondigen.

Benadrukken van onrechtvaardigheid

Onrechtvaardigheid is een belangrijk kenmerk van de social tragedy. De onrechtvaardigheid van de gebeurtenis kan in de tekst benadrukt worden door context te schetsen van het leven van de slachtoffers, en daarbij de nadruk te leggen op hun levenskracht, jonge leeftijd of geluk. Ook door gebruik van woorden als “plotseling”, “zomaar” of “weggerukt”. “De oorlog die niet de onze is”. Personificatie

Een opvallend stijlmiddel binnen deze stroming. Waarschijnlijk gebruikt om het verhaal menselijker te maken. Opvoeren van mensen in plaats van instituties; veelvuldig gebruik van citaten; noemen van namen; beschrijven van slachtoffers en persoonlijk leven van de slachtoffers. Binnen dit thema is ook ruimte voor menselijk leed.

(23)

Benadrukken van impact en omvang

Dit thema kan heel letterlijk in de tekst voorkomen, bijvoorbeeld door te benoemen dat het een van de grootste rampen in de Nederlandse geschiedenis is. Het kan ook subtieler bijvoorbeeld door nadruk te leggen op de emotie. Dit kan op een meer expliciete manier voorkomen (“De

nabestaanden huilen”; “zegt hij verdrietig”) of op impliciete manier door woordgebruik. Zie ook subjectief taalgebruik.

Betekenisgeving en betrokkenheid

In deze passages wordt uitgelegd wat het voor het land, de wereld of individuen betekent, maar ook hoe het publiek met de gebeurtenissen om dient te gaan. Dit laatste komt ook duidelijk naar voren in de literatuur, als belangrijk aspect bij rampen en het ontstaan van een social tragedy.

Bevestigen van de gezamenlijke identiteit

Dit komt in de teksten vooral naar voren door gebruik van de woorden als: “wij”, “ons land”, “Nederland”, “allen”, “iedereen”. Dit hangt samen met een van de kenmerken van social tragedy, namelijk de invoelbaarheid van een gebeurtenis.

Het gaat om een grove scheiding. De thema’s of constructen hebben overlap. Emotie kan immers ook gebruikt worden om onrechtvaardigheid te benadrukken, en oproepen tot morele actie kan ook gebeuren aan de hand van kritische vragen. Daarbij zijn bijna alle te onderscheiden constructen een manier om in bredere zin betekenis te geven aan de gebeurtenis.

Er is een type artikel dat interessant is om te noemen, maar die niet als aparte groep is meegenomen in het onderzoek. Het gaat hier om de artikelen die in niet per se over MH17 gaan maar daar wel een verwijzing naar maken. Wat namelijk opviel is dat- binnen die periode- veel artikelen de ramp noemen, ongeacht of het bij het onderwerp van het artikel past.

Bijvoorbeeld artikelen die een anti-Israël demonstratie beschrijven, maar wel kort verwijzen naar de één minuut stilte voor MH17 die voorafgaand daaraan werd gehouden. Een artikel dat gaat over het honderdjarig jubileum van een bedrijf in Frankrijk, maar waar wel in staat dat de burgemeester die sprak op het evenement begon met condoleance voor het Nederlandse volk. Of een stuk over een concours in Zuidwolde, waar in de laatste alinea genoemd werd dat een van de aanwezigen een congrescentrum heeft waar een week eerder een herdenking voor de slachtoffers van MH17 werd gehouden. In een artikel over een grote storing bij de Rabobank staat: Misschien hadden ze ook iets anders aan hun hoofd, op een dag van rouw wegens de ramp met vlucht MH17, als antwoord waarom er niet meer mensen klaagden.

Deze artikelen zijn verder niet meegenomen in de analyse, maar zijn wel het benoemen waard. 3.4 Analysemethoden

De analyse van het materiaal is op verschillende manieren gebeurd. Nadat middels een proefanalyse de thema’s zijn opgesteld, is op basis van deze indeling een eerste analyse van al het materiaal gedaan. Alle artikelen zijn bij dat proces eerst ingedeeld in verschillende genres: nieuwsberichten, human interest, politiek, reportages uit Oekraïne en overig. Dit om het overzicht te bewaren.

(24)

die binnen de eerder opgestelde categorieën lijken te vallen, zijn gemarkeerd met de bijpassende kleurcodes.

In een tweede analyseronde zijn al die thema’s individueel onderzocht. Met andere woorden: alle gecodeerde stukken van een bepaalde kleur zijn met elkaar vergeleken. Dit om een diepere inkijk te krijgen in de categorieën. Tijdens deze tweede analyse is geprobeerd bepaalde patronen binnen de categorieën te ontdekken en te herkennen. Deze patronen worden beschreven in het hoofdstuk analyse.

Een derde analyse is gedaan op basis van verschillende perioden na de ramp. Er is gekeken welke artikelen in welke tijdsperiode zijn geschreven en wat daarin opvalt. Hiermee wordt een combinatie gemaakt met de patronen binnen de losse artikelen, zoals hierboven beschreven. Er is gekeken of er binnen een bepaalde tijdsperiode – bijvoorbeeld de drie eerste na de crash - ook patronen te herkennen zijn, wat die betekenen en hoe dat tot uiting komt in de artikelen.

In het hoofdstuk analyse zal veel dieper ingegaan worden op de verschillende codes en constructen. Nu volgt eerst een kort overzicht van de gebeurtenissen rond het neerstorten van het vliegtuig.

(25)

4. Overzicht van de gebeurtenissen

In dit hoofdstuk volgt een korte uiteenzetting van de gebeurtenissen rond het neerstorten van vlucht MH17.

4.1 De eerste uren

Op donderdag 17 juli stort vlucht 17 van Malaysia Airlines neer boven Oekraïne.

Iets na vijven die middag komen de eerste berichten binnen over een neergestort passagierstoestel op de grens tussen Oekraïne en Rusland. De informatie is afkomstig van het Russische persbureau Interfax. Het NOS-journaal last een extra uitzending in en vele nieuwssites starten een liveblog. De informatie van Interfax is niet eenduidig. In sommige berichten wordt gesproken over een neergestort vliegtuig, in anderen over een neergehaald. Om 17.36 uur bevestigt

vliegtuigmaatschappij Malaysia Airlines dat zij eerder die middag het contact verloren met vlucht MH17. Een Boeing 777-300 die van Amsterdam op weg was naar Kuala Lumpur.

Duidelijk is dat er 283 passagiers en 15 bemanningsleden aan boord waren. Niemand heeft het ongeluk overleefd. In de loop van de middag en avond wordt meer bekend over de slachtoffers. Aanvankelijk wordt gemeld dat er 154 Nederlanders in het vliegtuig zaten. Dat aantal zal in de dagen er na oplopen tot 196 Nederlandse slachtoffers.

Hoe de ramp heeft kunnen plaatsvinden is in die eerste uren nog niet bekend. Rond kwart voor elf meldt de Amerikaanse vice-president Biden dat het lijkt of het toestel uit de lucht is geschoten. Wie dat gedaan zou hebben is nog onduidelijk. Oekraïne en pro-Russische separatisten wijzen naar elkaar. De internationale gemeenschap roept op tot een onafhankelijk, internationaal en transparant

onderzoek naar de toedracht. Er zijn zorgen dat separatisten bewijsmateriaal van de rampplek verwijderen.

4.2 De eerste dagen

De dag na de ramp openen vrijwel alle nationale en internationale kranten met het nieuws. Op veel buitenlandse voorpagina’s wordt gesproken over een neergeschoten of neergehaald vliegtuig. De vlaggen op Nederlandse overheidsgebouwen hangen halfstok. Op verschillende plekken worden condoleanceregisters geopend en bloemen neergelegd. Verschillende geplande evenementen zoals De Tour en de Nijmeegse Vierdaagse en muziekfestivals gaan door maar staan stil bij de ramp. De omvang van de ramp en de impact die dit heeft op Nederland wordt duidelijk: in het vliegtuig zaten voornamelijk Nederlandse passagiers. Het is een van de grootste vliegrampen in de

Nederlandse geschiedenis. Op 19 juli geeft Malaysia Airlines de namenlijst van alle passagiers vrij. “Iedereen kent wel iemand” is een zin die in veel media opduikt. Veel slachtoffers krijgen een gezicht: op internet en in massamedia verschijnen persoonlijke verhalen over de slachtoffers. Op allerlei plekken in het land zijn kleine herdenkingen van de inzittenden.

Hoewel buitenlandse gezagsvoerders zoals bondskanselier Angela Merkel, president Obama en Maleisische premier spreken van een terreurdaad en neergeschoten vliegtuig, zijn Nederlandse

(26)

politici daar zeer terughoudend in. Minister Ivo Opstelten en premier Mark Rutte willen eerst onderzoek dat meer duidelijkheid geeft.

“Als duidelijk wordt dat dit toestel is neergehaald, dan zal ik mij er persoonlijk voor inzetten dat de daders worden opgespoord en berecht worden. Eerder zullen wij niet rusten. Dat zijn we de

onschuldige slachtoffers en nabestaanden verplicht”, aldus premier Rutte tijdens een persconferentie. Er wordt gespeculeerd over de mogelijke daders. De Russische separatisten en de Oekraïense

regering wijzen naar elkaar. Ook de rol van Russische President Poetin is onduidelijk. In een

telefoongesprek met premier Rutte zegt Poetin dat er een ‘grondig en onafhankelijk’ onderzoek moet komen naar de ramp. En dat er “snel een vreedzame oplossing moet worden gevonden voor de acute crisis in Oekraïne”.

De plek waar de ramp heeft plaatsgevonden is afgegrendeld door Russische separatisten, en lokale reddingsteams zijn bezig de lichamen te bergen. Waar de lichamen heen gebracht worden is onduidelijk. Er komen tegenstrijdige berichten over transport naar Charkov en Marioepoel en Donetsk naar buiten. Teams van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) zouden toegang krijgen tot de plek. Rond half zes gaat de OVSE voor het eerst het terrein op. De medewerkers worden beperkt in hun bewegingsvrijheid en kunnen weinig onderzoek doen. Er worden schoten gelost door de rebellen en de gevechten tussen de Oekraïners en de separatisten gaan door. Medewerkers van de OVSE merken dat lichamen en wrakstukken in hun afwezigheid verplaatst zijn. Volgens journalisten in het gebied wordt er op grote schaal geplunderd. Ook op internet circuleren beelden van separatisten die aan de persoonlijke eigendommen van de slachtoffers zitten.

Na die berichten volgt een nieuwe persconferentie van premier Rutte. Zijn toon is bozer en feller dan voorheen. Hij noemde het gedrag van de separatisten op de rampplek “ronduit walgelijk”. Hij doelde vooral op het “rotzooien met herkenbare en persoonlijke spullen”.

Ook toenmalig minister Timmermans van Buitenlandse zaken uit zich fel in de media: “We zijn al gechoqueerd door het nieuws dat er met lichamen wordt gesleept, dat er niet normaal met de rampplek wordt omgegaan. Mensen zijn boos, woedend”. Het is onduidelijk waar de lichamen heen worden gebracht. In een persconferentie meldt hij dat er Nederlandse experts naar de rampplek moeten komen. De Onderzoeksraad voor de Veiligheid zal het onderzoek namens Nederland gaan uitvoeren. In de dagen daarna proberen ook Nederlandse experts naar de rampplek te komen. Ze zijn gestationeerd in Charkov en rijden in busjes naar het gebied. De eerste keren dat ze vertrekken moeten ze halverwege de tocht staken omdat het te gevaarlijk is.

4.3 Nationale rouw

Op woensdag 23 juli komen de eerste lichamen binnen op het vliegveld van Eindhoven. Die dag is door premier Rutte uitgeroepen tot een dag van Nationale Rouw. Als de lichamen aankomen wordt er een minuut stilte gehouden.

In Hilversum is een centrum ingericht waar het identificatieproces van de lichamen begint. Alle slachtoffers worden eerst naar Nederland gebracht. Het proces kan wel enkele maanden duren. Langs de weg van Eindhoven naar Hilversum staan mensen langs de kant om de slachtoffers een laatste eer te betuigen.

(27)

De informatie die door media verstrekt wordt gaat vooral over het identificatieproces. Wat moet er precies gebeuren en hoe wordt dat georganiseerd. In het weekend komen de kranten met de eerste reconstructies. Het gaat vooral om politieke reconstructies. Zo had de Volkskrant een reconstructie van de week van Minister Timmermans en NRC Handelsblad maakte een reconstructie van de reacties van premier Rutte en de gebeurtenissen en beslissingen in politiek Den Haag.

(28)

5. Analyse en resultaten

In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de analyse van het materiaal. Aan de hand van de verschillende codes en constructen wordt geprobeerd de patronen in de berichtgeving van beide kranten te beschrijven. Eerst De Telegraaf en vervolgens NRC Handelsblad.

5.1 De Telegraaf

Van de geschreven media was de toon van De Telegraaf aanvankelijk het meest uitgesproken. De krant leek met de stevige kop op voorpagina de dag na de ramp de toon te zetten. “Moordenaars”, stond er over de Russische separatisten boven een grote foto.

De te analyseren artikelen uit De Telegraaf hadden de volgende genre-indeling:

Genre Aantal Korte nieuwsberichten 18 Human interest 21 Politiek 14 Oekraïne/zoektocht 26 Overig 27 Totaal 106

Hieronder volgen de resultaten van de analyse per thema. 5.1.1 Schuldvraag

Vanaf het moment dat duidelijk werd dat vlucht MH17 hoogstwaarschijnlijk was neergeschoten, stortten media zich op de schuldvraag: wie heeft dit gedaan? En heeft Rusland hier een rol in gespeeld? Binnen dit construct kunnen een paar opvallende dingen geconstateerd worden. Ten eerste kiest De Telegraaf een hele duidelijke lijn in haar berichtgeving over de schuldvraag. De krant heeft het bijvoorbeeld vanaf het begin af aan heel consequent over het “neerschieten” of “neerhalen” van het vliegtuig, in plaats van het “neerstorten”.

De krant had, zoals al eerder gezegd, daarbij al snel (anderhalve dag na de ramp) een heel duidelijk antwoord op de schuldvraag: over de voorpagina van de zaterdagkrant staat paginabreed

“MOORDENAARS” boven een foto van Russische separatisten. Hoewel het thema ‘schuldvraag’ impliceert dat de belangrijkste vraag luidt: wie heeft dit gedaan?, lijkt dit in artikelen van De Telegraaf dus al niet meer aan de orde.

In latere artikelen komen ze terug op hun aantijgingen. Of liever gezegd, ze onderschrijven het. “Dit is het bewijs”, staat vier dagen later in grote letters op de voorpagina. “Het bewijs dat vlucht MH17 boven Oekraïne is neergehaald door een Russische SA-11 raket lijkt definitief te zijn geleverd, nu foto’s zijn opgedoken van restanten van het toestel met tientallen gaten erin veroorzaakt door granaatscherven.”1

(29)

Wat opvalt is dat (Nederlandse) politici die opgevoerd worden in de krant nog geen uitspraken willen doen over de schuldigen. Terwijl de krant op eigen titel in datzelfde artikel spreekt over de hoofdrol van “de volstrekt onberekenbare separatisten, die geen enkel respect tonen[…]”.2 Ook worden buitenlandse politici of gezagsdragers opgevoerd die wel sterkere uitspraken over de schuldvraag durven te doen: “Terwijl Engelse, Australische en Amerikaanse politici de misdaad direct linken aan het Kremlin blijft dat in ons land achterwege.”3

Ook over de rol van Rusland doet de krant op eigen titel uitspraken. “Dat de separatisten het vliegtuig zonder hulp van Moskou uit de lucht hebben kunnen schieten, lijkt zeer onwaarschijnlijk”4, schrijft de krant op 19 juli.

5.1.2 Polarisering van goed en kwaad: “Wat zijn we toch een goed land”.

Zoals in de theorie beschreven is, wordt in de berichtgeving tijdens rampen vaak een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de goeden en de kwaden. In De Telegraaf worden beide partijen sterk gelabeld en dat label wordt herhaaldelijk gebruikt. Dit is sterk een proces van beeldvorming of framing en ligt in het verlengde van het vorige thema over de schuldvraag.

De ‘goeden’ zijn over het algemeen de forensisch experts, militairen, of andere professionals die werken aan de repatriëring van de slachtoffers. Of soms Nederland als geheel. De ‘kwaden’ zijn de Russische separatisten of militanten die op de crashsite aanwezig zijn. Zo wordt hun commandant door De Telegraaf in meerdere stukken “Igor ‘de Verschrikkelijke’ Girkin”5 genoemd.

Het beeld dat daarbij van de ‘kwaden’ geschetst wordt, is dat van een zooitje “ongeregelde groepen separatisten”6 dat volledig respectloos door de crashsite banjert: ”Afschuwelijk zoals de rebellen daar tekeergingen en alle wetten letterlijk en figuurlijk met voeten traden.”7 Ook mensen die niet zelf aanwezig zijn in Oekraïne worden opgevoerd als expert om de situatie daar te beschrijven. In die beschrijvingen worden ‘krachtige’ termen gebruikt, zoals in volgend voorbeeld:

“Probleem is dat er met de Oekraïense crimescene enorm is geknoeid en dat volstrekt onkundige sukkels als cowboys met lichamen hebben gezeuld”, zegt dna-deskundige Richard Eikelenboom. De identificatie wordt volgens hem bovendien ernstig bemoeilijkt doordat zelfs paspoorten, sieraden en andere bezittingen van de stoffelijk overschotten zijn weggehaald.”8 In bovenstaande voorbeelden gaat het om een citaat, maar het is opvallend dat de krant ook zelf een duidelijke lijn kiest in het beschrijven van de separatisten. Zo schrijft ze:

“Met in de hoofdrol volstrekt onberekenbare separatisten, die geen enkel respect tonen voor de stoffelijke overschotten in de velden waar de Boeing 777 neerkwam. Ze belagen onderzoekers 2 De week van Timmermans; Minister van Buitenlandse Zaken bevat nog nauwelijks wat er allemaal is gebeurd, 26 juli

3 Separatisten dreigen dans te ontspringen, 20 juli

4 ‘Onderzoek naar toedracht gaat voor aanklacht’, 19 juli

5 Inzet commando’s; Beveiliging rampplek Defensie stuurt troepen naar Oekraïne, 25 juli; Igor Strelkov zwijgt over raketaanslag, 29 juli ; Missie in de val, separatisten weren OVSE uit rampgebied, 30 juli; Separatisten dreigen dans te ontspringen, 20 juli

6 ‘Geen eenvoudige keus, wel verstandige’; onbehagen over veiligheid beheerst Binnenhof, 28 juli

7 ‘Dankbaar voor eervolle klus”; Hans en Sonja droegen tientallen slachtoffers MH17 op Eindhoven, 28 juli

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hieruit blijkt dat het overschot per ha cultuurgrond (aanvoer minus afvoer) in deze drie jaren sterk is gedaald. Deze dalingen zijn voor stikstof, fosfor en kalium respektievelijk 21

een ri-vier een meer maak de zee-arm dicht met een … dam dijk een dam is heel … zwak sterk.. wat wil

• Lees het stukje over Evel Knievel op bladzijde 16 voor, maar zorg dat de leerlingen het boek nog niet zien.. Vraag de leerlingen uit welk soort boek ze denken dat het

- indien er sprake is van gewijzigde zorginzet (meer/minder), bijvoorbeeld omdat een mantelzorger de zorg deels overneemt, of dit deel van de zorg niet meer kan doen, omdat

Thus, with the addition of potassium acetate to the demineralized coal sample, a small increase in the maximum evolution temperature of CH 3 + was observed with the addition of

l~ike omstandigheden, in elk geval aantrekke- .lijker dan men de verpleging veelal acht. Met elkander zijn de ministers in het Kabinet toch ook nog

In deze beschouwing zal ik bespreken waarom de overheid de regie over de schadeafwikkeling en het preventief versterken in Groningen op zich zou kunnen en

In dit soort situaties is informatie over de toe- stand van slachtoffers gewenst, omdat het voor de maatschappelijke beleving van een incident verschil uitmaakt of er naast de