• No results found

Gezocht : medewerker m/v : een onderzoek naar de ervaringen van transgenders op de werkvloer in Nederland en de omgang met stigmatisering in een seksedichotome omgeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gezocht : medewerker m/v : een onderzoek naar de ervaringen van transgenders op de werkvloer in Nederland en de omgang met stigmatisering in een seksedichotome omgeving"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gezocht: Medewerker m/v

Een onderzoek naar de ervaringen van transgenders op de

werkvloer in Nederland en de omgang met stigmatisering in

een seksedichotome omgeving

Masterscriptie Culturele en Sociale Antropologie Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Naam: Jip Sandile Turksma Studentnummer: 10219692 Begeleider: Anna Aalten

Eerste Lezer: Marie-Louise Janssen Tweede Lezer: Rachel Spronk Datum: 1-7-2016

Plaats: Amsterdam Aantal Woorden: 27.311

(2)

Abstract

In the Netherlands it is assumed that sex determines gender and exists of two natural

categories that are mutually exclusive. However, there seem to be more and more examples of people who do not identify with their given sex. These people are deviances of the sex

dichotomy and can be summoned under the term ‘transgender’. In this thesis I will explore the relation between exclusion of transgenders from public domains and the urge of maintaining the sex dichotomy as it is. Therefore I will focus on the experiences of transgenders at the workplace. The workplace serves as a context where social interactions take place on a daily basis. 14 in-depth interviews with a variety of transgender people from the Netherlands were conducted for this research. Transgenders often experience trouble at and around the

workplace because of their deviancy of the sex dichotomy.

I will outline how the transition is experienced as an undesirable state of being, due to the way liminal beings are treated. In analysing this I will make use of Victor Turners (1969, 1974) concept of liminality and how it is related to preserving the existing social structure. Some transgenders will never come across the betwixt and between status that Victor Turner describes; they will never be recognized as unambiguously man or woman. At this point I will distinguish between transgenders who stay ambiguous after transition and transgenders who seem physically unambiguous after transition by making use of Erving Goffmans (1963) distinction between a discredited (visible) and discreditable (invisible) stigma. I will show how transgenders with a visible stigma and transgenders with an invisible stigma try to avoid or overcome stigmatization at the workplace in different ways.

I will illustrate how liminality and stigmatization are both mechanisms of excluding deviant beings from the public space, in order to preserve the existing social structure. I will conclude by showing how individual strategies of transgenders to prevent or avoid

stigmatization, eventually perpetuate stigmatization of transgenders in society.

Transgender – sex dichotomy – workplace – social interaction – liminality – ambiguity – stigma – discredited (visible) stigma – discreditable (invisible stigma) - stigma management

(3)

Inhoud

Inleiding……….5

Hoofdstuk 1. De invloed van genderduiding; liminaliteit en stigmatisering………..…….7

1.1 Genderduiding; een continue bezigheid……….7

1.2 De transitie als liminele fase………...8

1.3 Afwijkingen op de norm………...10

1.4 Stigmatisering………...11

1.5 De rol van het lichaam………..13

1.6 Transgenders op de werkvloer; wat is er al bekend? ………...13

1.7 Methodologie………15

1.7.1 Interviews………..15

1.7.2 Respondenten werven.………..15

1.7.3 Variaties……….……...17

1.7.4 Opleidingsniveau………..18

Hoofdstuk 2. De coming out en de transitie………19

2.1 De coming out op de werkvloer……….…….….………...….…20

2.1.1 Het inleiden van de coming out………21

2.1.2 Een ritualisering van de coming out….………22

2.1.3 De rol van (on)zichtbaarheid ………...23

2.1.4 Een stukje zekerheid? ………..25

2.1.5 Omgang met- en reacties op de coming out.………27

2.2 De transitie……….….……….……27

2.2.1 Verantwoordelijk voor het oplossen van verwarring………..………….…29

2.2.2 Het discours als belemmering……….….….……...30

2.2.3 Uitsluiting op de werkvloer………..33

2.2.4 Uitsluiting van de werkvloer……….….….….35

2.2.5 De liminele fase; onwenselijk, maar noodzakelijk………...37

2.2.6 Ontsnappen aan onwenselijkheden………...40

2.3 De Afronding van de transitie ………..40

Hoofdstuk 3. Na de transitie; opnieuw onderdeel van de groep? ……….41

3.1 Transgenders met een onzichtbaar stigma………42

3.1.1 De invloed van roddel………...43

3.1.2 De afwezigheid van roddel………...45

3.1.3 Het uitsluiten van roddel………...46

3.2 Stigma management; omgaan met een onzichtbaar stigma..………47

3.2.1 Afwegingen aangaande openheid over een onzichtbaar stigma………...47

3.2.2 Smoesjes en de irrelevantie van het transgender-zijn op de werkvloer ………...49

3.2.3 De grenzen aan informatie management………..50

3.2.4 ‘Terug de kast in’………..51

3.2.5 De fragiliteit van identiteit………52

3.3 Transgenders met een zichtbaar stigma………53

3.3.1 Vooroordelen en risico’s………...54

3.3.2 Nadelen van een (schijnbaar) limineel bestaan……….57

3.4 Omgaan met een zichtbaar ambigue verschijning………58

3.4.1 Sociale interacties uit de weg gaan………...58

3.4.2 Netwerken in plaats van solliciteren……….58

(4)

3.4.4 Zelfacceptatie………60

3.4.5 ‘Jezelf dragen’………...61

3.4.6 Context-gebonden stigma management………....64

3.4.7 Ambiguïteit besmet identiteit………65

Conclusie………..67

Dankwoord………..71

Bibliografie………..72

(5)

Inleiding

Aangenomen wordt dat iemand man is of vrouw. Als iemand geen man is, dan is zij vrouw en andersom (Kessler & McKenna 1978: 112). Voor veel mensen is dit een vanzelfsprekend gegeven en geeft het geen problemen. Echter zijn er ook mensen die geboren worden in een lichaam dat vrouwelijke kenmerken vertoont, maar die zichzelf zien en ervaren als jongen. Andersom zijn er ook mensen die geboren worden in een lichaam met mannelijke kenmerken maar zichzelf zien en ervaren als meisje. Er zijn ook mensen die zich niet helemaal man en niet helemaal vrouw voelen. Sommige van hen hebben een afkeer van hun lichaam, anderen hebben moeite met de maatschappelijke rol die van hun verwacht wordt en weer anderen hebben vooral een drang voor het dragen van bepaalde, genderspecifieke kleding. Dit is een gevarieerd spectrum van mensen die allemaal op een bepaalde manier afwijken van de seksedichotomie; de indeling in mannen en vrouwen als twee elkaar uitsluitende categorieën (Orobio de Castro 1993: 2).

In de sociale wetenschappen is de term ‘transgender’ een breed gedragen definitie voor iedereen die de grenzen van de seksetweedeling overschrijdt of niet probleemloos in het ‘hokje’ man of vrouw past (Papoulias 2006). Ook in de maatschappij is er de laatste jaren meer bekendheid over het bestaan van transgenders. Dit wordt onder andere versterkt door de groeiende media-aandacht voor het onderwerp. De KRO zendt een tweede serie ‘Hij is een Zij’ uit, op TLC wordt in ‘I am Jazz’ het leven van de 14-jarige transgender gevolgd en in de populaire Amerikaanse gevangenisserie ‘Orange is the New Black’ speelt een transvrouw (man-naar-vrouw) de rol van transgender, om een paar voorbeelden te noemen. In ‘Hij is een Zij’ worden de levens gevolgd van een aantal transgenders. Er is aandacht voor het

transitieproces en wat daar bij komt kijken en ook de directe familie is in beeld. De kijker krijgt een idee van wat het inhoudt om transgender te zijn. De focus in deze programma’s ligt op de privésfeer.

Aandacht voor een fenomeen als transgenderisme in de wetenschap en in de media leidt niet direct tot de individuele acceptatie van transgenders in de maatschappij (Van Eijk 2014: 56). Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat transgenders in de openbare ruimte vaak op een negatieve manier worden benaderd, worden uitgescholden op school en op de werkvloer worden gediscrimineerd (Keuzenkamp 2012: 58-60).

In dit onderzoek richt ik me op de ervaringen van transgenders in de publieke ruimte, meer specifiek op ervaringen op de werkvloer waarin ik de nadruk leg op de sociale

(6)

probleemloos binnen de seksedichotomie passen, ofwel cis-genders, mensen wiens biologische geboortegeslacht overeenkomt met hun genderidentiteit1.

De werkvloer is een interessant domein door de onontkoombare sociale interacties die er plaatsvinden, daarnaast neemt ‘werk’ een groot deel van het dagelijks leven in beslag. In het privéleven kunnen onprettige sociale interacties uit de weg worden gegaan; maar op de werkvloer dient men hier professioneel mee om te gaan en kunnen deze sociale interacties doorgaans niet worden vermeden, bij een baan wordt een bepaald soort verantwoordelijkheid verwacht.

Ik zal aan de hand van verschillende theorieën inzichtelijk proberen te maken hoe er op de werkvloer voor transgenders problemen kunnen ontstaan.

(7)

Hoofdstuk 1. De invloed van genderduiding; liminaliteit en

stigmatisering

1.1 Genderduiding; een continue bezigheid

In Nederland gaan we ervan uit dat er slechts twee genders zijn: man en vrouw. Volgens de sociologische feministen Suzanne Kessler en Wendy McKenna kennen we iedereen die we waarnemen automatisch een gender toe (Kessler & McKenna 1978: 2); we proberen te duiden of iemand man of vrouw is. In het toekennen van gender wordt gezocht naar mannelijke of vrouwelijke kenmerken; baardgroei hoort bijvoorbeeld bij mannen en borsten horen bij vrouwen (ibid.: 2). Mannen hebben vaak een lage stem en vrouwen meestal een hogere stem.

Het toekennen van gender is volgens de auteurs niet slechts een simpel

inspectieproces, maar heeft verregaande gevolgen voor de sociale interactie (ibid.: 2). Het duiden van iemands gender vormt de basis voor het begrijpen van andere bestanddelen van gender, zoals genderrollen en genderidentiteit (ibid.: 2). Wanneer we iemand waarnemen, wordt daaraan automatisch een bepaalde verwachting gekoppeld. Een genderrol is een set van verwachtingen omtrent passende gedragingen die bij mannen of vrouwen horen; geboden en verboden wat betreft gedragingen (ibid.: 11). De genderidentiteit verwijst naar de mate waarin iemand zijn of haar gender bevestigt en deelneemt aan de gevoelens en gedragingen die gezien worden als ‘passend’ bij de toegekende gender (ibid.: 10,11). Het effect van

gendertoekenning beïnvloedt iedereen die in deze seksedichotome context leeft. Van mannen hebben we andere verwachtingen dan van vrouwen. Gender wordt daarmee gezien als een anker, na de toekenning van een gender worden alle handelingen van een persoon in het licht van hun gender geanalyseerd, stellen Kessler en McKenna (ibid.: 6).

Het feit dat er in Nederland wordt gedacht in twee genders, en niet in bijvoorbeeld drie of meer classificaties, is volgens Kessler en McKenna een sociale constructie; de indeling in mannen en vrouwen is niet universeel en bestaat niet in essentie. Uiteindelijk wordt die indeling wel ervaren als vanzelfsprekend en wordt er ook naar geleefd. Dit heeft tot gevolg dat er in Nederland een genderwerkelijkheid wordt beleefd en gecreëerd waarin alleen

mannen en vrouwen bestaan doordat iedereen constant bezig is met het genderen van zichzelf en de ander. De constante duiding van gender toont aan hoe doordrenkt onze maatschappij is van de indeling in mannen en vrouwen.

Op de werkvloer bestaat het proces van genderduiding ook. Wanneer we een

receptionist aan de telefoon krijgen proberen we diens gender te duiden; dit gaat zo onbewust dat we er pas bij stilstaan op het moment dat iemand niet direct te duiden is als man of vrouw.

(8)

Gendertoekenning gebeurt continu, automatisch en bestendigt de dagelijkse sociale

interacties. Op het moment dat we iemand niet direct kunnen duiden ten aanzien van zijn of haar gender ontstaat er verwarring. Het wordt dan lastig te duiden met wie we te maken hebben en wat we van deze persoon kunnen en mogen verwachten. Ook wordt het

ingewikkeld hoe we deze persoon moeten benaderen omdat de seksedichotomie (de indeling van mensen in de elkaar uitsluitende categorieën van man en vrouw) op zo’n moment faalt (Van Eijk 2014: 57). Ambigue personen (personen die niet eenduidig als mannelijk of vrouwelijk zijn te definiëren) zorgen niet alleen voor wanorde over hoe zij te definiëren zijn, maar roepen ook existentiële vragen op bij de persoon die ze definieert; ‘Als iemand met een penis zichzelf een vrouw kan noemen, ben ik dan nog wel een vrouw? En hoe verhoud ik me tot zo iemand?’ (ibid.). Dit soort ongemakkelijke situaties zouden op de werkvloer aanleiding kunnen geven tot onrust en verminderde arbeidsproductiviteit.

1.2 De transitie als liminele fase

Wanneer is iemand dan lastig te duiden? Bij transgenders gebeurt dat vaak in de periode waarin zij in transitie gaan. De transitie is het proces waarin iemand een andere gender aanneemt, die afwijkt van het geboortegeslacht. Dit kan een overgang zijn van man-naar-vrouw of van man-naar-vrouw-naar-man, maar het kan ook zijn dat iemand zich meer thuis voelt ergens tussen het mannelijke en het vrouwelijke in, of dat iemand soms man en soms vrouw wil zijn. Een transitie is opgedeeld in de sociale transitie en de lichamelijke transitie. In Nederland geldt dat je geen lichamelijke transitie kunt doormaken (bestaande uit hormoontherapie en operationele aanpassing van de geslachtshormonen), zonder eerst een sociale transitie te doen. Die sociale transitie wordt een ‘real life-fase’ genoemd; daarbij leeft de transgender een periode naar het gewenste geslacht en is de psychologische begeleiding verplicht (Piper & Mannino 2008: 80). De sociale transitie is gericht op het leven naar de ervaren

genderidentiteit en de daarbij horende genderrol, dat wil zeggen dat men zich gaat kleden en gedragen naar de gewenste genderrol.

Tijdens een lichamelijke transitie is de invloed van hormoongebruik afhankelijk van de transitie die wordt doorgemaakt. Bij een transitie van vrouw naar man ontstaat in de meeste gevallen baardgroei, een andere spieropbouw, een andere vetverdeling en de stem wordt lager. Deze veranderingen zijn vergelijkbaar met wat er gebeurt tijdens de puberteit van een jongen naar een man. Tijdens de transitie zullen volgroeide borsten niet verdwijnen door middel van hormonen; deze moeten met een operatie worden weggehaald. Bij een transitie van man naar vrouw wordt de aanmaak van testosteron geblokkeerd. De baardgroei kan

(9)

minder worden en er kan borstgroei ontwikkelen, verder verandert er lichamelijk weinig. Geslachtsorganen zullen in geen geval veranderen door het nemen van hormonen, die kunnen operatief aangepast worden. Voorafgaand aan de puberteit zijn de meeste veranderingen hormonaal te regelen. Dan hebben meisjes nog geen borsten en jongens nog geen baardgroei of lage stem. De meeste transgenders gaan echter later in hun leven in transitie, wanneer de puberteit allang is afgelopen.

De periode waarin een transitie plaatsvindt, van man naar vrouw of vrouw naar man, of in sommige gevallen van een eenduidige gender naar ‘iets ertussenin’, kan gezien worden als een liminele fase. In Arnold van Genneps Rites de Passages, waarin hij overgangsrituelen beschrijft waarmee de samenleving zichzelf zou reproduceren op het gebied van normen en waarden, spreekt hij over de liminele fase als onderdeel daarvan (Turner 1969: 94). Van Gennep stelt dat de overgangsrituelen bestaan uit drie fasen; de fase van separatie, de liminele fase en daarna de re-integratie fase (ibid.). Mensen gaan van de ene categorie naar de andere, via de liminele fase. In de fase van separatie is er een afscheiding van de rest van de groep, in dit geval is dat de rest van de maatschappij bestaande uit de elkaar uitsluitende categorieën van mannen en vrouwen. Voor transgenders betekent dit dat zij afscheid nemen van hun ‘oorspronkelijke’ gender, de gender waarmee zij geboren zijn.

Tijdens de liminele fase is er sprake van ambiguïteit; transgenders zijn dan lichamelijk niet als eenduidig mannelijk of vrouwelijk te definiëren (De Jongh 1999: 17). Transgenders zijn dan ‘nog niet’ en ‘niet meer’ of zoals Turner stelt betwixt and between, ze zijn niet in te delen binnen de bestaande classificaties; namelijk die van man of vrouw (Turner 1969: 95). Volgens Turner is de liminele fase een onwenselijke en gevaarlijke staat van zijn, omdat er geen groep is waar men bij hoort (Turner 1974: 232). Maar hij stelt ook dat deze fase

noodzakelijk is om de oude status achter zich te laten en een nieuwe rol aan te kunnen nemen in de samenleving (ibid.). Na de liminele fase volgt de re-integratie fase, in de re-integratie fase zijn transgenders toegetreden tot de maatschappelijke categorie van hun ‘nieuwe’ gender. Ze zijn dan opnieuw onderdeel van de seksedichotomie. Echter is dit niet in alle gevallen zo, bij sommige transgenders blijft de liminele fase voortduren; aangezien zij lichamelijk nooit te duiden zijn als alleen ‘man’ of ‘vrouw’ door hun omgeving. Dat komt omdat het in sommige gevallen medisch gezien niet mogelijk is om die ambiguïteit op te lossen, dan blijf je sporen zien van het geboortegeslacht. Soms kiezen transgenders er ook zelf voor om die lichamelijke ambiguïteit te behouden, omdat dat past bij de door hun ervaren genderidentiteit.

(10)

1.3 Afwijkingen op de norm

Ook Ines Orobio de Castro, die onderzoek deed naar juridische en medische debatten over transseksualiteit in Nederland, stelt dat de indeling in mannen en vrouwen wordt gezien als het wezenlijke ordeningsprincipe van mensen en dat transseksualiteit dit principe verstoort (Orobio de Castro 1993: 6). Transseksualiteit wordt omschreven als de ervaring in het verkeerde lichaam te zitten; iemand is overtuigd een vrouw te zijn, maar heeft een mannelijk lichaam, of andersom (ibid.). Orobio de Castro laat zien hoe de Nederlandse maatschappij transseksuelen opnieuw een plek probeert te geven binnen de bestaande structuren en maakt daarbij gebruik van Foucault’s benadering van machtsrelaties als een dynamisch proces van uitwisseling (ibid.: 3). In deze benadering gaat het niet om een onderdrukkende macht met een duidelijke verdeling tussen meester en slaaf, maar over een relationele vorm van macht waarin verzet mogelijk is en de partijen elkaar wederzijds beïnvloeden (ibid.). Met deze vorm van macht – die geïnternaliseerd wordt en zichzelf reproduceert – worden denkkaders van mensen op zodanige manier beïnvloed dat ze zich daar niet bewust van zijn en zelf zullen meewerken aan hun onderwerping (ibid.).

In ‘Made to Order; Sex/Gender in a Transsexual Perspective’ brengt Orobio de Castro (1993) in kaart welke mechanismen er in de medische en de juridische context ontstaan als reactie op transseksualiteit in de jaren ‘70 (ibid.: 2). Deze mechanismen staan in dienst van het beschermen en behouden van de bestaande seksedichotomie (ibid.: 6). In de medische context wordt anatomie gezien als de belangrijkste indicator voor het bepalen van iemands sekse; dat wat zichtbaar is aan het lichaam onthult iemands ‘ware sekse’, ook als dat niet als de ware sekse wordt ervaren (ibid.: 49). ‘What is visible is true and what is true must be made visible, regarding someone’s ‘true sex’’(Orobio de Castro 1993: 56), datgene wat als

waarheid wordt beschouwd moet waarneembaar zijn voor het oog; als iets zichtbaar is, is het waar. Zicht heeft een bevoorrechte positie over de andere zintuigen; in Nederland wordt het gezien als het betrouwbaarste en meest kritische zintuig (ibid.: 50).

In 1976 wordt het veranderen van geslacht in Nederland gelegaliseerd. De wetgeving wordt aangepast, niet zozeer omdat transgenders bepaalde ‘rechten’ zouden hebben, maar als een oplossing/geneesmethode voor uitzonderlijke gevallen. Het was niet de bedoeling dat iedereen nu een ‘keuze’ zou krijgen over tot welke sekse ze behoorden. Alleen de mensen die het risico liepen op het aantasten van hun mentale gezondheid als ze niet een ander geslacht zouden krijgen, konden zich beroepen op dit recht (ibid.: 70). Mede daarom stelt Orobio de Castro dat het legaliseren van geslachtsverandering voornamelijk diende tot het behoud van de seksedichotomie (ibid.: 71). Het wettelijke geslacht mocht alleen veranderd worden als

(11)

iemand een medische geslachtsverandering onderging en zo goed mogelijk transformeerde naar het andere geslacht; zowel fysiek als in gedrag (ibid.: 72). Na een operatie was het belangrijk dat zij hun nieuwe rol als vrouw of man zo goed mogelijk vervulden;

transseksuelen moesten zoveel mogelijk genormaliseerd worden zodat de belangrijkste principes van het familierecht, de seksedichotomie en heteroseksualiteit onaangetast bleven (ibid.: 71). Het legaliseren van geslachtsveranderingen betekent daarmee dat transseksuelen geaccepteerd worden als ‘uitzonderingen’ op de regel van de seksedichotomie (ibid.: 71).

Transseksuelen vormen dankzij het legaliseren van het veranderen van het geslacht in mindere mate een bedreiging voor het behoud van de seksedichotomie. Andere transgenders kunnen ook gezien worden als verstoring van de seksedichotomie en omdat zij zich niet allemaal in dezelfde mate willen aanpassen als transseksuelen (sommigen willen liever ergens tussen de seksen in leven), vormen zij een bedreiging die wellicht problematischer is.

1.4 Stigmatisering

In ‘Stigma; the Notes on the Management of Spoiled Identity’ beschrijft de socioloog Erving Goffman situaties waarin individuen die ‘anders’ zijn, worden uitgesloten van volledige sociale acceptatie (Goffman 1963: 1). Goffman definieert de term stigma als ‘een eigenschap die ervoor zorgt dat de drager ervan ernstig in diskrediet wordt gebracht’; diegene wordt gezien als ‘minderwaardig aan anderen’, heeft een besmette identiteit (ibid.: 3). Hij stelt dat mensen met stigma’s per definitie gezien worden als ‘niet helemaal menselijk’ (ibid.: 5). In publieke ruimtes worden mensen met een stigma vaak gemeden (ibid.: 1). Goffmans werk over stigma’s is in de sociale wetenschappen ruimschoots opgepakt en er zijn veel

toevoegingen geweest op zijn definitie van stigma. Daarin komen steeds zijn twee punten naar voren: (1) Stigma is een eigenschap die mensen markeert als ‘anders’ en leidt tot ‘devaluatie’; het afnemen van waardering voor iemand; en (2) stigma is afhankelijk van relaties en de context; stigma is sociaal geconstrueerd (Yang et al. 2007: 1525).

Een stigma kan op twee manieren gedragen worden; er is het zichtbare stigma, dat direct waarneembaar is en daarnaast het onzichtbare, kenbare stigma (Kando 1972: 476). Goffman noemt deze respectievelijk; discredited en discreditable (Goffman 1963: 4). Bij het zichtbare stigma dringt het afwijkende lichaam zich op aan het oog, waardoor het stigma niet of nauwelijks kan worden verborgen (ibid.: 4,5). Een zichtbaar stigma zal in sociale

interacties altijd aanwezig zijn en reacties oproepen. Het onzichtbare stigma is niet (direct) zichtbaar en hoeft daardoor niet in iedere sociale interactie een rol te spelen.

(12)

Mensen die een stigma dragen krijgen in publieke ruimtes vaak te maken met stigmatisering; stigmatisering kan bestaan uit stereotypering, vooroordelen en discriminatie (Pescosolido et al. 2008: 431). Stereotypering komt neer op het karakteriseren van individuen van een groep op grond van het generaliseren van een al dan niet reële waarneming (ibid.). Een stereotype beeld van transgenders is dat ze niet kunnen (samen)werken omdat ze teveel met zichzelf en hun genderidentiteit bezig zijn. Vooroordelen zijn ongegronde meningen over personen of groepen, vaak voortgekomen uit een neiging, gevoel of traditie (ibid.). Mensen kunnen bijvoorbeeld een negatieve mening hebben over een transgender door de verwarring en het ongemak dat ontstaat bij de confrontatie met transgenders. Discriminatie is het uitsluiten van degenen met een stigma om hun stigma en de ideeën (vooroordelen en stereotypes) die daaraan kleven (ibid.).

Omdat transgenders in Nederland afwijken van de heersende seksedichotomie, zouden zij op de werkvloer te maken kunnen krijgen met stigmatisering. De werkvloer is een

publieke ruimte waar dagelijks interactie plaatsvindt tussen collega’s; een stigma zou van invloed kunnen zijn op het verloop van die sociale interacties. Transgenders die in transitie gaan krijgen door de hormoonbehandeling meestal een ambigue voorkomen en dus een zichtbaar stigma. Na de transitie zijn sommige transgenders passabel; dat wil zeggen dat ze geloofwaardig zijn in hun nieuwe genderrol en geen duidelijk zichtbare kenmerken meer hebben van hun geboortegeslacht. Hierdoor verandert de manier waarop ze hun stigma dragen; dat verandert van een zichtbaar in een onzichtbaar (en kenbaar) stigma. Er zijn ook transgenders die hun zichtbare stigma behouden, zij blijven er na de transitie ambigue uitzien en zijn dus niet passabel als man of vrouw.

Het is duidelijk dat zichtbare stigma’s (meestal negatieve) gevolgen hebben voor de sociale interacties die transgenders aangaan. Maar hoewel een onzichtbaar stigma

gemakkelijker verborgen kan worden, kan het (als het kenbaar wordt gemaakt) dezelfde gevolgen hebben als een zichtbaar stigma. Dan kan ook iemand met een onzichtbaar stigma te maken krijgen met verschillende vormen van stigmatisering. Iemands reputatie wordt dan alsnog bevuild door een in het verleden ‘gecorrigeerde’ lichamelijke afwijking (ibid.: 9). Een transgender met een onzichtbaar stigma zou onder andere problemen kunnen hebben bij sollicitaties. Dan wordt achtergrondinformatie over het individu kenbaar; als er bijvoorbeeld diploma’s of papieren moeten worden getoond, waarop het oude geslacht nog staat vermeld. Als na de transitie het zichtbare stigma verandert in een kenbaar stigma, leidt dit niet

(13)

1.5 De rol van het lichaam

De kwesties die voorafgaand besproken zijn, zouden niet relevant zijn als het lichaam niet zo’n grote rol speelde. In processen van genderduiding, liminaliteit, afwijken van de seksedichotome norm en stigma speelt het lichaam een bepalende rol. Erica Reischer en Kathryn Koo bespreken hoe er binnen de antropologie wordt gekeken naar de rol van het lichaam. Het lichaam heeft een actieve rol in de sociale wereld omdat het lichaam

onlosmakelijk verbonden is aan de acties van het handelend individu (Reischer & Koo 2004: 307). Het individu handelt door middel van het lichaam; het is niet alleen een omhulsel van het individu, maar een deel van zijn/haar identiteit. Deze manier van kijken naar het lichaam wordt ook wel embodiment genoemd (ibid.). De rol van het lichaam is in het bijzonder interessant om te bestuderen in het geval van transgenders; zij ervaren hun lichaam vaak als problematisch omdat deze niet in overeenstemming is met hun identiteit.

1.6 Transgenders op de werkvloer; wat is er al bekend?

Er is nog maar weinig onderzoek gedaan dat zich richt op de ervaringen van transgenders op de werkvloer. In 2011 is er wel een kwantitatief onderzoek gepubliceerd door het CBS over de werksituaties van transseksuelen. In dit onderzoek zijn transseksuelen gedefinieerd als mensen die een geslachtsoperatie hebben gehad en vervolgens langs juridische weg hun geslachtelijke identiteit voor de wet hebben gewijzigd. De onderzoekspopulatie in dit CBS onderzoek is daarmee minder breed dan die van mijn onderzoek, maar het was juist door de registratie voor het CBS mogelijk om een statistisch onderzoek te doen.

Uit het CBS onderzoek blijkt dat werkloosheid onder transseksuelen hoger is dan de gemiddelde werkloosheid in Nederland (Geerdinck 2011: 9). 40% van de transseksuelen heeft een hbo of wo-opleiding afgerond, tegenover 25% van de potentiële beroepsbevolking.

Volgens het CBS zijn de cijfers aangaande werkloosheid onder transseksuelen opvallend in combinatie met het feit dat ze vaker hoogopgeleid2 zijn (ibid.: 9). Echter is er geen aanwijzing die erop duidt dat hoogopgeleiden in het algemeen vaker een baan hebben dan

laagopgeleiden. De onderzoeksresultaten van het CBS duiden dus niet automatisch op hoge werkloosheid van transseksuelen dankzij hun transseksualiteit. Ongeveer 75% van de transseksuelen heeft een laag inkomen, onder de potentiële beroepsbevolking ligt dit percentage op 40% (ibid.: 5). Het inkomen wordt gebaseerd op het besteedbare

2

Het CBS hanteert als definitie voor hoogopgeleid in dit onderzoek mensen die een hbo-en/of wo-opleiding hebben afgerond. (ibid.: 19)

(14)

huishoudinkomen, transseksuelen wonen vaker alleen dan niet-transseksuelen en mede daardoor is het verschil in inkomen tussen de potentiële beroepsbevolking en transseksuelen groter. Voor 33% van de transseksuelen is een uitkering (een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een bijstandsuitkering) de belangrijkste inkomstenbron, tegenover 10% onder de potentiële beroepsbevolking (ibid.).

Opvallend is dat transseksuelen na hun transitie vaker een baan hebben dan voor hun transitie (ibid.: 14, 15), voor hun transitie hebben ze vaker een WW-uitkering, na de transitie vaker een AO-uitkering (ibid.: 14). Uit het onderzoek blijkt ook dat vrouw-naar-man

transseksuelen vaker werkzaam zijn dan man-naar-vrouw transseksuelen (ibid.: 14).

Hieronder heb ik de percentages in een tabel gezet, om het iets overzichtelijker te maken.

Cijfers CBS Hoog

Opgeleid

Laag inkomen Afhankelijk van een uitkering

Transseksuelen 40% 75% 33%

Potentiele

beroepsbevolking

25% 40% 10%

De bevindingen van het CBS roepen vragen op zoals: ‘Hoe valt te verklaren dat

transseksuelen in verhouding vaker werkloos zijn dan niet-transseksuelen?’ en ‘Wat zou kunnen verklaren dat man-naar-vrouw transseksuelen vaker werkloos zijn dan vrouw-naar-man transseksuelen?’.

Hoewel dit CBS-onderzoek specifiek ingaat op de situatie van transseksuelen, denk ik dat er veel overeenkomsten zullen zijn met andere transgenders. Evenals transseksuelen vallen transgenders niet probleemloos binnen de seksedichotomie en verondersteld kan worden dat deze cijfers ook relevantie hebben voor transgenders in bredere zin.

Er is ook een kwalitatief onderzoek geweest van het Sociaal Cultureel Planbureau naar de algehele maatschappelijke positie van transgenders in Nederland (Keuzenkamp 2012), met daarin ook aandacht voor de arbeidspositie. De cijfers aangaande werkloosheid komen

ongeveer overeen met de cijfers van het CBS-rapport. Een opvallende bevinding uit dit rapport is dat respondenten vaak op het werk niet uit de kast waren, 45% van de respondenten houdt op het werk het transgender-zijn verborgen, terwijl ze er in de privésfeer wel open over zijn (ibid.: 44, tabel). Naar aanleiding van deze bevinding ben ik benieuwd naar de redenen om het transgender-zijn verborgen te houden op de werkvloer.

(15)

De vraag die ik in deze scriptie wil gaan beantwoorden is als volgt:

Wat zijn de ervaringen van transgenders op de werkvloer en hoe gaan ze hiermee om?

1.7 Methodologie

1.7.1 Interviews

Voor de beantwoording van mijn onderzoeksvraag heb ik semigestructureerde interviews afgenomen met transgenders. Omdat mijn onderzoek gericht is op werkervaringen, was het belangrijk dat de respondenten ervaringen hadden met werk. De interviews zijn afgenomen aan de hand van een vragenlijst die als leidraad diende voor het interview, ik wilde vooral ingaan op datgene waar respondenten zelf over uitweidden. Ik was benieuwd hoe

verschillende invullingen van het transgender-zijn verbonden waren aan verschillende ervaringen op de werkvloer, daarom waren veel vragen gericht op hoe het transgender-zijn ervaren wordt en wat het transgender-zijn voor iemand betekent. Ook waren er vragen over de werksituaties in verschillende perioden; voor, tijdens en na de transitie.

1.7.2 Respondenten werven

Voor het werven van respondenten heb ik verschillende dingen geprobeerd. Ik heb eerst iedereen in mijn kennissenkring op de hoogte gesteld van mijn onderzoek en gevraagd of er mensen waren die transgenders kenden. Via deze weg heb ik vijf respondenten kunnen werven. Daarnaast ben ik naar transgender-bijeenkomsten geweest om contact te leggen met potentiële respondenten, uiteindelijk heb ik met twee van hun een interview gedaan. Ook heb ik mijn eerste respondenten gevraagd om mijn oproep (zie bijlage) te delen met andere

transgenders; een van hen heeft mijn oproep op een besloten facebook pagina geplaatst, alleen voor vrouw-naar-man transgenders. Dit zijn mensen die geboren zijn als vrouw en een

transitie doen of hebben gedaan naar het lichaam van een man. Via deze weg heb ik vier vrouw-naar-man respondenten kunnen werven. Vervolgens ben ik op zoek gegaan naar man-naar-vrouw transgenders (mensen die geboren zijn als man en een transitie doen om een vrouwelijk lichaam te krijgen) om zoveel mogelijk variatie ten aanzien van transgenders in het onderzoek te betrekken.

Aan het begin van elk interview vroeg ik mijn respondenten hoe zij zich definieerden in termen van gender. Aan de hand van de variërende antwoorden die zij gaven heb ik ze ingedeeld in vijf groepen (zie hiervoor de onderstaande tabel). Ik ben ook op zoek gegaan naar respondenten van verschillende leeftijden. In de afgelopen decennia is er veel veranderd; er is meer mogelijk op het gebied van lichaamsaanpassingen en daarnaast meer openheid over

(16)

het bestaan van transgenderisme. De variatie in mijn groep respondenten op het gebied van leeftijd en qua invulling van het begrip transgender zorgen voor een brede kijk op de problematiek rond stigmatisering op de werkvloer. Na de tabel volgt uitleg over de verschillende invullingen van het begrip transgender.

Naam Respondent3 Leeftijd tijdens interview Invulling begrip transgender Leeftijd begin transitie Werksituatie Tom 21 vrouw-naar-man transgender 15 In loondienst – bijbaan James 21 vrouw-naar-man transgender 18 In loondienst – bijbaan Daniël 24 vrouw-naar-man transgender 22 In loondienst – bijbaan Max 20 vrouw-naar-man transgender 17 In loondienst – bijbaan Willem 40 vrouw-naar-man transgender 36 In loondienst Gerard 44 vrouw-naar-man transgender 41 Zelfstandige Dave 37 vrouw-naar-man transgender 33 Werkloos/Ziektewet Tiska 51 man-naar-vrouw transgender 30 Werkloos Felice 54 man-naar-vrouw transgender 49 In loondienst Eva 50 man-naar-vrouw transgender 45 Werkloos/Ziektewet

Thijmen 19 Genderneutraal 16 In loondienst –

bijbaan

Esther 27 Genderneutraal 23 In loondienst

Charlotte 66 Transgender 51 (coming out)4

Gepensioneerd

Bea 60 Crossdresser 55 (coming

out)5

Gepensioneerd

3

Namen en andere details zijn veranderd om de privacy van de respondenten te waarborgen.

4,5

(17)

1.7.3 Variaties

De definities die in de tabel staan onder ‘invulling begrip transgender’ zijn voornamelijk termen waarmee mijn respondenten zichzelf identificeren. De categorieën die ik ‘vrouw-naar-man transgender’ en ‘‘vrouw-naar-man-naar-vrouw transgender’ heb genoemd worden in de medische wereld aangeduid als transseksuelen. Deze mensen hebben een lichamelijke verandering doorgemaakt van het ene geslacht naar het andere, of zitten nog in dat veranderingsproces. Mijn respondenten definieerden zichzelf niet als ‘transseksuelen’, omdat dit begrip teveel nadruk legt op seksualiteit en zijzelf hun ‘zijn’ meer in relatie brengen met identiteit. Deze mensen identificeerden zich als man (in het geval van vrouw-naar-man transgenders) en vrouw (in het geval man-naar-vrouw transgenders). Ik heb er echter voor gekozen om naar deze respondenten te verwijzen in termen die voor de lezer duidelijk maken welke

verandering ze hebben doorgemaakt.

De term ‘genderneutraal’ gebruikten zowel Thijmen als Esther om zichzelf te duiden in termen van gender. Thijmen identificeert zich met geen van beide genders, hij wil het liefst leven tussen de bestaande geslachten in, maar geeft de voorkeur aan mannelijke

voornaamwoorden. Esther vindt het niet nodig om te kiezen tussen ‘man’ of ‘vrouw’ zijn, beide genders passen evenmin. Z/hij leeft het liefst in het midden. Als ik naar Esther verwijs zal ik gebruik maken van een niet bestaand voornaamwoord; z/hij. Esther had namelijk moeite om zichzelf uit te drukken in de bestaande termen, die uitsluitend mannelijk of vrouwelijk waren.

Charlotte identificeert zich als transgender. Voor haar maakt het duidelijk dat ze zowel een mannelijke als vrouwelijke kant heeft en die kanten allebei naar voren wil laten komen. Omdat Charlotte tijdens ons gesprek in vrouwelijke verschijning was (een rok, hakken, make-up, handtas), zal ik naar haar verwijzen met vrouwelijke voornaamwoorden.

Bea heeft zichzelf niet geïdentificeerd met een specifieke term. De term ‘crossdresser’ vond ik het beste bij haar passen. Crossdressing is het dragen van kleding en aannemen van een genderrol die in de betreffende cultuur meer past bij die van het andere geslacht (Piper & Mannino 2008: 76, 77). Bea sprak veel over kleding en uiterlijke vormgeving en als ik haar vroeg naar haar beleving van gender, gaf ze vaak antwoorden die te maken hadden met uiterlijk. Ze had daarnaast geen moeite met haar mannelijke lichaam (ibid.).

De term ‘transgender’ zal alleen nog gebruikt worden in collectief verband; om naar de gehele groep te verwijzen. Individueel identificeren de respondenten - met uitzondering van één respondent – zich namelijk niet als ‘transgender’.

(18)

1.7.4 Opleidingsniveau

Met uitzondering van één respondent hebben alle respondenten een opleiding gevolgd na de middelbare school, of zijn daar nog mee bezig. De oudere transgenders hebben allemaal een universitaire opleiding afgerond. De jongere transgenders volgen nu een HBO-opleiding of een universitaire opleiding. Dit hoge aantal hoogopgeleiden komt mogelijk doordat ik via mijn eigen kennissenkring in contact ben gekomen met respondenten en hoeft dus niet samen te hangen met het transgender-zijn.

(19)

Hoofdstuk 2. De coming out en de transitie

Dit hoofdstuk richt zich op de ervaringen van transgenders op de werkvloer tijdens de coming out en de transitie. In deze gehele scriptie staat het perspectief van de transgender centraal. De informatie die is verzameld is afkomstig van interviews met transgenders, de situaties zullen dus worden beschreven aan de hand van wat de respondenten hebben verteld.

De context van dit onderzoek was de werkvloer; waar werkgevers en collega’s een grote rol in spelen. Het figuur hieronder geeft de algehele context weer. Er is ingegaan op de relatie tussen de transgender en de werkvloer. Maar die relatie kan niet los worden gezien van de maatschappij waarin hij bestaat; de seksedichotome samenleving beïnvloedt datgene wat de transgender meemaakt op de werkvloer.

Figuur 16

In het bestuderen van de ervaringen van transgenders op de werkvloer is er tevens ingegaan op verschillende momenten in de tijd. Er zal worden ingegaan op drie periodes: de tijd rond de coming out, wat er gebeurt tijdens de transitie en wat de transgender ervaart na de transitie. De eerste twee perioden zullen besproken worden in hoofdstuk 2, de laatste periode staat centraal in hoofdstuk 3.

6

Figuur 1 is opgesteld naar analogie van Bronfenbrenners ecologische systeemtheorie aangaande menselijke ontwikkeling. Micro/het individu: de transgender Meso: de werkvloer Macro: de seksedichotome maatschappij

(20)

2.1 De coming out op de werkvloer

Tijdens de coming out kondigt een transgender aan zich anders te voelen dan zijn of haar geboortelichaam impliceert. Hij of zij geeft tijdens de coming out ook aan in transitie te gaan, om het lichaam in overeenstemming te brengen met de genderidentiteit, behalve als de

transgender in kwestie alleen een sociale transitie zal doormaken en lichamelijk niet zal veranderen. De stap tot transitie betekent voor transgenders die onder een werkgever werken, dat ze dit moeten aangeven in verband met de operaties en de veranderingen die ze te wachten staan. De coming out kan gezien worden als onderdeel van een rite de passage

(overgangsritueel); namelijk de separatiefase (Turner 1969). Dit is het moment waarop de transgender aangeeft dat hij/zij een ambigue fase in gaat om uiteindelijk een andere status te verkrijgen.

Transgenders vallen vanaf het moment van de coming out buiten de bestaande classificaties van man en vrouw. In navolging van Orobio de Castro vormen zij dan een bedreiging voor het behoud van de seksedichotomie (Orobio de Castro 1993: 2). Het bedreigende van iemand die buiten de hokjes valt is terug te zien in de manier waarop werkgevers en collega’s reageren op een coming out.

Volgens Kessler en McKenna zorgt het niet kunnen duiden van iemands gender voor het ontstaan van ongemak en verwarring; als we iemand niet kunnen duiden in termen van gender, kunnen we ook geen verwachtingen vormen op basis van die gender (Kessler & McKenna 1978: 11). De samenwerking op de werkvloer kan daaronder lijden omdat mensen niet weten wat ze aan elkaar hebben.

Een andere factor die van grote invloed is – en ook weer samenhangt met de verwarring en het niet kunnen duiden – is het belang dat wordt gehecht aan het zichtbare. Orobio de Castro stelt dat we in het Westen veel waarde hechten aan dat wat we met ons zicht kunnen waarnemen; onze waarheid is veelal verbonden aan het zichtbare (Orobio de Castro 1993: 55, 56). Als we een vrouw zien die zegt een man te zijn, of te willen worden, dan achten we dat in eerste instantie onmogelijk.

In deze paragraaf zal worden ingegaan op de manier waarop transgenders hun coming out doen, hoe werkgevers en collega’s hierop reageren en hoe dat verbonden is aan de

seksedichotome context waarin processen van genderduiding en de nadruk op het zichtbare van invloed zijn.

(21)

2.1.1 Het inleiden van de coming out

Een coming out brengt verwarring en ongemak met zich mee. Sommige transgenders

proberen die verwarring in te dammen, bijvoorbeeld door bij voorbaat helderheid te scheppen over de situatie of af te tasten hoe de omgeving op hun situatie zal reageren.

Gerard (vrouw-naar-man transgender) is zelfstandige en heeft geen werkgever of collega’s, hij hoeft op de werkvloer dus geen coming out te doen. Hij heeft wel veel cursisten en soms contact met andere zelfstandigen die met hem samenwerken tijdens projecten. Deze mensen wil hij wel op de hoogte stellen van zijn transitie. Hij besluit daarom een filmpje te maken waarin hij over zijn transitie vertelt. Het filmpje schept duidelijkheid over Gerards situatie en neemt daarmee een deel van het ongemak en de verwarring weg die in veel situaties ontstaan als mensen voor het eerst in aanraking komen met een transgender. Dat ongemak ontstaat doordat transgenders niet te duiden zijn als man of vrouw en men daardoor niet weet hoe ze hen moeten benaderen (Kessler & McKenna 1978: 11).

[…] ik was een cursus aan het draaien, toen ik de beslissing nam en toen heb ik daar even gewoon wat aandacht aan besteed. En toen was het allemaal ook voor mij nog wat onwennig om wat daarover te vertellen, maar ik heb er nooit eh, juist ook niet te veel lading aan gegeven. Maar [ik dacht wel:] hoe maak ik het voor mezelf handiger? Want ik vind die momenten waarin dat helemaal raar ligt, dat is voor mij ook niet leuk, zo van ‘he, wat is dit nou?’ dus ik dacht van, nou ik moet in ieder geval een signaal – niet te problematisch – maar een signaal afgeven. En toen had ik leuk contact met iemand die filmde en die zei, ‘Weet je wat? We maken een filmpje, waarin je dat gewoon even […]introduceert’ toen en ik dacht ‘nou, tof!’ En dat kostte niks, dat mocht ik hebben en dat heb ik op die site gezet. […]En ik heb eigenlijk, ik heb nooit echt vervelende reacties gehad. (Gerard, Augustus 2015)

Het filmpje voorkomt dus ongemakkelijke situaties; tijdens het kijken van het filmpje is er geen sociale interactie. Mensen kunnen het filmpje thuis bekijken en zijn op deze manier voorbereid op Gerards’ ambigue voorkomen. De verwarring die ze anders tijdens de eerste ontmoeting zouden hebben is nu al opgehelderd voordat ze elkaar ontmoeten. En Gerard hoeft het zelf niet bij iedere ontmoeting uit te leggen, hij vindt dat soort situaties zelf ook

ongemakkelijk.

Thijmen (vrouw-naar-genderneutraal transgender) werkt bij een textielzaak als hij zijn transitie begint. Hij is bang dat zijn baas misschien niet goed zal reageren op zijn coming out en probeert haar reactie af te tasten. Thijmen weet dat een coming out voor verwarring en ongemak kan zorgen en hij wil zelf een inschatting kunnen maken van hoe erop gereageerd

(22)

wordt. Hij probeert zijn baas meerdere keren te peilen over haar kijk op kwesties die minder doorsnee zijn en op die manier probeert hij een inschatting te maken van haar reactie op zijn coming out.

[…] ik maakte me er wel druk over. Ik werkte daar dus echt net, ik was wel gewoon al door mijn proeftijd heen, dus wat dat betreft zat ik goed, maar ik wist wel dat ik daardoor in de problemen kon komen. En ik had met mijn baas, had ik al een paar keer onderwerpen als ‘homoseksualiteit’ opgebracht omdat het op de radio kwam die aanstond, dus dan zei ik daar iets over, en dan ging ik kijken hoe zij daarover dacht, en dat was wel iedere keer positief […] ik heb het op een gegeven moment gewoon verteld en ehm, mijn baas die […] reageerde super-positief, die was heel enthousiast, […] zij was gewoon ontzettend open en ze zei al meteen van eh, ja het gaat er gewoon om dat jij gelukkig bent toch? (Thijmen, Augustus 2015)

Doordat zijn baas positief reageerde op andere mindervoorkomende fenomenen durfde Thijmen na een tijdje te vertellen over zijn transitie. Thijmen had haar reactie goed ingeschat: ze reageerde positief.

2.1.2 Een ritualisering van de coming out

Niet alle transgenders vinden het belangrijk om de verwarring die vaak volgt op een coming out te verkleinen of alvorens de coming out de reactie van de omgeving te peilen. Felice (man-naar-vrouw transgender) is hier bijvoorbeeld niet mee bezig. Zij probeert zelf positieve lading te geven aan haar coming out in plaats van te kijken of er op de werkvloer positief gereageerd zal worden op haar coming out. Felice werkt al 17 jaar in een groot bedrijf als ze erachter komt dat ze als vrouw door het leven wil gaan. Ze heeft haar werkgever ingelicht over haar trans-gevoelens en de wens om ook lichamelijk vrouw te worden. Samen met haar werkgever licht Felice een voor een haar directe collega’s in. Ze besluit het begin van de transitie ritueel in te wijden; ze trakteert gebak op de dag dat ze voor het eerst in vrouwelijke verschijning op het werk komt. Taart eten wordt in Nederland voornamelijk gedaan als er iets te vieren valt. Er is iets veranderd; iemand is een jaar ouder, getrouwd of geslaagd etc. Felice viert dat ze vanaf nu niet meer als man zal verschijnen en ook niet meer zo behandeld wil worden. Door taart te trakteren geeft Felice positieve lading aan haar transitie.

[…] en toen heb ik gezegd[…] van ‘dit is er aan de hand en vanaf die datum kom ik dus ook echt als vrouw’. Toen op die datum zelf heb ik ook gebak getrakteerd en daar zijn eh redelijk veel mensen op af gekomen behalve een groep van hele technische mensen […], de echt wat ‘hardere’ kant van de automatisering zegmaar. [En] toen had

(23)

ik zoiets van ‘ja, leuk en aardig allemaal, maar je gaat het wel weten en toen ben ik met een doos gebak naar die jongens toegegaan, van ‘goh het is mij opgevallen dat ik jullie niet gezien heb en als jullie niet bij het gebak komen, komt het gebak wel naar jullie!’ dan eh, alsjeblieft, hier eh, nou een aantal mensen die werden daar heel

zenuwachtig van en eh een van die jongens heeft me toen nog een email gestuurd van ‘ja ik heb een Russische achtergrond en daardoor heb ik moeite met het accepteren dat dit soort dingen gebeuren, want ja vanuit mijn cultuur zijn we dit soort dingen niet gewend en eh daarom kan ik ook niet met jou samenwerken’ (Felice, Augustus 2015) Felice vindt het belangrijk dat iedereen op de hoogte is van haar transitie. Degenen die zich bewust afzijdig houden, zoekt ze op. We zien aan de reacties van de technische collega’s dat het niet kunnen duiden van iemand zorgt voor verwarring en ongemak (Kessler & McKenna 1978: 11). De collega’s reageren zenuwachtig, dit is de eerste keer dat ze Felice zien in haar vrouwelijke verschijning. Felice is op dat moment lichamelijk nog helemaal man en ziet er dus ambigue uit. Als we iemand niet kunnen duiden in termen van gender, kunnen we ook geen verwachtingen vormen op basis van die gender; op de werkvloer kan dit ervoor zorgen dat mensen niet weten wat ze aan elkaar hebben.

Tevens zien we hier een vorm van embodiment terug, Felice laat door middel van het dragen van ‘vrouwenkleding’ aan haar collega’s laat zien dat zij als vrouw behandeld wil worden, ook al heeft zij dan biologisch gezien nog het lichaam van een man. Felice positioneert zichzelf opnieuw in de sociale ruimte van de werkvloer door middel van het lichaam (Reischer & Koo 2004: 307).

2.1.3 De rol van (on)zichtbaarheid

Volgens Orobio de Castro is de oppervlakte van het lichaam – datgene wat zichtbaar is – van significante betekenis (Orobio de Castro 1993: 55). Zij stelt dat ‘zicht’ in het Westen het meest dominante zintuig is, tevens wordt het gezien als het meest waardevolle zintuig (ibid.: 50). Vaak gaan we ervan uit dat wat zichtbaar is, waarheid is (ibid. 56). De waarde die gehecht wordt aan het zichtbare zie je terug in de volgende fragmenten.

Op 40-jarige leeftijd komt leraar Willem (vrouw-naar-man transgender) – dan nog Willemijn – erachter dat hij in transitie wil gaan. Als hij dit in gang wil zetten; moet hij zijn werkgever hiervan op de hoogte brengen. De rector stemt in, maar wil de situatie zoveel mogelijk in banen leiden, hij probeert de verwarring en onduidelijkheid na Willems coming out zoveel mogelijk te minimaliseren. Om een beeld te kunnen schetsen van wat een transitie

(24)

kan doen en in hoeverre iemand kan veranderen, nodigt de rector een transman7 uit op school. Het vooruitzicht dat Willem er na de transitie geloofwaardig uit kan gaan zien als man lijkt een geruststelling voor de collega’s

[…] de rector en zorg-coördinator, die waren naar de VU gegaan om te bespreken, van nou, wat houdt zo’n traject in, wat kan ik als werkgever verwachten?[…] en toen is de zegmaar coördinator van de VU samen met een transman hier naar school gekomen en ehm, die heeft dus ook laten zien van; dit is het hele traject, dat gaat er gebeuren en dit is wat je zo’n beetje kunt zien. En het grappige was, hij kwam daar met een transman, en iedereen zat te kijken met elkaar, van ‘maar wie is de coördinator en wie is de transman?’, want ze konden het NIET zien! […] en ze zaten echt van ‘oh!’, oh!, dat zie je dus echt niet meer!’ (Willem, Juli 2015)

De rector en de collega’s weten nu wat ze kunnen verwachten van Willems transitie en zijn gerust gesteld: uiteindelijk zie je er niks meer van. De ambiguïteit die Willem zal hebben tijdens zijn transitie zal voorbijgaan. De tijdelijkheid van die ambiguïteit maakt Willems transitie acceptabeler voor collega’s; als Willem uiteindelijk zichtbaar man is, zal er geen verwarring zijn en zal de seksedichotomie worden hersteld (ibid.: 71).

Dave’s coming out verliep minder goed. Zijn collega’s zijn zo overtuigd van de seksedichotomie en het feit dat je geslacht je gender (en genderidentiteit) bepaald, dat een transitie in hun ogen ondenkbaar is. Dave (vrouw-naar-man transgender) werkt als

klokkenmaker in een team van vier collega’s. Tussen de collega’s en Dave bestaat een vriendschappelijke band. Maar als Dave – dan nog vrouw – hen vertelt dat hij zich eigenlijk altijd al man heeft gevoeld, krijgt hij niet de reactie waar hij op hoopte:

[He]t was eh, eigenlijk vanaf dag 1 dat dat eh, dat ik niet geloofd werd en dat ze het verhaal niet vertrouwden, [ze zeiden] gewoon ‘nou dat geloven we niet en we

vertrouwen jouw verhaal niet dus we blijven je gewoon bij je oude naam noemen’ en eh, en eh, ja ze vonden het ook nodig om met klanten erover te praten. […] de eerste paar weken was het echt van eh, ‘nee ik geloof je niet en eh’ maar dat ik echt dacht van ‘hè!? Hoe kan je zo’n verhaal nou niet geloven?’ dat is wel het laatste waar je mee komt. Ja en daarna zijn ze eigenlijk steeds meer eh, ja gaan negeren en gewoon echt eh, hele vervelende pesterijen eh – ja ik ben echt letterlijk weggepest daar. Ik heb het nog wel vrij lang proberen vol te houden omdat ik eh, het werk zo mooi vond, maar eh, ja op een gegeven moment gaat het gewoon echt niet meer […] (Dave, September 2015)

(25)

Dave begrijpt niet hoe zijn collega’s zijn verhaal niet kunnen geloven, maar uitgaande van wat Orobio de Castro beweert is hun reactie niet zo onbegrijpelijk. Dave ziet er uit als een vrouw, maar zegt dat hij eigenlijk een man is. Zijn collega’s zien dat Dave geen man is en daarom geloven ze hem niet. Zij kunnen Dave’s verhaal op geen enkele manier plaatsen en ontkennen het dan ook. Ze vertrouwen op wat ze zien en niet op wat Dave hen vertelt, ze achten hun ‘zicht’ accurater dan dat wat Dave zegt te voelen. Orobio de Castro stelt dat we ervan uitgaan dat wat zichtbaar is, waar is (Orobio de Castro 1993: 56). Dave’s collega’s gaan ervan uit dat wat niet zichtbaar is dus niet waar is.

Tegelijkertijd kan er in de reacties van de collega’s ook iets anders meespelen. Het zou kunnen dat de collega’s Dave’s identiteit onbewust altijd verbonden aan zijn gender. Volgens Kessler en McKenna wordt gender gezien als een anker: in het licht van iemands gender worden al zijn/haar acties geïnterpreteerd en op basis van een gender worden verwachtingen en gedragingen gesteld (Kessler & McKenna 1978: 6). Op het moment dat Dave zegt dat hij zich man voelt en zo behandeld wil worden, zijn zijn collega’s in de war. Met een verandering van gender (en het lichaam), zal in hun ogen Dave’s gehele identiteit veranderen, waardoor ze denken dat ze hem niet meer kennen. Dat zorgt er samen met het ongeloof voor dat ze

afstandelijk en wantrouwig zijn naar Dave.

2.1.4 Een stukje zekerheid?

De meeste transgenders die in transitie gaan zijn op de hoogte van de reacties die ze kunnen oproepen bij hun omgeving. Doordat ze een verstoring zijn van de seksedichotomie en

verwarring en ongemak veroorzaken, wordt er vaak negatief gereageerd. Op de werkvloer kan dit lastig zijn. Transgenders kunnen zich in deze situatie gesterkt voelen door de zekerheid die de antidiscriminatiewet hun biedt (artikel 1)8.

Eva (man-naar-vrouw transgender) werkt – als verpleger (man) – in de psychiatrie als zij haar coming out doet. Ze verwacht dat haar werkgever negatief zal reageren. Ze probeert dit niet te voorkomen, maar lokt deze reactie zelfs een beetje uit omdat ze weet dat ze op grond van haar transitie toch niet ontslagen mag worden. Sinds ze heeft besloten om in transitie te gaan voelt ze zich zelfverzekerder en sterker.

[…] Ik werkte in de psychiatrie […] als verpleegkundige en toen heb ik mijn transitie gedaan daar […] Ik zat al aan de hormonen dus ik moest in gesprek met mijn

8 Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens

godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. Zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0001840/2008-07-15 (8/6/2016)

(26)

leidinggevende, […]het was een beetje gemeen ook [van mij], want hij was eigenlijk heel burgerlijk en ik had gezegd van ‘ik heb al een tijdje therapie gehad en ja, daar is een bepaalde conclusie uit gekomen […][:] ‘ik lijd aan genderdysforie’ en hij wist natuurlijk helemaal niet wat dat was, dus […] zei ik van ‘nou, dat wil zeggen dat ik dus geboren ben in een verkeerd lichaam, ik zou eigenlijk als vrouw geboren moeten worden’, maar ik heb het verkeerde lichaam eronder gekregen’, nou toen viel ie van zijn stoel af bijna! […] En hij zei als eerste reactie zei die tegen mij, ‘ja misschien moet je maar een andere baan zoeken?’ En toen zei ik zo van ‘nou ik dacht het toch niet!’ ik zeg ‘ik heb hier een vast contract en ik ga hier eh, mijn transitie doen. Ik ben niet van plan om een andere baan te gaan zoeken’ […]ik voelde me zo sterk weet je? Dus ik had zoiets van, ja ik kan nou eindelijk zeggen van, wie ik nou echt ben! (Eva, Augustus 2015)

Dankzij de antidiscriminatiewet durft Eva haar baas op deze manier op de hoogte te brengen van haar transitie, ze weet dat hij haar toch niet mag ontslaan. De reactie van de

leidinggevende geeft aan hoeveel waarde er wordt gehecht aan de seksedichotomie en wat het betekent als deze verstoord dreigt te raken. De leidinggevende wil Eva in eerste instantie ontslaan. In navolging van Orobio de Castro is de reactie van de leidinggevende een voorbeeld van de mechanismes die betrokken zijn in het behouden en beschermen van datgene wat als fundamenteel wordt gezien; ‘het man of vrouw zijn’ (Orobio de Castro 1993: 6). Afwijkingen op de norm moeten worden geëlimineerd, zodat ze geen gevaar meer vormen (ibid.). Hoewel in de wet staat dat een ongelijke behandeling in gelijke gevallen verboden is, zien we vaak dat personen die de elkaar uitsluitende begrippen van man of vrouw verstoren door dit onderscheid toch te maken krijgen met uitsluiting.

Tiska (man-naar-vrouw transgender) werkt voor een kleine organisatie die theater promoot als ze haar coming out doet. Ook zij rekent erop dat ze haar baan kan behouden op grond van de antidiscriminatiewet, haar situatie is echter gecompliceerder omdat er ook een reorganisatie aan de hand is.

[…] en toen voor de zomervakantie had de directeur tegen mij gezegd van, ‘joh, je moet maar even na gaan denken wat je verder wil met je carrière, want we moeten toch eh, wat keuzes gaan maken en er schijnen toch wat mensen uit te moeten’ […] en ik kwam terug van vakantie dus ik zeg ‘[…] ik heb in de zomer nagedacht en toch wel besloten dat ik als vrouw verder wil’, wat best wel een shock was voor mijn

werkgevers op dat moment. Ehm, en dat was in augustus en in oktober kwamen ze naar buiten van eh, nou Tiska en Hans gaan er uit. En toen had ik echt zoiets van, ‘wow, dit wil ik niet! Want als ik nu uit het arbeidsproces ga, dan kom ik er niet meer in!’... hm (neemt een hijs van haar sigaret) [dat] heb ik toen ook gezegd […] en toen is er uiteindelijk naast een ontslagvergoeding is er ook een heel outplacement traject

(27)

toegezegd aan mij. En eh, toen zei de rechter ook van, ja als dat er bij komt, dan kan ik eigenlijk niet anders dan het eh, dan de aanvraag gewoon eh, honoreren. Dus toen ging mijn ontslag toch door (neemt nog een hijs) (Tiska, Augustus 2015)

Tiska is zich bewust van de waarde die wordt gehecht aan het bestaan en behoud van de seksedichotomie en weet dat als zij in transitie zit (met een ambigue voorkomen), dit haar kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk verkleint. Dit vergroot voor haar de noodzaak om bij deze organisatie te kunnen blijven werken. Tiska schakelt een advocaat in, maar zelfs met zijn hulp lukt het haar niet om haar ontslag terug te draaien. Ze komt zonder werk te zitten aan het begin van haar transitie.

Het kennen van je rechten als transgender garandeert dus niet altijd dat de baan behouden kan worden. In een situatie zoals die van Tiska valt deze zekerheid weg omdat er andere factoren meespelen en daardoor niet te achterhalen is om welke reden zij ontslagen is.

2.1.5 Omgang met- en reacties op de coming out

We hebben gezien dat transgenders op verschillende manieren hun werkgevers en collega’s inlichten over de transitie. Vanaf het moment van de coming out vormen transgenders een afwijking op de seksedichotome norm, dat zorgt voor verwarring en ongemak bij anderen. In deze context proberen transgenders de situatie te beïnvloeden zodat ze hun baan kunnen behouden en geaccepteerd worden op de werkvloer. Ze proberen de reacties op de coming out op verschillende manieren zoveel mogelijk naar hun hand te zetten: door vooraf de

verwarring in te dammen, door de reactie af te tasten, door zelf positieve lading te geven aan de transitie of door te steunen op de antidiscriminatiewet. In de reacties van collega’s en werkgevers op de coming out zien we dat uitsluiting niet uitzonderlijk is. Die uitsluiting kan worden gezien als een mechanisme ter bescherming van de seksedichotomie (Orobio de Castro 1993: 6).

2.2 De transitie

Na de coming out – de separatiefase waarin openlijk afstand wordt genomen van de geboortegender – volgt de transitie, de liminele fase. Deze fase duurt gemiddeld drie jaar, waarin de transgender hormonen tot zich neemt en/of operaties ondergaat. Dat zorgt voor grote veranderingen op lichamelijk gebied. Op sociaal vlak verandert er ook veel;

(28)

De transitie kan gezien worden als een liminele fase. Turner omschrijft de liminele fase als een periode waarin personen tussen de bestaande classificaties vallen, classificaties die doorgaans de status en positie van die persoon in de culturele ruimte aangeven (Turner 1969: 95). Transgenders maken een overgang naar een andere gender en zijn tijdens de transitie ambigue, ze vallen buiten de hokjes ‘man’ en ‘vrouw’.

Arnold van Gennep stelt dat rites de passages (overgangsrituelen) het mogelijk maken dat mensen andere statussen kunnen verkrijgen zonder dat de sociale structuur van de

samenleving daaronder lijdt (ibid.: 94, 95). Rites de passages zorgen ervoor dat mensen na de ambigue liminele fase – waarin zij niet te classificeren zijn omdat ze tussen classificaties in vallen – uiteindelijk weer in te delen zijn in bestaande classificaties, waardoor ze weer opgenomen kunnen worden in de gemeenschap (ibid.: 95). Rites de passages worden meestal doorgemaakt in groepsverband, het zijn vaak veranderingen die iedereen of grote delen van de gemeenschap ondergaat (ibid.). Turner bestudeerde in Zambia onder de Ndembu stam

bijvoorbeeld de manier waarop de puberteit geritualiseerd werd (ibid.). De puberteit is een liminele fase die alle leden van de gemeenschap doormaken, het is een gedeelde

overgangsfase waarvan men weet dat deze voorbijgaand is. Na de puberteit is iemand ‘volwassen’ en weer in te delen in bestaande classificaties.

Transgenders die in transitie gaan maken de liminele fase echter voornamelijk

individueel door, zij zijn dan geen onderdeel van een grotere groep. In onze samenleving zijn er namelijk maar weinig mensen die een verandering van gender en/of geslacht ondergaan, daarom kent deze rite de passage geen eenduidige invulling. Dat maakt het proces en de uitkomst van deze overgang onvoorspelbaar, voor zowel de liminele persoon (de

transgender), als voor de omgeving. Die onvoorspelbaarheid maakt de situatie van de transgender in transitie nadelig.

Turner stelt dat de liminele fase altijd een onwenselijke staat van zijn is (Turner 1974: 232). De liminele persoon beweegt zich door een cultureel domein waarin hij zijn vorige status niet meer heeft en de komende staat nog niet heeft bereikt, hij bevindt zich dus in een soort niemandsland en is zoals Turner stelt betwixt and between classificaties (ibid.). De liminele persoon wordt dan ook niet gezien als een volwaardig lid van een groep, omdat diegene nergens bij hoort. Daardoor kan de liminele persoon zich niet beroepen op de

normaal geldende culturele en sociale regels en kan hij tevens niet terugvallen op de steun van een grotere gemeenschap, als gevolg daarvan kan hij te maken krijgen met uitsluiting (ibid.). Toch stelt Turner dat de liminele fase noodzakelijk is om de overgang tussen twee staten van zijn te overbruggen (Turner 1974: 232).

(29)

De liminele fase is niet alleen onwenselijk voor de persoon die hem doormaakt, maar vormt ook een bedreiging voor de samenleving (ibid.). Het risico bestaat dat de liminele persoon weigert opnieuw opgenomen te worden in de bestaande classificaties, daarmee wijst de liminele persoon de waarden en machtsstructuren af. Dat zou de sociale structuur kunnen aantasten; de grenzen aan normaliteit zouden kunnen verschuiven of vervagen (ibid.). De weder-opname na de transitie/liminele fase is een vorm van onderwerping om de grenzen aan normaliteit te kunnen behouden. En uitsluiting van liminele wezens is dus noodzakelijk om het ideaal van een probleemloze sociale orde hoog te houden.

In deze paragraaf wordt een inzicht gegeven in wat de transgender meemaakt op de werkvloer tijdens de transitie en op welke manieren de ‘onwenselijkheid’ van de liminele fase terug te zien is in de situatie van transgenders.

2.2.1 Verantwoordelijk voor het oplossen van verwarring

De zichtbare ambiguïteit zorgt ervoor dat transgenders tijdens hun transitie niet te duiden zijn in termen van man of vrouw, ze zitten dan tussen die categorieën in. Mensen willen toch duidelijkheid creëren en de ander kunnen definiëren. Als ze dat niet kunnen doen aan de hand van wat ze waarnemen leidt dit er soms toe dat ze transgenders vragen zichzelf te definiëren in termen van gender. Transgenders worden op dat moment verantwoordelijk gehouden voor het oplossen van de ontstane verwarring. Op de werkvloer gebeurt dit ook en zorgt het voor ongemakkelijke situaties.

James (vrouw-naar-man transgender) werkt tijdens zijn transitie in het restaurant van zijn vader en heeft relatief weinig contact met de gasten.

[…] ik sta zelf achter de bar, dus de enige keer dat mensen mij zien is als ze komen afrekenen of wanneer ze net binnenkomen. [Er zijn wel eens] mensen die gewoon vragen van ‘ja wat ben je nou eigenlijk? Ja dan heb je zoiets van, ja dat is niet belangrijk. Dat heb ik regelmatig gehad hier […] (James, Juli 2015)

Hoewel er geen direct aanwijsbare reden is voor gasten om James’ gender te moeten kennen, wordt deze vraag hem tijdens zijn transitie regelmatig gesteld, alsof het een vanzelfsprekende reactie is op zijn voorkomen. James stelt dat het niet belangrijk is dat gasten hem kunnen plaatsen in termen van gender, maar het feit dat onbekenden in deze situatie zo’n vraag stellen geeft aan dat het voor veel mensen wel belangrijk is. Marieke van Eijk stelt dat de strikte indeling van mensen in mannen en vrouwen nog steeds een van de meest primaire

(30)

zonder gêne zo’n vraag stellen in een situatie waarin gender eigenlijk irrelevant is. Het duiden van de ander in termen van man of vrouw lijkt noodzakelijk. Het niet kunnen duiden van iemands gender lijkt meer ongemak te veroorzaken dan het stellen van deze vraag.

Ook Daniël (vrouw-naar-man transgender), kassamedewerker, heeft hier ervaring mee. Vlak nadat hij zijn baas heeft ingelicht over zijn transitie, wil zijn collega van hem weten ‘wat hij nou is’.

[…] er was zegmaar een [collega] en die zei van eh, wat zei die nou? Die zei van ‘ja, ben je nou – ook gewoon hard, waar mensen bij waren – ja, ben je nou een travestiet of eh, ja wat ben je nou eigenlijk?’. Dat ik dacht, nou dat ga je dus ook echt zo hard vragen, waar iedereen bij staat en dan zeg je ook nog travestiet! Dat is nog erger! [Dat was tijdens de pauze] met collega’s boven, daar waren we gewoon aan het eten, maarja, daar zitten ook gewoon collega’s die ik niet ken eigenlijk. Die gewoon bij het brood ofzo staan, dat ik dacht ‘oké…’. Dus die zaten ook echt zo te kijken van, ‘wat ben je nou?’ dus toen had ik wel gezegd van ‘nou, beetje raar hoe je het nu vraagt, maar als je het een andere keer vraagt, dan doen we het wel als we samen zijn ofzo, want dit is een beetje apart’. (Daniël, Augustus 2015)

Daniël wordt voor het blok gezet door zijn collega. Hem wordt gevraagd zichzelf te definiëren in termen van gender, ten overstaan van zijn collega’s, waarvan hij niet eens iedereen kent. Daniël veroorzaakt verwarring met zijn coming out en transitie en wordt daarom verantwoordelijk gehouden voor het oplossen van die verwarring; door zichzelf te definiëren. Hij weigert echter om zichzelf een gender toe te kennen, hij wil dat best bespreken, maar niet ten overstaan van iedereen.

2.2.2 Het discours als belemmering

Door middel van discours ordenen wij de wereld. Een discours is volgens Foucault een manier waarop, door middel van alledaagse taal, de wereld wordt gestructureerd (Kennedy 1979: 274). Discours is een machtsmiddel; het bepaalt wat er gezegd kan worden en het vormt daardoor wat als ‘normaal’ en geaccepteerd gezien wordt. Dat wat niet in bestaande termen kan worden uitgelegd, is abnormaal. Op deze manier wordt er waarde gekoppeld aan datgene wat er gezegd kan worden; dat wat niet besproken kan worden is ‘minderwaardig’ aan hetgene wat wel besproken kan worden (ibid.).

In het seksedichotome discours bestaan weinig woorden die uiting geven aan variaties op gender. Door transgenders worden daarvoor wel eens termen gebruikt, maar omdat die termen uitzonderlijk zijn, weten veel cis-genders (die het man of vrouw zijn als

(31)

bij de seksedichotomie belemmert transgenders dus om zichzelf te definiëren naar anderen. Dat zie je terug in de verschillende manieren waarop transgenders zichzelf duiden en hun gender proberen uit te leggen aan een ander. De volgende opmerkingen illustreren de invloed van het seksedichotome discours.

Esther is geboren als vrouw, maar voelt zich geen vrouw en heeft een afkeer voor haar vrouwelijke lichaam. Z/hij doet een transitie naar een genderneutraal lichaam en wil het liefst ergens tussen de seksen in leven.

[…] ik ben geboren als vrouw en ik doe nu transitie naar, eh ja, er zijn best wel veel benamingen daarvoor, maar in ieder geval een stuk meer de mannelijke kant op, ongeveer 80% naar de mannelijke kant toe. (Esther, Augustus 2015)

Esther kon zijn/haar situatie alleen aan mij uitleggen binnen de bestaande context, door gebruik te maken van ons gezamenlijke referentiekader. Het seksedichotome discours belemmert Esther om zichzelf eenduidig te definiëren in termen van gender. Z/hij probeert met de bestaande begrippen toch aan te geven hoe z/hij zichzelf definieert in termen van gender. In plaats van de begrippen ‘man’ en ‘vrouw’ als twee elkaar uitsluitende losstaande categorieën te benaderen, probeert Esther zichzelf te duiden in een percentage, z/hij ziet een verloop in gradaties tussen ‘vrouw zijn’ en ‘man zijn’. Z/hij geeft aan dat er benamingen zijn voor hoe z/hij zijn/haar gender ervaart, maar kiest ervoor om zichzelf te duiden in voor mij bekende begrippen. Hoewel Esther wordt belemmert door het seksedichotome discours, probeert z/hij de begrippen die voorhanden zijn op zo’n manier om te vormen dat z/hij toch enigszins kan uitleggen hoe z/hij zich voelt in termen van gender.

Daniël (die we eerder zagen) formuleert zijn gender ook anders naar cis-genders dan dat hij het zelf ervaart.

[…] als mensen zeggen ‘ja ben je dat of dat?’, ik zeg altijd gewoon ‘nou ik ben een jongen en ik was ooit een meisje’, zo is dat, zo voelt dat ook – nouja, zo voelt het niet, want ik was altijd een jongen, maar zo oogde het. (Daniël, Augustus 2015)

Doorgaans beantwoordt Daniël vragen aangaande zijn gender ‘gewoon’ met ‘ik ben een jongen en ik was ooit een meisje’, hoewel dat voor hem nooit zo heeft gevoeld. Hij probeert in het formuleren van een antwoord te bedenken hoe cis-genders zijn situatie het best zullen begrijpen. Omdat er zoveel waarde wordt gehecht aan het zichtbare (Orobio de Castro 1993: 55), besluit Daniël de vraag ook aan de hand daarvan te beantwoorden. Hoewel Daniël zich

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Emotionele intel- ligentie kan in verband gebracht worden met het ontluiken van leiderschap (werknemers met een hoger EQ worden vaker als ‘leiderschapstypes’ om-

Een mogelijke verklaring is dat een psychisch probleem door velen niet als een legitieme reden voor absenteïsme gezien wordt en dat neerslach- tige werknemers zich deels om

Op individueel vlak speelt specifiek men- selijk en verticaal sociaal kapitaal een belangrijke rol, terwijl op teamniveau het algemeen menselijk en horizontaal sociaal

Meer nog, de concertive controle in de zelfsturende teams bleek niet alleen krach- tiger dan de bureaucratische controle, maar werd door de teamleden ook niet

Maar ook een afwijking in de andere richting zorgt voor een daling in tevredenheid: personen die meer verdienen dan wat ze gangbaar achten voor

Dus als HR- verantwoordelijke zouden de proefpersonen voor de externe kandidaat gaan als die meer geschikt was, maar als collega van een interne kandidaat er- varen ze deze keuze

Een bedrijf kan een sterke familie-identiteit met an- dere woorden maar beter koesteren, werk maken van een cultuur waarin familie als iets positief ge- zien wordt (ook voor mannen!)

Deze afwe- zigheid brengt voor vrouwen niet alleen loopbaan- zorgen met zich mee, maar benadrukt ook zaken die vaak taboe zijn in bedrijven, zoals lichamelijke verschillen tussen