• No results found

Hoofdstuk 3. Na de transitie; opnieuw onderdeel van de groep?

3.1 Transgenders met een onzichtbaar stigma

De transgenders met een onzichtbaar stigma waren in dit onderzoek allemaal passabele vrouw-naar-man transgenders, zij zijn na hun transitie geloofwaardig als man in hun

voorkomen. Bij de man-naar-vrouw transgenders was dat in dit onderzoek niet het geval, zij bleven er allemaal ambigue uitzien. In het kijken naar stigma is de situatie van vrouw-naar- man transgenders interessant aangezien de manier waarop het stigma gedragen wordt is veranderd. Tijdens de transitie was het stigma zichtbaar aan het lichaam en na de transitie is het stigma onzichtbaar geworden (Kando 1972: 475). Dit heeft invloed op de manier waarop vrouw-naar-man transgenders omgaan met hun stigma. Als de transitie achter de rug is, willen veel van hun niet meer geassocieerd worden met hun verleden, omdat ze dat stigma kwijt willen raken. Tijdens de transitie hebben vrouw-naar-man transgenders ervaren dat een (zichtbaar) stigma vaak negatieve reacties oproept bij de omgeving, dus als ze kunnen vermijden dat mensen van hun onzichtbare stigma weten, doen ze dat ook.

Socioloog Thomas Kando heeft gekeken naar de manier waarop transseksuele vrouwen omgaan met hun stigma (1972). De situatie van transseksuele vrouwen en van ‘normalen’ (cis-genders) heeft hij vergeleken; daarin heeft hij gekeken naar de manier waarop ze interacteren met verschillende groepen (ibid.: 476). Daaruit blijkt dat de transseksuele vrouwen geneigd zijn om de mensen die wel van hun stigma weten gescheiden te houden van de mensen die niet van hun stigma weten (ibid.: 478). Transseksuele vrouwen hebben

daardoor een dubbele genderidentiteit; er zijn mensen die hen kennen als ‘vrouw’ en mensen die hen kennen als ‘voormalig man’ (ibid.: 477). Door het bestaan van die twee groepen zullen transseksuelen volgens Kando nooit een totale staat van ‘passabel zijn’ bereiken (ibid.), hij stelt dat passabel zijn geen staat van zijn is, maar een continue proces; ‘the transsexual has not passed, she is at any time ongoingly passing’(ibid.).

Ook de vrouw-naar-man transgenders uit dit onderzoek maken onderscheid tussen verschillende groepen mensen; mensen die niet van hun stigma weten en mensen die er wel van op de hoogte zijn. Zij worstelen met het feit dat ze nooit ‘volledig passabel’ kunnen zijn omdat er altijd mensen uit het verleden zijn die op de hoogte zijn van het transgender-zijn; zoals familie of andere mensen uit de transitie-periode. Het bestaan van twee groepen kan problematisch zijn op de werkvloer, zeker als die groepen niet gescheiden kunnen worden gehouden. Vrouw-naar-man transgenders willen op het werk worden gezien als ‘doorsnee

man’. Wanneer er contact is tussen mensen die wel en niet op de hoogte zijn van het

transgender-zijn, zijn vrouw-naar-man transgenders bang dat hun stigma wordt doorverteld. In dit hoofdstuk zal ik inzichtelijk maken waarom de vrouw-naar-man transgenders uit dit onderzoek die groepen liever gescheiden houden en op het werk de voorkeur geven aan een ‘normale status’.

3.1.1 De invloed van roddel

Iemand die veel moeite heeft met het bestaan van twee groepen op de werkvloer is James. Hij werkt op een plek waar constant mensen aanwezig zijn die het wel en niet weten. Er zijn vaste klanten die al 25 jaar komen en hem soms nog bij zijn oude naam noemen, maar ook collega’s die er al werkten tijdens zijn transitie. James interacteert dus op de werkvloer met mensen die hem als ‘voormalig meisje’ kennen en mensen die hem alleen als ‘jongen/man’ kennen. Zijn ‘passabele staat’ is dus nogal wankel hier. Zijn stigma kan iedere werkdag weer geopenbaard worden, waardoor James zijn ‘normale status’ zal verliezen.

[…] een collega van mij hier, die kwam naar mij toe en die zei van ‘ja ik hoorde van een ander meisje dat jij vroeger een meisje was, die vertelt dat tegen andere mensen’. En toen dacht ik ‘oh waarom, hoezo vertelt ze dat tegen mensen?’. En daar was ik best boos over en daar heb ik dat meisje ook op aangesproken […] Dus ik heb haar […] op facebook […][ge]vraag[d] waarom ze dat deed en eh gezegd dat ik dat niet zo tof vind en dat ik niet echt begrijp waarom zij denkt het recht te hebben om dat te doen, aangezien het gewoon iets persoonlijks is. (James, Juli 2015)

Door het verspreiden van informatie over het transgenderverleden van James wordt zijn identiteit ‘besmet’. Door de roddel die er ontstaat wordt hij weggezet als ‘anders’; er wordt doorgaans niet geroddeld over dingen die doorsnee en sociaal geaccepteerd zijn. Als James lichamelijk altijd een jongen was geweest, zou zijn collega niet de behoefte hebben om

hierover te praten met andere mensen. Dit is een interessant en persoonlijk nieuwtje omdat het ‘afwijkend’ is. James vindt het niet nodig dat zijn collega’s op de hoogte zijn van zijn

transgenderverleden en daarnaast vindt hij het vervelend als mensen het weten. Hij wil behandeld worden als een gewone jongen en is bang dat mensen hem niet zo zullen behandelen als ze hiervan op de hoogte zijn. Ook Tom heeft hier ervaring mee:

Interviewer: En je collega’s, weten die dat je transgender bent?

Tom: hmm, ja sommigen. Want, Amsterdam is heel klein, en sommige mensen die eh, nouja, […] Het is zegmaar wel iets speciaals aan iemand wat wel eens doorverteld

wordt. […] er was dus een jongen [die] wist het en die had het dan verteld aan iemand anders. En die werkte ook bij het museum en die had het dan aan meer mensen daar verteld, maar op een hele nare manier, zo van ‘ja wist je dat Tom eigenlijk een vrouw is?’ terwijl dat gewoon helemaal niet klopt! Dat is totaal de verkeerde – ik ben ooit geboren als meisje maar ik ben niet ‘eigenlijk’ een vrouw![…] het gaat allemaal achter me rug om. Maar dat is altijd zo. […][A]ls het iemand is die ik ken en ik kies ervoor om het niet te vertellen, maar iemand anders maakt dan de keuze [om het wel te vertellen] van, ‘ja ik vind het belangrijk over Tom, dus ik vind dat iedereen dat moet weten over hem’, dan is [dat heel] naar. (Juli 2015)

Tom erkent dat zijn transgender-zijn iets ‘speciaals’ is, afwijkend van de norm. Hij is er van op de hoogte dat het wel eens wordt doorverteld. Tom vindt het niet prettig als mensen over zijn transgenderverleden weten als hij zelf heeft besloten om het niet te vertellen. Dat komt mede doordat datgene wat er over zijn transgenderverleden wordt verteld niet overeen komt met de realiteit, niet volgens Tom in ieder geval. Hij heeft zich nooit een vrouw gevoeld, dus wat er over hem gezegd wordt klopt niet. Tom heeft dus moeite met twee dingen; ten eerste vindt hij het vervelend dat andere mensen persoonlijke informatie over hem verspreiden en ten tweede vindt hij het bezwaarlijk dat die informatie niet klopt. Tom vertelt anderen zelden over zijn verleden met een vrouwelijk lichaam, alleen de mensen die echt dichtbij hem staan wil hij het vertellen. Ook hier wordt duidelijk dat het ‘passabel’ zijn niet een staat van zijn is, maar iets wat ieder moment kan veranderen; bijvoorbeeld door roddels. Met zijn collega’s heeft hij geen hechte banden en daarom stoort het Tom als ze van zijn transgender-zijn weten. Dat heeft ook te maken met de manier waarop mensen reageren als hij er wel iets over vertelt.

[…] Dat is echt de crux waar het hem in zit, dat ik vind dat mensen er een te groot ding van maken. Heel veel mensen – bijna niemand reageert zo van ‘ja, dus?!, later!’. Ja weet je wel, het is allemaal zo van ‘Ah’, en, en ‘Oh! Wat interessant!’ en ‘Ik ken niemand die zo is!’ en ze zijn wel altijd positief […] maar het is wel altijd net iets bijzonderder en ik wil helemaal niet op zo’n manier bijzonder zijn. (Tom, Juli 2015) Tom vindt dat zijn identiteit wordt overschaduwd door het transgender-zijn, hij heeft naast het transgender-zijn ook nog een werkelijke persoonlijkheid. Tom merkt dat mensen benadrukken hoe ‘bijzonder’ hij is. Hij zou willen dat mensen erop reageren alsof het niet boeiend is, een reactie als ‘Ja, dus?’ volgt voornamelijk op mededelingen die niet echt spectaculair zijn. Het feit dat mensen zo geïnteresseerd reageren benadrukt hoe ‘bijzonder’ (en dus niet normaal) Toms transgender-zijn is. Omdat mensen het blijkbaar niet ‘gewoon’ vinden vertelt hij het

liever alleen aan mensen die hem al beter kennen als persoon. Tom wil niet dat zijn identiteit ontleend wordt aan het feit dat hij transgender is.

Uit de fragmenten van James en Tom blijkt dat ze op de hoogte zijn van het verschil tussen het beeld dat mensen van je vormen en de gehele persoonlijkheid, wat Goffman aanduidt als de virtuele en werkelijke sociale identiteit (Goffman 1963: 3). Wanneer men elkaar beter leert kennen, kan duidelijk worden dat de virtuele sociale identiteit niet

overeenkomt met de werkelijke sociale identiteit. Iemand kan bijvoorbeeld een bepaald beeld vormen bij de term ‘transgender’ en er later achter komen dat dat beeld niet klopt. Wanneer mensen contact maken en gesprekken hebben met een transgender, verandert vaak ook hun houding tegenover transgenders.

Roddel en andere vormen van stigmatisering kunnen ervoor zorgen dat het verschil tussen de denkbeeldige en de werkelijke sociale identiteit groter wordt (Goffman 1963: 49). James en Tom werken beide in een groot team, waarbij collega’s wisselend aanwezig zijn en in korte tijd komen en gaan. Er is weinig mogelijkheid tot het opbouwen van hechte banden met collega’s. Collega’s vormen een beeld van James en Tom op basis van de informatie die ze hebben. Als er wordt gesproken over dat ze ‘vroeger een meisje waren’ of ‘eigenlijk een vrouw zijn’ wordt de virtuele sociale identiteit gevormd op onjuiste en eenzijdige informatie. James en Tom zijn bang dat hun werkelijke sociale identiteit - hun gehele persoonlijkheid - wordt overschaduwd, omdat ze op de werkvloer niet de kans krijgen die te laten zien. Ze willen niet dat collega’s hun zien als ‘de transgender’ of denken dat ze ‘vroeger een vrouw’ waren. Ze willen een gewone man zijn net als alle andere mannen, want zo voelen ze zich ook.

3.1.2 De afwezigheid van roddel

Iemand die geen last heeft van roddels is ZZP-er Gerard. Gerard is gespecialiseerd in een specifieke vorm van landbouw, waar op dit moment veel belangstelling voor is. Hij werkt wel eens in grotere projecten, dan heeft hij wel sociale interacties met ‘tijdelijke collega’s’, daarin vindt hij weinig ongemakken aangaande zijn transgender-zijn. Hij heeft voor zijn transitie een boek geschreven over de specifieke landbouw-vorm. Dat boek is uitgegeven onder zijn oude naam en daarom kan hij zijn transgenderverleden moeilijk verbergen. Toch heeft Gerard geen last van stigmatisering. Dat kan ten grondslag liggen aan het feit dat Gerard zelfstandige is, hij heeft niet dagelijks intensief contact met dezelfde mensen. Wat ook mee kan spelen is zijn expertise op het gebied van een uitzonderlijke vorm van landbouw. Hij is geen vervangbare werknemer bij de supermarkt of op kantoor, maar een specialist. Omdat er veel belangstelling

is voor zijn vak en er maar weinig deskundigen zijn op dat gebied, is Gerard op een bepaalde manier onvervangbaar. Zijn status is daarmee gewaarborgd en hoeft niet te lijden onder zijn stigma.

3.1.3 Het uitsluiten van roddel

Ook leraar Willem heeft zelden last van stigmatisering, maar weet wel waar roddel toe kan leiden en stelt zich daardoor uit voorzorg terughoudend op.

[…] ik had een paar jaar geleden iemand geslaagd voor het examen en die zei van ‘ja misschien een gekke vraag, maar, als u facebook heeft, zou ik dan uw vriend mogen worden?’ Ik zeg ‘nou ik heb geen facebook en als ik het had, dan zou ik het ook niet voor oud leerlingen doen’, weet je? Een paar jaar eronder kennen ze altijd wel weer een leerling […] en .. overal van die foto’s en mensen die dan zeggen van ‘kijk dit is mijn leraar, was ooit een lerares – floep!’. Nouja, weet je, ik zeg niet dát het gebeurt, maarja, zo maak je de kans gewoon een stuk kleiner. (Willem, Juli 2015)

Voor Willem is het belangrijk dat niet iedereen te weten komt dat hij vroeger een vrouw was, vooral niet omdat hij dat zelf niet zo ziet. Hij heeft zichzelf immers altijd als man ervaren. Hij wil niet dat er over hem gepraat wordt, voornamelijk omdat hij het niet eens is met wat er dan over hem verteld wordt; er worden dan dingen over hem gezegd die hij zelf heel anders zou vertellen. Op een school met puberende kinderen gaat zo’n nieuwtje als een lopend vuurtje rond. Nu Willem passabel is en de transitie is afgerond vindt hij het niet nodig om met leerlingen in gesprek te gaan over zijn transgender-zijn. Het komt de lesstof niet ten goede en hij heeft er geen behoefte aan om dit te bespreken als het niet noodzakelijk is.

Door geen contacten te leggen op internet met (oud-)leerlingen en zijn situatie

aangaande zijn transgender-verleden niet langer met leerlingen te bespreken, verkleint Willem de kans op het verspreiden van informatie over zijn stigma. Dit wordt managing information genoemd (Goffman 1963: 42), een vorm van stigma management. Volgens Goffman houden personen met onzichtbare stigma’s zich in iedere context waar men contact heeft met

onbekenden bezig met vragen als ‘aan wie vertel ik het wel en aan wie niet?’ ‘zal ik liegen of eerlijk zijn?’ (ibid.). Met betrekking tot de context van werk kiezen vrouw-naar-man

transgenders uit dit onderzoek ervoor om niet open te zijn over hun transgender-zijn. De controle hebben over informatie aangaande het stigma is belangrijk voor vrouw- naar-man transgenders. Vooral uit de fragmenten van James, Tom en Willem spreekt de wens om ‘normaal’ te zijn. Zij willen het liefste een ‘gewone’ jongen of man zijn. De mogelijkheid om normaal te kunnen zijn hangt aan een ‘zijden draadje’, als er wordt geroddeld zijn ze hun

normale status kwijt. Vrouw-naar-man transgenders passen verschillende strategieën toe om hun ‘normale status’ te kunnen behouden.