• No results found

"De splitsing tussen een Vlaamse en een Nederlandse Bij heb ik altijd verwarrend gevonden." Beeldvorming van De Bezige Bij Antwerpen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ""De splitsing tussen een Vlaamse en een Nederlandse Bij heb ik altijd verwarrend gevonden." Beeldvorming van De Bezige Bij Antwerpen"

Copied!
189
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

"De splitsing tussen een Vlaamse en een Nederlandse Bij heb ik altijd verwarrend gevonden"

Beeldvorming van De Bezige Bij Antwerpen

Masterscriptie Boekwetenschap en handschriftenkunde Cultureel ondernemen in het boekenvak

Universiteit van Amsterdam

Alice Wubbels 10642528 Begeleider Lisa Kuitert Tweede lezer Jaap Boter December 2014

(2)

Inhoudsopgave

0. Voorwoord en vraagstelling ... 3

1. Inleiding ... 5

1.1. Reputatie- en beeldvorming ... 6

1.2. Handvaten bij het verwerven van een uitgeversreputatie ... 9

1.3. De effecten van deze handvaten ... 13

1.4. De Vlaamse literaire reputatie ... 17

1.5. Onderzoeksvragen ... 20

2. Het ontstaan van uitgeverij De Bezige Bij Antwerpen ... 23

2.1. Meulenhoff|Manteau ... 23

2.2. De Bezige Bij ... 31

2.3. De Bezige Bij Antwerpen ... 34

3. Het beeld van De Bezige Bij Antwerpen gezien vanuit De Bezige Bij Antwerpen ... 38

3.1. Wat de uitgeverij wil uitstralen ... 38

3.2. Wat de uitgeverij uitstraalt ... 42

4. Het beeld van De Bezige Bij Antwerpen gezien vanuit de literatuurkritiek ... 79

4.1. De algemene berichten en de literatuurkritiek ... 79

4.2. Literaire prijzen ... 91

4.3. Conclusie ... 95

5. Het beeld van De Bezige Bij Antwerpen gezien vanuit de markt ... 98

5.1. De verkoopcijfers ... 99 5.2. De boekhandelaren ...109 6. Conclusie ...115 6.1. Beantwoording hoofdvraag ...115 6.2. Discussie ...118 6.3. Toekomstbeeld ...120 7. Bijlagen. ...123

Bijlage 1. Interview met Harold Polis ...123

Bijlage 2. Interview met Chris Boudewijns ...151

Bijlage 3. Overzicht van uitgevoerde fondsanalyse ...172

Bijlage 4. Interviews met boekhandelaren over De Bezige Bij Antwerpen ...173

8. Bibliografie ...186

Geraadpleegd archiefmateriaal ...186

Geraadpleegde literatuur ...186

(3)

0. Voorwoord en vraagstelling

Van januari tot juni 2014 liep ik een publiciteitsstage bij De Bezige Bij Antwerpen. Gedurende deze stage ben ik vaak gevraagd wat precies het verschil is tussen De Bezige Bij en De Bezige Bij Antwerpen en waarom ik ervoor koos een stage te lopen bij de Vlaamse verkoopafdeling van de Nederlandse uitgeverij. Hoewel ik goed wist dat De Bezige Bij Antwerpen niet slechts een doorgeefluik was van haar grote broer in Amsterdam, kwam ik erachter dat dit niet voor iedereen even duidelijk was. Na deze stage heb ik mij met veel plezier verdiept in de achtergrond van De Bezige Bij

Antwerpen en ben ik zeer geïnteresseerd geraakt in de diverse uitgeverijen die ten grondslag lagen aan De Bezige Bij Antwerpen. Tevens gaf deze verdieping mij een

duidelijk antwoord op waarom men mij tijdens mijn stage deze vragen stelde. Om aan te tonen hoe De Bezige Bij Antwerpen in elkaar steekt én waarom mijn Nederlandse

vrienden de uitgeverij slechts een Vlaamse verkoopafdeling noemen, is deze

masterscriptie geschreven. De scriptie heeft als doel de beeldvorming van De Bezige Bij Antwerpen te schetsen, een uitgeverij die in 2010 is ontstaan uit een samengaan van uitgeverijen Meulenhoff|Manteau en De Bezige Bij.

Net na het schrijven van de laatste woorden voor deze scriptie, in het najaar van 2014, werd bekend gemaakt dat De Bezige Bij Antwerpen niet meer zelfstandig verder zal gaan. De uitgeverij wordt niet opgeheven, maar zal verder gaan onder de hoede van De Bezige Bij. Het nieuws raakte mij, omdat ik weet hoe hard mijn ex-collega's in Antwerpen getroffen werden. Zij hebben allen vol passie geprobeerd een Vlaamse literaire uitgeverij op te zetten, maar zitten momenteel in onzekerheid. Er zullen ontslagen vallen, auteurs zullen teleurgesteld worden of juist blij gemaakt en er zal een nieuwe constructie worden gezocht om De Bezige Bij Antwerpen door te laten gaan. Hoe dit zich verder zal ontwikkelen, moet in het nieuwe jaar blijken.

Voor mijn onderzoek was dit niet per se een slecht teken, omdat de scriptie op deze manier een zo compleet mogelijk beeld kan schetsen van de uitgeverij. Hierbij gaat het niet enkel om het beeld dat de uitgeverij zelf wil uitstralen, maar ook hoe dit beeld overkomt op anderen. Welk beeld hebben critici van de uitgeverij? Bij het ontstaan van de uitgeverij werd gesteld dat de naam van De Bezige Bij de uitgeverij en de auteurs veel kansen biedt en ervoor zal zorgen dat de uitgeverij snel kan inspelen op de wensen van

(4)

boekhandels die geïnteresseerd zijn in het betere boek, en grote inkopers.1 De Bezige Bij

Antwerpen is echter wel een aparte uitgeverij met een eigen fonds, dat voor het hele Nederlandstalige gebied vanuit Antwerpen wordt uitgegeven. Wel werken de

uitgeverijen samen en hierdoor is het mogelijk dat de uitgeverij de reputatie van De Bezige Bij (gedeeltelijk) overneemt. De vraag is of dit het geval is; werd het imago van de uitgeverij al die tijd nog bepaald door dat van De Bezige Bij?

Mijn masterscriptie zal als volgt zijn opgebouwd. Reputatievorming is een belangrijk begrip binnen de theorie van dit onderzoek en daarom zal hoofdstuk 1 een theoretische inleiding geven over hoe een beeld rond een uitgeverij kan ontstaan. Hierbij zal ook het beeld van de Vlaamse boekenmarkt aan bod komen, omdat deze zich anders heeft ontwikkeld dan de Nederlandse. Dit heeft invloed gehad op de literatuur en hoe deze werken gezien worden en dat heeft mogelijk weer invloed op het beeld dat men heeft van de uitgeverij. In hoofdstuk 2 zal een algemeen beeld worden geschetst van het ontstaan van De Bezige Bij Antwerpen, met daarbij speciale aandacht voor De Bezige Bij en Meulenhoff|Manteau. Daarna zal hoofdstuk 3 een beschrijving geven van het beeld dat de uitgeverij zelf wil uitstralen, aan de hand van het onderzoek naar de fondscatalogi en de interviews. De beeldvorming door de literatuurkritiek zal worden besproken in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 behandelt het beeld volgens de markt en de boekhandel. In het laatste hoofdstuk zal ik een conclusie geven en een toekomstbeeld schetsen. Verantwoording omslagfoto

De omslagfoto is gemaakt door Geert Snoeijer en toont uitgever Harold Polis en directeuruitgever Henk Pröpper voor de trap van uitgeverij De Bezige Bij. Op de trap staan Vlaamse auteurs en medewerkers van De Bezige Bij Antwerpen. De foto toont goed de ‘verwarring’ over De Bezige Bij en De Bezige Bij Antwerpen, doordat de foto in Amsterdam is genomen in het pand van De Bezige Bij, maar De Bezige Bij Antwerpen als onderwerp heeft. Tevens laat de foto Harold Polis als trotse uitgever zien, die met een grote glimlach zijn auteurs toont. Opvallend is dat niet alle auteurs uitgegeven worden door De Bezige Bij Antwerpen. Hierdoor wordt de verwarring des te groter.

1 M. Dessing 'Harold Polis, uitgever Meulenhoff/Manteau: 'We zetten De Bezige Bij Antwerpen voor de

(5)

1. Inleiding

Een beeld van een uitgeverij is niet iets dat 'zomaar' ontstaat. Als een uitgeverij wordt opgericht, is er niet direct een beeld of reputatie; de uitgeverij moet deze reputatie verwerven in het literaire veld. Al verscheidene literatuurwetenschappers hebben gekeken naar dit literaire veld, waarbij Pierre Bourdieu vooral een belangrijke rol heeft gespeeld. Het literaire veld kan worden omschreven als een subveld van het culturele veld. Het culturele veld is, zo definieerde Bourdieu, de ruimte van culturele posities die binnen een samenleving mogelijk zijn. Het is een verzamelbegrip voor alle instanties die zich bezighouden met de wording van een kunstwerk, zowel materieel als symbolisch. 2

Het literaire veld hierin gaat specifiek over het gebied van literatuur. Binnen dit literaire veld zijn verschillende instituties, die allemaal een rol spelen bij de totstandkoming van literatuur, zoals boekhandels, uitgeverijen, kritiek. De houding van deze instituties tegenover het literaire product bepaalt de waarde van dit product. Het is volgens

Bourdieu niet zo dat de literaire werken of de kwaliteiten van een auteur op zichzelf een bepaalde waarde vertegenwoordigen, de verschillende instituties geven deze waarde aan de literatuur. Zij zorgen er dus samen voor dat literatuur gemaakt wordt. Dit wordt de institutionele benadering genoemd.

Binnen deze productie van literatuur is een onderscheid te maken tussen de materiële en symbolische productie. Onder materiële productie wordt verstaan het vervaardigen van het fysieke product, terwijl symbolische productie gaat om het toekennen van eigenschappen en waarde aan het werk en daarmee het invloed uitoefenen op de receptie door het publiek. Dorleijn en Van Rees hebben in navolging van Bourdieus institutionele benadering een schema opgesteld met daarin de

verschillende literaire instituties en de verdeling tussen materiële en symbolische productie.3 Zij stellen dat de uitgeverij, schrijvers en subsidieverstrekkers kunnen

worden gezien als materiële producenten, terwijl symbolische producenten

recensenten, onderwijzers en jury's zijn.4 Dorleijn en Van Rees gaan dus uit van het feit

dat de uitgeverij enkel zorgt voor de feitelijke productie van literatuur, maar Kuitert stelt dat de uitgeverij niet slechts als materiële producent kan worden gezien. De

2 Een belangrijk onderzoek in dit verband is Bourdieu, P. 'The production of belief: contribution to an

economy of symbolic goods' in Media, Culture and society, 1980, nummer 2, p. 261 - 293, 262.

3 G. J. Dorleijn en K. van Rees (red.), De productie van literatuur. Het literaire veld in Nederland 1800-2000,

(Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2006), 16.

(6)

literaire uitgeverij is, zo stelt Kuitert, veel meer dan een doorgeefluik: 'De literaire uitgeverij is [..] ook een smaakmaker, een stuurder, een setter van trends en stijlen waarmee ook waardeoordelen worden geïnsinueerd'.5 De literaire uitgeverij handelt dus

niet alleen in papier, maar ook in status, in imago. De kwaliteit van het product is hierdoor verbonden met de kwaliteit van de materiële producent, in dit geval de uitgeverij.

Het beeld van een uitgeverij is dus van belang bij de symbolische productie. Hierbij is sprake van een wisselwerking: de kwaliteit van de uitgeverij straalt af op de kwaliteit van de boeken, maar andersom wordt het beeld van de uitgeverij voor een groot deel gevormd door de auteurs en de boeken in haar fonds. Het beeld van de uitgeverij wordt dus niet alleen bepaald door de symbolische productie, maar ook door het fysiek produceren van een boek. Een uitgever bouwt op deze manier twee soorten kapitaal op: materieel kapitaal en symbolisch kapitaal. Voor een uitgeverij is het van belang winst te maken en daardoor het voortbestaan van het bedrijf te kunnen

garanderen, maar minstens zo belangrijk is het symbolisch kapitaal en de symbolische winst van een uitgeverij. Een uitgeverij bouwt door middel van zowel materieel als symbolisch kapitaal een imago op. Het materieel kapitaal wordt op langere termijn omgezet in symbolisch kapitaal en het symbolisch kapitaal wordt omgezet in materieel kapitaal.6 Wil een uitgeverij boeken kunnen uitgeven, dan moet het een legitieme

reputatie hebben opgebouwd. Een uitgever moet dus als het ware in staat worden geacht waarde toe te kennen aan een werk. Een uitgeverij moet daarom eerst zelf een reputatie opbouwen, wil het symbolische productie en symbolisch kapitaal genereren. Maar hoe doet de uitgeverij dit? Hoe wordt deze reputatie precies gevormd?

1.1. Reputatie- en beeldvorming

Voor we kunnen bekijken hoe een reputatie wordt opgebouwd, moet worden bepaald wat een reputatie precies is. Reputatie is een begrip waar veel over wordt gesproken, maar dat op zichzelf weinig aandacht heeft gekregen in onderzoeken. Dit komt doordat het een ongrijpbaar begrip lijkt te zijn.7 John Rodden is een van de onderzoekers die wel

aandacht heeft besteed aan het begrip reputatie. In zijn onderzoek naar de reputatie van

5 L. Kuitert, 'De uitgeverij en de symbolische productie van literatuur: een historische schets 1800 - 2008',

in Stilet: Tydskrif van die Afrikaanse Letterkundevereniging, vol 20, Issue 2, September 2008, 68.

6 Bourdieu, 1980, 282.

7 J. Rodden, The politics of literary reputation. The making and claiming of 'St. George' Orwell. (New Jersey:

(7)

George Orwell ziet hij reputatie als een literair en sociaal verschijnsel. Hij zoekt uit hoe een reputatie gemaakt wordt, maar geeft ook een goed beeld van wat reputatie precies is. Volgens Rodden is dit 'The estimation in which a person or thing is commonly held. Commonly here indicates that the concept refers to an intersubjective public domain'.8

Een publieke reputatie is op deze manier dus een mening over bijvoorbeeld een auteur die verder gaat dan zijn vaste kring van mensen; het is een mening die wordt gedeeld door invloedrijke groepen binnen de gemeenschap. Hierdoor kan een publieke reputatie anders zijn dan een individuele reputatie. Reputatie is, zo stelt Rodden, metareceptie.9

Een auteur of werk wordt op een bepaalde manier ontvangen en reputatie is de selectie, codificatie en karakterisering van deze receptie. Maar niet alle receptie is even

belangrijk bij het maken van een reputatie; sommige uitspraken, momenten en soorten publiek zijn invloedrijker dan andere.10 Een reputatie wordt verkregen door iemands

persoonlijkheid, iemands kracht, iemands rijkdom enzovoort, maar dit kan enkel doordat anderen deze persoonlijkheid, kracht of rijkdom erkennen. Een reputatie kan dus ook worden verloren wanneer er geen erkenning meer is. Rodden concludeert hiermee dan ook dat niet de persoon of het werk zelf voor de reputatie zorgt, maar dat anderen deze reputatie maken.11

Naast een reputatie is er ook het beeld van een auteur, boek of bedrijf. Een beeld of imago van iets of iemand hangt samen met een reputatie, maar is niet identiek.12 Ze

zijn verbonden door middel van taaluitingen. Rodden geeft hierbij als voorbeeld dat iemand een reputatie van integriteit of van stelen kan hebben. Het beeld dat hierbij hoort is het archetype van de reputatie, de persoon is als het ware de belichaming van de reputatie. Een beeld of imago kan dus worden gezien als een visuele reputatie.

Reputatievorming en beeldvorming gaan hiermee hand in hand, maar zijn niet gelijk aan elkaar.

Een reputatie kan op verschillende manieren worden gevormd. Het zelfbeeld van een auteur kan hier invloed op hebben. Dit is volgens Rodden een van de bouwstenen is bij het maken van een auteursreputatie. 13 Andere bouwstenen zijn bepaalde

8 Ibidem, 54 9 Ibidem, 68 10 Ibidem, 68 11 Ibidem, 55. 12 Ibidem, 72. 13 Ibidem, 54.

(8)

richtinggevende gebeurtenissen en de maatschappij waarin de auteur leeft. In zijn onderzoek naar de reputatievorming van Hella Haasse gaat Frank De Glas door op deze bouwstenen en hij toont aan dat ook de uitgeverij van invloed is bij de reputatievorming van een auteur.14 Tevens geeft ook hij aan dat zelfbeelden en publieke beelden elkaar

beïnvloeden. Bij een uitgeverij is dit ook het geval: zowel het zelfbeeld van de uitgeverij, als het beeld dat het publiek heeft van de uitgeverij, bepalen samen de reputatie van het bedrijf.

De bouwstenen die Rodden en De Glas geven zijn voornamelijk gericht op de auteursreputatie, maar deze bouwstenen kunnen ook worden toegepast op de reputatieverwerving van een uitgeverij. De reputatie van een uitgeverij kan namelijk ook worden beïnvloed door het exploitatiebeleid of het oeuvre van een auteur en deze reputatie kan net als de auteursreputatie worden verkregen door zaken als de kracht of rijkom van de uitgeverij. De persoonlijkheid van een uitgever kan afstralen op het beleid van de uitgeverij en zowel de maatschappij waarin wordt uitgegeven als het fonds hebben een grote invloed op hoe de uitgeverij wordt neergezet. Net als de reputatie van een auteur kan deze reputatie echter alleen worden verkregen door de erkenning van anderen. In het geval uitgeverijen zal deze erkenning onder andere van de media komen. Naast de onderzoeken van Rodden en De Glas zijn er ook verscheidene studies geweest naar het literaire veld die in beeld gebracht hebben hoe deze reputatie van een

uitgeverij vorm gegeven wordt en welke invloed de uitgeverij hier op heeft. Aan de hand van deze onderzoeken is hieronder een inventarisatie gemaakt van enkele relevante handvaten voor een uitgeverij om een reputatie te verwerven.15

14 De Glas, 2003, 120.

15 Hierbij zullen de volgende onderzoeken aan bod komen:

L.A. Coser, 'Publishers as gatekeepers of ideas', in Annals of the American academy of political and social

science 421, 1975;

F. de Glas, 'Het uitgeverijfonds als voorwerp van studie binnen een "institutionele" literatuursociologische benadering', in TTT, Vol 6, Issue 3, 1986;

F. De Glas, Nieuwe lezers voor het goede boek. De Wereldbibliotheek en 'Ontwikkeling'/De Arbeiderspers

vóór 1940. (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1989);

F. de Glas, 'De materiële en symbolische productie van het werk van moderne literaire auteurs. Bouwstenen voor de reputatie van de jonge Hella Haasse' in Jaarboek voor de Nederlandse

boekgeschiedenis, nr. 10, 2003;

G. Genette Paratexts. Thresholds of interpretation. (Cambridge: Cambridge University Press, 1997); H. Helming,, De beste uitgever sinds Geert: beeldvorming, imago en succes van De Bezige Bij. (Amsterdam: universiteit van Amsterdam, 2010);

L. Kuitert, 'De uitgeverij en de symbolische productie van literatuur: een historische schets 1800 - 2008', in Stilet: Tydskrif van die Afrikaanse Letterkundevereniging, vol 20, Issue 2, September 2008.

(9)

1.2. Handvaten bij het verwerven van een uitgeversreputatie 1.2.1. Fondsvorming

De uitgeverij kiest ervoor bepaalde boeken uit te geven en andere boeken te laten liggen. Op deze manier laat de uitgeverij zien welke werken zij van een hoge kwaliteit

beschouwt en welke boeken zij goed genoeg vindt om uit te geven. Omdat de kwaliteit van het werk en de auteur terugstraalt op de uitgeverij, is het daarom van groot belang dat de werken ook daadwerkelijk van goede kwaliteit zijn. Een eerste selectie hiervoor wordt al gemaakt bij de poort, waar de uitgeverij manuscripten selecteert. Een uitgeverij komt op verschillende manieren aan nieuwe manuscripten: via agenten krijgen ze

nieuwe werken binnen, maar ook de auteurs leveren nieuwe manuscripten op. Daarnaast ontvangt de uitgeverij nieuwe werken via de post: aspirant-auteurs sturen hun manuscript op in de hoop dat de uitgeverij de schrijver toegang geeft tot de literaire markt. Niet alleen nieuwe auteurs, maar ook de 'huisauteurs' en literatuur vanuit binnen en buitenland moet door de uitgeverij worden uitgekozen. Uitgeverijen moeten uit dit omvangrijke aanbod van manuscripten een keuze maken en dit wordt de gatekeeperrol genoemd.16

Als zo'n manuscript geselecteerd wordt, laat de uitgeverij daarmee zien dat het past bij de uitgeverij, dat het overeenkomsten heeft met het fonds van de uitgeverij. Het fonds van een uitgeverij is de complete lijst met auteurs en werken die worden uitgegeven door de uitgeverij. Een uitgeverij laat door middel van haar fonds zien welke boeken bij de identiteit, en daarmee bij de kwaliteit van de uitgeverij past. Door middel van het fonds kan de uitgeverij dus uitstralen wie ze is en waar ze voor staat, en daarom moet het fonds herkenbaar zijn.17 Een herkenbare en samenhangende fondslijst laat namelijk

goed zien met wat voor soort uitgeverij je te maken hebt. Dit heeft als voordeel dat debutanten de uitgeverij eerder weten te vinden en dit levert een concurrentiepositie op ten opzichte van andere uitgeverijen.18

Om te kunnen analyseren wat het beeld is dat de uitgeverij wil uitstralen, moet dus het fonds worden onderzocht, omdat het fonds symbolisch kapitaal opbouwt. Bij de fondsvorming spelen echter ook economische factoren een rol. Omdat een uitgeverij zonder economische winst niet kan voortbestaan, moet er een afweging gemaakt

16 L.A. Coser, 'Publishers as gatekeepers of ideas', in Annals of the American academy of political and social

science 421, 1975, 14 - 22.

17 F. De Glas, 1989, 45. 18 Ibidem.

(10)

worden hoe het fonds op beide vlakken zo goed mogelijk kan worden ingedeeld. Frank de Glas heeft in zijn onderzoek naar het uitgeverijfonds gelet op zowel het symbolisch kapitaal als de economische factoren. In zijn proefschrift 'Nieuwe lezers voor het goede boek' analyseerde hij de fondsen van De Wereldbibliotheek en De Arbeiderspers van voor 1940, een periode waarin de overheid nauwelijks een cultuurspreidend

kunstbeleid voerde. De hier onderzochte uitgeverijen waren in de onderzochte periode twee bedrijven die het boek een bredere verspreiding gaven. 19 In zowel zijn proefschrift

als in een artikel dat hij drie jaar eerder uitbracht, gaat De Glas in op het symbolische en economische kapitaal. Hij stelt hierbij dat een uitgeverij naast haar symbolisch kapitaal ook moet letten op de 'economische rentabiliteit en de continuïteit in het eigen bedrijf op langere termijn'.20 Bij het onderzoek naar het fonds van een uitgeverij zijn daarom

boeksoort en auteursoeuvre belangrijke factoren, omdat deze voor economische rentabiliteit en continuïteit kunnen zorgen.21 Deze factoren zullen daarom worden

meegenomen in het hier uit te voeren onderzoek naar het fonds van De Bezige Bij Antwerpen. De Glas geeft aan dat wanneer naar deze twee factoren gekeken wordt, het opvalt dat bepaalde soorten qua aantal domineren en dat bepaalde typen titels met grotere of minder grote continuïteit in het fonds voorkomen. In zijn onderzoek gaat hij daarom uit van de factoren boeksoort, waarbij een onderscheid is in genre en in taal, en auteursoeuvre, waarbij het gaat om de verschillen in grote en kleine oeuvres van

beginnende en gevestigde auteurs en of de auteur enkel bij deze uitgeverij uitgeeft. Aan de hand van deze twee factoren kan worden gekeken of er sprake is van een dominantie in het fonds, dus dat bepaalde auteurs en boeken een relatief groot aandeel hebben in het fonds, en of er sprake is van een continuïteit, of duurzaamheid van het fonds.22

Onder continuïteit verstaat men in hoeverre auteurs en soorten uitgaven voor langere tijd in het fonds van een uitgeverij blijven.23 De Glas geeft in zijn onderzoek aan dat

zowel dominantie als continuïteit erg belangrijk zijn voor een fonds, omdat dit ervoor zorgt dat een uitgeverij verkoopt en dus gezond blijft. De Glas heeft dit echter

onderzocht voor twee specifieke uitgeverijen in de periode voor 1940. Het zou wellicht interessant zijn te kijken of dominantie en continuïteit vandaag de dag nog steeds een belangrijke rol spelen binnen een fonds en binnen andere fondsen dan die van de door 19 Ibidem, 14. 20 F. de Glas, 1986, 246. 21 Ibidem, 246. 22 Ibidem, 247. 23 Ibidem, 248.

(11)

De Glas onderzochte uitgeverijen. Daarom zal in het onderzoek naar het fonds naar de Bezige Bij Antwerpen De Glas' werkwijze gevolgd worden en zal de dominantie en continuïteit binnen het fonds worden geanalyseerd.

Om de dominantie en continuïteit binnen een uitgeverijfonds te kunnen analyseren, moet dus worden gelet op de boeken en auteurs die de uitgeverij uitgeeft. Het gaat hierbij niet alleen om nieuwe titels en auteurs, ook de opnieuw geëxploiteerde boeken spelen een rol. Na een eerste druk volgen vaak meerdere drukken en hoe deze

heruitgaven verschijnen kan van invloed zijn op hoe men een auteur, zijn oeuvre en zijn uitgeverij ziet. Als van een auteur een pockettitel verschijnt, zegt dit iets over de

bekendheid van de auteur. Ook wordt de titel op deze manier in de verkoop gehouden. De prijs en de vorm van het werk heeft echter wel invloed op de reputatie van de auteur en de uitgeverij; als het werk goedkoop wordt aangeprezen, kan men een ander beeld krijgen dan wanneer het boek juist in een luxe editie verschijnt. De prijs, plaats, vorm, distributie en ontvangst van een bepaald werk horen dus bij de literaire betekenis ervan. De Glas heeft in dit verband onderzoek gedaan naar het oeuvre van Hella S. Haasse en hoe uitgeverij Querido daarmee omgegaan is in de loop der jaren.24 Hij heeft hierbij

geanalyseerd hoe Haasses oeuvre opgebouwd werd: vanaf 1945 bouwde ze geleidelijk aan een oeuvre op, dat eerst op weinig belangstelling kon rekenen. Vanaf 1958 namen de heruitgaven van haar werk toe en won ze verschillende prijzen. In de media komt er steeds meer aandacht voor haar werk en voor de auteur zelf en in de jaren zeventig en tachtig neemt de erkenning voor haar werk toe. In de jaren negentig besluit de uitgeverij mooie edities van Haasses werk uit te brengen.25 De Glas laat door middel van Haasses

ontwikkelingen zien dat er verschillende fasen zijn in de relatie tussen uitgever en auteur, waarbij de band steeds hechter wordt. Er wordt bij de herdrukken bijvoorbeeld goed gekeken welke boeken voor herdruk in aanmerking komen en ook wordt gekeken of haar debuut wel als debuut gezien moet worden: de uitgever retoucheert het oeuvre, omdat dit invloed heeft op de reputatie van de auteur. Met dit onderzoek laat De Glas duidelijk zien dat er een verband bestaat tussen het exploitatiebeleid van uitgevers en de vorming van auteursreputaties.26 De Glas concludeert hierbij dat prijs, plaats, vorm,

distributie en ontvangst van een boek duidelijk verbonden zijn met de symbolische

24 F. de Glas, 2003, 104. 25 Ibidem, 103 - 120. 26 Ibidem, 104.

(12)

productie van het werk en daarmee de reputatie van de auteur.27 Hoe een boek wordt

geëxploiteerd heeft echter ook invloed op de reputatie van de uitgeverij, omdat de uitgeverij in verband gebracht wordt met de auteur. Het is voor de uitgeverij daarom van belang hoe de auteur in de markt gezet wordt. De Glas toont dit aan bij Hella Haasse en uitgeverij Querido, maar is dit ook bij andere uitgeverijen het geval? Voor het

onderzoek naar het beeld van De Bezige Bij Antwerpen zal daarom op eenzelfde manier als De Glas worden gekeken naar de presentatie van auteurs en hun werk en of dit verandert in de loop der jaren, omdat het beeld van de auteur voor een deel ook het beeld van de uitgeverij bepaalt.

Om een fonds te kunnen onderzoeken moet dus worden gekeken naar alle uitgaven van de uitgeverij, maar waar is deze informatie te vinden? Zowel Brinkmans Cumulatieve Catalogus van Boeken als de Nederlandse Bibliografie van de Koninklijke Bibliotheek geven informatie over welke boeken een uitgeverij heeft uitgegeven. In deze catalogi zijn de titelbeschrijvingen te vinden van werken in Nederland en Vlaanderen uitgegeven en Nederlandstalige werken uitgegeven in het buitenland. Uitgeverijen zijn niet verplicht hun publicaties in te leveren bij het Depot van Nederlandse Publicaties, maar doen dit wel regelmatig. Daarmee bevatten de catalogi een bijna compleet beeld van alle titels die zijn uitgegeven van een bepaalde uitgeverij.28 Er kan echter ook gebruik worden

gemaakt van aanbiedingsbrochures bij de analyse van een fonds. In zo'n brochure laat de uitgeverij niet zozeer feitelijk zien welke auteurs en welke boeken uitgegeven zullen worden, maar wel welke zij graag uit wil geven. De brochure verschijnt gewoonlijk drie keer per jaar, in het voorjaar, de zomer en het najaar. Hoewel deze folder geen honderd procent garantie geeft dat de boeken ook daadwerkelijk zijn uitgegeven, geeft het wel aan wat de uitgeverij graag zou willen uitgeven. Door de promotieteksten die bij deze boeken geschreven zijn, geeft de brochure daarnaast een beeld welke boeken en auteurs de uitgeverij zelf belangrijk of minder belangrijk vindt. Hierdoor geeft de prospectus meer informatie over de titels dan Brinkmanscatalogus of de Nederlandse Bibliografie. De Glas hanteert drie hoofdonderscheidingen voor de analyse van zo'n

aanbiedingsbrochure, namelijk fictie/non-fictie, oorspronkelijk Nederlands/vertaald en levende/overleden auteurs, waarbij hij diagrammen heeft opgesteld waarin de

27 Ibidem.

28 De Nederlandse Bibliografie, Koninklijke Bibliotheek Den Haag. Raadpleegbaar via:

http://www.kb.nl/voor-uitgevers/informatie-over-de-nederlandse-bibliografie/brinkmans-cumulatieve-catalogus-van-boeken-1858-2001.

(13)

verschuivingen in de fondsen naar titelaantallen en boeksoorten schematisch kunnen worden weergegeven.29 Door op deze manier de brochures te analyseren, liet De Glas

zien hoeveel titels en welke boeksoorten de uitgeverijen uitgaven. Deze analyse zou ook bij andere fondsen kunnen worden toegepast.

1.2.2. Paratekst

Zo'n aanbiedingsbrochure vertelt echter meer dan enkel welke titels en welke auteurs de uitgeverij uitgeeft en welke de uitgeverij dus vindt passen bij haar identiteit. De brochure laat ook zien hoe de werken eruit komen te zien en welke auteurs het zijn. Hoe deze boeken 'in de markt gezet worden' toont welke waarde de uitgeverij aan een boek geeft. Omdat de kwaliteit van het werk terugstraalt op de uitgeverij, zet de uitgeverij hiermee ook zichzelf in de markt. Het in de markt zetten van de uitgaven is hierdoor ook een manier om een uitgeversreputatie op te bouwen.

De uitgeverij communiceert de waarde van het boek op verschillende manieren: door een paperback te maken, krijgt het boek een andere status dan een gebonden versie, en ook de omslag, typografie, achterflap en keuze voor een titel is onderdeel van de symbolische productie van de uitgeverij. Gerard Genette noemt in dit verband de term 'paratekst', wat kan worden gezien als alle onderdelen die te samen een tekst tot een boek maken.30 Het zijn de factoren die van invloed kunnen zijn op de interpretatie

van de feitelijke tekst en kan daarmee bestaan uit woorden, maar ook uit illustraties, materiaal of feiten.31 Genette maakt binnen paratekst een onderscheid in verschillende

vormen van paratekst, waarbij epitext en peritext de belangrijkste onderdelen zijn. Epitext is volgens Genette alles dat volgt op het verschijnen van een publicatie, dus een interview met de auteur of een bespreking van het werk in een krant of tijdschrift. Onder peritext verstaat Genette alles dat dicht bij de tekst staat, dus niet de tekst zelf, maar wel de hoofdstuktitels en voetnoten.32 Er zijn ook peritextelementen die tot de

verantwoordelijkheid van de uitgeverij behoren, namelijk de typografie, de omslag, de titelpagina, het formaat enzovoort.33

Deze paratekst is van belang bij de symbolische productie van een boek, maar is ook interessant voor de analyse van aanbiedingsbrochures. Hiervoor noemt Genette het 29 De Glas, 1986, 250 30 Genette, 1997, 6. 31 Ibidem. 32 Ibidem, 5. 33 Ibidem, 16.

(14)

begrip 'prior paratekst': alles wat voorafgaand aan de publicatie verschijnt.34 Een vorm

van prior paratekst is in dit geval de prospectus van de uitgeverij, waarin het werk wordt aangeprezen. Zo'n aanbiedingscatalogus bevat alle informatie over het boek en is bedoeld ter informatie van de pers en ter overtuiging van de boekhandelaar voor de inkoop.35 Het is dus van belang dat de kwaliteit van het boek doorkomt via de

prospectus, omdat dit een visitekaartje is van de uitgeverij. De catalogus laat zien welke boeken en auteurs in het fonds van de uitgeverij horen en welke dus de identiteit van de uitgeverij dienen uit te stralen. Een andere vorm van paratekst is de website van de uitgeverij, waarop de uitgeverij als 'prior paratekst' het boek kan aanbevelen. Ook na de verschijning kan de uitgeverij hier haar boeken en auteurs tonen en daarmee de

kwaliteit en identiteit van de uitgeverij. Om dit goed over te laten komen, is het van belang dat de uitgevers behalve informatie ook hun zogenaamde 'nestgeur'

verspreiden.36 Dit kan door bepaalde foto's van de auteurs te tonen, of door citaten van

gerenommeerde media te tonen in de brochure of op de website. Naast deze foto's en citaten zijn bij de brochure ook het aantal pagina's dat aan een titel wordt besteed en de volgorde waarin de titels gepresenteerd worden vormen van paratekst. Het toont op deze manier welke titels de uitgeverij belangrijker vindt en welke titels duidelijker de identiteit van de uitgeverij uitstralen.

Helming heeft Genettes theorie over paratekst toegepast in haar onderzoek naar De Bezige Bij.37 In dit onderzoek heeft ze de beeldvorming van de uitgeverij onderzocht

gedurende twee tijdperken: de jaren waarin Albert Voster directeur was versus de periode dat Robbert Ammerlaan aan het roer stond. Hierbij heeft ze gelet op onder andere de persoonlijkheid en de uitgeefbeslissingen van beide directeuren. Hiervoor heeft zij voor beide perioden de aanbiedingsprospectussen geanalyseerd, onder andere aan de hand van de paratekst.38 Uit het onderzoek kon Helming onder andere

concluderen dat de publiciteit van De Bezige Bij professioneler is geworden en dat er vanaf het najaar van 1999 meer aandacht is besteed aan de vormgeving van de prospectussen. Tevens had de uitgeverij een strikt literair imago, maar door de

oprichting van het imprint Cargo kon de uitgeverij toch goedverkopende fictie uitgeven, 34 Ibidem, 5 35 Helming, 2010, 9. 36 Kuitert, 2008, 81. 37 Helming, 2010, 1 - 112. 38 Ibidem, 4.

(15)

zonder het culturele succes in de weg te zitten.39 Helming heeft op deze manier veel

informatie vergaard over het beeld dat de uitgeverij wil uitstralen. Op eenzelfde manier kan worden gekeken naar het beeld van haar zusteruitgeverij De Bezige Bij Antwerpen. Hoewel Helming voornamelijk de link legt tussen het beeld van de uitgeverij en haar directeuren, kan bij het onderzoek naar De Bezige Bij Antwerpen wel degelijk een vergelijking worden getrokken tussen de uitgeversreputatie van Antwerpen en reputatie van Amsterdam.

1.3. De effecten van deze handvaten

Hierboven is aangegeven hoe een uitgeverij op basis van haar fonds en paratekst in de prospectus een reputatie kan verwerven en hoe zij daar zelf invloed op heeft. De beeldvorming van een boek en daarmee van de uitgeverij stopt echter niet wanneer de titel verschenen is. De uitgeverij kan haar fonds vormen en op een bepaalde manier in de markt zetten, maar de receptie van het boek is ook een belangrijk onderdeel van de beeldvorming.40 Deze receptie bepaalt het beeld van de lezer en komt onder andere tot

stand door critici, de media en het onderwijs. Uitgeverijen kunnen op verschillende manieren invloed uitoefenen op de receptie van haar uitgegeven werken. Een van deze manieren is de NUR-code, een code die wordt toegekend door elke uitgever aan vrijwel al zijn Nederlandstalige publicaties.41 Elke soort publicatie wordt geclassificeerd en

krijgt een bepaalde code, waardoor bijvoorbeeld boekhandels en bibliotheken kunnen zien wat voor soort boek het is. Zo heeft literaire fictie de code 300 en literaire non-fictie 330. In deze code zijn dan weer subrubrieken te onderscheiden waarbij 301 staat voor een literaire roman en 323 voor literaire essays.42 Klanten van boekhandels zullen niet

naar NUR-codes kijken, maar voor de boekhandel is het een goede aanwijzing om wat voor soort boek het gaat en in welke kast bij welk genre het boek gezet moet worden. En aangezien de gemiddelde lezer wel kijkt naar het genre van een boek, kan de code wel degelijk het beeld sturen dat het publiek heeft van het boek.43 Door het boek dus een

bepaalde code mee te geven, geeft de uitgeverij een eerste signaal af voor de receptie van het boek en de auteur. Andere middelen waarmee de uitgeverij invloed uit kan

39 Ibidem, 103. 40 Ibidem, 10. 41 Kuitert, 2008, 15.

42 G.J. van Bork, D. Delabastita e.a. 'NUR' in Algemeen Letterkundig Lexicon, (DBNL, 2012-2014).

Raadpleegbaar via: http://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_01441.php.

(16)

oefenen op de receptie van haar uitgegeven werken zijn de eerder genoemde prospectussen, het plaatsen van advertenties, het begeleiden van auteurs bij

promotieactiviteiten, en het stimuleren van de canonisering.44 De advertenties en de

begeleiding bij promotieactiviteiten wordt voor een groot deel in gang gezet door de publiciteitsafdeling van de uitgeverij. Zij zetten het boek in de markt en regelen interviews, boekpresentaties en alle andere activiteiten om het boek te promoten.45

Tevens sturen zij onbetaald recensie-exemplaren naar de pers, zodat de werken

beoordeeld en besproken kunnen worden. Op deze manier worden de boeken opgepikt door de media en worden ze bekend bij het publiek. Door deze werkzaamheden van de publiciteitsafdeling kan een uitgeverij er dus voor zorgen dat de media en het publiek een bepaald beeld krijgen van de uitgeverij.

De uitgeverij kan dus de receptie van een uitgave, een auteur en daarmee ook van zichzelf sturen, maar welk beeld en het publiek precies zal vormen kan de uitgeverij niet beïnvloeden. Critici kunnen in bepaalde richtingen gestuurd worden, boekhandels kunnen worden overgehaald en het onderwijs kan een kant op geduwd worden door bepaalde heruitgaven voor het onderwijs uit te brengen, maar de uitgeverij kan ze niet dwingen een bepaald beeld te vormen. Uiteindelijk bepalen de recensenten en critici zelf wat zij ervan vinden. In hoeverre zij dit volledig zelf bepalen, daar is echter geen

consensus over. Er zijn onderzoeken gedaan naar de orkestratie en consensusvorming tussen critici, waaruit blijkt dat meningen over kunst op elkaar afgestemd worden. Zo heeft Bourdieu gewezen op het feit dat er bij de beoordeling van kunstwerken

beoordelaars overeenkomstig gedrag vertonen en Van Rees heeft dit gepreciseerd bij zijn onderzoek naar de receptie van het werk van Hans Favery. In zijn onderzoek concludeert Van Rees dat de critici met de bespreking van Chrysanten, roeiers hun mening afstemmen op elkaar door dezelfde uitspraken van Favery te gebruiken en dezelfde positieve waardering te uiten.46 Hieruit blijkt dat critici en recensenten

bepalen welke mening er bestaat over een auteur, uitgeverij of titel, maar dat zij dit wel op elkaars mening aan kunnen passen. Feit blijft echter dat uitgeverijen wel sturing kunnen geven, maar het publieke beeld niet volledig zelf kunnen bepalen. In welk

medium de auteur en zijn boek wordt besproken, heeft namelijk invloed op dit beeld. De

44 F. De Glas 'Hebben uitgeverijen invloed op de literaire canon?' in: Spiegel der letteren 34 (1992), 191. 45 Kuitert, 2008, 82.

46 C.J. van Rees, 'Consensusvorming in de literatuurkritiek', in H. Verdaasdonk, De regels van de Smaak

(17)

uitgeverij kan de receptie van het werk sturen door bijvoorbeeld enkel de 'hoge' media aan te spreken, maar dit kan niet altijd voorkomen dat het boek in andere kranten, tijdschriften of tv-programma's besproken gaat worden. Hierdoor kan het dus wel proberen het beeld te beïnvloeden, maar hebben recensenten en critici het laatste woord. Het kan daarom interessant zijn onderzoek te doen naar hoe recensenten en critici spreken over een uitgeverij, auteur of boek en hoe zij daarmee de reputatie van de uitgeverij aanpassen.

Tevens hebben de auteurs en specifieke titels invloed op het imago van de uitgeverij, waar de uitgeverij behalve het niet uitgeven van de auteur, niet veel aan kan doen. Zo stelde De Glas vast dat Hella S. Haasse kon worden gezien als een

'verantwoordelijke jongere' en dat dit effect had op het imago van haar uitgeverij Querido.47 En uit onderzoek van Ton Anbeek bleek dat bij de overstap van Leon de

Winter naar uitgeverij De Bezige Bij het commerciële en hippe imago van de uitgeverij terug te zien was in het gedrag en schrijven van de auteur. 48

Deze onderzoeken wekken de indruk dat zowel auteurs als specifieke titels invloed kunnen hebben op het imago van de uitgeverij en vice versa. De uitgever zou kunnen besluiten de auteurs of titels niet uit te geven of bij positieve effecten het imago juist benadrukken, maar verder heeft de uitgever weinig opties om hier iets aan te doen. De vraag is bij deze genoemde onderzoeken echter wel of de uitkomsten slechts

toevalstreffers waren. Hebben meerdere auteurs en titels effect gehad op het imago van de uitgeverij? En is dit enkel bij Querido en De Bezige Bij het geval geweest, of is deze invloed bij een andere uitgeverij ook terug te vinden?

1.4. De Vlaamse literaire reputatie

Zoals in het voorwoord reeds is aangestipt, zijn de Vlaamse en de Nederlandse literaire markt niet als een en dezelfde markt te beschouwen. Dit komt doordat de Vlaamse boekenmarkt een andere ontwikkeling heeft doorgemaakt dan de Nederlandse. Anders dan in Nederland, waren er in Vlaanderen rond 1900 namelijk nog nauwelijks goede uitgeverijen die Nederlandse boeken uitgaven.49 Tijdens de Belgische onafhankelijkheid

47 De Glas, 2003, 104

48 T. Anbeek, 'De verwording van een reputatie. Leon de Winter en de literaire kritiek', in Literatuur,

jaargang 9, september-oktober 1992, 258-264.

(18)

was het Frans namelijk de toonaangevende taal in de Zuidelijke Nederlanden.50 Deze

taal had een internationale uitstraling en werd gebruikt door de bovenlaag van de bevolking.51 Er was geen intellectueel leven in het Nederlands: door het hoge aantal

analfabeten in Vlaanderen rond 1830 waren er überhaupt weinig lezers en de weinigen die lagen, lazen Franstalige geschriften. Er waren in de negentiende eeuw wel enkele drukkersboekverkopers die in het Vlaams boeken drukten en verspreidden, maar dit ging voornamelijk om godsdienstige en moraliserende werken en het was niet hun hoofdtaak.52 Nederlandse boeken werden wel verkocht, maar doordat deze boeken voor

Vlaamse begrippen erg duur waren, gebeurde dit slechts spaarzaam.53 Hierdoor was in

de negentiende eeuw de Vlaamse uitgever geen goede plek om als Nederlandssprekende Vlaming een boek uit te geven. Of het boek een goede distributie kreeg en zijn

lezerspubliek zou vinden, was namelijk maar de vraag. Nederland had daarentegen al vanaf de eerste helft van de negentiende eeuw gerenommeerde uitgeversbedrijven die waren georganiseerd in belangenverenigingen en door middel van het Centraal

Bestelhuis werd de boekdistributie ook goed geregeld.54 Pas na de Eerste Wereldoorlog

maakte het Vlaamse boekenvak een fase van professionalisering en schaalvergroting door, maar dit was nog steeds niets in vergelijking met het boekenvak in Nederland.55

Het was dus niet gek dat Vlamingen een Nederlandse uitgeverij opzochten om hun boeken te publiceren. In Nederland zag men wel brood in de Vlaamse letteren en hierdoor vertrokken veel Vlamingen naar Nederland. Hoewel de meeste Vlamingen in Vlaanderen bleven publiceren, groeide in het begin van de twintigste eeuw het idee dat Vlaams werk van literaire waarde in Nederland werd uitgegeven. Wat in Vlaanderen uitgegeven werd, was geen kwaliteit, de Nederlandse boeken werden beter verzorgd, verspreid en besproken in de Nederlandse pers.56 Vlaamse uitgevers slaagden er slecht

in om prestige te verwerven, wat enkel werd versterkt door het idee dat Vlamingen zich aan Nederland moesten spiegelen. Om het Vlaamse volk te emanciperen is steeds

benadrukt dat Vlaanderen een achterstand had op Nederland, en dat het zich moest

50 K. Absillis Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970).

(Antwerpen: Meulenhoff|Manteau, 2009), 74.

51 L. Simons, Het boek in Vlaanderen sinds 1800. Een cultuurgeschiedenis (Houten: Lannoo Meulenhoff,

2013). 52 Ibidem. 53 Simons, 1987. 54 Absillis, 2009, 71. 55 Ibidem, 70 56 Ibidem, 73.

(19)

verheffen door de Nederlandse taal en cultuur te imiteren.57 Door deze wil zich te

spiegelen aan Nederland en het Franse van zich af te schudden, legde Vlaanderen zichzelf een cultureel identiteitsprobleem op. Het idee ontstond dat de Vlaamse cultuur en daarmee de literatuur achtergesteld was aan die van Nederland. Aan dit idee

veranderde maar weinig na de Tweede Wereldoorlog. Vlaamse uitgevers, zoals Manteau, moesten toezien hoe talenten een voor een overstapten naar de Nederlandse

concurrenten, terwijl ze zelf maar slecht wisten te verkopen in Nederland.58 Het

vooroordeel bleef bestaan dat alles wat uit België kwam niet deugde. De auteurs spraken slecht Nederlands en de uitgaven waren slecht gedrukt. Dit beeld werd bevorderd door het Nederlandse idee dat enkel het literaire afval vanuit het Noorden in Vlaanderen werd uitgegeven, omdat de 'goede Vlamingen' wel in Nederland zaten.59

De reputatie van Vlaamse literatuur uit Vlaanderen is vandaag de dag echter nog niet verbeterd. Hoewel er Vlaamse uitgeverijen bestaan, worden nog steeds veel

Vlaamse schrijvers door Nederlandse uitgevers vertegenwoordigd. Ook wordt nog steeds gesproken over de achterstand die Vlaanderen zou hebben. Vlaanderen zou geestelijk armoedig zijn en 'Vlaams' is nog steeds een cultureel stigma.60 Tevens worden

nog steeds Vlaamse schrijvers bij Nederlandse uitgeverijen beter besproken in de Nederlandse pers dan zij die bij Vlaamse uitgeverijen uitgeven.61 Interessant hierbij is

dan ook dat een uitgeverij als De Bezige Bij Antwerpen Vlaams is, maar wel degelijk gekoppeld is aan een Nederlandse uitgeverij. De uitgeverij heeft een eigen fonds en een eigen uitgeefbeleid, maar werkt wel samen met De Bezige Bij. De Nederlandse en de Vlaamse uitgeverijen werken voornamelijk samen op het gebied van verkoop en

marketing. Dit betekent dat de Nederlandse boeken in Vlaanderen vertegenwoordigd en gepromoot worden door De Bezige Bij Antwerpen. Voor de boeken uitgegeven door De Bezige Bij Antwerpen geldt hetzelfde in Nederland: zodra het boek in Nederland

gepromoot en verkocht moet worden, neemt de Nederlandse uitgeverij dit over. 62

Nederlanders moeten hierdoor voor verkoop- en promotie-informatie over de boeken uit Antwerpen bij De Bezige Bij zijn en Vlamingen voor de boeken uit Amsterdam bij De Bezige Bij Antwerpen. Hierdoor kan het voor het Nederlandse publiek lijken alsof de

57 Ibidem, 536. 58 Ibidem, 243. 59 Ibidem, 536.

60 K. Absillis 'De herverdeling van de Nederlandse boekenmarkt', Boekblad,13 augustus 2010. 61 C. Boudewijns, persoonlijk interview, 8 augustus 2014.

(20)

boeken uit Antwerpen in Amsterdam worden uitgegeven en vice versa. Dit zou het beeld van de uitgeverij kunnen beïnvloeden. Is dit het geval en zorgt dit voor meer

besprekingen en een positiever beeld van de uitgeverij? Of wordt de uitgeverij door het deel 'Antwerpen' in de naam als Vlaams gezien? Interessant is om uit te zoeken of de reputatie van de Vlaamse literatuur van invloed is op de reputatievorming van een Vlaamse uitgeverij.

1.5. Onderzoeksvragen

Bovenstaande paragrafen hebben uitgewezen welke instituties zorgen voor een beeld van een uitgeverij en hoe een uitgeverij hier invloed op uit kan oefenen. Tevens is hier geprobeerd aan te tonen dat een uitgeverij ook zelf een beeld uitstraalt en hoe zij dit beeld probeert over te brengen. De theorie laat echter zien dat vorige onderzoeken voornamelijk de nadruk hebben gelegd op delen van deze reputatievorming. Zo heeft Anbeek reputatievorming van slechts één auteur geanalyseerd en gelet op de invloed van de uitgeverij op deze reputatie en heeft De Glas bij De Wereldbibliotheek en De Arbeiderspers enkel naar de fondsvorming gekeken. Helming heeft tenslotte wel onderzoek gedaan naar het beeld van een uitgeverij, maar ging hierbij voornamelijk uit van een vergelijking van twee tijdsperiodes. Deze onderzoeken zijn allemaal gericht op slechts bepaalde delen van de reputatievorming of enkel bepaalde tijdsperioden. Wat nog ontbreekt is een onderzoek naar het beeld van een uitgeverij over de hele

bestaansperiode en het beeld vanuit niet alleen de uitgeverij zelf, maar ook van de kant van de kritiek en de markt. Daarom zal in dit onderzoek worden gekeken naar de diverse kanten van reputatievorming, aan de hand van één uitgeverij, De Bezige Bij Antwerpen. Hierbij zal worden gekeken naar zowel het beeld van de critici en

recensenten, als van de uitgeverij zelf, gedurende het gehele bestaan van de uitgeverij. De uitgeverij bestaat sinds 2010 en heeft in haar relatief korte bestaan al veel aandacht gekregen van recensenten en critici. Tevens heeft de uitgeverij sinds haar oprichting volwaardige aanbiedingsbrochures uitgegeven, waardoor ook een goed beeld kan worden gevormd van wat de uitgeverij zelf wil uitstralen. Door haar korte bestaan is het ten slotte mogelijk een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de reputatie van de uitgeverij, zonder een bepaald tijdsbestek te hoeven kiezen.

(21)

Dit alles heeft geleid tot de volgende onderzoeksvragen:

 Hoe is De Bezige Bij Antwerpen ontstaan?

 Welk beeld wil de uitgeverij zelf uitstralen?

 Welk beeld heeft de literatuurkritiek bij De Bezige Bij Antwerpen?

 Hoe staat de markt tegenover De Bezige Bij Antwerpen?

Deze onderzoeksvragen zullen per hoofdstuk apart worden besproken, op basis van bovengenoemde volgorde. Eerst zal een korte geschiedenis van De Bezige Bij Antwerpen worden geschetst. Hierbij zal worden gekeken naar de uitgeverij die van invloed zijn geweest, namelijk Meulenhoff|Manteau, Meulenhoff, Manteau en De Bezige Bij. Wat waren de karakters van deze uitgeverijen en hoe is De Bezige Bij Antwerpen daaruit voortgekomen? Daarna zal kort worden aangestipt hoe de uitgeverij zich heeft ontwikkeld sinds het ontstaan.

Het daaropvolgende hoofdstuk bespreekt het beeld dat de uitgeverij zelf uitstraalt. Dit hoofdstuk is opgedeeld in wat de uitgeverij wil uitstralen en wat de uitgeverij daadwerkelijk uitstraalt. Wat de uitgeverij wil uitstralen zal worden beschreven aan de hand van interviews met enkele medewerkers. Op basis van de aanbiedingsbrochure zal een beeld worden geschetst van wat de uitgeverij

daadwerkelijk uitstraalt, waarbij wordt gekeken naar alle prospectussen van de uitgeverij in de periode 2010 - 2014. Bij de analyse van deze catalogi zal worden gekeken naar meetbare, kwantitatieve zaken zoals de verschillende boeksoorten die worden uitgegeven, de dominantie van bepaalde genres en de continuïteit van het fonds. Ook zullen minder tastbare zaken aan bod komen, zoals de wervende teksten bij elk boek. Aan de hand van de paratekst in de brochures worden gekeken wat de uitgeverij wil zeggen. Zo heeft de brochure van De Bezige Bij enkele pagina's beschikbaar gesteld voor auteurs van De Bezige Bij Antwerpen. Dit zegt iets over de beeldvorming rond de uitgeverij, zonder dat dit letterlijk wordt benoemd. Tevens zal globaal worden geschetst wat de uitgeverij door middel van haar website uitstraalt.

Daarna zullen de berichten over de uitgeverij en haar auteurs worden besproken. Dit deel van mijn onderzoek zal zich vooral op secundaire literatuur richten en op de media uit de periode 2010 - 2014. Om een goed beeld van de beeldvorming te krijgen is het namelijk belangrijk bronnen uit de periode zelf te raadplegen. Hierbij wordt gekeken naar de algemene persberichten, de literatuurkritiek en de nominaties die

(22)

media-aandacht krijgen. Onder de algemene persberichten worden berichten verstaan die niets over de inhoud van een boek vertellen, maar spreken over de uitgeverij en haar

schrijvers in zowel feiten als meningen. Ook interviews met medewerkers of schrijvers van de uitgeverij worden hieronder gerekend. Bij literatuurkritiek is gekeken naar reacties op een literaire tekst of auteur, meer precies gezegd naar recensies en

besprekingen van de boeken die bij de uitgeverij gepubliceerd worden. Eerder is reeds aangegeven dat zowel de persoon als het boek zelf invloed hebben op het beeld van de uitgeverij en daarom gaat het bij de literaire kritiek zowel om besprekingen van de persoon en ideeën van de schrijver van het boek, als van het werk zelf.

Daarna komt de markt aan bod. Hierin wordt aan de hand van de verkoopcijfers aangetoond welke boeken van De Bezige Bij Antwerpen het best verkopen in Nederland en in België. Aan de hand van deze informatie zal worden geanalyseerd hoe de markt tegenover de uitgeverij staat. Tevens zal dit hoofdstuk het beeld van de uitgeverij volgens enkele boekhandelaren bespreken. Hoewel niet alle boekhandelaren in België en Nederland zijn ondervraagd, geeft dit hoofdstuk een illustratie van het beeld dat in totaal twaalf boekverkopers hebben van De Bezige Bij Antwerpen. Ten slotte zal een conclusie worden gegeven, met daarin het antwoord op de hoofdvraag, enkele discussiepunten en een toekomstbeeld.

(23)

2. Het ontstaan van uitgeverij De Bezige Bij Antwerpen

Zoals in het voorwoord al werd aangestipt, is uitgeverij De Bezige Bij Antwerpen ontstaan uit een samengaan van De Bezige Bij en Meulenhoff|Manteau. Het ontstaan en het imago van deze uitgeverijen zullen voor een deel bepalend zijn geweest voor het beeld van De Bezige Bij Antwerpen, omdat de uitgeverij niet had kunnen bestaan zonder deze twee uitgeverijen. De naam is van De Bezige Bij afgeleid en van

Meulenhoff|Manteau is, op enkele uitzonderingen na, het hele fonds overgegaan.63 Dit

wekt de indruk dat met behulp van De Bezige Bij geprobeerd is voort te bouwen op diens reputatie en de naam, terwijl van Meulenhoff|Manteau de kwaliteit en de auteurs overgenomen is. Of dit daadwerkelijk het geval is, zal nog moeten blijken, maar om een zo volledig mogelijk beeld te kunnen krijgen van het ontstaan van De Bezige Bij

Antwerpen moet daarom wel het ontstaan en imago van beide uitgeverijen worden meegenomen. Daarom zal eerst aandacht worden besteed aan Meulenhoff|Manteau en De Bezige Bij, voordat De Bezige Bij Antwerpen kan worden besproken.

2.1. Meulenhoff|Manteau

Meulenhoff|Manteau is een Vlaams-Nederlands fonds, ontstaan uit een samengaan van Meulenhoff en Manteau, de literaire tak van Standaard Uitgeverij. Uitgever Harold Polis kwam aan het roer te staan van deze Nederlands-Vlaamse imprint voor het hele

Nederlandse taalgebied.64 Meulenhoff|Manteau vestigde zich in Antwerpen en werd

hierdoor al snel als Vlaams initiatief beschouwd, hoewel het niet de bedoeling was de uitgeverij als Vlaams in de markt te zetten.65 Dit had echter tot gevolg dat de Vlaamse

auteurs van de uitgeverij in Nederland minder besprekingen kregen dan de Vlaamse auteurs die door Nederlandse uitgeverijen vertegenwoordigd werden.66

Meulenhoff|Manteau werd in 2003 opgericht, slechts enkele jaren voordat De Bezige Bij Antwerpen ontstond. De uitgeverij Meulenhoff|Manteau heeft daardoor vrij kort

bestaan. Om toch een volledig beeld van deze uitgeverij te kunnen krijgen, moet daarom ook afzonderlijk worden gekeken naar Meulenhoff en Manteau.

63H. Polis, persoonlijk interview, 14 augustus 2014.

64 M. D. 'De overstap: Harold Polis', Boekblad, 1 februari 2003.

65 M. D. 'Meulenhoff en Manteau beginnen gemeenschappelijke imprint', Boekblad, 8 januari 2003. 66 K. Absillis Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970).

(24)

2.1.1. Meulenhoff

In 1895 startte Johannes Marinus Meulenhoff een importboekhandel in Amsterdam.67 In

1906 gaf hij zijn eerste boek uit en in 1913 besloot hij een planmatige uitgeverijafdeling op te zetten.68 Hierbij ging het om het uitgeven van een gevarieerd en populair aanbod

tegen een lage prijs, wat Meulenhoff had afgekeken van de Engelse en Franse

uitgeverijen in die tijd.69 Dit had zo'n succes dat in 1916 het bedrijf werd gesplitst in

Meulenhoff & Co, dat de in- en uitvoer van boeken op zich nam, en J.M. Meulenhoff, dat de uitgeefactiviteiten zou behartigen.70 Door uitbreidingen en reorganisaties werd in

1923 de naam van het bedrijf N.V. Meulenhoff & CO's Import- en Algemeene Boekhandel Amsterdam met als hoofddelen de uitgeverij J.M. Meulenhoff, de boekhandels en de importhandel van Meulenhoff.71 Binnen dit bedrijf werd de uitgeverij voor algemene

boeken ondergeschikt gezien aan de andere activiteiten, maar het profiteerde wel van het imago van de andere onderdelen.72 Vooral het importgedeelte van het concern was

belangrijk voor het beeld van de uitgeverij, omdat dit ervoor zorgde dat het bedrijf een goede naam kreeg bij de Nederlandse boekhandel.73 Het profiel van het bedrijf was,

dankzij Meulenhoffs brede interesse, dat van een breed kwaliteitsfonds dat geen uitgesproken keuzes maakte op het gebied van geloof of ideologie.74 Door de

importactiviteiten lag het accent voornamelijk op buitenlandse fictie-uitgaven, maar geleidelijk aan werd ook steeds meer aandacht besteed aan Nederlandstalige literaire fictie, zowel uit Nederland als uit Vlaanderen. Hoewel in de vroege jaren twintig diverse literaire werken verschenen om de literaire reputatie te verstevigen, was er in feite tot 1936 maar één literaire auteur binnen de uitgeverij: Arthur van Schendel.75

In 1937 nam Meulenhoff jr. de leiding over.76 Hij trachtte de uitgeverij aanzien te

geven als literaire Nederlandstalige fictie-uitgeverij, door onder andere het tijdschrift Criterium uit te geven. Dit tijdschrift gaf Meulenhoff de allure van een literair huis en

67 L. Van Krevelen 'Een huis tussen markt en moed', in G. Dorleijn en K. van Rees De productie van

literatuur. Het literaire veld in Nederland 1800 - 2000. (Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2006), 143.

68 Ibidem, 144. 69 Ibidem.

70 F. De Glas, De regiekamer van de literatuur: een eeuw Meulenhoff 1895 - 2000 (Zutphen:

Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, 2012), 21.

71 S. Van Voorst, Weten wat er in de wereld te koop is. Vier Nederlandse uitgeverijen en hun vertaalde

fondsen 1945 - 1970 (Den Haag: Sdu Uitgevers, 1997), 50.

72 De Glas, 2012, 162. 73 Ibidem, 22. 74 Ibidem, 162.

75 Van Krevelen, 2006, 146. 76 Van Voorst, 1997, 50.

(25)

enkele talenten die in het tijdschrift publiceerden, zoals Bertus Aafjes, Anna Blaman en Pierre H. Dubois, publiceerden later bij Meulenhoff.77 Na de oorlog werd het tijdschrift

echter opgeheven en moest het literaire fonds wijken om financieel voorrang te geven aan de import. In de tussentijd ontstonden er echter nieuwe dynamische uitgeverijen die zich volledig op literatuur richtten en die werden algauw aantrekkelijker dan

Meulenhoff.78 Enkele auteurs vertrokken naar deze nieuwe uitgeverijen en doordat met

de overige auteurs geen aansluiting kon worden gevonden bij de Vijftigers en andere revolutionaire, nieuwe literaire groepen, kwam het literaire imago van de uitgeverij in een slop.79 Daarom werd de focus verlegd naar pocketboeken, in de vorm van de

Meulenhoff-editie reeks; een reeks die tot de jaren dertig ook werd gebruikt, maar na de oorlog weer werd opgepakt. De reeks bestond uit goedkope, maar mooie boeken over letteren, schone kunsten en geschiedenis.80 Tevens kreeg het non-fictiefonds een

duidelijker geesteswetenschappelijk profiel.81 De aantreding van Willem Bloemema

begin jaren '60 zorgde ervoor dat de uitgeverij weer duidelijk op de kaart werd gezet. Bloemema had een moderne visie op hoe het boek in de markt moest worden gezet en zorgde ook voor samenwerkingsprojecten met andere uitgevers. Tevens bracht hij nieuwe exploitatievormen in, zoals boekenclubs en seriereeksen, waaronder de non-fictie Minervapockets en de UNESCO-Kunst-Pockets.82 Met onder andere de

herintroductie van de Meulenhoff Pockets reeks met daarin auteurs als Bertus Aafjes, breidde hij het literaire fonds uit en zorgde hij ervoor dat de uitgeverij weer werd gezien als literaire uitgeverij.83 De literaire serie Meesters der Vertelkunst met onder meer

verhalen van Poe, Hoffmann en Stevenson was hierbij ook erg populair, die sinds 1963 in pocket verschenen en opnieuw genummerd werden.84 Verder ging hij zich meer op

vertalingen richten van auteurs als Günter Grass, Philip Roth en John Updike, mede dankzij enkele literaire agenten. Hij verdrievoudigde Meulenhoffs jaarlijkse uitgave van vertalingen en het Engelse taalgebied was hierbij de grootste speler:85

77 Van Krevelen, 2006, 148. 78 Ibidem, 150. 79 De Glas, 2012, 164. 80 Van Voorst, 1997, 50. 81 De Glas, 2012, 165. 82 Van Voorst, 1997, 52. 83 Van Krevelen, 2006, 152. 84 Van Voorst, 1997, 155. 85 Ibidem, 76.

(26)

Engels Duits Frans Rest 1946 - 1950 20% 5% 10% 65% 1951 - 1955 41% 3% 0% 56% 1956 - 1960 42,2% 20% 11,1% 26,7% 1961 - 1965 45,6% 11,5% 15,7% 27,2% 1966 - 1970 46,9% 11,1% 12,4% 29,6%

Tabel 1: Verdeling van de vertaalde titelproductie Meulenhoff naar brontaal, in percentages.86

Dat de jaarlijkse uitgave van vertalingen verdrievoudigde, kwam mede door de uitgave van een aantal reeksen die voornamelijk uit vertaalde fictie bestonden. De hoeveelheid fictie ging hierdoor dus ook omhoog.87 Toch bleef het aantal Nederlandstalige

fictieauteurs en oeuvres dat werd uitgegeven door Meulenhoff verreweg het grootst, met auteurs als Jan Wolkers en Bertus Aafjes.88 Bloemema slaagde erin het 'stoffige'

beeld van Meulenhoff te veranderen en de reputatie modern, vooruitstrevend en literair te maken.89

In 1991 nam Meulenhoff de Nederlands-Vlaamse Malherbegroep over, met daarin onder andere De Boekerij en Standaard Uitgeverij, kwamen veel niet-literair gerichte uitgeverijen bij Meulenhoff.90 In 1994 fuseerden Meulenhoff en Perscombinatie,

waardoor Perscombinatie Meulenhoff (PCM) ontstond.91 Dit zorgde voor veel kritiek en

Meulenhoff heeft zowel op economisch als symbolisch kapitaal zwaar geleden.92 Er

ontstonden namelijk conflicten binnen de organisatie, doordat PCM Uitgevers na het kopen van de NDU te maken kreeg met leningen en een op winst gerichte opvatting over het ondernemingsbeleid.93 Hierdoor had Meulenhoff geen geld meer voor investeringen.

Tevens werden de statuten in 1997 gewijzigd, waardoor de zeggenschap niet meer bij de aparte uitgeverijen zou liggen, maar bij het concern. Daarom legde de

directievoorzitter van Meulenhoff uit protest zijn taken neer.94 Hierdoor bleef

86 Tabel overgenomen uit Van Voorst, 1997, 76. 87 Van Voorst, 1997, 77.

88 Ibidem, 112.

89 Van Krevelen, 2006, 153.

90 W. Lindhout Samen sterker? Literaire uitgeverijen binnen concerns: fondsanalyse van Querido en

Meulenhoff, 1986 -2006 (Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 2007), 38.

91 De Glas, 2012, 44. 92 Lindhout, 2007, 48. 93 Van Krevelen, 2006, 169. 94 Ibidem.

(27)

Meulenhoff met enkel een financieel directeur en een directeuruitgever over, die steeds minder te zeggen kregen. Het kort na elkaar neerleggen van hun functie door Laurens van Krevelen en Maarten Asscher zorgde voor onrust bij de auteurs en opvolgster Chantal d'Aulnis kon dit niet wegnemen.95 Toen in 2000 daar tevens werd besloten dat

de uitgeverijen niet langer zelfstandig konden opereren, maar centraal zouden worden bestuurd onder leiding van Mai Spijkers, vertrok een aanzienlijk aantal werknemers. Spijkers had een slechte band met D'Aulnis, waardoor zij al vrijwel direct na Spijkers aantreden het veld moest ruimen. Vertaler Wil Hansen vertrok naar uitgeverij Cossee en nam auteurs als Erwin Mortier en Alfred van Cleef met zich mee. Niet lang daarna nam Tilly Hermans ontslag en nam meer dan 25 auteurs met zich mee naar uitgeverij Augustus, waaronder auteurs die het beeld van Meulenhoff hadden bepaald zoals Adriaan van Dis, Oek de Jong en Nelleke Noordervliet.96 Dit vertrek was

voorpaginanieuws en uniek in de literaire wereld. Niet lang daarna vertrokken ook andere auteurs doordat de onrust en onduidelijkheid aanhield, zoals Jan Siebelink die naar De Bezige Bij overging.97 In totaal liep binnen enkele maanden zo goed als de helft

van het totaal aantal fondsauteurs weg bij Meulenhoff, een veertigtal auteurs.98 Hoewel

het vertaalde fonds nog enkele succesvolle auteurs had, moest Annette Portegies, de nieuw aangestelde leiding in de directie, proberen het Nederlandse fonds weer op de been te krijgen.99 Toen echter in 2004 werd gezinspeeld op een fusie tussen de

uitgeverijen Meulenhoff en Prometheus, legde zij haar functie neer. Hierdoor kwam een nieuwe uittocht van auteurs op gang, met onder meer Stefan Hertmans, Charlotte Mutsaers en vertaalde auteurs als Amos Oz en Breyten Breytenbach.100 Tevens

beëindigde de redactie van tijdschrift De Gids de relatie met Meulenhoff, waar zij veertig jaar lang samengewerkt hadden.101 Waar de naam Meulenhoff jarenlang stond voor

deftigheid en kwaliteit, wat ervoor zorgde dat schrijvers aangetrokken werden door de uitgeverij, kwam het door de concernvorming in een vrije val terecht.102 Zo werd er

gesproken over het roemloos ten onder gaan van Meulenhoff door de 'PCM Machine' en dat Meulenhoff 'zo goed als dood' was, terwijl het nog geen tien jaar daarvoor een van de 95 Ibidem, 170. 96 Ibidem, 171. 97 Ibidem, 172. 98 Ibidem. 99 Ibidem. 100 Ibidem. 101 Ibidem. 102 Ibidem, 177.

(28)

meest bloeiende en aantrekkelijke uitgeverijen was; het kroonjuweel van de Nederlandse uitgeefwereld.103

2.1.2. Manteau

Zoals reeds aangegeven kwam uitgeverij Meulenhoff & Co in 1991 in aanraking met Standaard Uitgeverij en uitgeverij Manteau. Deze laatste uitgeverij was opgericht door Angèle Manteau en was net als Meulenhoff als importboekhandel begonnen in 1932.104

Het is een uitgeverij die een belangrijke rol gespeeld heeft binnen de ontwikkeling van de Vlaamse literaire wereld. Uitgeverij Manteau werd in Vlaanderen al snel een

gezaghebbend instituut, maar ondanks vele inspanningen bleef de erkenning in Nederland uit. Uitgeverij Manteau kan dan ook worden gezien als een uitgeverij die in Vlaanderen literair was, maar in Nederland nooit als kwaliteitslabel erkend werd.105

Uitgeverij Manteau kan verder worden gezien als een uitgeverij met een

bijzondere oprichtster voor het Vlaamse boekenvak: ze was jong, ze was een vrouw en ze was van Franstalige herkomst, terwijl de verkoop en verspreiding van literatuur in die tijd vaak diende als culturele en politieke emancipatie van de Vlaming.106 In 1938

werd de importboekhandel mede dankzij ingebracht kapitaal van Robbert Leopold uitgebreid met een uitgeverijafdeling. 107 De voornaamste bedrijvigheid bleef echter

lange tijd de boekenimport en al snel kreeg Manteau de vertegenwoordiging van Nijgh & Van Ditmar, Elsevier en Meulenhoff op zich.108 Tijdens de Tweede Wereldoorlog lag

echter de internationale handel stil en ging Manteau zich meer toeleggen op de vorming van een eigen fonds.109 Hierbij was literaire kwaliteit de norm en werd geïnvesteerd in

talenten als Louis Paul Boon, Piet van Aken en Hubert Lampo.110 Het fonds van de

uitgeverij werd in zowel ideologisch als artistiek opzicht veelzijdig: er was geen

onderscheid tussen bepaalde religies en ideeën, vrijwel alles kon worden uitgegeven.111

Na de oorlog werd het fonds echter minder verscheiden, de uitgeverij werd vrijzinnig en ging meer dan ooit investeren in literaire kwaliteit.112 Toch hadden de echt rendabele

103 L. Kuitert 'Literatuur is geen winstmachine', Vrij Nederland, 23 oktober 2004. 104 Absillis, 2009, 44. 105 Ibidem, 535. 106 Ibidem, 43. 107 Ibidem, 50. 108 Ibidem, 59. 109 Ibidem, 92. 110 Ibidem, 99. 111 Ibidem, 212. 112 Ibidem, 214.

(29)

boeken bij de uitgeverij weinig met literatuur te maken.113 Dit maakte van het bedrijf

een uitgeverij met een duidelijke literaire smaak en ideologie, maar tegelijkertijd een brede uitgeverij waar ook boeken over bridge of Franse lesmethoden uitgegeven werden.114 In de jaren vijftig zette Manteau haar uitgeverij op de kaart als uitgever van

belangwekkende vertalingen, met een auteur als Francoise Sagan.115 Manteau stond

echter vooral bekend om Hugo Claus, het wonderkind dat door Manteau ontdekt werd, en net als veel andere Vlaamse schrijvers van zijn generatie naar een Nederlandse uitgeverij vertrok.116 In de jaren vijftig doken er echter problemen op. Een literaire

uitgeverij in Vlaanderen bleek slecht levensvatbaar en de financiële situatie van de uitgeverij werd steeds slechter.117 Sinds de stichting van de firma Manteau had telkens

een Nederlandse uitgeverij de meerderheid van de aandelen gehad, van Leopold tot Van Hoeve en vanaf de jaren vijftig waren deze financiële bijdragen steeds belangrijker geworden. In 1965 kwam de uitgeverij onder de controle van uitgeverij G.B. Van Goor Zonen.118 Hierdoor werd het fonds van Manteau eindelijk goed verkocht in Nederland,

iets dat sinds de oprichting zeer moeizaam was gegaan, en sleepten verschillende auteurs literaire prijzen in de wacht.119 Ondanks dat Manteau bij Van Goor de financiële

middelen kreeg om nieuw en jong talent aan te boren, liet Angèle in 1970 uitgeverij Manteau achter zich door spanningen binnen het concern, waarmee een eind leek te komen aan een in literaire kwaliteit gespecialiseerde uitgeverij zoals Vlaanderen voorheen nooit had gehad.120 Door de overname van Elsevier, haar nieuwe werkgever,

kwam Angèle echter opnieuw bij Manteau terecht.121 In 1986 verkocht Elsevier

uitgeverij Manteau aan het Malherbe-concern en in 1991 kwam de Vlaamse uitgeverij in aanraking met Meulenhoff toen Meulenhoff de Malherbegroep overnam.122 Na de fusie

van Meulenhoff en de Perscombinatie tot PCM werd Manteau binnen PCM een

zelfstandige uitgeverij, maar Manteau maakte moeilijke tijden door. De directeur van Manteau werd vervangen en enkele auteurs stapten over naar andere uitgeverijen. Toen

113 Ibidem, 234.

114 M. Cloostermans 'De herrijzenis van uitgeverij Manteau', Boekblad, 23 november 2006. 115 Absillis, 2009, 288. 116 Ibidem, 243. 117 Ibidem, 334. 118 Ibidem, 355. 119 Ibidem, 451. 120 Ibidem, 452. 121 Ibidem, 531.

122 F. van Rensen, 'Lezer, er zijn ook Belgen!': interactie tussen de Nederlandse en Vlaamse literatuur via

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor deze ouderen geldt dat er geen andere manieren zijn om zich autonoom te verplaatsen dan de scootmobiel.. Ze beleven plezier aan het rijden op hun scootmobiel: liefst 86%

  De kritiek wordt bijgetreden door Wim Distelmans, hoogleraar en voorzitter van de Federale Commissie Euthanasie: "De

In de nieuwe omgevingsvisie kan gekeken worden naar de toe te kennen waarde voor deze grote percelen. Binnenkort wordt de raad geïnformeerd over de projecten in Bergen

Er wordt naar andere aanbieders gekeken, dat is voor de SP enkel goed als het volledige personeel wordt overgenomen met

 Onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor het adopteren van een rotonde binnen de gemeente Beuningen, dit kan zowel particuliere adoptie als zakelijke adoptie zijn. 

Naast de aflopende periode van de nota van 2014 t/m 2017, geven ontwikkelingen in het sociaal domein en rondom de thema’s armoede en schulden aanleiding tot het opstellen van

Via een bespreking van het gevaar van de te grote invloed van de talloze pressiegroepen, komt prof. Hartog ten slotte o.a. nog op de verhouding

Het netwerk wordt geleid door een sterke onderneming; • het machinenetwerk: in dit netwerk zijn de verschillende ondernemingen sterk gespecialiseerd en is sprake van een