• No results found

De exorotatiekracht van de schouder in abductie: een vergelijkende studie tussen twee krachttoestellen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De exorotatiekracht van de schouder in abductie: een vergelijkende studie tussen twee krachttoestellen"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De exorotatiekracht van de schouder in

abductie

EEN

VERGELIJKENDE

STUDIE

TUSSEN

TWEE

KRACHTTOESTELLEN

Dufour Jorne

Lisa Van Kets

Stamnummer: 01306935 / 01510092

Promotor: Prof. dr. Alexander Van Tongel

Copromotor: Prof. dr. Lieven De Wilde

Masterproef voorgelegd in het kader tot het behalen van de graad Master of Medicine in de Geneeskunde

(2)

Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat.

Universiteitsbibliotheek Gent, 2021.

This page is not available because it contains personal information.

Ghent University, Library, 2021.

(3)

Voorwoord

Allereerst willen wij onze beide promotoren, prof. Dr. L. De Wilde en prof. Dr. A. Van Tongel, danken voor hun bijdrage en steun tijdens het schrijven van deze thesis.

Daarnaast willen wij Dhr. Bart Boydens danken voor het ter beschikking stellen van de Sportzaal te Blankenberge waar een groot deel van de testen werd uitgevoerd. Ook willen wij Kapitein Gonzales en Kapitein Dillen van de brandweer Oostende danken voor hun

medewerking alsook het RVT De Strandjutter te Blankenberge.

Als laatste maar meest belangrijke willen wij alle proefpersonen danken voor hun deelname aan deze studie. Zonder de medewerking van deze grote groep zou deze thesis niet tot stand zijn gekomen.

(4)

Inhoudsopgave

Toelating tot bruikleen Voorwoord Abstract 1 Doelstelling 1 Methodologie 1 Resultaten 1 Inleiding 2

Anatomie van de schouder 2

Doel van het onderzoek 4

Technieken voor spierkrachtmeting 5

Beïnvloedende factoren 8 Conclusie 9 Methode 9 Materiaal 9 Proefpersonen 9 Opstelling 10 Meting 12 Statistiek 12 Resultaten 13 Algemeen overzicht 13

Vergelijken van HHD met Ido-isometer1 14

Vergelijken van HHD met Ido-Isometer2 14

Vergelijken van Isometer1 met Isometer2 14

Inter – rater reliability voor Isometer1 14

Inter – rater reliability voor Isometer2 14

Intra – rater reliability voor Isometer1 (Tester A) 14

Intra – rater reliability voor Isometer2 (Tester A) 14

Vergelijken van één enkele meting met het gemiddelde van drie metingen voor de HHD (Tester

A) 15

Vergelijken van één enkele meting met het gemiddelde van drie metingen voor Isometer1 15

Vergelijken van één enkele meting met het gemiddelde van drie metingen voor Isometer2 15

(5)

Voordelen en nadelen van de toestellen 16 1 meting of gemiddelde van 3 metingen? 18

Beïnvloedende factoren 19

Functionele betekenis van de krachtwaarde 20

Bedenkingen 20 Implementatie in de praktijk 20 Conclusie 21 Referenties 22 Bijlagen 23 Bijlage 1: vragenlijst 23 Bijlage 2: ADLER-score 24 Bijlage 3: grafieken 25 Bijlage 4: tabellen 31

(6)

Abstract

Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is aan te tonen dat de Ido-Isometer, een reeds courant gebruikt toestel voor het meten van de abductiekracht in de schouder, een valabel meetinstrument is voor het meten van de exorotatiekracht van de schouder in 90° abductie.

Methodologie

Voor dit onderzoek wordt beroep gedaan op een totaal van 118 proefpersonen. Bij alleproefpersonen wordt aan de hand van de Ido-Isometer de exorotatiekracht drie maal per schouder gemeten. Van deze drie waarden wordt een gemiddelde berekent. Deze waarden worden vergeleken met de gemeten waarden met de Hand Held Dynamometer (HHD). Alle 118 proefpersonen worden gemeten door twee verschillende testers met het oog op het bekomen van de inter – rater reliability. Daarnaast werden 41 van deze 118 proefpersonen een tweede maal getest om de intra – rater reliability van het toestel na te gaan.

Resultaten

De ICC (intraclass correlation coëfficiënt) voor de exorotatiekracht, ter vergelijking van de HHD en de Isometer, varieert tussen 0,902 en 0,924. Dit stemt overeen met een uitstekende betrouwbaarheid. Voor de inter – rater en de intra – rater reliability worden een minimale ICC van respectievelijk 0,919 en 0,846 bekomen.

Conclusie

De HHD en Ido-Isometer kunnen beiden gebruikt worden om de exorotatiekracht van de schouder in abductie te meten. Hierbij dient de onderzoeker rekening te houden met de voor-en nadelvoor-en van beide toestellvoor-en.

(7)

Inleiding

Anatomie van de schouder

Het schoudergewricht, ook glenohumeraal gewricht genoemd, is een belangrijk kogelgewricht in het menselijke lichaam. De grote humeruskop, de gewrichtsbol,

communiceert

hierbij met de cavitas glenoïdalis, de gewrichtskom. De kop van de humerus wordt niet volledig omgeven door de gewrichtskom van de scapulae waardoor er een zeer grote bewegingsmogelijkheid bestaat. In het schoudergewricht zijn bewegingen mogelijk rond drie verschillende assen: de laterolaterale as (anteflexie/retroflexie), de anteroposterieure as (abductie/adductie) en de proximodistale as (exorotatie/endorotatie). Bij elke beweging van het schoudergewricht, onafhankelijk in welk vlak, zal de humeruskop een rotatie uitvoeren ten opzichte van de cavitas glenoïdalis. Echter zou een rotatiecompenent alleen ervoor zorgen dat de humeruskop in eindstandige positie zou kunnen luxeren. Daarvoor gaat elke rotatiecomponent van de humeruskop gepaard met een tegengestelde translatie, wat volgt uit de fysiologie van het schoudergewricht. (De convexe humeruskop beweegt ten opzichte van de concave cavitas glenoïdalis.) (1)

Daar het schoudergewricht zeer mobiel is, heeft het slechts een beperkte stabiliteit. De stabilisatie van het schoudergewricht wordt bepaald door zowel statische als dynamische factoren. Onder de statische factoren vinden we de cavitas glenoïdalis, het labrum en de ligamentaire structuren. Het oppervlak van de cavitas is relatief klein in vergelijking met de humeruskop, maar wordt vergroot door het labrum glenoïdalis. Dit is een kraakbenige ring die de gewrichtskom uitbreid. De functie van ligamentaire structuren ter hoogte van de schouder is dubbel. Ze dragen enerzijds bij tot

het beperken van de beweging, maar fungeren daarnaast ook als belangrijke receptoren. In deze ligamentaire structuren zitten namelijk reksensoren die informatie naar het centraal zenuwstelsel sturen in verband met de positie van het bovenste lidmaat in de ruimte. Dit laatste wordt ook proprioceptie genoemd die een basisvereiste is voor de stabiliteit in het schoudergewricht.

Figuur 1. Rotator-cuff. Overgenomen uit Rotator cuff scheur door AZ Groeninge Kortrijk, 2015 ( https://www.ortho- kortrijk.be/nieuw/home/probleem-zones/schouder/rotator-cuff-scheur/).

(8)

De dynamische stabiliteit van het schoudergewricht wordt voornamelijk verzorgd door de schoudermusculatuur. Ter hoogte van de schouder is het voornamelijk de rotatoren cuff die daarin een belangrijke rol speelt. De rotatoren cuff wordt opgebouwd uit een spierkoppel van vier belangrijke stabilisatoren: M. Supraspinatus, M. Infraspinatus, M. Subscapularis en M. Teres minor. Deze spieren werken samen zodat hun gezamenlijke krachtvector de humeruskop tegen de cavitas glenoïdalis zuigt. (1) Boileau et al. beschrijven dit fenomeen als de musculaire balans in de schouder. Hierbij worden krachtenkoppels ter hoogte van de schouder beschreven. In het frontale vlak is er een belangrijke wisselwerking tussen de M. Deltoïdeus en de rotatoren cuff, waarbij de abdcutiebeweging hoofdzakelijk voortkomt uit de werking van de M. Deltoïdeus. De rotatoren cuff zorgt voor een neerwaartse translatie van de humeruskop zodat het caput humerii zo centraal mogelijk in de cavitas glenoïdalis behouden blijft. Boileau et al. beschrijven tevens een belangrijk krachtenkoppel in het horizontale vlak tussen de M. Subscapularis en de M Infraspinatus. Deze twee laatste spieren zorgen ervoor dat er respectievelijk endorotatie en exorotatie in de schouder mogelijk is. (2)

Naar de praktijk toe zijn deze krachtenkoppels van het grootste belang. Boileau et al. beschrijven dat een onbalans tussen de spieren binnen eenzelfde krachtenkoppel aanleiding kan geven tot frequente pathologie en alledaagse klachten. Zo kan een overmatige werkende M. Deltoideus ten opzichte van een beperkt werkende rotatoren cuff ervoor zorgen dat het caput humerii beperkt in de gewrichtskom gehouden wordt. Hierbij treedt een rotatiebeweging van de humeruskop op waardoor deze mogelijks in contact komt met de onderzijde van het acromion. De tussenliggende structuren, de musculus supraspinatus en de bursa subacromialis, aanwezig in de ruimte tussen beide botstructuren, kunnen op deze manier significant beschadigd worden. Niet bij elke persoon treedt deze schade op. (2)

Boileau et al. constateren eveneens een belangrijke fysiologische onbalans van spierkracht in het horizontale vlak. Dit blijkt uit het feit dat ter hoogte van het schoudergewricht vier endorotatoren (M. Subscapularis; M. Latissimus dorsi; M. Pectoralis major; M. Teres major) aanwezig zijn ten opzichte van slechts twee exorotatoren (M. Infraspinatus; M. Teres minor). Uit deze onbalans in het horizontale vlak volgt dat de patiënt een significante functionele beperking kan hebben. Dit uit zich in vele alledaagse activiteiten die een combinatie van abductie en exorotatie in de schouder vereisen. Patiënten met een tekort aan exorotatiekracht vertonen het welbekende Hornblower sign: ter compensatie van de exorotatie wordt de volledige schouder in elevatie gebracht. Hierdoor proberen ze het maximaal mogelijke niveau te behalen om activiteiten op het niveau of net boven het niveau van de schouder uit te voeren. Deze patiënten melden zich aan op consultatie met als klacht dat ze hun arm niet in de ruimte kunnen positioneren. (1, 2)

(9)

als horizontale vlak. Deze pathologie brengt een groot verlies aan functionaliteit van de schouder met zich mee. Een groot deel van de alledaagse activiteiten wordt bovenhands uitgevoerd (vb. het haar kammen, iets grijpen uit een hoge kast,…). (2)

Naast het glenohumeraal gewricht bevat de schoudergordel nog drie belangrijke gewrichten. Ten eerste is er het acromioclaviculair gewricht tussen het acromion en de extremitas glenoïdalis van de clavicula. De bewegingsmogelijkheid in dit gewricht is minimaal maar toch zeer belangrijk. Een rigied acromioclaviculair gewricht zal namelijk een invloed uitoefenen op de mobiliteit van het bovenste lidmaat vooral bij bovenhandse bewegingen. Ten tweede is er het sternoclaviculaire gewricht waarbij de extremitas sternalis van de clavicula articuleert met het manubrium sterni. Ook in dit gewricht is de mobiliteit minimaal maar noodzakelijk voor een normale functionaliteit van het bovenste lidmaat. Als laatste is er het scapulothoracaal gewricht. Dit wordt beschouwd als een functioneel, maar niet-anatomisch gewricht gezien er geen echt gewrichtskapsel bestaat. De belangrijkste functie betreft de positionering van de scapulae zodat de maximale “range of motion” (ROM) in de schoudergordel kan bereikt worden. Hiervoor gebeurt: anterieure tilt/posterieure tilt, interne rotatie/externe rotatie en opwaartse en neerwaartse rotatie. (1)

De belangrijke weerwerking van het glenohumerale gewricht en het scapulothoracale gewricht wordt ook wel het scapulothoracale ritme genoemd. Dit verwijst naar het feit dat tijdens abductie-elevatie van de arm de eerste graden volledig verwezenlijkt worden door het glenohumerale gewricht zonder dat enige scapulaire beweging helpt. Vanaf 60° elevatie/abductie treedt er gelijktijdig beweging op in zowel het glenohumerale als scapulothoracale gewricht waardoor de humeruskop niet tegen het dak van de schouder botst. De laatste graden van de bewegingsboog zullen opnieuw hoofdzakelijk glenohumeraal plaatsvinden. (1, 3)

Doel van het onderzoek

Dit onderzoek betreft de meting van de exorotatiekracht in 90° abductie. Deze beweging wordt voornamelijk verwezenlijkt door de M. Inspraspinatus, M. Supraspinatus, M. Deltoïdeus en de M. Teres minor. (1, 3) De uitgangshouding waarin de isometrische kracht gemeten zal worden wordt ook 90°/90°-positie genoemd. Exorotatie van de schouder in combinatie met een abductie is een frequent uitgevoerde beweging in het dagelijkse leven (haar kammen, tanden poetsen, make-up aanbrengen, …). Dit blijkt ook uit de ADLER-score die in zekere mate een comfort index weergeeft. Deze ADLER-score wordt verder in deze thesis beschreven.

Het bepalen van schouderkracht is een belangrijke parameter bij het evalueren van de schouderfunctie maar is niet de enige. Naast een goede kracht, moet er ook voldoende ROM aanwezig zijn. Daarnaast moet er ook een goede proprioceptie en coördinatie zijn in het schoudergewricht. Proprioceptie is de basis van een correct uitgevoerde beweging of

(10)

krachtinspanning. (1) Ook in dit onderzoek speelt proprioceptie een belangrijke rol. Proprioceptie kan men uit het vakjargon vertalen als positiezin. Prikkels (positie of beweging) in een gewricht worden via afferente zenuwen naar de hersenen gestuurd waar deze informatie geanalyseerd wordt. Zo krijgt de persoon een indruk hoe zijn gewricht/ledemaat zich voordoet in de ruimte. Een patiënt met een gestoorde proprioceptie zal niet in staat zijn om de correcte uitgangshouding herhaaldelijk aan te nemen. Een gestoorde proprioceptie geeft aanleiding tot het verkeerd uitvoeren van bewegingen waarbij zelfs overbelasting van andere gewrichten of spieren kan ontstaan. (4)

Technieken voor spierkrachtmeting

In de hedendaagse praktijk zijn er tal van mogelijkheden om de kracht van spieren/spiergroepen na te gaan met elk zijn voor en nadelen. Zoals in deze thesis beschreven staat is spierkracht één van de onderdelen van het klinisch onderzoek. Het doel is te bepalen of er enige vorm van spierkrachtdeficit aanwezig is. Daarnaast kan men een spierkrachttest (manueel of met apparatuur) gebruiken om de evolutie van een behandeling of revalidatie op te volgen. (5)

Eerst en vooral is er de MMT, de Manual Muscle Testing. Dit is de standaardmethode die veel gebruikt wordt in de klinische praktijk. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van apparatuur maar uitsluitend van de kracht van de therapeut of onderzoeker. Men gebruikt een schaal die gaat van nul tot en met vijf waarbij een score nul overeenkomt met afwezigheid van een zichtbare contractie en een score vijf overeenkomt met een maximale kracht tegen een maximale weerstand uitgevoerd door therapeut. (6) In het vakgebied van de fysiotherapie en orthopedie is de MMT de meest gebruikte methode voor het verkrijgen van een maat van de spierkracht. Voor ongeveer alle spier(groepen) in het lichaam is er een bepaalde MMT-test beschreven. Ondanks dat een MMT een gemakkelijke en veel gebruikte methode is,

heeft ze een belangrijk nadeel. Het bekomen resultaat is namelijk relatief subjectief. De bekomen waarde (0-5) is afhankelijk van de kracht die de therapeut kan uitvoeren en zelf ondervindt. De inter – rater betrouwbaarheid ligt lager dan voor de andere meetmethoden zoals HHD, isokinetische testing,… Mogelijkse verklaring kan zijn dat de uitvoering van de ene therapeut licht verschilt van deze van een andere therapeut. (7)

(11)

Scott et al. tonen aan dat er een goede interne en externe validiteit bestaat omtrent de MMT. (6)

Een tweede meetmethode ter bepaling van de spierkracht gebruikt isokinetische dynamometers. Dit zijn meestal zeer grote digitale machines die de laatste decennia gebruikt worden om een precieze krachtmeting uit te voeren van verschillende spiergroepen. De betrouwbaarheid en de validiteit van deze digitale isokinetische dynamometers is voldoende hoog voor gebruik in de praktijk. (8) Naast het feit dat een isokinetische dynamometer een volumineus toestel is, is het ook het duurste instrument voor de bepaling van spierkracht.

Als voorbeeld nemen we de Biodex isokinetische dynamometer die het meest frequent gebruikt wordt aan de Universiteit van

Gent. Constantinos et al. vermelden in hun onderzoek dat de aankoopprijs rond de 40.000 euro ligt (anno 2005). (9)

In tegenstelling tot de isokinetische dynamometers zijn de Hand Held Dynamometers (HHD), zoals de naam het zegt, veel kleiner. Het is een apparaat dat door de onderzoeker in de hand gehouden wordt. Daarbij plaatst de onderzoeker de juiste zijde op bijvoorbeeld het lidmaat van de patiënt. De onderzoeker geeft net voldoende tegendruk zodat een isometrische kracht verkregen wordt. De HHD geeft een digitale, objectieve weergave van de kracht. Een onderzoek aan de hand van een HHD verschilt maar weinig van een MMT, maar met het verschil dat hier een meer objectieve meetwaarde bekomen wordt in plaats van een schaal van 0-5. In de review van Stark et al. wordt beschreven dat het grootste probleem met de HHD een tekort aan standaardisatie is en dit zowel op vlak van positionering van de patiënt,

Figuur 3: isokinetiche dynamometer. Overgenomen uit

Biodex system 4 door ProCare, 2019 (https://www.procarebv.nl/product/biodex-system-4/).

(12)

positionering van onderzoeker als in de mate waarin de kracht wordt uitgevoerd door de patiënt. Dit zijn drie belangrijke variabelen waar ontegensprekelijk rekening mee moet gehouden worden tijdens het uitvoeren van een krachtmeting met de HHD. Drie publicaties in de review van Stark et al. beschrijven de HHD als een instrument met een hoge intra - instrumentele betrouwbaarheid en een lage inter - instrumentele betrouwbaarheid.(8)

In vergelijking met een isokinetische dynamometer is de HHD veel eenvoudiger in gebruik en een stuk goedkoper. In vergelijking met de MMT is de HHD een zeer duur onderzoek aangezien er geen complexe apparatuur gebruikt wordt bij een MMT. Een tweede belangrijk voordeel van de HHD ten opzichte van de MMT is dat de HHD in staat is minder duidelijke verschillen in krachtwaarde op te sporen. Zo kan een MMT geen verschil detecteren in krachtontwikkeling tussen de dominante en niet-dominante schouder, terwijl de HHD een klein maar significant belangrijk krachtverschil kan objectiveren. (10)

In deze studie zal nagegaan worden of de Ido –Isometer voldoet aan de eisen om een valabele meetmethode te zijn voor exorotatiekracht in de schouder. Dit is een nog relatief onbekend meettoestel dat ontwikkeld werd ter kwantificatie van de abductiekracht van de schouder. Het is net zoals de HHD een digitaal meetinstrument waarbij men de kracht kan aflezen op het ingebouwde scherm. Het is ook zeer draagbaar en eenvoudig bij de hand te hebben. Naar het gebruik van de Ido-Isometer is er nog maar weinig onderzoek gedaan waardoor ook nog geen evidentie bestaat voor het gebruik ervan. Een belangrijk voordeel ten opzichte van de HHD is de aankoopprijs. Deze bedraagt ongeveer een tiende van de aankoopprijs van de HHD.

Al deze meetmethoden voorzien een min of meer objectieve waarde voor de exorotatiekracht in de schouder maar vaak is dit onduidelijk voor de patiënt. Een goede communicatie naar de patiënt is noodzakelijk waarbij er een relatie gelegd wordt tussen de gemeten waarde en de dagelijkse activiteiten van de patiënt.

Daarvoor is de ADLER - score (Activities of daily living requiring active external rotation, zie bijlage 2) ontwikkeld. Dit is een lijst met verschillende dagelijkse activiteiten waarbij

exorotatie in de schouder verwacht wordt. Deze activiteiten krijgen telkens een score tussen nul en drie. Nul staat voor “onmogelijk uit te voeren” en drie voor “makkelijk”. Hiermee bekomt men een resultaat op 30 punten. De ADLER-score geeft een functioneel beeld van de schouderfunctie.

(13)

Daarnaast kan de gemeten analytische kracht verschillen met wat de patiënt kan presteren in het dagelijkse leven. Zo kan een patiënt met onvoldoende exorotatiekracht in de schouder toch nog bepaalde van deze activiteiten uitvoeren door compensatiestrategieën. Deze waarneming pleit ervoor een patiënt in zijn totaliteit te onderzoeken in plaats van enkel te kijken naar een objectieve meting.

Tyler et al. vermelden ook dat het belangrijk is subtiele verschillen van de schouderrotatoren te kunnen detecteren in 90° schouderabductie met elleboog in 90° flexie omdat dit de uitgangspositie is waarbij de rotatoren cuff het meest moet contraheren om het glenohumeraal gewricht te centraliseren/stabiliseren om ongewenste translatie te voorkomen. (10)

Belangrijk in de diagnostiek van schouderpijn is dat een enkelvoudige test van de schouder weinig validiteit heeft. Het combineren van verschillende testen, vragenlijsten en een goede anamnese blijkt op zijn minst noodzakelijk voor een goede diagnostiek van schouderproblemen.

Naast het diagnosticeren kan een spierkrachttest ook een belangrijk hulpmiddel vormen om een therapieplan bij te sturen.

Voor alle vormen van spierkrachttesten geldt dat de test correcte uitvoering vereist om betrouwbaar en valide te zijn. Een verkeerde uitgangspositie van de patiënt of therapeut wordt dan ook als meest frequent beïnvloedende factor gezien.

Beïnvloedende factoren

Zoals vermeld in het begin van de inleiding mag een schouder niet gezien worden als een afzonderlijke entiteit. Ondanks een normaal glenohumeraal functioneren kan een persoon toch een verminderde exorotatie in de schouder hebben door problemen in de omliggende gewrichten en spieren. (1) Het uitvoeren van een exorotatie gaat vaak gepaard met een dorsiflexie in de pols. Hieruit volgt dat bijvoorbeeld polsartrose aanleiding kan geven tot een verminderde exorotatie ten gevolge van pijninhibitie. Daarnaast staat geen enkele beweging van de schouder los van het scapulothoracale gewricht waardoor een scapulaire dysfunctie aanleiding kan geven tot verminderde kracht naar exorotatie. Om een normale mobiliteit en spierkracht te ontwikkelen is een normaal functionerende cervicale en thoracale wervelzuil vereist. Elke problematiek ter hoogte van deze regio zal leiden tot beperkte glenohumerale functie. (11)

Net zoals de algemene kracht is ook de schouderkracht afhankelijk van bepaalde variabelen. Balcells-Diaz et al. tonen aan dat de schouderkracht beïnvloed wordt door de leeftijd en het geslacht. Op basis van de Constant - score is aangetoond dat er een significant verschil is tussen mannen en vrouwen waarbij de mannen een grotere kracht hebben. De Constant score geeft een idee over het functioneel gebruik van het bovenste lidmaat bij dagelijkse activiteiten en het niveau van pijn in de schouder. Er zijn 4 onderdelen die een score toegekend krijgen:

(14)

pijn, activiteiten in dagelijks leven, kracht en ROM (anteflexie, exorotatie, endorotatie en abductie). Hoe hoger de score van de persoon, hoe beter de functionaliteit van de schouder. Ook is er een significant verschil in schouderkracht volgens de leeftijd waarbij Balcells-Diaz et al. een onderscheid maakten tussen jonger dan 39 jaar en ouder dan 40 jaar. Het verschil tussen schouderkracht volgens de leeftijd is minder uitgesproken bij het vrouwen dan bij het mannen. (12)

Conclusie

Schouderproblematiek is frequent in onze samenleving. Dit komt niet enkel voor bij het sportende maar ook bij het werkende deel van de bevolking. Zo gaan we een overbelasting letsel zien door enerzijds te zware last en anderzijds door repetitieve overbelasting van het schoudergewricht.

Risicofactoren voor schouderklachten zijn o.a. obesitas, vrouwelijk geslacht, leeftijd, fysieke belasting op het werk en psychosociale factoren. De prevalentie van schouderklachten ligt veel hoger dan wat er in de huisartsenpraktijk gemeten wordt aangezien veel personen geen arts raadplegen.

Naarmate de leeftijd toeneemt ziet men meer degeneratieve verschijnselen ter hoogte van het schoudergewricht en musculatuur wat op zich ook aanleiding zal geven tot klachten. (13)

Methode

De studie is goedgekeurd door de Commissie voor Medische Ethiek, van het UZ Gent, dd. 29/10/2018.

Materiaal

Voor het meten van de exorotatiekracht van de schouder tijdens dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van twee verschillende meettoestellen. Enerzijds wordt de, op pagina 5 geïllustreerde, MicroFet 2 (HHD) gehanteerd en anderzijds de tot op heden niet gebruikte Ido-Isometer. De HHD kan een maximum kracht aan van 135,6 kg. De Ido-Isometer heeft slechts een maximum bereik van 20,99 kg. Alle metingen voor dit onderzoek worden uitgedrukt in kilogram.

Verderop is het de bedoeling om de resultaten van beide toestellen te correleren. Proefpersonen

De proefpersonen voor dit onderzoek worden gerekruteerd op basis van een poster en sociale media. Enkel proefpersonen ouder dan 18 jaar worden toegelaten. Daarna worden ze opgedeeld per geslacht. Zowel leeftijd als geslacht hebben een invloed op de gemeten kracht.

(15)

Voorafgaand aan het onderzoek krijgen de proefpersonen de vraag om een informed consent formulier te ondertekenen, een vragenlijst (bijlage 1) en de ADLER-score (bijlage 2) in te vullen. In de vragenlijst wordt naar informatie gevraagd over onder andere hun beroep, het al dan niet uitoefenen van sport en een letsel of klachten aan de schouder. Indien de proefpersoon vermeldt toch schouderklachten (pijn of beperkte ROM) te hebben, wordt deze persoon uit het onderzoek geëxcludeerd (drop-out).

Opstelling

De proefpersonen worden allen onderzocht of op de campus van het UZ Gent of in de sporthal van Blankenberge. Voor de metingen worden alle proefpersonen aan de schouder onderzocht in volgende twee uitgangsposities: passieve exorotatie in neutrale schouderstand met 90° elleboogflexie en in 90° abductie met 90° elleboogflexie. In de laatste houding wordt ook een weerstandstest uitgevoerd. Indien alle deze testen negatief zijn op pijn mag de proefpersoon deelnemen aan het onderzoek.

De proefpersonen nemen plaats op de onderzoekstafel in de juiste uitgangspositie. De exorotatiekracht wordt altijd in ruglig op een onderzoekstafel gemeten. De schouder wordt in 90° abductie gebracht. De onderzoeker geeft uitleg over de uit te voeren beweging en legt de nadruk op de zuivere exorotatie in het schoudergewricht en het voorkomen van een abductiebeweging of contractie van de biceps (elleboogflexie). De beweging wordt enkele malen passief gedemonstreerd en de patiënt moet isometrisch testen zonder toestel. (14-16) Er wordt gebruik gemaakt van twee verschillende toestellen. Bij de Ido-isometer wordt een onderscheid gemaakt tussen een meting waarbij het toestel bevestigd is aan een sportraam of een haak bevestigd in de muur en een meting waarbij de tester de Isometer rond zijn middel bevestigt.

1) Ido-isometer aan sportraam (= isometer1):

Het lint van de Ido-isometer wordt net onder de pols, ter hoogte van het tuberculum van Lister, van de proefpersoon aangebracht. Het andere uiteinde van de Isometer wordt bevestigd aan het sportraam aan de hand van een kliksysteem. De tester zorgt ervoor dat het touw van de Isometer op de correcte hoogte wordt geplaatst zodat het lint loodrecht staat op de voorarm (figuur 6).

(16)

2) Ido-isometer aan onderzoeker (= isometer2):

Hierbij wordt de Ido-Isometer bevestigd rond de middel van de onderzoeker. Deze stelt zich in schredestand op zodat hij de proefpersoon kan tegenhouden. De tester stelt de hoogte van de verstelbare onderzoekstafel zo in dat het lint van de Isometer loodrecht komt te staan op de voorarm van de testpersoon.

Figuur 7: 90° - 90° positie

Figuur 6: positie humerus ten opzichte van romp

Figuur 8: hoek van 90° in elleboog

(17)

3) HHD

De HHD wordt bevestigd op dezelfde positie bij de proefpersoon ter hoogte van het tuberculum van Lister. De onderzoeker stelt zich in schredestand op zodat de isometrische kracht behouden wordt.

Meting

De volgorde waarop de metingen uitgevoerd worden, gebeurt op basis van een randomisatie tussen HHD en Ido-Isometer. De keuze om te beginnen met de dominante of niet-dominante arm wordt ook bepaald door randomisatie.

De krachtmeting wordt in iedere positie driemaal uitgevoerd met een rustinterval van 30 seconden om spiervermoeidheid te voorkomen. Nadien worden dezelfde metingen uitgevoerd aan de contralaterale zijde. Hierna worden de twee andere methoden uitgevoerd op dezelfde manier. Bij de Ido-Isometer wordt pas op de startknop geduwd eens het lint op spanning is zodat valse lage waarden vermeden worden.

Om de inter – tester variabiliteit na te gaan worden de proefpersonen na een rust interval van drie minuten onderzocht door de tweede onderzoeker.

Om de intra – tester variabiliteit na te gaan worden de proefpersonen gevraagd om een tweede keer de test uit te voeren na enkele weken.

Statistiek

Voor de verwerking van de verzamelde data wordt SPSS 25 gebruikt. Op basis van de inclusiecriteria (ouder dan 18 jaar, geen schouderklachten en geen schouderoperatie in verleden) wordt er een “sample size” van 118 proefpersonen behouden, waaronder respectievelijk 62 mannen en 56 vrouwen. Flowchart 1 beschrijft dat er een “lost-to-follow-up” is van 77 personen voor wat betreft de intra – rater reliability. Ook worden bij bepaalde analyses een aantal proefpersonen geëxcludeerd omdat hun resultaten buiten het bereik van de Ido-Isometer vallen.

(18)

Flowchart 1: intra-rater reliability

Allereerst wordt een scatterplot opgemaakt (zie grafiek 1-2), waarbij de drie testmethodes uitgezet worden op de x- en y-as, om de correlatie tussen de verschillende metingen visueel na te gaan. De correlatiecoëfficiënt geeft echter enkel de correlatie weer tussen verschillende metingen. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de overeenkomst (agreement) tussen de gemeten waarden.

Daarentegen houdt de ICC (inter – class correlation coëfficiënt) in dat er gekeken wordt naar zowel de correlatie als de agreement. Deze coëfficiënt wordt berekend om na te gaan of er een verschil is tussen de verschillende testmethoden en waar dit verschil zich bevindt. Bovendien wordt deze ook gebruikt om de inter – rater en intra –rater reliability vast te stellen. (17)

In SPSS wordt, voor het vergelijken van de meetmethoden gekozen voor het model “two-way-mixed” waarbij de proefpersonen random geselecteerd worden en de tester vast bepaald is. Ook voor de intra – rater reliability wordt gebruikt gemaakt van dit model. Om de inter – rater reliability te bepalen wordt het model “two-way random” gekozen en zowel de proefpersoon als de tester zijn hier “at random”.

Resultaten

Algemeen overzicht

Het gemiddelde voor de exorotatiekracht valt bij de mannen, respectievelijk voor tester A en B, tussen 14,137 (Isometer1)tot 16,17 kg (HHD) en 15,329 (Isometer1) tot 15,881 (Isometer1). Bij de vrouwen valt dit gemiddelde tussen 8,021 (Isometer2) tot 9,12 (HHD) en 8,490 (Isometer1) tot 9,057 (Isometer2), respectievelijk voor tester A en B. (zie tabel 1-2, grafiek 3-7)

(19)

Vergelijken van HHD met Ido-isometer1

De ICCagreement ter vergelijking van de Handheld-Dynamometer en de Isometer1 bedraagt 0,921 [95% CI 0,750 ; 0,965] en 0,902 [95% CI 0,719 ; 0,954], voor respectievelijk de dominante en niet-dominante schouder. (zie tabel 3)

Vergelijken van HHD met Ido-Isometer2

De ICCagreement ter vergelijking van de HHD en de Isometer2 bedraagt 0,924 [95% CI 0,728 ; 0,968] en 0,918 [95% CI 0,712 ; 0,965], voor respectievelijk de dominante en niet-dominante schouder. (zie tabel 4)

Vergelijken van Isometer1 met Isometer2

Voor de dominante schouder bedraagt de ICCagreement ter vergelijking van de Isometer1 en Isometer2 0,963 [95% CI 0,948 ; 0,974] en 0,966 [95% CI 0,950 ; 0,976], voor respectievelijk tester A en tester B.

Voor de niet-dominante schouder bedraagt de ICCagreement ter vergelijking van de Isometer1 en Isometer2 0,968 [95% CI 0,955 ; 0,978] en 0,975 [95% CI 0,964 ; 0,983], voor respectievelijk tester A en tester B. (zie tabel 5-6)

Inter – rater reliability voor Isometer1

De inter – rater reliability, weergegeven door de ICCagreement, bedraagt 0,940 [95% CI 0,903 ; 0,961] en 0,919 [95% CI 0,869 ; 0,948] voor respectievelijk de dominante schouder en niet-dominante schouder. (zie tabel 7, grafiek 8-9)

Inter – rater reliability voor Isometer2

De inter – rater reliability, weergegeven door de ICCagreement, bedraagt 0,927 [95% CI 0,887 ; 0,952] en 0,920 [95% CI 0,864 ; 0,951] voor respectievelijk de dominante schouder en niet-dominante schouder. (zie tabel 8, grafiek 10-11)

Intra – rater reliability voor Isometer1 (Tester A)

De intra – rater reliability, weergegeven door de ICCagreement, bedraagt 0,896 [95% CI 0,815 ; 0,943] en 0,846 [95% CI 0,726 ; 0,915] voor respectievelijk de dominante schouder en niet-dominante schouder. (zie tabel 9, grafiek 12-13)

Intra – rater reliability voor Isometer2 (Tester A)

De intra – rater reliability, weergegeven door de ICCagreement, bedraagt 0,886 [95% CI 0,794 ; 0,938] en 0,869 [95% CI 0,739 ; 0,932] voor respectievelijk de dominante schouder en niet-dominante schouder. (zie tabel 10, grafiek 14-15)

(20)

Vergelijken van één enkele meting met het gemiddelde van drie metingen voor de HHD (Tester A)

De ICCagreement ter vergelijking van één meting en het gemiddelde van drie metingen bedraagt 0,989 [95% CI 0,983 ; 0,993] en 0,987 [95% CI 0,980 ; 0,991], voor respectievelijk de dominante en niet-dominante schouder. (zie tabel 11, grafiek 16-17)

Vergelijken van één enkele meting met het gemiddelde van drie metingen voor Isometer1 Voor de dominante schouder bedraagt de ICCagreement ter vergelijking van 1 meting en het gemiddelde 0,987 [95% CI 0,981 ; 0,991] en 0,988 [95% CI 0,982 ; 0,992], voor respectievelijk tester A en tester B.

Voor de niet-dominante schouder bedraagt de ICCagreement ter vergelijking van 1 meting en het gemiddelde 0,989 [95% CI 0,984 ; 0,992] en 0,985 [95% CI 0,979 ; 0,990], voor respectievelijk tester A en tester B. (zie tabel 12-13, grafiek 18-19)

Vergelijken van één enkele meting met het gemiddelde van drie metingen voor Isometer2 Voor de dominante schouder bedraagt de ICCagreement ter vergelijking van 1 meting en het gemiddelde 0,987 [95% CI 0,981 ; 0,991] en 0,983 [95% CI 0,976 ; 0,989], voor respectievelijk tester A en tester B.

Voor de niet-dominante schouder bedraagt de ICCagreement ter vergelijking van 1 meting en het gemiddelde 0,985 [95% CI 0,978 ; 0,990] en 0,989 [95% CI 0,984 ; 0,992], voor respectievelijk tester A en tester B. (zie tabel 14-15, grafiek 20-21)

Discussie

Voor de interpretatie van de ICC en het bijhorende betrouwbaarheidsinterval, wordt volgende standaard (18) gebruikt:

Deze studie is gebaseerd op een vergelijking met de reeds gevalideerde methode met de HHD (19). Uit de resultaten kan besloten worden dat de HHD en Isometer1 vergelijkbaar zijn met een matige tot uitstekende betrouwbaarheid. Ook bij vergelijking van de HHD en Isometer2 is er een matige tot uitstekende betrouwbaarheid. Bij het vergelijken van Isometer1 en Isometer2 vloeit een uitstekende betrouwbaarheid voort, zowel bij tester A als B. Deze laatste 2 methoden zijn dus gelijkwaardig voor de uitgevoerde kracht.

ICC ≤ 0,5: zwakke betrouwbaarheid 0,5 > ICC ≤ 0,75: matige betrouwbaarheid 0,75 > ICC ≤ 0,9: goede betrouwbaarheid ICC > 0,9: uitstekende betrouwbaarheid

(21)

De inter – rater reliability is goed tot uitstekend bij zowel Isometer1 als Isometer2. Deze methoden kunnen dus betrouwbaar door verschillende testers worden gebruikt. Holt et al. toont aan dat de inter – rater reliability voor de HHD in dezelfde grootteorde ligt, namelijk een goede tot uitstekende betrouwbaarheid (15).

Bij de intra – rater reliability is er klein verschil tussen de dominante en niet-dominante zijde van de testpersoon voor zowel Isometer1 als Isometer2. Voor de dominante zijde is er een goede tot uitstekende betrouwbaarheid, voor de niet-dominante zijde is dit matig tot uitstekend. In overeenstemming met de isometer, toont Holt et al. dat de intra – rater reliability van de HHD voor exorotatie van de schouder varieert van een goede tot uitstekende betrouwbaarheid (15).

Bij het vergelijken van de HHD met Isometer1 en HHD met Isometer2 varieert de SEM (Standard Error of Measurement, hier uitgedrukt in kg) tussen 1,311 en 1,445. Bij alle andere analyses bedraagt deze minder dan 1.Op een gemiddelde waarde tussen 14 en 16 kg bij mannen lijkt deze fout minder van belang. Bij vrouwen daarentegen, is deze fout proportioneel gezien een stuk groter aangezien deze een gemiddelde tussen 8 en 9 kg hebben. Bovendien is de minimaal gemeten kracht bij een vrouw 2,833 kg. De SEM bedraagt hierbij een derde van de kracht. Is dit van belang in de kliniek? Hoeveel mag deze meetfout bedragen om toch nog klinisch relevante verandering in de kracht te detecteren? Dit moet verder uitgewerkt worden in de toekomst.

Uit voorgaande resultaten kan besloten worden dat de Isometer vergelijkbaar is met de HHD voor de exorotatiekracht in abductie, ook wat betreft de inter- en intra-rater reliability. Mits verdere uitwerking kan deze methode ook gebruikt worden in de praktijk. Er zijn wel enkele beperkingen waarmee men rekening dient te houden.

Voordelen en nadelen van de toestellen

Naast het feit dat de resultaten van de verschillende krachttoestellen goed overeenkomen zijn er ook verschilpunten tussen de meetmethoden.

1) Piekkracht versus gemiddelde over 3 seconden

Het eerste aspect is de duur per meting bij beide toestellen. Hierbij heeft de Isometer een voordeel, omdat er altijd een gemiddelde gemeten wordt over een tijdsperiode van 3 seconden. Bij de HHD daarentegen staat er geen timer op het toestel zodat de onderzoeker zelf beslist over de duur van de meting. Dit kan als gevolg hebben dat de meetwaarde beïnvloed wordt door de onderzoeker. Ook meet de HHD de piekkracht bereikt tijdens één meetmoment. Uit dit onderzoek blijkt dat voorgaande geen invloed heeft op de gemeten waarde gezien de ICCagreement een zeer goede overeenkomst geeft. Ook Kristensen et al. tonen aan dat er geen verschil is tussen een piekkracht en een gemiddelde waarde over drie seconden voor de schouderkracht. (20) Dit kan voortkomen uit het feit dat de piekkracht bereikt

(22)

wordt tijdens de eerste drie seconden en dat bij de Ido-Isometer de piekkracht gedurende de eerste drie seconden behoorlijk aangehouden wordt.

2) Kostprijs

Daarnaast kan men de aankoopprijs van de Isometer als een groot pluspunt beschouwen. Zoals reeds vermeld kost een Ido-Isometer €346, wat relatief goedkoop is ten opzichte van de MicroFet 2 HHD die een minimumprijs van €990 heeft, minstens 2,59 maal de prijs van de Isometer. Tijdens het onderzoek is gebleken dat het materiaal, waaruit de HHD vervaardigd is, van betere kwaliteit is in vergelijking met het materiaal van de Isometer. Dit blijkt uit het feit dat reeds na een 70-tal proefpersonen een metalen onderdeel van de Isometer het begaf. Bovendien zijn de twee AAA batterijen voor de Isometer in iedere supermarkt, doe – het – zelfzaak of online makkelijk te verkrijgen omdat ze gebruikt worden voor diverse huis – tuin – en – keukentoestellen. De batterijen voor de HHD, van het type LS 14250 zijn vijf maal duurder en enkel te koop in zaken gespecialiseerd in elektronica of via enkele websites.

3) Bereik krachtmeter

Een volgend nadeel van de Isometer is het bereik van het toestel. Daar de HHD een bereik heeft tot 1320 Newton (±135 kg), wat meer dan vijfmaal de maximaal gemeten waarde in dit onderzoek betreft, heeft de Isometer een bereik tot en met 20,99 kg. Voor mensen revaliderend van een schouderpathologie is deze waarde voldoende, maar deze limiet vormt een probleem indien de patiënt een zeer goed ontwikkelde schoudermusculatuur heeft. Tijdens dit onderzoek zien we dat dit bereik bij sommige mannen ontoereikend is. Hier geeft het meettoestel een foutmelding (error) waardoor het meetresultaat niet bruikbaar is. Voor vrouwen daarentegen is het bereik van het toestel meer dan voldoende gezien de maximaal gemeten waarde bij een vrouw 14,767 kilogram bedraagt.

4) Controle uitgangspositie

Vervolgens is er een verschil op vlak van de uitgangshouding van de testpersoon. Daar de onderzoeker de HHD fixeert ter hoogte van de onderarm, kan de 90°-90°-uitgangshouding beter gecontroleerd en gecorrigeerd worden door de onderzoeker. Bij de onderzoeksmethode waarbij de Isometer bevestigd is ter hoogte van een vast object, is dit minder mogelijk aangezien het touw telkens op andere lengte moet ingesteld worden, op basis van de lengte en de positie van de patiënt. Bij de andere meetmethode, waarbij de Isometer bevestigd wordt rond de romp van de onderzoeker, is de uitgangspositie beter te controleren. Hierbij kan de onderzoeker de eigen positie aanpassen, zodanig dat het touw net voldoende onder spanning komt te staan.

Uit het voorgaande blijkt ook dat de compensatie, uitgevoerd door de testpersoon, vaker voorkomt bij de testmethode waarbij de Isometer bevestigd wordt aan het sportraam/muur. De

(23)

tussen bovenarm en onderarm verkleinen, waardoor er extra kracht geleverd wordt door de musculus biceps brachii en de musculus brachialis; (2) de schouder richting het oor van de patiënt bewegen, waardoor een schouderelevatie en abductie van de arm ontstaat; (3) lateroflexie van de romp naar de contralaterale zijde waardoor extra kracht kan geleverd worden. Aangezien de onderzoeker meer controle heeft over de meetapparatuur, zowel bij de HHD als de meetmethode waarbij de Isometer bevestigd wordt rond de romp van de onderzoeker, is minder compensatie mogelijk of kunnen dezelfde compensatiestrategieën makkelijker gecorrigeerd worden. Om deze mogelijke compensatiestrategieën te vermijden is het belangrijk, net zoals bij de HHD, passief de correcte beweging en de mogelijke fouten te demonstreren. Ook dient de testpersoon verbaal bijgestuurd te worden tijdens het onderzoek of tussen verschillende metingen.

1 meting of gemiddelde van 3 metingen?

In verschillende wetenschappelijke studies worden telkens 3 metingen, met een rustperiode tussen, uitgevoerd om een kracht te bepalen. Nadien wordt de meting herhaald aan de contralaterale kant om een links – rechts vergelijking mogelijk te maken. Met de Isometer zou dit 5 tot 10 minuten extra kosten, bovenop het reeds uitgevoerde bewegingsonderzoek in een consultatie. Hierdoor zou er 25 – 50% van de consultatie besteed worden aan enkel deze krachtmeting. Dit zou mogelijks kunnen leiden tot een vermindering van de kwaliteit van het overige deel van de consultatie wegens de tijdsdruk.

Deze studie vergelijkt het gebruik van één meting aan iedere schouder met de gemiddelde waarde bekomen door drie metingen aan iedere schouder. Voor beide testers is er zowel voor Isometer1 als Isometer2 een uitstekende betrouwbaarheid. Hieruit kan besloten worden dat één meting aan iedere schouder volstaat om de kracht te bepalen. Hierdoor zou er slechts 1 tot 2 minuten gespendeerd worden aan deze krachtmeting. Deze kortere test kan er voor zorgen dat artsen meer geneigd zijn om deze test te gebruiken ten voordele van de zorg voor de patiënt.

Beide testers merken wel op dat niet alle proefpersonen in staat zijn om na één poging een goede exorotatiebeweging uit te voeren. Dit is het gevolg van compensatiemechanismen omdat er nog geen gewenning is met de correcte houding of omdat de proefpersonen verontrust worden door het fragiele uiterlijk van de Isometer. Indien deze methode gebruikt wordt, is het belangrijk om aan de patiënt een duidelijke uitleg te geven over het toestel en de beweging die dient uitgevoerd te worden. Bovendien moet de nadruk worden gelegd op de verschillende compensatiemechanismen en moet de beweging vooraf passief gedemonstreerd worden.

(24)

Beïnvloedende factoren 1) Geslacht

Eudald Balcells et al. tonen reeds aan dat er een verschil is in spierkracht tussen mannen en vrouwen. Dit is toe te schrijven aan de grotere spiermassa bij mannen. (12) Ook in dit onderzoek wordt dit verschil aangetoond. Bij zowel tester A als B is er een verschil van 6 tot 7 kg voor alle meetmethoden en dit zowel bij de dominante als niet-dominante zijde. (zie grafiek 11 – 15 en tabel 14 – 15). Toch moet er rekening gehouden worden met de compensatiemechanismen. Deze worden frequenter vastgesteld bij mannelijke proefpersonen dan bij vrouwelijke en dan voornamelijk de compensatie waarbij de biceps foutief ingeschakeld wordt. Hierdoor kan de waarde van hun krachtmeting vals verhoogd zijn. Dit neemt niet weg dat mannen een grotere kracht hebben dan vrouwen, maar het verschil bedraagt waarschijnlijker minder dan 6 – 7 kg voor de exorotatiekracht van de schouder.

2) Leeftijd: (zie grafiek 22)

Eudald Balcells et al. tonen aan dat de spierkracht van de schouder daalt met stijgende leeftijd vanaf de vijfde leeftijdsdecade. Eveneens tonen zij aan dat de kracht in de leeftijdscategorie “jonger dan 31 jaar” en “31 - 40 jaar” in dezelfde grootteorde ligt. (12) In deze thesis wordt bij de mannen nog een stijging van de kracht gezien tot in de leeftijdsklasse 31 – 39 jaar wat kan toe te schrijven zijn aan de grootte van de steekproef. Indien de steekproef zou vergroten dan zou dit een effect kunnen hebben op de leeftijdsgerelateerde uitkomst. Vanaf de leeftijd van 40 jaar daalt de kracht en is er eveneens een bredere spreiding van de spierkracht. Dit kan verklaard worden doordat bijvoorbeeld 50- jarigen over het algemeen nog meer spierkracht hebben dan 70 jarigen. De oudere populatie in dit onderzoek, boven de 70 jaar, is zeker niet representatief voor alle 70-jarigen. Om deel te nemen aan het onderzoek mogen er namelijk geen klachten aan de schouder zijn, geen letsels of geen voorgaande operaties aan de schouder of omliggende gewrichten. Door deze exclusiecriteria blijven enkel de “healthy few” over. Bij de vrouwen daarentegen blijft de spierkracht meer gelijkaardig. Ook hier wordt een breder interval opgemerkt bij de leeftijdsklasse 40+. Hiervoor geldt dezelfde verklaring als bij de mannen.

3) Beroep

Het beroep van de proefpersoon heeft een grote invloed op de gemeten kracht. Het gemiddelde voor brandweerlui en politieagenten bedraagt voor alle methodes meer dan 17,084 kg (SD: 2,4400). Dit is één tot drie kg meer dan het gemiddelde voor alle mannen. Deze vergelijking kan in dit onderzoek niet nagegaan worden voor vrouwen. Er was slechts één vrouw die één van deze beroepen uitoefent. Deze analyse wordt daarom niet uitgevoerd voor de vrouwen. Het zou niet representatief zijn om één vrouwelijke testpersoon te vergelijken met het gemiddelde van de overige vrouwen.

(25)

De verklaring voor deze grotere spierkracht ligt waarschijnlijk bij de grotere spiermassa ten gevolge van de hogere fysieke activiteit.

Functionele betekenis van de krachtwaarde

Waarom heeft een mens de exorotatiekracht nodig? Heel wat kleine bewegingen in het dagelijks leven vereisen een exorotatiekracht in abductie. Bijvoorbeeld: soep eten, zich aankleden, telefoneren, etc. Indien deze bewegingen niet vlot meer uitgevoerd worden, daalt de “quality of life”.

De gemeten waarden vallen, op één testpersoon na, allemaal binnen de range 2,453 en 22,80 kg. Ondanks een verschil van 20 kg tussen het minimum en maximum, geven alle proefpersonen aan dat ze geen functionele hinder ervaren. Dit wordt nagegaan met de ADLER – score. Alle proef personen moesten hierop de maximale score van 30 behalen als voorwaarde voor deelname aan het onderzoek. Hieruit volgt dat met een kracht van slechts 2,453 kg de nodige bewegingen uitgevoerd kunnen worden. Hierbij rijzen de volgende vragen: (1) Welke waarde heeft men dan wel minimum nodig om de bewegingen uit de ADLER-score zonder probleem te voltooien? (2) Speelt enkel de exorotatiekracht een rol of ontstaat hinder ten gevolge van een onevenwicht tussen de endorotatie en exorotatie? (3) Welke andere factoren hebben een invloed op het slagen van deze bewegingen?

Bedenkingen

Voor de intra – rater reliability worden in totaal 41 proefpersonen op twee verschillende meetmomenten gemeten. De periode tussen de twee metingen is niet bij elke proefpersoon even lang. Aangezien niet alle proefpersonen op dezelfde manier zijn gerekruteerd, is het niet mogelijk om een vaste tussenperiode in te stellen. Bovendien zijn niet alle proefpersonen in staat een tweede maal tijd vrij te maken.

Bij enkele proefpersonen is er een interval van drie maanden tussen de twee metingen. In deze drie maanden kan de proefpersoon meer gaan sporten of juist minder. Dit zou een effect kunnen hebben op de meetwaarden. In deze studie valt op dat de waarden in dezelfde range liggen. De ICC is respectievelijk voor de dominante en niet-dominante zijde goed tot uitstekend en matig tot uitstekend voor zowel Isometer1 als Isometer2.

Implementatie in de praktijk

Ter bevestiging van de Isometer aan een vast object, wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van een sportraam of een haak in de muur. Naar de praktijk toe lijkt een sportraam in elke onderzoekskamer onhaalbaar. Een in hoogte verstelbare haak lijkt een meer haalbare oplossing. De voordelen hiervan zijn: (1) de lage kostprijs; (2) zeer stevig materiaal; (3) uitermate makkelijk in te stellen op juiste hoogte voor elke patiënt. Het nadeel van deze methode is dat er zowel links als rechts van de onderzoekstafel een haak in de muur moet

(26)

komen, aangezien het touw loodrecht op de onderarm moet staan tijdens de meting. Een alternatief is het gebruik van een gemakkelijk verplaatsbare tafel op wielen.

De best mogelijke oplossing echter is het gebruik van twee ijzeren staven die bevestigd zijn aan de onderzoekstafel ter hoogte van de voeten van de testpersoon. Het zou mogelijk moeten zijn om deze staven zowel in de breedte als in de hoogte te laten variëren. Op die manier kan de staaf in de juiste positie gebracht worden. Ideaal zou een constructie zijn, die onder de tafel opgeborgen kan worden.

Deze opstelling lijkt eveneens bruikbaar voor de endorotatie in abductie. Er is slechts één verschil, namelijk de endorotatie in plaats van de exorotatie. Door een gebrek aan tijd wordt dit in deze studie echter niet verder uitgewerkt. In de toekomst kan nagegaan worden of deze opstelling ook voldoet voor de endorotatiekracht.

Conclusie

Uit dit onderzoek kan besloten worden dat de Ido-Isometer en de HHD vergelijkbaar zijn in het gebruik voor het meten van de exorotatiekracht van de schouder in 90° abductie. Er zijn enkele duidelijke beperkingen bij het gebruik van de Isometer in vergelijking met de HHD. Toch zijn er ook voordelen bij het gebruik van de HHD ten opzichte van de Isometer. Deze zijn beschreven in bovenstaande discussie. Bovendien vergen beide toestellen maar één meting. Naar de toekomst toe dient er voor de Isometer nog extra onderzoek gevoerd worden, onder meer om een referentiewaarde per leeftijdscategorie en geslacht op te stellen.

(27)

Referenties

1. Johan Bellemans JV. Musculoskeletale aandoeningen, orthopedie en traumatologie: ACCO; 2013.

2. Boileau P, McClelland WB, Jr., Rumian AP. Massive irreparable rotator cuff tears: how to rebalance the cuff-deficient shoulder. Instr Course Lect. 2014;63:71-83.

3. Dadema T. Humeroscapulair ritme 2002 [

4. Aydin T, Yildiz Y, Yanmis I, Yildiz C, Kalyon TA. Shoulder proprioception: a comparison between the shoulder joint in healthy and surgically repaired shoulders. Arch Orthop Trauma Surg. 2001;121(7):422-5.

5. Cools Ann DWL, Ceyssens Charlotte, Ryckewaert Robin. Evaluatie van de beweegelijkheid en de isometrische kracht van de schouder. Belgium: Ghent; 2012-2013. 6. Cuthbert SC, Goodheart GJ, Jr. On the reliability and validity of manual muscle testing: a literature review. Chiropr Osteopat. 2007;15:4.

7. Leggin BG, Neuman RM, Iannotti JP, Williams GR, Thompson EC. Intrarater and interrater reliability of three isometric dynamometers in assessing shoulder strength. J Shoulder Elbow Surg. 1996;5(1):18-24.

8. Stark T, Walker B, Phillips JK, Fejer R, Beck R. Hand-held dynamometry correlation with the gold standard isokinetic dynamometry: a systematic review. Pm r. 2011;3(5):472-9. 9. Mavroidis C, Nikitczuk J, Weinberg B, Danaher G, Jensen K, Pelletier P, et al. Smart portable rehabilitation devices. J Neuroeng Rehabil. 2005;2:18.

10. Tyler TF, Nahow RC, Nicholas SJ, McHugh MP. Quantifying shoulder rotation weakness in patients with shoulder impingement. J Shoulder Elbow Surg. 2005;14(6):570-4. 11. Koel G. Fysiotherapeutische diagnostiek bij patiënten met schouderpijn 2017 [

12. Balcells-Diaz E, Daunis IEP. Shoulder strength value differences between genders and age groups. J Shoulder Elbow Surg. 2018;27(3):463-9.

13. Mikel-Wing Lun Reilingh TK, Annemieke Tanja-Harfterkamp, D.A.W.M. van der Windt. Het beloop en de prognose van schouderklachten: verschillen tussen acute en chronische klachten. Huisarts en wetenschap. 2008.

14. McDonald AC, Savoie SM, Mulla DM, Keir PJ. Dynamic and static shoulder strength relationship and predictive model. Appl Ergon. 2018;67:162-9.

15. Cools AM, Vanderstukken F, Vereecken F, Duprez M, Heyman K, Goethals N, et al. Eccentric and isometric shoulder rotator cuff strength testing using a hand-held dynamometer: reference values for overhead athletes. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc. 2016;24(12):3838-47.

16. Zanca GG, Oliveira AB, Saccol MF, Mattiello-Rosa SM. Isokinetic dynamometry applied to shoulder rotators - velocity limitations in eccentric evaluations. J Sci Med Sport. 2011;14(6):541-6.

17. de Vet HC, Terwee CB, Knol DL, Bouter LM. When to use agreement versus reliability measures. J Clin Epidemiol. 2006;59(10):1033-9.

18. Koo TK, Li MY. A Guideline of Selecting and Reporting Intraclass Correlation Coefficients for Reliability Research. J Chiropr Med. 2016;15(2):155-63.

19. Holt KL, Raper DP, Boettcher CE, Waddington GS, Drew MK. Hand-held dynamometry strength measures for internal and external rotation demonstrate superior reliability, lower minimal detectable change and higher correlation to isokinetic dynamometry than externally-fixed dynamometry of the shoulder. Phys Ther Sport. 2016;21:75-81.

20. Kristensen MT, Aagesen M, Hjerrild S, Lund Skov Larsen P, Hovmand B, Ban I. Reliability and agreement between 2 strength devices used in the newly modified and standardized Constant score. J Shoulder Elbow Surg. 2014;23(12):1806-12.

(28)

Bijlagen

Bijlage 1: vragenlijst

Demografische info

1. Naam + voornaam: ... 2. Geslacht:

Man

Vrouw

3. Geboortedatum: ... Leeftijd: ... 4. Lengte: ... cm Gewicht: ... kg 5. Werkstatuut: ... 6. Bent u links of rechtshandig?

Links

Rechts

7. Doet u aan sport?

Ja

Neen a. Indien neen

i. Deed u in het verleden aan sport?

Ja

Neen 1. Indien ja

a. Welke sport? ... b. Hoeveel uren per week? ... uren c. Hoe lang hebt u deze sport uitgeoefend? ... b. Indien ja

i. Welke sport? ... ii. Hoeveel uren per week ? ... uren iii. Hoe lang oefent u deze sport al uit? ... 8. Hebt u een letsel of klachten aan de schouder?

Ja

Neen

a. Indien ja

i. Wat ? ... ii. Aan welke zijde?

Links

Rechts

iii. (Sinds) wanneer? ... 9. Hebt u andere aandoeningen?

Ja

Neen

a. Indien ja, welke? ... 10. Bent u in het verleden al geopereerd aan de schouder?

Ja

Neen

a. Indien ja

i. Aan welke zijde?

Links

Rechts

(29)

Bijlage 2: ADLER-score

ADLER score

Naam + voornaam: ... Activities of daily living requiring active external rotation (ADLER)

Al onderstaande activiteiten moeten uitgevoerd worden zonder de hulp van een nek in flexie (plooien), zonder een gebogen romp en zonder de elleboog eerst in abductie ( weg van het lichaam) te brengen. Gelieve een cijfer te omcirkelen overeenkomstig met je antwoord.

0= onmogelijk om uit te voeren 1= zeer moeilijik om uit te voeren 2= een beetje moeilijk uit te voeren 3= makkelijk

1. Het haar kammen 0 – 1 – 2- 3

2. Zich scheren (mannen) of make-up aandoen (vrouwen) 0 – 1 – 2- 3

3. Tanden poetsen 0 – 1 – 2- 3

4. Aankleden (bv: een T- shirt) zonder hulp 0 – 1 – 2- 3

5. Een glas vullen met een volle fles (terwijl je neerzit aan een tafel) 0 – 1 – 2- 3 6. Drinken (een vol glas naar de mond brengen) 0 – 1 – 2- 3

7. Soep eten (met een volle lepel) 0 – 1 – 2- 3

8. Iemand zijn hand schudden of de deur openen 0 – 1 – 2- 3 9. Een telefoon gebruiken (ter hoogte van je oor) 0 – 1 – 2- 3 10. Een brief schrijven (of een document ondertekenen of een toetsenbord

0 – 1 – 2- 3 gebruiken of piano spelen)

(30)
(31)
(32)
(33)
(34)
(35)
(36)

Bijlage 4: tabellen

Tabel 1 . Overzicht verschillen man - vrouw ( Tester A)

Parameters Dominant HHD Niet-dominant HHD Dominant ISO1 Niet-dominant ISO1

Man N 44 45 62 62 Gem. in kg (SD) 16,17 (4,003) 15,65 (3,765) 14,807 (3,5388) 14,137 (3,8253) Min. in kg 5,57 6,03 5,520 5,350 Max. in kg 22,80 21,17 20,870 20,445 Vrouw N 46 45 56 56 Gem. in kg (SD) 9,12 (2,453) 8,70 (2,297) 8,421 (2,3774) 8,043 (2,3714) Min. in kg 3,47 3,90 2,540 2,970 Max. in kg 13,13 13,37 14,410 14,767

HHD = hand-held dynamometer ; ISO1 = Isometer 1 ; ISO2 = Isometer 2 ; N = steekproefaantal ; gem. = gemiddelde ; SD = standaarddeviatie ;

Tabel 1b. Overzicht verschillen man - vrouw ( Tester A)

Parameters Dominant ISO2 Niet-dominant ISO2

Man N 62 62 Gem. in kg (SD) 14,931 (3,5706) 14,236 (3,8494) Min. in kg 5,423 5,080 Max. in kg 20,670 20,300 Vrouw N 56 56 Gem. in kg (SD) 8,386 (2,4761) 8,021 (2,1864) Min. in kg 2,453 2,523 Max. in kg 12,603 11,937

(37)

Tabel 2. Overzicht verschillen man - vrouw ( Tester B)

Parameters Dominant ISO1 Niet-dominant ISO1 Dominant ISO2 Niet-dominant ISO2

Man N 60 60 60 60 Gem. in kg (SD) 15,811 (3,3563) 15,329 (3,5339) 15,717 (3,2796) 15,415 (3,5803) Min. in kg 6,680 6,250 6,317 5,730 Max. in kg 20,900 20,410 20,870 20,527 Vrouw N 50 50 50 50 Gem. in kg (SD) 8,880 (2,4214) 8,490 (2,2889) 9,057 (2,3457) 8,559 (2,3918) Min. in kg 3,083 2,833 3,023 2,863 Max. in kg 14,177 12,737 14,263 13,030

HHD = hand-held dynamometer ; ISO1 = Isometer 1 ; ISO2 = Isometer 2 ; N = steekproefaantal ; gem. = gemiddelde ; SD = standaard- deviatie ; min. = minimum ; max. = maximum

(38)

Tabel 3. Reproduceerbaarheid van de metingen van de HHD en Isometer 1

(Tester A)

Parameters Dominant Niet-dominant

N 90 HHD gem. in kg (SD) 12,57 (4,831) 12,10 (4,663) ISO 1 gem. in kg (SD) 11,466 (4,4462) 10,927 (4,4117) HHD - ISO 1: Meandiff 1,103 (1,5181) 1,172 (1,6839) (SDdiff) ICC_agreement 0,921 0,902 (95%BI) (0,750 - 0,965) (0,719 - 0,954) ICC_consistency 0,947 0,931 (95% BI) (0,920 - 0,964) (0,897 - 0,954) SEM_agreement 1,322 1,445 SEM_consistency 1,073 1,191

N = steekproefaantal ; HHD = hand-held dynamometer ; gem. = gemiddelde ; SD = standaarddeviatie ; ISO 1 = Isometer 1 ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error of Measurement

Tabel 4. Reproduceerbaarheid van de metingen van de HHD en Isometer 2

(Tester A)

Parameters Dominant Niet-dominant

N 90 HHD gem. in kg (SD) 12,57 (4,831) 12,10 (4,663) ISO 2 gem. in kg (SD) 11,427 (4,5374) 10,950 (4,4224) HHD - ISO 2: Meandiff 1,103 (1,5181) 1,172 (1,6839) (SDdiff) ICC_agreement 0,924 0,918 (95% BI) (0,728 ; 0,968) (0,712 ; 0,965) ICC_consistency 0,951 0,947 (95% BI) (0,926 ; 0,967) (0,920 ; 0,965) SEM_agreement 1,311 1,321 SEM_consistency 1,038 1,048

N = steekproefaantal ; HHD = hand-held dynamometer ; gem. = gemiddelde ; SD = standaarddeviatie ; ISO 2 = Isometer 2 ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error of Measurement

(39)

Tabel 5. Reproduceerbaarheid van de metingen van Isometer 1 en Isometer 2

(Tester A)

Parameters Dominant Niet-dominant

N 118

ISO 1 gem. in kg (SD) 11,722 (4,4043) 11,193 (4,4216) ISO 2 gem. in kg (SD) 11,769 (4,5014) 11,234 (4,4292) ISO 1 - ISO 2: Meandiff −0,047 (1,2097) −0,041 (1,1203) (SDdiff) ICC_agreement 0,963 0,968 (95% BI) (0,948 ; 0,974) (0,955 ; 0,978) ICC_consistency 0,963 0,968 (95% BI) (0,947 ; 0,974) (0,954 ; 0,978) SEM_agreement 0,852 0,789 SEM_consistency 0,855 0,792

N = steekproefaantal ; ISO 1 = Isometer 1 ; gem. = gemiddelde ; SD = standaarddeviatie ; ISO 2 = Isometer 2 ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error Error of Measurement

Tabel 6. Reproduceerbaarheid van de metingen van Isometer 1 en Isometer 2

(Tester B)

Parameters Dominant Niet-dominant

N 110

ISO 1 gem. in kg (SD) 12,598 (4,5543) 12,158 (4,5590) ISO 2 gem. in kg (SD) 12,629 (4,4022) 12,237 (4,6090) ISO 1 - ISO 2: Meandiff −0,032 (1,1798) −0,079 (1,0287) (SDdiff) ICC_agreement 0,966 0,975 (95% BI) (0,950 ; 0,976) (0,964 ; 0,983) ICC_consistency 0,965 0,975 (95% BI) (0,950 ; 0,976) (0,963 ; 0,983) SEM_agreement 0,831 0,726 SEM_consistency 0,834 0,727

N = steekproefaantal ; ISO 1 = Isometer 1 ; gem. = gemiddelde ; SD = standaarddeviatie ; ISO 2 = Isometer 2 ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error Error of Measurement

(40)

Tabel 7. Inter-rater reliability bij Isometer 1

Parameters Dominant Niet-dominant

N 110 Tester A gem. in kg (SD) 12,074 ( 4,2922) 11,526 (4,3515) Tester B gem. in kg (SD) 12,598 (4,5543) 12,158 (4,5590) A - B Meandiff −0,523 (1,4594) −0,632 (1,6955) (SDdiff) ICC_agreement 0,940 0,919 (95% BI) (0,903 ; 0,961) (0,869 ; 0,948) ICC_consistency 0,946 0,928 (95% BI) (0,920 ; 0,962) (0,896 ; 0,95) SEM_agreement 1,092 1,274 SEM_consistency 1,032 1,199

N = steekproefaantal ; gem. = gemiddelde ; SD = standaarddeviatie ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error of Measurement

Tabel 8. Inter-rater reliability bij Isometer 2

Parameters Dominant Niet-dominant

N 110 Tester A gem. in kg (SD) 12,107 (4,4310) 11,540 (4,3993) Tester B gem. in kg (SD) 12,629 (4,4022) 12,237 (4,6090) A - B: Meandiff −0,523 (1,6192) −0,697 (1,6793) (SDdiff) ICC_agreement 0,927 0,920 (95% BI) (0,887 ; 0,952) (0,864 ; 0,951) ICC_consistency 0,933 0,931 (95% BI) (0,903 ; 0,953) (0,900 ; 0,952) SEM_agreement 1,198 1,281 SEM_consistency 1,145 1,187

N = steekproefaantal ; gem. = gemiddelde ; SD = standaarddeviatie ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error of Measurement

(41)

Tabel 9. Intra-rater reliability bij Isometer 1 (Tester A)

Parameters Dominant Niet-dominant

N 41 M1 gem. in kg (SD) 11,938 (3,8789) 11,176 (4,0367) M2 gem. in kg (SD) 12,298 (4,1038) 11,855 (4,3971) M1 - M2: Meandiff −0,360 (1,8047) −0,679 (2,2822) (SDdiff) ICC_agreement 0,896 0,846 (95% BI) (0,815 ; 0,943) (0,726 ; 0,915) ICC_consistency 0,898 0,854 (95% BI) (0,817 ; 0,944) (0,742 ; 0,919) SEM_agreement 1,286 1,665 SEM_consistency 1,276 1,614

N = steekproefaantal ; M1 = eerste moment ; gem. = gemiddelde ; SD = standaarddeviatie ; M2 = tweede moment ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error of Measurement

Tabel 10. Intra-rater reliability bij Isometer 2 (Tester A)

Parameters Dominant Niet-dominant

N 41 M1 gem. in kg (SD) 11,848 (3,8419) 11,047 (3,9392) M2 gem. in kg (SD) 12,373 (4,1063) 11,914 (4,2362) M1 - M2: Meandiff −0,524 (1,8574) −0,867 (1,9549) (SDdiff) ICC_agreement 0,886 0,869 (95% BI) (0,794 ; 0,938) (0,739 ; 0,932) ICC_consistency 0,891 0,886 (95% BI) (0,805 ; 0,940) (0,796 ; 0,937) SEM_agreement 1,349 1,497 SEM_consistency 1,313 1,382

N = steekproefaantal ; M1 = eerste moment ; gem. = gemiddelde ; SD = standaarddeviatie ; M2 = tweede moment ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error of Measurement

(42)

Tabel 11. Reproduceerbaarheid van 1 enkele en 3 metingen bij HHD (Tester A)

Parameters Dominant Niet-dominant

N 90 M1 gem. in kg(SD) 12,68 (4,939) 12,13 (4,849) M3 gem. in kg (SD) 12,57 (4,831) 12,10 (4,663) M1 - M3: Meandiff −0,11 (0,721) −0,03 (0,773) (SDdiff) ICC_agreement 0,989 0,987 (95% BI) (0,983 ; 0,993) (0,980 ; 0,991) ICC_consistency 0,989 0,987 (95% BI) (0,984 ; 0,993) (0,980 ; 0,991) SEM_agreement 0,513 0,544 SEM_consistency 0,510 0,546

N = steekproefaantal ; M1 = eerste meting ; gem. = gemiddelde ; SD =

standaarddeviatie ; M3 = gemiddelde van 3 metingen ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error of Measurement

Tabel 12. Reproduceerbaarheid van 1 enkele en 3 metingen bij Isometer 1

(Tester A)

Parameters Dominant Niet-dominant

N 116 M1 in kg (SD) 11,519 (4,3390) 10,975 (4,3093) M3 gem. in kg (SD) 11,568 (4,2802) 11,046 (4,3115) M1 - M3: Meandiff 0,049 (0,7077) 0,071 (0,6488) (SDdiff) ICC_agreement 0,987 0,989 (95% BI) (0,981 ; 0,991) (0,984 ; 0,992) ICC_consistency 0,987 0,989 (95% BI) (0,981 ; 0,991) (0,984 ; 0,992) SEM_agreement 0,499 0,460 SEM_consistency 0,500 0,459

N = steekproefaantal ; M1 = eerste meting ; gem. = gemiddelde ; SD =

standaarddeviatie ; M3 = gemiddelde van 3 metingen ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error of Measurement

(43)

Tabel 13. Reproduceerbaarheid van 1 enkele en 3 metingen bij Isometer 1

(Tester B)

Parameters Dominant Niet-dominant

N 106 M1 in kg (SD) 12,190 (4,5646) 11,742 (4,5198) M3 gem. in kg (SD) 12,339 (4,4219) 11,886 (4,4158) M1 - M3: Meandiff 0,149 (0,6927) 0,143 (0,7531) (SDdiff) ICC_agreement 0,988 0,985 (95% BI) (0,982 ; 0,992) (0,979 ; 0,990) ICC_consistency 0,988 0,986 (95% BI) (0,983 ; 0,992) (0,979 ; 0,990) SEM_agreement 0,499 0,540 SEM_consistency 0,490 0,533

N = steekproefaantal ; M1 = eerste meting ; gem. = gemiddelde ; SD =

standaarddeviatie ; M3 = gemiddelde van 3 metingen ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error of Measurement

Tabel 14. Reproduceerbaarheid van 1 enkele en 3 metingen bij Isometer 2

(Tester A)

Parameters Dominant Niet-dominant

N 114 M1 in kg (SD) 11,484 (4,4411) 11,042 (4,2904) M3 gem. in kg (SD) 11,481 (4,3008) 10,926 (4,1826) M1 - M3: Meandiff −0,003 (0,7079) −0,115 (0,7287) (SDdiff) ICC_agreement 0,987 0,985 (95% BI) (0,981 ; 0,991) (0,978 ; 0,990) ICC_consistency 0,987 0,985 (95% BI) (0,981 ; 0,991) (0,979 ; 0,990) SEM_agreement 0,498 0,519 SEM_consistency 0,501 0,515

N = steekproefaantal ; M1 = eerste meting ; gem. = gemiddelde ; SD =

standaarddeviatie ; M3 = gemiddelde van 3 metingen ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error of Measurement

(44)

Tabel 15. Reproduceerbaarheid van 1 enkele en 3 metingen bij Isometer 2

(Tester B)

Parameters Dominant Niet-dominant

N 107 M1 in kg (SD) 12,386 (4,2804) 12,112 (4,5975) M3 gem. in kg (SD) 12,420 (4,2767) 12,019 (4,4814) M1 - M3: Meandiff 0,034 (0,7803) −0,093 (0,6762) (SDdiff) ICC_agreement 0,983 0,989 (95% BI) (0,976 ; 0,989) (0,984 ; 0,992) ICC_consistency 0,983 0,989 (95% BI) (0,976 ; 0,989) (0,984 ; 0,992) SEM_agreement 0,550 0,480 SEM_consistency 0,552 0,478

N = steekproefaantal ; M1 = eerste meting ; gem. = gemiddelde ; SD =

standaarddeviatie ; M3 = gemiddelde van 3 metingen ; Meandiff = gemiddelde van de verschillen ; SDdiff = Standaardeviatie van de verschillen ; ICC = Intraclass correlatie coëfficiënt ; BI = Betrouwbaarheidsinterval ; SEM = Standard Error of Measurement

Afbeelding

Figuur 1. Rotator-cuff. Overgenomen uit Rotator cuff scheur  door  AZ  Groeninge  Kortrijk,  2015  (  https://www.ortho- kortrijk.be/nieuw/home/probleem-zones/schouder/rotator-cuff-scheur/)
Figuur 2: manuele spiertesting
Figuur 4: HHD (MicroFet 2)
Figuur 5: Ido-Isometer
+2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op Praktijkcentrum Sterksel is onderzocht of het aantal dieren met pleuritis aan de slachtlijn verminderd kan worden door dieren van geboorte tot afleveren naar het slachthuis als

Hierbij zijn de klimaatadaptatie processen van de gemeente Enschede en de gemeente Zwolle geanalyseerd op twee schaalniveaus, met de bijbehorende mate van participatie door

Als er alleen gekeken wordt naar de schooltypes kan er gesteld worden dat op attitude alleen het overig bijzonder onderwijs significant positief scoort.. Op de vorm

Er is niet een significant verschil in het aandeel inwoners is dat verwacht dat de sociale banden binnen het dorp versterkt worden door een fusie tussen de basisscholen in Loppersum

Uit de versie van het Tractatenblad volgt daarente- gen dat artikel 19 alleen betrekking heeft op de nakoming van die verplichtingen welke de Hoge Verdragsluitende Partijen in

Het niet meer uitleesbaar zijn van de transponder in het oormerk van systeem D kwam op alle vier de locaties voor, variërend van één tot vijf defecte transponders per locatie..

Deze vraag was de aanleiding voor dit onderzoek naar verschillende aspecten van werktevredenheid (tevredenheid met het loon, met het soort werk, met de sfeer

De tweede situatie speelde in de al eerder genoemde zaak Ci/iz. Door de uitzetting van de vader terwijl de procedure over de omgangsregeling nog liep, kon de proefomgangsregeling