• No results found

Het vertaalbeleid omtrent Nederlandse literatuur in Zweden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het vertaalbeleid omtrent Nederlandse literatuur in Zweden"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het vertaalbeleid omtrent Nederlandse

literatuur in Zweden

Een onderzoek naar het vertaalbeleid omtrent

vertaalde Nederlandse literatuur naar het Zweeds en

de vertaalpraktijk van de Zweedse vertaler

Naam: Carly Berendsen 6146635 Universiteit van Amsterdam Naam begeleider: dr. Suze van der Poll Tweede lezer: dhr. dr. Eric Metz Datum: 22 juli 2018

(2)

Abstract

Tijdens de Master vertaalwetenschappen wordt veel aandacht besteed aan de inhoudelijke facetten van het beroep van vertaler, zoals vertaalproblemen. Een

onderwerp dat nagenoeg onbelicht blijft, is de financiële positie van vertalers. Dit is een belangrijk onderdeel van het beroep van vertaler, omdat vertalers in hun werk voor een groot deel afhankelijk zijn van subsidies en andere vormen van financiële steun. In Nederland lijkt dit met het Nederlands Fonds voor de Letteren vrij overzichtelijk geregeld. Hoe dit in Zweden is geregeld, is minder duidelijk.

In deze masterscriptie onderzoek ik in hoeverre er een vertaalbeleid bestaat voor de vertaling van Nederlandse literatuur naar het Zweeds en hoe dit beleid zich in de praktijk uit voor de Zweedse vertaler van Nederlandse literatuur. Ik onderzoek dit aan de hand van vertaalde Nederlandse literatuur tussen 1995 en 2017. Aan de hand van de veldtheorie van Bourdieu breng ik de verschillende actoren in kaart die zich

bezighouden met de vertaling van Nederlandse literatuur naar het Zweeds. Zowel de werkzaamheden en de functie van vertalers en uitgeverijen, als die van de verschillende instanties die zich bezighouden met subsidies voor vertalers en vertalingen van

Nederlandse literatuur naar het Zweeds komen aan bod. Om het onderzoek ook aan de huidige praktijk te koppelen, neem ik de persoonlijke visies van Zweedse vertalers en uitgeverijen en een toelichting van het Nederlands Fonds voor de Letteren op hun beleid mee in mijn onderzoek door middel van enquêtes.

Uit mijn onderzoek blijkt dat de Nederlandse literatuur geen duidelijk imago heeft in Zweden, waardoor er minder werkgelegenheid is voor vertalers Nederlands-Zweeds. Dankzij de financiële steun van het Nederlands Fonds voor de Letteren kunnen er toch ieder jaar een aantal werken naar het Zweeds vertaald worden. De Zweedse vertalers kunnen in Zweden bij verschillende instanties subsidies en beurzen aanvragen, maar een tekort aan werk lijkt de grootste reden te zijn dat zij niet kunnen rondkomen. Om de Nederlandse literatuur levend te houden in Zweden en vertalers te voorzien van voldoende werk is een cultuurbemiddelaar nodig die zich inzet voor de Nederlandse literatuur in Zweden en ervoor kan zorgen dat deze literatuur een imago kan opbouwen.

(3)

1. INLEIDING 5

2. HET ZWEEDSE LITERAIRE VELD 8

2.1 Inleiding...8

2.2 Het veld van Bourdieu...9

2.3 Het literaire veld van Zweden...12

2.4 De vertaalcultuur in Zweden...15

2.5 Vertaalonderwijs in Zweden...19

3 DE POSITIE VAN DE NEDERLANDSE LITERATUUR BINNEN HET ZWEEDSE LITERAIRE VELD 21 3.1 De definitie van Nederlandse literatuur...21

3.2 Eerder onderzoek naar de receptie van Nederlandse literatuur in het buitenland...24

3.3 Vertaalde Nederlandse literatuur in de periode 1995-2017...28

3.4 De receptie van de vertaalde literatuur in Zweden in de periode 1995-2017...32

4. BESCHIKBARE FINANCIËLE STEUN VANUIT ZWEDEN 36 4.1 Onderzoek CEATL...36

4.2 Beurzen...40

4.2.1.1 Beurzen via Författarförbundet... 41

4.2.3 Sveriges Författarfond... 43

4.3 Residenties...43

4.4 Prijzen...44

4.4.2 Årets översättning... 45

4.4.3 Elsa Thulin priset... 45

4.3.4 De Nios översättarpris... 45

4.4.5 Svenska Akademiens översättarpris... 46

5. BESCHIKBARE FINANCIËLE STEUN VANUIT HET BUITENLAND 47 5.1 Nederlands Fonds voor de Letteren...47

5.1.1 Beurzen en subsidies... 47

5.2 Steun vanuit Europa...52

(4)

6. VELDONDERZOEK 55

6.1 Enquête literaire vertalers...55

6.1.1 Profielschets... 56 6.1.2 Opleiding... 56 6.1.3 Carrière... 57 6.1.4 Financiën... 58 6.1.5 Waardering... 59 6.2 Enquête uitgevers...59

6.3 Nederlands Fonds voor de Letteren...61

7. CONCLUSIE 64 8. BIBLIOGRAFIE 68 8.1 Boeken en artikelen...68

8.2 Rapporten...69

(5)

1. Inleiding

Bij de Master Vertaalwetenschappen komen verschillende aspecten van vertalen aan bod. De geschiedenis van het vertalen, de structuur van verschillende talen,

veelvoorkomende vertaalproblemen, vertaalpolitiek en natuurlijk de praktijk van het vertalen. Echter, een onderwerp dat minder belicht wordt is de praktijk van de

professionele vertaler zelf. Werkgelegenheid, financiële middelen en het vertaalbeleid van een land of taalgebied zijn ook belangrijke zaken waar een vertaler mee te maken heeft en die wellicht een rol spelen in de keuze om literair vertaler te worden. Is literair vertaler een aantrekkelijk beroep, in die zin dat het financieel mogelijk is ervan te leven en er voldoende werk is? In dit onderzoek zal ik deze vragen niet voor mijn eigen toekomstige werkveld proberen te beantwoorden, namelijk voor vertalers van het Zweeds naar het Nederlands, maar juist andersom: voor vertalers die Nederlandse literatuur naar het Zweeds vertalen. Als het gaat om financiële steun is het Nederlandse literaire veld namelijk relatief overzichtelijk en helder voor vertalers. Het Nederlands Fonds voor de Letteren, dat sinds 2010 in de huidige vorm bestaat, is in Nederland het orgaan dat onder andere door middel van beurzen en subsidies aan vertalers en uitgevers bijdraagt aan de verspreiding en promotie van de Nederlandse literatuur in binnen en buitenland, onder andere door het uitdelen van beurzen en subsidies.

Wanneer ik zelf als literair vertaler aan de slag zou willen in Nederland, is het duidelijk bij welke organisatie ik moet zijn voor begeleiding, advies, beurzen of subsidies. Ik wil onderzoeken of een dergelijke organisatie ook in Zweden bestaat, of het voor Zweedse vertalers duidelijk is welke regelingen en tegemoetkomingen er bestaan, en of het bestaan als literair vertaler lonend is – hoe is de betaling en hoe groot is het aanbod vertalingen en vertalers? Door deze vragen te beantwoorden, hoop ik de praktijk van de Zweedse vertaler in kaart te brengen, toegespitst op vertalers van Nederlandse

literatuur.

In Zweden is er nog relatief weinig onderzoek gedaan naar de praktijk van vertalers, terwijl het land wel een interessante vertaalcultuur kent. Dankzij de huidige populariteit van de Zweedse detectives wereldwijd, worden er veel werken van Zweedse schrijvers naar allerlei talen vertaald. Ook in Nederland zijn veel Zweedse detectives in de bestsellerlijsten te vinden. Maar de vertaalstromen lopen ook zeker de andere kant

(6)

op. Het Zweeds is een relatief kleine taal met ongeveer negen miljoen sprekers. Net als in Nederland, is ongeveer een kwart van de totale nationale boekproductie in Zweden een vertaling, met Engels, Duits en Frans als meest populaire brontalen. Het aandeel

vertalingen uit het Nederlands lijkt op het eerste gezicht minder groot, maar hoe dat precies zit, zal ik in dit onderzoek proberen in kaart te brengen. Vragen die mij daarbij helpen zijn: In hoeverre is er ruimte en interesse voor Nederlandse literatuur op de Zweedse markt, hoe worden deze vertaalprojecten aangepakt, welke financiële

hulpmiddelen bestaan er voor de vertaler, welke organisaties en instanties houden zich hiermee bezig en welke rol spelen uitgeverijen? Door middel van dit onderzoek

verwacht ik een beter inzicht te krijgen in de Zweedse literaire markt en de rol die Nederlandse vertaalde literatuur hierin speelt. In dit onderzoek richt ik mij op de volgende onderzoeksvraag:

In hoeverre bestaat er een vertaalbeleid voor de vertaling van Nederlandse literatuur naar het Zweeds en hoe uit dit beleid zich in de praktijk voor de Zweedse vertaler van Nederlandse literatuur?

In dit onderzoek zal ik kijken naar de vertaalde Nederlandse literatuur naar het Zweeds in de afgelopen twaalf jaar, dus vanaf 1995 (het jaar van de toetreding van Zweden tot de Europese Unie) tot en met 2017. Vanwege het geringe aantal boeken dat jaarlijks van het Nederlands naar het Zweeds vertaald wordt, heb ik gekozen om een vrij lange periode te bekijken, om zo toch over genoeg data te beschikken. Ik hoop zo een goed beeld te kunnen krijgen van de huidige situatie.

Om mijn onderzoek duidelijk af te bakenen, heb ik ervoor gekozen mij toe te spitsen op enkel de vertaalde Nederlandse literatuur van Nederlandse schrijvers. Ten slotte zal ik alleen volwassenliteratuur onderzoeken.

Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag, deel ik mijn onderzoek op in een aantal verschillende hoofdstukken. Allereerst breng ik het literaire veld van Zweden in kaart. Dit doe ik aan de hand van de theorie van de Franse socioloog Bourdieu over velden, en onderzoeken van de Zweedse vertaalwetenschapper Yvonne Lindqvist, de Amerikaanse socioloog Johan Heilbron en de Zweedse vertaalster en vertaalwetenschapper Ingrid Wikén Bonde naar vertalingen en vertaalstromen binnen het Zweedse literaire veld. In

(7)

hoofdstuk 3 bespreek ik de positie van de Nederlandse literatuur binnen het Zweedse veld en kijk ik naar de naar het Zweeds vertaalde Nederlandse werken en de receptie ervan. In hoofdstuk 4 en 5 breng ik de beschikbare financiële steun in kaart, zowel vanuit Zweden als vanuit het buitenland. Hier bespreek ik onder andere de rol van de

verschillende Zweedse en Nederlandse organisaties die zich inzetten voor vertalers en vertalingen. Tot slot zal ik de resultaten van mijn eigen onderzoek bespreken; de enquêtes en interviews die ik afgenomen heb bij Zweedse uitgeverijen, Zweedse

vertalers van Nederlandse literatuur, en het Nederlands Fond voor de letteren. Door alle personen en instanties die te maken hebben met de vertaling van Nederlandse literatuur naar het Zweeds te betrekken in mijn onderzoek, verwacht ik een zo breed mogelijk beeld te kunnen schetsen van de huidige situatie.

(8)

2. Het Zweedse literaire veld

2.1 Inleiding

Hoe ziet het Zweedse literaire veld eruit, welke actoren spelen hierin een rol en hoe verhouden die zich tot elkaar? Om een goed antwoord op deze vragen te kunnen geven, is het belangrijk eerst een definitie van een literair veld te geven. Het begrip veld,

waarmee gedoeld wordt op verschillende sociale ruimtes waarbinnen actoren handelen, werd halverwege de jaren zestig voor het eerst geïntroduceerd door de Franse socioloog en filosoof Pierre Bourdieu. Argumenten voor de veldtheorie van Bourdieu werden voor het eerst gegeven in de artikelen ‘’Champ intellectuel et projet créateur'’ (1966), '’Genèse et structure du champ religieux'’ (l97la) en 'Une interprétation de la théorie de la

religion selon Max Weber'’ (1971b), sindsdien vormt dit model de basis voor vele

onderzoeken. Bourdieu stelt dat cultuur niet een op zichzelf staand begrip is, en daarom ook niet als zodanig onderzocht kan worden. Volgens zijn theorie kunnen culturele systemen beschouwd worden als een gestructureerde ruimte van posities die ingenomen worden door actoren. Deze theorie is toepasbaar op verschillende

cultuurvormen, maar Bourdieu zelf spitst zijn uitleg en beschrijving voornamelijk toe op de literaire- en kunstwereld.

Omdat de veldtheorie van Bourdieu niet slechts kijkt naar de literaire tekst maar ook alle actoren eromheen erbij betrekt, zoals de schrijver, de uitgever, het publiek en de fondsen, lijkt dit een geschikt kader voor mijn onderzoek. Ik wil voor mijn onderzoek namelijk een zo breed mogelijk beeld schetsen van de praktijk van een vertaler. Hierbij doen niet alleen de oorspronkelijke tekst of de vertaalde tekst ertoe, ook de schrijver, de vertaler, de uitgever en het publiek hebben invloed op de vertaling van een boek. Voor het onderzoek naar de praktijk van literaire vertalingen biedt de veldtheorie van Bourdieu daarmee een aantal aanknopingspunten. Deze theorie besteedt aandacht aan de structuur van de literatuurwereld en de interacties en relaties tussen de verschillende actoren en de bemiddelingen die plaatsvinden.

In het volgende deel introduceer ik de veldtheorie van Bourdieu en zal ik de belangrijkste aspecten voor mijn onderzoek belichten. Hierbij maak ik ook gebruik van de interpretatie van Donald Broady, een Zweedse cultuursocioloog die uitgebreid

(9)

onderzoek gedaan heeft naar de theorie van Bourdieu en zich daarbij in het bijzonder richt op literatuur en literatuurkritiek. Deze onderzoeksgebieden sluiten goed aan op mijn onderzoek en de interpretatie van Broady is daarom van toegevoegde waarde.

2.2 Het veld van Bourdieu

In een opstel uit 1984, ’’Quelques propriétés des champs’’, definieert Bourdieu een ‘veld’ als ‘‘des espaces structurés de positions (ou de postes) dont les propriétés dépendent de leur position dans ces espaces et qui peuvent être analysées indépendamment des caractéristiques de leur occupants (en partie déterminées par elles)’’ (Bourdieu 1984a: 113). Deze beschrijving geeft de verschillende onderdelen van de veldtheorie weer; het is een gestructureerde ruimte met posities die ingenomen kunnen worden door actoren. Zowel de posities als de actoren hebben verschillende kenmerken en worden

gedefinieerd door zichzelf en elkaar.

De Zweedse socioloog Donald Broady, die veel onderzoek heeft gedaan naar het werk van Bourdieu, toegespitst op cultuur en literatuurkritiek, geeft in zijn inleidende artikel over Bourdieu’s veldtheorie een iets andere uitleg van het begrip veld: ‘‘een systeem van relaties tussen posities die ingenomen worden door personen en instituties die strijden om een gemeenschappelijk doel’’ (Broady 2002: 2). Deze uitleg benadrukt de frictie en spanning tussen de verschillende actoren in het veld. De verschillende actoren nemen niet alleen een positie in binnen een bepaald veld, maar hebben ook ieder een eigen waarheid die ze als leidend zien binnen dat veld. Op die manier ontstaat er een machtsstrijd. Broady noemt vervolgens dat Bourdieu verschillende soorten velden binnen verschillende disciplines onderscheidt, zoals het literaire, politieke,

wetenschappelijke en artistieke veld. Een veld bestaat dus niet uit autonome personen en factoren, maar juist uit een nauw verbonden structuur van personen en factoren. Broady vermeldt nog dat een werk of product binnen een veld volgens Bourdieu niet uitsluitend in referentie naar zichzelf begrepen worden. Werken moeten juist eerder in relatie naar andere factoren of begrippen in de praktijk gerefereerd worden (Broady 2002: 2).

Een veld van culturele productie is dus ook wel een ruimte van sociale activiteiten waarbinnen een maker een bepaald product produceert. Met een maker wordt een individu of instantie bedoeld die een cultuurproduct maakt, afhankelijk van het veld. Dit

(10)

product wordt niet alleen door de maker gedefinieerd, maar door iedereen die zich binnen het veld bevindt; samengevat als het publiek. Het publiek bestaat uit kenners, critici en experts, maar ook uit de massa. Binnen het veld bevinden zich ook sociale instituties zoals bijvoorbeeld academies, kranten, universiteiten en galeries. Belangrijk om op te merken is dat al deze actoren op gelijke hoogte staan, er is geen sprake van een hiërarchie. Een maker heeft evenveel invloed op het veld als bijvoorbeeld het publiek of een instantie. Hoewel de verschillende actoren eigen meningen, visies en strategieën hebben wat betreft de cultuur, aanvaarden alle partijen de regels van het veld. Het culturele product staat voorop.

Een veld voor literaire productie bestaat onder andere uit schrijvers, critici, lezers, uitgevers, literatuurwetenschappers, academies en financiële fondsen. In het veld heerst spanning en er bestaat een machtsstrijd tussen de verschillende actoren. De inzet van deze strijd is de dominante positie binnen het veld, of de monopoliepositie. Een voorbeeld van de machtsstrijd binnen het literaire veld is de verdeeldheid tussen de actoren die de economische en politieke macht bezitten aan de ene kant, en de actoren die in bezit zijn van de culturele macht aan de andere kant. In het geval van schrijvers is dit de verdeeldheid tussen aan de ene kant de groep met schrijvers van bestsellers, wier succes bijvoorbeeld gemeten kan worden aan de hand van verkoopaantallen of hun populariteit in de media, en aan de andere kant de groep ‘autonome’ schrijvers die juist niet populair zijn bij het grote publiek, maar wel bij de jury’s van belangrijke

literatuurprijzen.

Naast het veld zelf, bestaan er binnen de veldtheorie van Bourdieu nog een tweetal belangrijke factoren die ik hier wil bespreken: kapitaal en habitus. Met kapitaal worden verschillende soorten middelen bedoeld waarmee een kunstenaar, schrijver of politicus succes kan bereiken, zowel materieel als immaterieel. Met succes worden bijvoorbeeld verkopen of optredens bedoeld. Bourdieu maakt onderscheid tussen cultureel kapitaal (gecultiveerd taalgebruik en vertrouwdheid met de zogenoemde hogere cultuur), sociaal kapitaal (familiebanden en vriendschappen) en economisch kapitaal (materiële middelen en kennis over de economische spelregels). Daarnaast bestaat er nog een aantal meer specifieke kapitalen zoals educatief kapitaal (examens), wetenschappelijk kapitaal (reputatie binnen de geleerde wereld) en symbolisch kapitaal (erkenning) (Broady 2002: 2). Ieder veld heeft zijn eigen soorten kapitaal. Een veld kan daarom in veel gevallen fungeren als een gereedschap om de verdeling van kapitaal te

(11)

bestuderen. Een studie naar het literaire veld bouwt bijvoorbeeld op informatie over schrijvers, critici of uitgeverijen die literair kapitaal of andere vormen van kapitaal bezitten, zoals cultureel, sociaal, economisch of politiek kapitaal. Een veld kan ook bestudeerd worden op basis van informatie over de eigenschappen van een uitgeverij of tijdschrift.

Habitus, ten tweede, is een systeem van beschikking dat mensen in staat stelt handelingen te verrichten, te denken en zich te oriënteren in de sociale wereld. De habitus van een mens wordt bepaald door de gewoontes die hij of zij mee krijgt vanuit familie en school. Deze gewoontes zijn vaak onbewuste handelingen. Volgens de

interpretatie van Broady kan habitus ook wel gezien worden als een belichaamd kapitaal (Broady 2002: 2).

In de analyse van een literair veld onderscheidt Bourdieu drie posities (Bourdieu 1984b: 5). Ten eerste een analyse van de positie van het literaire veld binnen het machtsveld. Dit is een gedomineerde positie, die afhankelijk is van twee concurrerende hiërarchieën. Ondanks het ontbreken van een vaste hiërarchie in het literaire veld, strijden alle actoren om de dominante positie. De positie waarom gestreden wordt is allereerst de

heteronome hiërarchie die gebaseerd is op niet-artistieke principes als verkoopcijfers en succes bij het publiek. Daarnaast de autonome hiërarchie die gebaseerd is op literair prestige en aanzien(Bourdieu 1984b: 12). Het tweede moment is een analyse van de structuur van het productieveld. Deze structuur wordt gekenmerkt door de oppositie van een veld van grote productie en een veld van beperkte productie. Het veld van grote productie is gericht op financieel en politiek kapitaal en consumptie, het veld van

beperkte productie juist meer op cultureel kapitaal. Verschillen tussen deze

productievelden kunnen gevonden worden in het beoogde publiek, productienormen en evaluatiecriteria. Deze twee productievelden kunnen gezien worden als de uiterste varianten, waartussen nog tal van posities mogelijk zijn. Het derde moment van analyse is een analyse van de habitus van de individuele auteur (Bourdieu 1984b: 5).

Yvonne Lindqvist, een Zweedse vertaalwetenschapper gespecialiseerd in het Zweedse literaire veld ( en de positie van vertalingen daarbinnen, stelt dat er voor de analyse van vertaalde literatuur niet slechts naar het literaire veld van de doelcultuur gekeken moet worden. Ook de positie van de doelcultuur binnen het internationale,

(12)

culturele systeem dient onderzocht te worden (2011: 81). Als argument hiervoor haalt ze de socioloog Heilbron aan, die stelt dat vanuit een sociologisch perspectief

vertalingen gezien kunnen worden als een functie van de sociale relaties tussen talen en hun transformaties (Heilbron, 1999: 431). Door zowel de doelcultuur als het

internationale, culturele systeem te onderzoeken, wordt duidelijk hoe literaire teksten opgenomen worden in het Zweedse culturele systeem via vertalingen. Dit internationale, culturele systeem bestaat uit taalgebieden, nationale en supranationale culturen. Dit kan ook gezien worden als een moment van analyse in mijn onderzoek. Ik zal daarom in het volgende deel eerst het literaire veld van Zweden schetsen, alvorens ik verder kijk naar de vertaalcultuur binnen Zweden.

In mijn onderzoek zal ik het literaire veld in Zweden aan de hand van het model van Bourdieu in kaart brengen: als een gestructureerde ruimte van posities die door verschillende actoren ingenomen worden. Vertalingen van literatuur beschouw ik, volgens de opvattingen van Lindqvist, als onderdeel van het literaire systeem, in dit geval de Zweedse vertalingen van Nederlandse literatuur binnen het Zweedse literaire veld. Daarom is het belangrijk zowel het Zweedse literaire veld als de positie van het Zweeds ten opzichte van het internationale, culturele systeem te onderzoeken.

2.3 Het literaire veld van Zweden

Het in 2012 gepubliceerde document Läsandets kultur, geschreven door een speciaal hiervoor samengesteld comité in opdracht van de Zweedse overheid, geeft een inkijk in het literaire veld in Zweden. Het doel van dit document is het in kaart brengen van de huidige positie van literatuur in Zweden en het analyseren van de huidige

ontwikkelingen en tendensen waarvan verwacht kan worden dat ze het literaire veld kunnen beïnvloeden. Ook geeft het comité in het document suggesties voor besluiten die op nationaal niveau genomen kunnen worden om de positie van literatuur te versterken. Deze suggesties moeten leiden tot een stijging van het aantal mensen dat leest, en een rijker aanbod van kwaliteitsliteratuur in Zweden, volgens het comité

In de inleiding van Läsandets kultur wordt opgemerkt dat er een toename is in het aantal boeken dat uitgegeven wordt binnen het genre literatuur (Läsandets kultur: 12). De boekenbranche is gegroeid en zowel technisch als economisch gezien is het

(13)

tegenwoordig makkelijk om een boek te publiceren. Deze ontwikkeling wordt nog versterkt door de onbegrensde mogelijkheden die er zijn om ook via het internet teksten beschikbaar te stellen. Het is echter een grote uitdaging om als auteur tussen dat grote aanbod gezien en gelezen te worden. Verderop in het document wordt de groei in het aantal uitgegeven boeken toegelicht. In 1937 lag dit aantal nog op bijna 2000 publicaties per jaar, terwijl er in 2011 in totaal meer dan 4000 nieuwe titels en drukken verschenen (Läsandets kultur: 201).

Het comité moedigt het stimuleren van internationale uitwisseling van literatuur aan. Om deze uitwisseling te vergroten en versterken, zo stelt het comité, is meer steun vanuit de staat nodig, en meer ruimte voor seminars en workshops voor vertalers van de Zweedse literatuur (Läsandets kultur: 17). Daarnaast moet de huidige financiële steun voor vertalers worden aangevuld met steun voor de productie van vertalingen. Deze voorstellen zijn erop gericht om de export van Zweedse literatuur in het buitenland te vergroten. Het comité oppert ten slotte ook de suggestie voor de oprichting van een internationaal uitwisselingsprogramma voor literatuur, waarbij niet alleen Zweedse literatuur in het buitenland geïntroduceerd wordt, maar ook buitenlandse literatuur in Zweden, met als doel om het culturele veld in Zweden op de lange termijn verder te internationaliseren (Läsandets kultur: 336).

‘Kwaliteitsliteratuur’ is een begrip dat meerdere malen gebruikt wordt in het document. Het is namelijk niet alleen belangrijk dát er wordt gelezen, maar ook wát er wordt gelezen (Läsandets kultur: 30). In het document wordt aandacht besteed aan de huidige markt en de boektitels die momenteel in de schappen liggen, maar ook aan de veranderingen die de productie en verspreiding van literatuur kunnen beïnvloeden. Op die manier wordt het literaire systeem in Zweden geanalyseerd, in de grootste betekenis van het woord (Läsandets kultur: 33).

Het comité stelt voorop dat alle onderdelen van dit literaire systeem goed moeten functioneren om de Zweedse lezers van een rijk aanbod van kwaliteitsliteratuur te kunnen verzekeren. De meest fundamentele voorwaarde, zo wordt gesteld, is dat er een leescultuur moet bestaan onder de bevolking die het literaire systeem kan dragen. Hiervoor is kennis, een ontwikkelde leesvaardigheid en literair onderwijs nodig. Een leescultuur vereist ook een levendige literaire cultuur, in die zin dat boeken besproken en gerecenseerd worden in de media en tijdschriften. Deze vrije uitwisseling van meningen en gedachtes is fundamenteel.

(14)

Een andere voorwaarde voor een goed functionerend systeem, is een vitale boekenmarkt die de ruimte biedt aan schrijvers, vertalers en illustratoren om artistiek actief te zijn. Ook moeten uitgeverijen en tussenpersonen kwalitatief redactioneel werk kunnen leveren, de investering voor het uitgeven en verkopen van boeken kunnen opbrengen en zich durven richten op verschillende soorten auteurs. Daarnaast moeten zij toegang hebben tot verschillende verkoopkanalen die de boeken bij het publiek kunnen brengen. Op die manier moeten er inkomsten gegenereerd kunnen worden die voldoende zijn om de productie op gang te houden (Läsandets kultur: 33). Voor de veelzijdigheid van het aanbod, stelt het comité, is het cruciaal dat er op internationaal niveau uitwisseling kan plaatsvinden. Daarbij zijn goede taalvaardigheden en goede vertalingen een vereiste.

Ten slotte wordt door het comité een belangrijk taalpolitiek probleem opgemerkt. Het Zweeds is een relatief klein taalgebied, wat het moeilijk maakt om meer auteurs en publicaties uit te kunnen geven. Daarbij heeft het Engels een belangrijkere positie gekregen in het culturele leven en op de arbeidsmarkt, door de groeiende

internationalisering. Dit zorgt ervoor dat het gebruik van de Zweedse taal in een aantal genres en domeinen vermindert, daar waar de Engelse taal dominant is geworden. Binnen dit perspectief zijn vertalingen cruciaal voor de ontwikkeling en het gebruik van de Zweedse taal. Het comité stelt daarom dat een levendige literatuurproductie, die gelezen en gedeeld wordt door het Zweedse volk, een voorwaarde is voor de verdere ontwikkeling van de Zweedse taal.

De conclusie van het onderzoek luidt dat de positie van literatuur binnen de Zweedse cultuur op veel manieren goed is (Läsandets kultur: 383) Het leesgedrag van de Zweedse bevolking ligt op een stabiel niveau, er worden meer werken dan ooit gepubliceerd en ondanks het kleine taalgebied is de Zweedse literatuur momenteel een populair exportproduct (Läsandets kultur: 383). Toch worden er een aantal kanttekeningen geplaatst door het comité. Eén daarvan is de zorg over de financiële middelen die

beschikbaar zijn voor de productie van literatuur, zowel door auteurs als door vertalers. Zij verdienen relatief gezien weinig in verhouding tot hun vaak hoge opleiding

(Läsandets kultur: 386). Het comité voorziet daarnaast een taalpolitieke uitdaging voor de Zweedse taal om zich staande te houden in het huidige klimaat van

(15)

internationalisering. Hier lijkt een tweestrijd plaats te vinden, aangezien ze ook pleiten voor een uitgebreider literair uitwisselingsprogramma op internationaal niveau.

2.4 De vertaalcultuur in Zweden

Zoals al in Läsandets kultur gesteld werd, is het Zweeds een relatief klein taalgebied dat volgens recent onderzoek op een aantal domeinen bedreigd wordt door het Engels (Läsandets kultur: 34). Over de import en export van Zweedse literatuur kan gezegd worden dat deze momenteel niet in balans is. De export van Zweedse literatuur in het buitenland is de afgelopen jaren gestegen, mede dankzij de populariteit van het genre van de Scandinavische thrillers. Dit is niet mogelijk zonder geschoolde vertalers; een van de redenen waarom bijvoorbeeld Kulturrådet, een Zweedse organisatie die zich inzet voor de ontwikkeling en toegankelijkheid van cultuur, en Svenska Institutet, een organisatie die Zweden internationaal op allerlei vlakken promoot, financiële steun bieden aan projecten in het buitenland die het mogelijk maken voor niet-Zweden om Zweeds te leren. De import van vertaalde, buitenlandse literatuur is daarentegen de laatste jaren significant gedaald (Läsandets kultur: 205). Waar in 1993 meer dan 300 vertaalde literaire werken werden uitgegeven, is dit in de afgelopen paar jaren gedaald naar nog maar 200 werken in 2011. Deze daling kan deels worden verklaard door de toenemende populariteit van de nationale literatuur, waaronder de Zweedse detectives. Daarnaast worden er alsmaar meer teksten in het Engels gelezen, waardoor er minder vertaald hoeft te worden (Läsandets kultur: 206), en zijn dankzij de toenemende populariteit van webshops Engelse boeken ook alsmaar makkelijker te verkrijgen voor de meeste lezers (Läsandets kultur: 331). Er vindt dus een ongelijke stroom van

vertalingen plaats, waarbij meer geëxporteerd dan geïmporteerd wordt. Volgens het comité kan geconcludeerd worden dat dit onwenselijk is, omdat de overheid immers streeft naar een veelzijdig aanbod door middel van internationale uitwisseling.

In zijn onderzoek naar de positie van boekvertalingen binnen het wereldsysteem in het algemeen, bestudeert Johan Heilbron dit soort vertaalstromen. Hij probeert antwoord te geven op twee vragen: hoe kunnen ongelijke stromen van boekvertalingen tussen verschillende taalgroepen verantwoord worden? En: hoe kan de wisselende rol van vertalingen binnen verschillende taalgebieden uitgelegd worden (Heilbron 1999: 431)? Hierbij kijkt hij niet naar de vertaalstromen tussen landen, maar tussen

(16)

taalgebieden. Heilbron stelt dat het internationale vertaalsysteem een hiërarchische structuur kent, met centrale, semi-perifere en perifere talen. Een taal heeft een meer centraal karakter binnen het algemene wereldsysteem van vertalingen, als er

internationaal gezien meer boeken uit deze taal vertaald worden (Heilbron 1999: 433). Deze hiërarchische indeling impliceert dat vertaalstromen van centrale talen naar perifere talen lopen, en dat vertaalstromen van perifere talen naar andere perifere talen vaak via een centrale taal lopen (Heilbron 1999: 435). Ook worden in meer centrale talen minder boeken uit andere talen vertaald (Heilbron 1999: 439). Een centraal taalgebied kan op die manier ook een voorbeeldfunctie hebben voor perifere

taalgebieden. Hoe centraler de culturele productie van een taalgebied is, hoe meer het taalgebied dient als voorbeeld voor andere taalgebieden, en hoe minder het zich

bezighoudt met het zelf importeren van culturele producties uit andere taalgebieden. Dit systeem van vertalingen is geen statisch systeem, door de tijd heen kunnen talen een meer of minder centrale functie krijgen (Heilbron 1999: 434).

Voor het Zweeds en het Nederlands kan gesteld worden dat dit beide meer perifere taalgebieden zijn, op basis van het aantal sprekers. De theorie van Heilbron impliceert dat vertalingen tussen het Zweeds en het Nederlands niet direct plaatsvinden, maar via een meer centrale taal lopen. Echter, indirecte vertalingen zijn tegenwoordig niet gebruikelijk meer, hoewel een centrale taal wel op andere manieren nog invloed kan hebben op vertaalstromen tussen perifere talen. Bij de keuze voor het wel of niet

vertalen van een literair werk, wordt om een afweging te maken vaak gekeken worden naar het succes van een bepaald werk in centralere talen, in geval van Nederland en Zweden, bijvoorbeeld Duitsland. Ik zal hier verder in het onderzoek op terugkomen. De meeste vertalingen worden tegenwoordig direct uit de brontaal gemaakt, maar de beslissing om een vertaling uit een perifere taal te maken hangt wel vaak samen met het reeds bestaan van een vertaling in een meer centrale taal (Heilbron 1999: 436).

Bij het bestuderen van de positie van een taalgroep zijn twee relatieve

maatstaven interessant: de verhouding van het aantal boekvertalingen in een taal tot het aantal boekvertalingen uit die taal, en het aandeel vertalingen in de nationale

boekproductie. Deze verhouding geeft weer of een taalgroep meer importafhankelijk of juist meer exportgericht is. Voor het Nederlands gold ten tijde van het onderzoek bijvoorbeeld dat voor iedere zes boeken die vertaald worden naar het Nederlands, er één vanuit het Nederlands naar een andere taal vertaald wordt (Heilbron 1995: 208).

(17)

Het probleem van deze maatstaf is, volgens Heilbron, dat er momenteel te weinig betrouwbare gegevens bestaan voor een goede vergelijking. Daarom geeft hij de

voorkeur aan de tweede maatstaf. Dit aandeel hangt sterk samen met de internationale positie van taalgroepen (Heilbron 1995: 209).

Vertaalwetenschapper Yvonne Lindqvist heeft voor haar artikel ’’Det globala översättningsfältet och den svenska översättningsmarknaden: Förutsättningar för litterära periferiers möte’’ onderzoek gedaan naar de vertaalmarkt in Zweden. Hierbij heeft zij, net als Heilbron, gekeken naar het Zweeds als taalgebied en stromen van vertaalde literatuur tussen verschillende taalgebieden in de wereld (Lindqvist 2012: 198). Lindqvist stelt dat het Zweeds een relatief kleine taal is, maar desalniettemin een relatief grote plaats inneemt binnen het wereldsysteem van vertaalstromen, wat inhoudt dat er relatief veel vanuit en naar het Zweeds vertaald wordt (Lindqvist 2012: 201). De reden die ze hiervoor opgeeft, is dat het Zweeds onderdeel uitmaakt van Scandinavië en daarbinnen een centrale positie inneemt. Ongeveer de helft van de uit het Zweeds vertaalde literatuur wordt naar het Deens en Noors vertaald. Door deze centrale positie binnen Scandinavië, neemt het Zweeds in vergelijking met de andere talen binnen het wereldsysteem een relatief grote positie in wat betreft vertaalstromen. Het Zweedse taalgebied is vergelijkbaar met het Nederlandse taalgebied in die zin dat het beide kleine taalgebieden zijn die door weinig mensen gesproken worden (er zijn negen miljoen sprekers van het Zweeds en 23 miljoen sprekers van het Nederlands, tegenover

bijvoorbeeld 360 miljoen sprekers van het Frans en 180 miljoen sprekers van het Duits). Echter, Nederland wordt geografisch gezien omgeven door veel grotere, dominantere taalgebieden zoals het Duits en het Frans, waarbinnen het Nederlands geen significante positie inneemt (Lindqvist, 2012: 201). Op basis daarvan stelt Lindqvist dat het

Nederlands zich niet op dezelfde manier kan handhaven binnen het wereldsysteem van vertaalstromen, wat een reden is waarom er minder vanuit het Nederlands vertaald wordt (2012: 201). Het feit dat het Zweeds dus deel uitmaakt van Scandinavië en

daarbinnen een centrale positie inneemt, zou het Zweeds ook binnen het wereldsysteem van vertaalstromen een sterkere positie geven, volgens Lindqvist.

Het in 2015 door de Zweedse overheid gepubliceerde document ‘Förslag till former för ett internationellt ubtytesprogram för litterära upphovspersoner’ schetst de huidige

(18)

situatie van de vertaalstromen binnen het Zweedse literaire systeem. In tegenstelling tot de hedendaagse situatie, wordt hierin gesteld dat Zweden vroeger lange tijd een grote importcultuur kende als het ging om literatuur. Een groot aandeel van de in Zweden uitgebrachte literatuur was toen vertaald werk. Volgens cijfers uit een onderzoek van Bo Peterson, professor aan de Universiteit van Malmö gespecialiseerd in

informatietechnologie, was in 1830 ongeveer driekwart van de literatuur vertaald, grotendeels vanuit Europese talen (Läsandets kultur: 330). Voordat Zweden zich in 1904 aansloot bij de Berner Conventie, hoefde het land nog geen verplicht honorarium te betalen aan de oorspronkelijke auteurs, waardoor het voor een uitgever voordeliger was een buitenlandse auteur uit te geven, dan een Zweed. Daarna veranderde deze

verhouding en bestond ongeveer de helft van alle literaire publicaties in Zweden voor lange tijd uit vertaald werk.

In de 20e eeuw steeg de populariteit van Zweedse literatuur. In 2010 was het aandeel van oorsprong Zweedse literaire werken in Zweden zelfs 70%. Dat betekent dat het aandeel vertaalde literaire werken in verhouding tot de totale nationale

boekproductie nog maar 30% is, om het in de eerder genoemde maatstaf van Heilbron uit te drukken, opnieuw een flinke daling. Deze daling in het aantal vertaalde literatuur geldt voor zowel literaire boeken en kinder- en jeugdliteratuur, als vakliteratuur. Volgens Svenska Förläggareföreningen is vooral het aandeel vertaalde Engelse literatuur sterk gedaald (Läsandets kultur: 331), zoals eerder genoemd. Dit heeft te maken met het groeiende aantal Zweedse lezers dat Engelse literatuur in de originele taal leest. Het feit dat voornamelijk de kleinere uitgeverijen in Zweden tegenwoordig vertaalde literatuur uitgeven, zou ook invloed kunnen hebben op de positie van de vertaalde literatuur in Zweden (Läsandets kultur: 331). Kleine uitgeverijen hebben wellicht minder

economische macht binnen het Zweedse literaire veld, maar spelen op die manier toch een belangrijke rol in de diversiteit van het aanbod op de Zweedse boekenmarkt.

Kungliga Biblioteket, de Koninklijke Bibliotheek in Zweden, houdt het aantal vertaalde titels bij in Zweden en daarmee ook de meest vertaalde brontalen.

Tegenwoordig worden de meeste literaire werken vertaald vanuit de andere

Scandinavische talen, het Noors en het Deens, en drie van de grootste Europese talen, het Engels, Duits en Frans. Binnen de vertaalcultuur van Zweden speelt het Nederlands tegenwoordig geen significante rol, en ook in de geschiedenis komt het Nederlands niet voor als een veel vertaalde taal (Läsandets kultur: 333). In een overzicht van de jaren

(19)

2002 tot en met 2011 is te zien dat er jaarlijks tussen de 700 en 900 titels vanuit het Engels vertaald worden naar het Zweeds, tussen de 40 en 80 titels vanuit het Noors naar het Zweeds en tussen de 30 en 50 titels vanuit het Frans naar het Zweeds (Läsandets

kultur: 283). Het Nederlands wordt in dit overzicht niet als aparte taal genoemd,

waarschijnlijk omdat het aantal vertaalde werken vanuit het Nederlands jaarlijks te gering is. Het Nederlands behoort dus niet tot een van de populaire brontalen als het gaat om literatuur. Als het gaat om kinder- en jeugdliteratuur is het beeld echter heel anders en speelt het Nederlands wel een significante rol. In het overzicht met vertaalde kinder- en jeugdliteratuur vanuit verschillende talen naar het Zweeds, wordt het

Nederlands namelijk wel als taal apart vermeld en staat het zelfs in de top zes van de brontalen (Läsandets kultur: 484). In hoofdstuk 3 zal ik verder ingaan op het aantal Nederlandse werken dat in de afgelopen jaren vertaald is naar het Zweeds.

2.5 Vertaalonderwijs in Zweden

Om het Zweedse publiek van een levendige literaire cultuur en leescultuur te kunnen voorzien, wat volgens het comité uit het eerder genoemde onderzoek Läsandets kultur het streven is, is een goed functionerend literair systeem nodig. Het comité stelt dat het van belang is het Zweedse publiek gedegen onderwijs te bieden, waar vertaalonderwijs ook deel vanuit maakt. In aanvulling op de informatie uit de vorige subhoofdstukken over het Zweedse literaire veld en de vertaalcultuur, zal ik daarom hier een kort

overzicht geven van de beschikbaarheid van vertaalopleidingen voor Zweedse aspirant-vertalers die Nederlandse werken willen vertalen.

Allereerst bieden verschillende universiteiten in Zweden een opleiding tot (literair) vertaler aan. Zowel in Göteborg, Stockholm, Lund en Växjö is het mogelijk om, al dan niet op afstand, een opleiding tot vertaler te volgen. De opleidingen verschillen in lengte, van een jaar in Växjö tot drie jaar in bijvoorbeeld Stockholm. Het aantal

beschikbare talen om vanuit te vertalen is echter gering, en alleen de Universiteit van Stockholm biedt het Nederlands als brontaal op bachelor-niveau. Op master-niveau is het niet mogelijk Nederlands als brontaal te kiezen.

Na één van bovenstaande opleidingen te hebben gevolgd, kunnen de vertalers zich aanmelden voor het studentenprogramma bij SFÖ, Sveriges Facköversättarförening. Studenten kunnen zich tijdens hun studie al inschrijven bij deze vereniging en op die

(20)

manier genieten van de voordelen die de vereniging biedt. De vereniging biedt

bijvoorbeeld begeleiding en adviezen. Nadat ze hun opleiding hebben afgerond kunnen vertalers ‘associerad medlem’ (geassocieerd lid, CB) worden. In deze vorm van

lidmaatschap kunnen de vertalers zich aansluiten bij een Facebook groep en worden ze op die manier begeleid tijdens de eerste jaren van hun carrière als vertaler. Na vijf jaar worden de vertalers volledig lid van het SFÖ. Hun lidmaatschap wordt dan automatisch omgezet, dit is niet afhankelijk van hun werk in de afgelopen vijf jaar. In hoofdstuk 4 zal ik de werkzaamheden van het SFÖ verder bespreken.

Om vertaler van Nederlandse literatuur te worden in Zweden, bestaan er dus niet veel wegen: de Universiteit van Stockholm is de enige mogelijkheid om een gerichte opleiding te volgen. In de volgende hoofdstukken zal ik verder ingaan op de

(21)

3 De positie van de Nederlandse literatuur binnen het

Zweedse literaire veld

In dit hoofdstuk bespreek ik de positie van de Nederlandse literatuur binnen het

Zweedse literaire veld. Welke positie neemt de Nederlandse literatuur in, hoe wordt deze ontvangen en wat is ervoor nodig om Nederlandse literatuur tot een succes te maken in Zweden?

3.1 De definitie van Nederlandse literatuur

Het is van belang eerst te kijken naar de betekenis van Nederlandse literatuur. Ter inleiding wil ik een artikel bespreken uit dagblad Trouw, een reportage over de Frankfurter Buchmesse uit 2016. Hierin wordt aan een aantal prominenten uit de Nederlandse literaire wereld (onder andere de schrijvers Adriaan van Dis en Geert Mak, en medewerker van het Letterenfonds Judith Uyterlinde) de vraag gesteld ‘bestaat Nederlandse literatuur?’ Alle prominenten beantwoorden deze vraag met een aantal kenmerken van Nederlandse literatuur. Voorbeelden daarvan zijn betrokkenheid, zogenoemde ‘verplaatsingskunde’, lichtvoetige verhalen over zwaardere onderwerpen, oppervlakkigheid, humor, een merkbare invloed van kolonies en zogenoemde

‘polderzwaarmoedigheid’. Hoewel dit geen wetenschappelijk onderbouwde uitspraken zijn, wordt door deze literatuurkenners toch al een kader geschetst voor de definitie van Nederlandse literatuur.

In het in 1997 in Extra Muros gepubliceerde artikel ‘’De identiteit van de Nederlandse literatuur’’ probeert literatuurwetenschapper Joep Leerssen ook een antwoord te vinden op de vraag ‘Wat is Nederlandse literatuur?’ Leerssen is

literatuurwetenschapper en gespecialiseerd in de Nederlandse nationale literatuur. Hij geeft in zijn analyse een aantal kenmerken van de Nederlandse literatuur, waarvan het eerste kenmerk de taal is waarin ze geschreven is: het Nederlands (1997: 1). Of dit in alle gevallen een kenmerk van Nederlandse literatuur is, valt te betwisten. In een artikel uit 2005 uit De Groene Amsterdammer over de identiteit van de Nederlandse

(22)

eveneens gespecialiseerd in de Nederlandse nationale literatuur, de auteur Moses Isegawa. Moses Isegawa is het pseudoniem van Sey Wava, wiens achtergrond in Uganda ligt. Een opvallend detail van deze Nederlandse auteur is dat hij zijn romans in eerste instantie in het Engels schrijft, waarna deze naar het Nederlands vertaald worden en ook als eerste in het Nederlands gepubliceerd worden. Een aantal boeken van Moses Isegawa is ook naar het Zweeds vertaald, vanuit de Nederlandstalige versie. Op deze manier vormt Isegawa een mogelijk tegenvoorbeeld van het eerste kenmerk van Leerssen. Ook laat deze schrijver zien dat de culturele identiteit van Nederlandse literatuur misschien niet meer gebonden is aan een bepaalde plek of gemeenschap. Wanneer de boeken van een Nederlandse schrijver met een niet-Nederlandse achtergrond die in eerste instantie niet in het Nederlands geschreven zijn, wel tot de Nederlandse literatuur gerekend worden, verbreed dit de definitie van Nederlandse literatuur significant ten opzichte van de definitie zoals Leerssen die geeft.

Leerssen stelt verder dat Nederlandse literatuur inhoudelijk gezien in die mate Nederlands is, waarin ze impliciet of expliciet een Nederlands identiteitsbesef, of een Nederlands zelfbeeld weergeeft. Dat kan voortvloeien uit de thematiek van de tekst of op een algemener niveau uit de taal (1997: 5). Uiteindelijk komt Leerssen tot de volgende definitie:

Nederlandse literatuur is een door de taalgrens omgeven geheel (intern gedifferentieerd in talrijke secundaire subsystemen) waarbinnen auteurs als met de literaire paplepel een primair intern-Nederlands referentiekader krijgen aangegeven. (Leerssen, 1997: 6)

Ook hier zijn weer kanttekeningen te plaatsen, door bijvoorbeeld naar een schrijver als Kader Abdolah te kijken. Zijn referentiekader is wellicht niet primair intern-Nederlands vanwege zijn achtergrond, maar ook zijn boeken worden vanuit het Nederlands vertaald in het Zweeds. Behoort deze schrijver dan niet tot de Nederlandse literatuur? In zijn artikel stelt Vaessens dat de lands- of taalgrenzen van het Nederlandse literaire landschap tegenwoordig op verschillende manieren vervagen. Schrijvers zijn niet

uitsluitend schrijvers maar werken samen met verschillende kunstenaars binnen andere kunstdisciplines: schrijvers werken mee aan verfilmingen van hun werken of werken samen met muzikanten, en andersom schrijven andere kunstenaars ook boeken. Dit zorgt er volgens Vaessens voor dat Nederlandse auteurs sowieso geen gedeeld referentiekader meer hebben binnen de Nederlandse literatuur (2005: 5).

(23)

Het artikel van Leerssen is al enigszins verouderd in het perspectief van mijn scriptie, omdat het terugblikt op de literatuur van vóór de publicatie van zijn artikel. Een van de problemen die ontstaan wanneer men de Nederlandse literatuur wil definiëren, is het feit dat literatuurgeschiedenis altijd retrospectief is. Literatuurstromingen worden veelal achteraf gedefinieerd en beschreven. Dit probleem erkent ook Vaessens, hij stelt dat het zeer moeilijk is om op basis van wat we nu weten over de Nederlandse

literatuurgeschiedenis, te voorspellen hoe het verder zal gaan (2005: 2).

Naast Leerssen probeert ook literatuurcriticus Marleen de Vries in haar onderzoek naar de nationale identiteit van de Nederlandse literatuur een definitie te vinden van ‘typisch Nederlandse literatuur’. Zij stelt dat ieder land een ‘typische literatuur’ kent, dat wil zeggen een literatuur die specifieke kenmerken bevat, ook al is dit lastig te bewijzen (2006: 154). Verder haalt ze een in 1993 door het tijdschrift Literatuur georganiseerde bijeenkomst aan waar hetzelfde onderwerp besproken werd door een aantal schrijvers en literatuurwetenschappers (2006: 156). Ook daar was de uitkomst niet eenduidig, en werden onder andere de taal en eigenschappen als ‘overlevingsliteratuur’ en ‘een meer dan gemiddelde belangstelling voor geknutsel met de taal’ genoemd.

Het blijkt lastig een eenduidige uitleg te geven van het begrip Nederlandse literatuur en daarmee een kader op te stellen voor wat wel en niet tot Nederlandse literatuur behoort. Leerssen, Vaessens en de Vries, alle drie prominente onderzoekers op het gebied van de Nederlandse nationale literatuur, komen tot verschillende inzichten en benoemen verschillende kenmerken, die elkaar soms tegenspreken. Ze tonen echter wel aan dat er geen eenduidig antwoord bestaat op de vraag ‘Wat is Nederlandse literatuur’. Binnen de ruimte van mijn onderzoek wil ik hierop niet te diep ingaan, maar slechts aangeven dat er in de literatuurwetenschap veel discussie en verschillende inzichten bestaan over dit onderwerp. Ik heb ervoor gekozen om in mijn overzicht van Nederlandse vertaalde literatuur van 1995 tot nu alle in Nederland woonachtige schrijvers op te nemen, wier werk als eerste in het Nederlands uitgegeven wordt. Dat betekent dat ik ook schrijvers als Kader Abdolah en Moses Isegawa opneem in mijn onderzoek.

(24)

3.2 Eerder onderzoek naar de receptie van Nederlandse literatuur in het buitenland

De Nederlandse literatuur heeft in de afgelopen twintig jaar geen grote doorbraak gekend in Zweden, maar ook niet in de andere buitenlanden. Om dit nader te

onderzoeken werd in 2004 in Groningen een symposium gehouden rondom de receptie van literatuur uit het Nederlandse taalgebied in het buitenland, waarvan de

voordrachten twee jaar later gebundeld zijn in ‘Object: Nederlandse literatuur in het buitenland’. Alle sprekers waren het erover eens dat de Nederlandse literatuur geen grote doorbraak heeft gekend in het buitenland. Een van de mogelijke oorzaken hiervan heeft enige overlap met het hierboven beschreven probleem van de definitie van

Nederlandse literatuur: de Nederlandse literatuur heeft in het buitenland nauwelijks bekendheid of een imago.

Germaans filoloog en vertaalster Ria Vanderauwera stelt dat uitgeverijen wereldwijd voornamelijk kijken naar bestsellers in het land van oorsprong, naar literatuur uit landen die interessant zijn vanuit politiek of sociologisch oogpunt en literatuur die binnen de algemene literaire opvattingen van dat land past (1985: 207-208). Indien een literair werk niet aan die drie eigenschappen voldoet, heeft het weinig kans op respons in het buitenland. Dat de Nederlandse literatuur maar weinig respons krijgt in Zweden zou dus kunnen betekenen dat deze zodanig verschilt of juist zo weinig verschilt van de Zweedse, dat het Zweedse publiek er niet door aangesproken wordt. Ook kan het zijn dat de Nederlandse politiek of sociologie die weerspiegeld wordt in de literatuur niet aantrekkelijk of interessant genoeg is voor Zweden. In dit licht is het interessant om Nederlandse schrijvers te onderzoeken die wel veel aandacht krijgen in Zweden; Kader Abdolah, wiens Iraanse achtergrond sterk aanwezig is in zijn literatuur, en Cees Nooteboom, die vooral bekend is om zijn reisverhalen. Verder in dit onderzoek zal ik kort ingaan op de receptie van beide schrijvers.

Ook Petra Broomans, universitair hoofddocent Scandinavische talen & Culturen aan de Rijksuniversiteit Groningen, heeft de factoren onderzocht die van belang zijn bij de introductie van een nieuwe literatuur binnen het Zweedse literaire veld. Zij stelt op basis van haar onderzoek dat de vertaalde Nederlandse literatuur geen significant deel

uitmaakt van de vertaalde Zweedstalige literatuur (2006: 58), en geeft daar een aantal redenen voor. In tegenstelling tot Vanderauwera kijkt zij hierbij niet zozeer naar de

(25)

inhoud van de literaire werken, of de kenmerken van Nederlandse literatuur, maar naar wat nodig is om een bepaalde literatuur succesvol in een land te introduceren. Ze stelt bijvoorbeeld dat er weinig zogenoemde ‘‘missionarissen’’ of ’’soldaten (actoren)’’ met kennis van zaken zijn op het veld van de cultuurbemiddeling voor de Nederlandstalige literatuur (2006: 59). Volgens Broomans heeft de Nederlandstalige literatuur nog nooit een piek gekend in Scandinavië, zoals dat andersom in Nederland wel het geval is geweest met schrijvers als de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen. Over het imago van de Nederlandse literatuur stelt Broomans dat een nationale literatuur wellicht alleen in een ander land ontvangen kan worden als er een duidelijk beeld van is (2006: 61), een oorzaak die al vaker genoemd is de onzichtbaarheid van Nederlandse literatuur in het buitenland. Wat Nederlandse literatuur nodigt heeft, pleit Broomans, is één of meerdere cultuurbemiddelaars, de overkoepelende term die ze gebruikt voor de eerdergenoemde missionarissen en soldaten. Als definitie van cultuurbemiddelaar geeft Broomans het volgende:

Een cultuurbemiddelaar is een persoon die in principe werkt met een specifiek taal- en cultuurgebied. Zij of hij neemt vaak meerdere posities in het veld van cultuuroverdracht in: vertaler, recensent, literatuurcriticus, journalist, literatuurhistoricus, literatuurwetenschapper, bibliothecaris, literair agent, scout, uitgever, tijdschriftredacteur, schrijver, adviseur. Centraal in het werk van een cultuurbemiddelaar staat de bemiddeling van een andere (nationale) literatuur en de culturele context daarvan naar de eigen (nationale) literatuur en culturele context. Ook bemiddeling van de eigen literatuur komt voor. Het betreft meestal een bilaterale situatie. De motivatie van esthetisch zijn en/of een ideologisch-cultuurpolitieke achtergrond hebben. (2006: 64)

Broomans haalt als voorbeeld Martha A. Muusses aan (1894-1981), een Neerlandica die zich in haar tijd inzette voor de Nederlandse literatuur in Zweden. Ook Ingrid Wikén Bonde, die tijdens haar wetenschappelijke carrière veel onderzoek gedaan heeft naar Nederlandse literatuur in Zweden, merkt in haar onderzoek naar de receptie van

Nederlandse literatuur in het Zweedse literaire veld op dat een zogenoemde missionaris of helper essentieel is voor de introductie van een nationale literatuur (2006: 147). Het voorbeeld dat zij geeft is de Zweedse schrijver en vertaler Lasse Söderberg die met succes de Vijftigers introduceerde in Zweden. Zonder zijn hulp zou de introductie niet geslaagd geweest zijn (2006: 128). Overigens is Wikén Bonde zelf ook een goed voorbeeld van een missionaris of cultuurbemiddelaar. Rond 1970 begon zij, destijds werkzaam als universitair docent aan de universiteit van Stockholm, met het vertalen van Nederlands werk (1997: 38). Verschillende uitgeverijen lieten in die tijd

(26)

doorschemeren dat er een gebrek aan vertaalde Nederlandse literatuur was in Zweden vanwege een gebrek aan goede Nederlandse vertalers. Omdat er toentertijd nog geen opleidingsinstituut voor literair vertalers bestond, besloot Wikén Bonde in

samenwerking met haar studenten Nederlands aan een aantal vertalingen te werken. Op die manier ontstond er op de universiteit een praktische vertaalopleiding waardoor studenten opgeleid konden worden tot literair vertaler. Verderop in dit onderzoek zal ik verder ingaan op de vertalers die deze opleiding voortgebracht heeft.

Wikén Bonde heeft, zoals eerder genoemd, veel onderzoek gedaan naar Nederlandse literatuur in Zweden, en in het bijzonder ook naar de mogelijkheid voor Nederlandse auteur om een Nobelprijs te winnen. Deze prijs is nog nooit gewonnen door een Nederlandse schrijver, hoewel er in het verleden wel een aantal serieuze

kanshebbers zijn geweest, zoals Cees Nooteboom. Wikén Bonde ziet het winnen van een Nobelprijs voor de literatuur als een belangrijke stap voor de zichtbaarheid van een nationale literatuur in het buitenland. In haar scriptieonderzoek richtte ze zich onder meer op deze vraag, en schetste ze een beeld van de vertaalde Nederlandse literatuur tussen 1830 en 1995. Wikén Bonde concludeerde dat de vertalingen die tot 1950 in Zweden gepubliceerd werden voornamelijk wat commerciëlere werken waren, en geen serieuze kanshebbers voor de Nobelprijs met bijvoorbeeld veel cultureel kapitaal. Vanaf 1960 vindt er een toename plaats in het aantal gepubliceerde Nederlandse boeken in Zweden, deels dankzij een toename in beschikbare vertalers in Zweden en deels dankzij een groei van het aantal gepubliceerde artikelen over Nederlandse literatuur door een aantal hoogleraren Scandinavische talen in Nederland, waaronder Martha A. Muusses (2009: 95). Ook de beschikbaarheid van financiële steun vanuit Nederland speelt een grote rol in deze verschuiving. Hiermee noemt Wikén Bonde meteen een aantal van de belangrijkste voorwaarden voor de zichtbaarheid van de Nederlandse literatuur in het buitenland; bekwame vertalers, financiële steun en een selectie van geschikte boeken, waarmee boeken bedoeld worden die een duidelijk imago geven aan de Nederlandse literatuur. Door de inzet uit deze drie hoeken kon volgens Wikén Bonde de ‘wet van Bourdieu’ buitenspel gezet worden, oftewel binnen het literaire veld staan commercieel succes en kwalitatieve werken tegenover elkaar (2009: 846).

Hoewel de receptie van Nederlandse literatuur volgens Wikén Bonde staat of valt met de aanwezigheid van bekwame vertalers(1997: 39), noemt zij dat dit vooral in het verleden nogal eens een probleem was. Het kwam zelfs voor dat Nederlandstalige

(27)

boeken via een andere taal in het Zweeds vertaald werden bij een gebrek aan

betrouwbare vertalers (1988: 109). Ook de financiële steun is essentieel geweest voor de Nederlandse literatuur in Zweden. Dankzij de financiële steun van het Letterenfonds in Nederland durven uitgeverijen sinds de jaren 1970 wat meer diverse auteurs uit te geven, stelt Wikén Bonde. Hieruit kan wederom geconcludeerd worden dat de

beschikbaarheid van bekwame vertalers een vereiste is voor het succes van Nederlandse literatuur in Zweden.

Wikén Bonde heeft ook onderzoek gedaan naar de receptie van de literatuur van twee specifieke Nederlandse schrijvers, Maarten ‘t Hart (2009) als Hella Haasse (1994). De eerste vertaling van Hella Haasse in het Zweedse, van de historische roman De

Scharlaken Stad, werd in 1957 uitgegeven bij Natur& Kultur. De boekrecensies over dit

Nederlandse werk waren verdeeld in de Zweedse kranten. De recensies waren niet onverdeeld negatief, maar een aantal passages uit de historische roman werd onder andere weerzinwekkend en kil genoemd. De uitgeverij gaf vervolgens geen vervolg aan

deze vertaling (1995: 168). Een

andere uitgeverij, Tiden, besloot vele jaren later, in 1993, het boek Het woud der

verwachting van Haasse te publiceren in vertaling, wat lukte met financiële steun van het

Literair Productiefonds. Ook van deze publicatie vielen de verkoopcijfers tegen. Hoewel Haasse in andere buitenlanden wel succesvol is, slaat haar literatuur niet genoeg aan in Zweden. Maarten ’t Hart kende later echter meer succes in Zweden. De Zweedse

uitgeverij Atlantis heeft een groot deel van het werk van Maarten ‘t Hart in Zweden uitgegeven, omdat de toenmalige directeur Kjell Peterson een groot liefhebber was van zijn boeken. Hij was echter niet de enige Zweed, de boeken van Maarten ‘t Hart werden ook bij het grote publiek goed ontvangen. In het onderzoek van Wikén Bonde komt naar voren dat dit deels komt door de sterke aanwezigheid van de natuur in de boeken van ‘t Hart, een kenmerk dat veel Zweden waarderen maar in Nederland minder goed

beoordeeld wordt (2009: 850). Toch was financiering ook in het geval van Maarten ’t Hart een doorslaggevende factor. Sinds het pensioen van Kjell Peterson, die als een missionaris of cultuurbemiddelaar gezien kan worden voor de schrijver Maarten ‘t Hart, zijn er geen nieuwe Zweedse vertalingen meer gepubliceerd.

Op basis van deze twee onderzoeken kan geconcludeerd worden dat er een aantal voorwaarden zijn voor het mogelijke succes van de Nederlandse literatuur in Zweden.

(28)

De aanwezigheid van een missionaris, of iemand die zich inzet voor een bepaalde literatuur of schrijver, kan het verschil maken voor succes. Ook zijn enerzijds de

literatuurkritiek, en anderzijds de verkoopcijfers van belang. Een vertaald literair werk moet in Zweden óf een commercieel succes zijn voor de uitgever, óf een goedkeuring krijgen van het publiek. De boeken moeten dus ofwel een groot publiek aanspreken, ofwel heel goed gerecenseerd worden in de kranten. Omdat geen van beide het geval was bij de boeken van Hella Haasse, heeft de vertaling van haar werk in Zweden geen vervolg gehad (1994: 157). Tot slot is ook de keuze voor de vertaalde literatuur van belang. De thema’s van Hella Haasse spreken het Nederlandse lezerspubliek wel aan, om redenen die voor het Zweedse lezerspubliek niet opgaan. De thematiek van Maarten ‘t Hart ligt juist wel dichter bij het Zweedse publiek, en is daarom een groter succes geworden. Echter heeft het wegvallen van zijn missionaris ervoor gezorgd dat het literaire succes van Maarten ’t Hart in Zweden niet voortgezet kon worden.

Wat betreft de introductie van een nationale literatuur in het buitenland, schrijft Wikén Bonde in 2009 dat er een nieuw model op komst is voor vertaalde literatuur. Niet langer spelen de netwerken van academische en literaire adviseurs de belangrijkste rol in de keuze voor de vertaling van een boek: de boekenbeurzen worden alsmaar belangrijker. De macht in het literaire veld lijkt daarmee te verschuiven van de actoren met veel cultureel kapitaal, naar de actoren met economisch en politiek kapitaal.

Als gevolg van deze machtsverschuiving in het literaire veld, wordt de kans op een Nobelprijs voor Nederland kleiner. De leden van Svenska Akademien, de koninklijke academie van Zweden die zich inzet voor het bevorderen van de Zweedse taal en ook ieder jaar de Nobelprijs voor literatuur toekent, lezen uitsluitend Nederlandse werken in vertaling. Wat niet vertaald is, bestaat eigenlijk nauwelijks en komt daarmee niet in aanmerking, stelt Wikén Bonde (1998: 109). Wanneer er meer en meer commerciële werken vertaald zullen worden uit het Nederlands, en kwaliteitsliteratuur wat meer op de achtergrond zal blijven, wordt de kans dat Svenska Akademien een Nederlandse kanshebber onder ogen zal krijgen ook kleiner.

(29)

Sinds 1995 is er ieder jaar een aantal Nederlandse boeken in vertaling verschenen in Zweden. Met behulp van de databank van het Letterenfonds en online bibliotheek Libris, heb ik geprobeerd een zo compleet mogelijk overzicht te maken van alle Zweedse

vertalingen van Nederlandse literatuur tussen 1995 en 2017. Omdat mijn onderzoek gericht is op literatuur uit Nederland, heb ik besloten andere genres als kinderliteratuur en poëzie en literatuur van Vlaamse schrijvers niet op te nemen in dit overzicht. In het onderstaande overzicht zijn de Zweedse titel, vertaler, schrijver, Zweedse uitgever, jaar van uitgave in Zweden en eventuele financiële steun van een fonds weergegeven.

Tabel 1. Overzicht Zweeds vertaalde literatuur uit het Nederlands tussen 1995 en 2017

Jaar

ZW Zweedse titel Vertaler Zweedse uitgever Schrijver Steun van Fonds

1995 Förseningen Annika Johansson,

Ingrid Wikén Bonde Trevi Tim Krabbé Literair Productiefonds 1996 Förmörkelse Per Holmer Norstedts J. Bernlef

1996 Om så hela världen

rasar Eva Erichsen & IngridWikén Bonde Atlantis Maarten 't Hart

1997 Indiska sanddyner Per Holmer Forum Adriaan van Dis Literair Productiefonds 1997 Näckrosteatern Joakim Sundström Bra Böcker Lulu Wang

1997 Kall Brand Per Holmer Heidruns Förlag J. Bernlef Literair Productiefonds 1997 Mästarprovet Per Holmer Natur och Kultur Anna Enquist Literair

Productiefonds 1997 Sladdbarnet Annika Johansson,

Ingrid Wikén Bonde Atlantis Maarten 't Hart

1998 Virtuosen Signe Zeilich-Jensen Norstedts Margriet de Moor Literair Productiefonds 1998 Blåmåndagar Per Holmer Brombergs

Bokförlag Arnon Grunberg Literair Productiefonds 1998 I Babylon Per Holmer Natur och Kultur Marcel Möring

1999 Grottan Annika Johansson Forum Tim Krabbé Literair

Productiefonds 1999 Hemligheten Per Holmer Natur och Kultur Anna Enquist Literair

Productiefonds 1999 Draken Olov Hyllienmark,

Ingrid Wikén Bonde Atlantis Maarten 't Hart 2001 Despoternas

maskerad Tove Janson Borglund Bra Böcker Moses Isegawa

2001 Boy Per Holmer Norstedts J. Bernlef

2001 Passionsfrukten Michael Kevin Norstedts Karel Glastra van Loon

2001 Alla själars dag Per Holmer Bonniers Cees Nooteboom 2001 Hjärta av sten Joakim Sundström Wahlström &

(30)

2001 De sju systrarnas hus Per Holmström Bra Böcker Ellen Eggels 2001 Överfallet Ingrid Wikén Bonde Wahlström &

Widstrand Harry Mulisch 2001 Den lyckliga

hemmafrun Signe Zeilich-Jensen Wahlström & Widstrand Heleen van Royen 2002 Siegfried Joakim Sundström Wahlström &

Widstrand Harry Mulisch Literair Productiefonds 2002 Memory Joakim Sundström Wahlström &

Widstrand Renate Dorrestein Literair Productiefonds 2002 Dottern Signe Zeilich-Jensen Wahlström &

Widstrand Jessica Durlacher Literair Productiefonds 2002 Fantomsmärtan Per Holmer Brombergs

Bokförlag Arnon Grunberg Literair Productiefonds 2002 Blessyr Per Holmer Natur och Kultur Anna Enquist

2002 Syrendrömmar Per Holmer Bra Böcker Lulu Wang

2003 Philip och de andra Per Holmer Bonniers Cees Nooteboom Literair Productiefonds 2003 Lisas andetag Olov Hyllienmark Norstedts Karel Glastra van

Loon Literair Productiefonds 2003 Solvisaren Ingrid Wikén Bonde Atlantis Maarten 't Hart

2004 Isbärarna Per Holmer Natur och Kultur Anna Enquist

2004 Din tillgivne Per Holmer Forum Connie Palmen Literair

Productiefonds 2004 Upptäckten av himlen Joakim Sundström Wahlström &

Widstrand Harry Mulisch Literair Productiefonds 2004 Skuggbarn Joakim Sundström Wahlström &

Widstrand P.F. Thomése Literair Productiefonds 2005 Anne Franks dagbok Per Holmer Norstedt Anne Frank

2005 Anne Frank: Berättelser från gårdshuset

Per Holmer, Cecilia Sigurdsdotter, Signe Zeilich-Jensen

Rabén & Sjögren Anne Frank

2006 Specht och son Per Holmer Bonniers Willem Jan Otten Literair Productiefonds 2006 Paradiset förlorat Per Holmer Bonniers Cees Nooteboom

2006 Språnget : fem

monologer Per Holmer Natur och Kultur Anna Enquist

2006 De osynliga Joakim Sundström Norstedts Karel Glastra van Loon

2007 En sorts kärlek Birgit Lönn Wahlström &

Widstrand Kluun

2007 Tvillingsystrarna Per Holmer Bazar Tessa de Loo Literair Productiefonds 2006 Middagssällskapet Olov Hyllienmark Bonniers Saskia Noort

2008 Änklingen Joakim Sundström Wahlström &

Widstrand Kluun

2008 Kvällarna Joakim Sundström Ersatz Gerard Reve Literair Productiefonds 2008 Huset vid moskén Ingrid Wikén Bonde Norstedts Kader Abdolah Literair

Productiefonds 2008 Sonny boy Per Holmer Lind&Co Annejet van der

Zijl 2008 Min son har ett sexliv

och jag läser

Rödluvan för mamma

Joakim Sundström Wahlström &

(31)

2008 Psalmupproret Kenneth von Zeipel Atlantis Maarten 't Hart

2009 Lucifer Per Holmer Forum Connie Palmen

2010 Sändebudet Ingrid Wikén Bonde Norstedts Kader Abdolah Literair Productiefonds 2010 Titaneller samt

Snyltaren och Skalden Per Holmer Malexis Nescio Literair Productiefonds 2011 Dagbok i kilskrift Ingrid Wikén Bonde Norstedts Kader Abdolah

2012 Middagen Per Holmer Lind&Co Herman Koch Nederlands

Letterenfonds 2013 Bedövarna Per Holmer Natur och Kultur Anna Enquist Nederlands

Letterenfonds 2014 Jorden vi miste Per Holmer 2244 Publishers Isik Murat Nederlands

Letterenfonds 2015 Besked från Berlin Per Holmer Lind&Co Otto de Kat Nederlands

Letterenfonds 2015 Däruppe är det tyst Per Holmer Nilsson Förlag Gerbrand Bakker Nederlands

Letterenfonds 2015 En sång om sken och

vara Per Holmer Modernista Cees Nooteboom Nederlands Letterenfonds

2015 Resa Per Holmer Modernista Cees Nooteboom Nederlands

Letterenfonds 2015 Timmen före midnatt Per Holmer Natur och Kultur Ida Simons Nederlands

Letterenfonds 2016 Omvägen Per Holmer Nilsson Förlag Gerbrand Bakker Nederlands

Letterenfonds 2016 Det här är namnen Joakim Sundström Brombergs

Bokförlag Tommy Wieringa Nederlands Letterenfonds

2016 Julia Per Holmer Lind&Co Otto de Kat Nederlands

Letterenfonds 2016 Små ögonblick av

lycka Joakim Sundström Wahlström & Widstrand Hendrik Groen

2017 Åkern är världen Per Holmer Nilsson Förlag Dola de Jong Nederlands Letterenfonds

Een aantal elementen valt op aan de lijst van vertaalde Nederlandse literatuur. Ten eerste is er maar een gering aantal Nederlandse schrijvers is waarvan meer dan één boek vertaald is in Zweden. Dit zijn bijvoorbeeld Kader Abdolah, Anna Enquist en Cees Nooteboom, in Nederland succesvolle en bekende schrijvers met een groot oeuvre. Daarnaast bevat de lijst een groot aantal schrijvers met maar één publicatie in Zweden, zoals Tessa de Loo, Annejet van der Zijl en Karel Glastra van Loon. Ook van schrijvers als Tommy Wieringa en Arnon Grunberg, die in Nederland meerdere, goed verkopende en goed ontvangen boeken gepubliceerd hebben, is maar één Zweedse vertaling

uitgebracht.

Het aantal verschillende Zweedse vertalers in de lijst is laag en de verdeling van de werken is niet gelijk over alle vertalers. Een vertaler als Per Holmer heeft een relatief

(32)

groot deel van bovenstaande titels vertaald, terwijl namen als Olov Hyllienmark en Joakim Sundström beduidend minder vaak voorkomen. Daarnaast is er ook een paar vertalers dat slechts enkele boeken vertaald heeft, zoals Annika Johansson, Kenneth von Zeipel en Signe Zeilich-Jensen. Verder is het opvallend dat er in een tijdsbestek van vijftien jaar vrijwel geen nieuwe namen in de lijst voorkomen. De boeken die tussen 1995 en 2000 uitkwamen zijn grotendeels door dezelfde vertalers vertaald als de boeken die tussen 2012 en 2017 uitkwamen.

Het aantal uitgegeven publicaties met steun vanuit Nederland lijkt sinds 1995 toegenomen te zijn. Sinds 2010 zijn er van de zestien boeken slechts twee gepubliceerd zonder financiële steun vanuit Nederland. De lijst bevat een aantal boeken die in

Nederland onder de categorie ‘bestseller’ zou kunnen vallen, zoals Het diner van Herman Koch en Komt een vrouw bij de dokter van Kluun, welke geen financiële steun ontvangen hebben. Daarnaast zijn een groot aantal wat oudere Nederlandse klassiekers vertaald, zoals De avonden van Gerard Reve en De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch. Zoals ook al in hoofdstuk 3 genoemd is, lijkt er niet één uitgeverij te zijn in Zweden die zich toespitst op Nederlandse literatuur. De boeken zijn verschenen bij zeventien verschillende uitgeverijen, zowel bij kleine, onbekende uitgeverijen als grote, meer bekende uitgeverijen. Schrijvers als Connie Palmen, Anna Enquist en Kader Abdolah lijken een vaste uitgeverij te hebben in Zweden (Forum, Natur och Kultur en Norstedts, respectievelijk), maar dit geldt niet voor alle Nederlandse schrijvers. Cees Nooteboom, bijvoorbeeld, wordt door verschillende uitgeverijen gepubliceerd.

Op basis van de eerder genoemde onderzoeken van Wikén Bonde naar de

receptie van Maarten ‘t Hart en Hella Haasse, zou geconstateerd kunnen worden dat een aantal Nederlandse schrijvers minder succesvol bleek in Zweden na de uitgave van een eerste vertaling, waardoor een vervolg uitbleef. De schrijvers die mogelijk wel succesvol zijn in Zweden, kregen wel een of meerdere vervolgvertalingen.

3.4 De receptie van de vertaalde literatuur in Zweden in de periode 1995-2017 Hoewel het aantal vertaalde Nederlandse literaire werken in Zweden beperkt is tot een aantal publicaties per jaar, worden de werken díe gepubliceerd worden wel veelvuldig gerecenseerd in de Zweedse kranten. In verhouding tot het aantal gepubliceerde werken, is het aantal recensies over Nederlandse literatuur in de kranten vrij groot. Vanwege de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Elke gelijkenis met een bestaand woonwarenhuis berust op louter toeval... De ruimte

Ruimte waarin een kind en ouder op een rustige manier kunnen samenspelen Hoe voorzie je plekken waar ouder en kind zich rustig kunnen terugtrekken2. Ruimte waar ouders andere

Voor de editie van dit jaar staat de teller op 150.000, maar de verkoop loopt nog.. Vorige week werd het thema, ‘The arising of life’,

Dus niet alleen de uitspraken over de boeken waarin volgens de sociolinguistische definitie straattaal is verwerkt, zijn geanalyseerd, maar ook de citaten waarin iets over

In latere analyse van de werelden en haar hoofdbegrippen zal duidelijk worden dat deze nieuwe wereld de andere werelden en hun waarden vaak overlapt.. Het kan soms

Onderzoekers van de Universiteit van Lund en het Zweedse Natuurhistorisch Museum hebben een fossiele varen beschreven [van zogezegd 180 miljoen jaar oud] die zo goed bewaard

wereld, maar zag kans die zonder arbeidsonrust en oplopende werkloosheid totaal te ontmantelen. Op individueel micro-niveau kon de logica van het model tamelijk

En dat niet één van hun leden het in zijn of haar hoofd zou halen de bewuste mail stante pede door te sturen naar één of andere nationale krant, in dit geval Het Laatste Nieuws, om