• No results found

5. BESCHIKBARE FINANCIËLE STEUN VANUIT HET BUITENLAND

5.1.1 Beurzen en subsidies

Subsidies naar het buitenland worden onderverdeeld in drie categorieën: vertaalsubsidies, productiesubsidies en subsidies voor auteursbezoeken.

Buitenlandse uitgevers kunnen een vertaalsubsidie aanvragen bij het Nederlands Fonds voor de Letteren, voor de vertaling van een Nederlands werk van fictie, non-fictie, poëzie, graphic novel of kinderboek. Deze subsidie is bedoeld als extra stimulans voor buitenlandse uitgeverijen om een vertaling te publiceren, omdat hiermee een deel van de vaak hoge productiekosten vergoed kan worden. Een vertaalsubsidie kan maximaal 60% van de totale vertaalkosten van een literair werk dekken, zo is op de website van het fonds te lezen. Er zijn een aantal voorwaarden verbonden aan de aanvraag voor deze subsidie. Er kan uitsluitend subsidie aangevraagd worden voor een Nederlandstalig werk van een Nederlandse auteur wanneer dit eerder uitgegeven is door een erkende Nederlandse uitgeverij. Daarnaast moet de buitenlandse uitgeverij kunnen zorgen voor een goede distributie en promotie van het boek in het betreffende land. Tot slot moet de uitgever contact hebben gehad met de Nederlandse uitgever over de vertaalrechten van het boek (indien van toepassing), alsmede met de vertaler die het werk zal gaan

vertalen.

De vertaalsubsidie van het Nederlands Letterenfonds wordt uitgekeerd aan buitenlandse uitgeverijen, niet direct aan de vertalers. Vertalers hebben er echter

indirect ook baat bij dat er financiële steun beschikbaar is; wanneer er geld beschikbaar is voor de publicatie van een boek, verschaft dat werk voor vertalers. Alleen wanneer een vertaler in Nederland gevestigd is, kan deze onder eigen naam een beurs aanvragen bij het Letterenfonds.

De hoogte van de subsidie hangt af van het te vertalen werk, en bedraagt normaal gesproken 70% van het vertaalhonorarium van de vertaler, met een maximum van 10 cent per woord. Voor werken die gerekend worden tot de klassiekers van de

Nederlandse literatuur kan een subsidie van 100% aangevraagd worden. Een uitgeverij kan maximaal twee vertaalsubsidies voor dezelfde auteur aanvragen. In enkele gevallen wordt een derde werk ook nog financieel ondersteund, maar het fonds gaat ervan uit dat twee à drie werken genoeg moeten zijn om de auteur naamsbekend te maken in het buitenland zodat de volgende werken voldoende

opbrengen voor de uitgeverij zonder dat hiervoor financiële steun nodig is. Bij een derde aanvraag voor dezelfde auteur wordt een subsidie van slechts 50% van de totale

vier titels, waarbij het bedrag voor de vierde titel lager komt te liggen dan voor het derde werk. Deze regeling geldt per uitgever en niet per Nederlandse schrijver. Een uitgever zou dus een subsidie aan kunnen vragen voor de vertaling van een werk van een Nederlandse schrijver, die al eens eerder bij andere uitgeverijen maar nog niet bij zijn/haar uitgeverij is uitgebracht.

Het is onduidelijk of een uitgeverij recht heeft op subsidie voor de vertaling van een werk, wanneer deze ook al een andere subsidie heeft aangevraagd of ontvangen. Op het digitale aanvraagformulier van het Nederlandse Fonds voor de Letteren wordt de vraag gesteld of er voor de vertaling van het werk ook bij andere fondsen subsidie is aangevraagd. In de voorwaarden voor de aanvraag wordt echter niet vermeld of dit van invloed is op de toekenning van de subsidie. Het is dus niet duidelijk of het antwoord op deze vraag meespeelt in de beslissing van het Letterenfonds.

Voor het toekennen van de subsidie geldt in het algemeen dat de kwaliteit van de vertaling voor het Nederlands Letterenfonds voorop staat: een goede kwaliteit is een vereiste voor de aanvraag. Het fonds subsidieert daarom alleen vertalingen van

‘’professionele en ervaren literair vertalers’’. Indien de buitenlandse uitgever van plan is samen te werken met een vertaler die niet bekend is bij het fonds, dient de vertaler ter beoordeling eerst een proefvertaling en een motivatie in te leveren. De vertaler moet, naast een kwalitatief goede proefvertaling, aantoonbare affiniteit en ervaring hebben met literair vertalen, en dit kunnen motiveren. Er wordt de aspirant vertalers

bijvoorbeeld gevraagd naar hun motivatie om vertaler te worden en de stappen die zij al ondernomen hebben om dit te bereiken. Ook moet er een behoefte zijn aan vertalers binnen het desbetreffende taalgebied. Dit impliceert dat het fonds kan oordelen of er reeds voldoende vertalers zijn voor een bepaalde taal, en op basis daarvan een vertaler kan afwijzen. Indien een vertaler positief beoordeeld wordt, kan deze toegevoegd worden aan de Vertalerslijst. Dit is een actuele lijst van door het fonds goedgekeurde vertalers die gedeeld wordt met geïnteresseerde buitenlandse uitgevers. Op deze manier heeft het fonds ook een bemiddelende functie. De keuze voor een vertaler ligt echter altijd bij de uitgever. Naast de kwaliteit van de proefvertaling spelen er nog een aantal criteria een rol bij het wel of niet opnemen van een vertaler in het vertalersbestand.

Wat betreft de toekenning van vertaalsubsidies door het Nederlands Letterenfonds aan de vertaling van Nederlandse literatuur naar het Zweeds, valt op te merken dat het fonds een vrij groot deel van de in de laatste paar jaren verschenen vertalingen bekostigd heeft. Van de zestien titels die sinds 2010, het jaar waarin het fonds werd opgericht, verschenen zijn, hebben twaalf titels daarvoor een subsidie ontvangen (zie overzicht hoofdstuk 4). Overigens hebben de twee eerst verschenen vertalingen een subsidie van het Literair Productiefonds ontvangen, deze aanvragen dateren waarschijnlijk van vóór 2010.

Naast het uitdelen van vertaalsubsidies, deelde het Nederlands Fonds voor de Letteren in het verleden ook productiesubsidies uit. De productiesubsidies waren gericht op landen met een economisch ongunstige situatie, om zo bij te dragen aan niet alleen de vertaling, maar ook de productie, promotie en verspreiding van een Nederlands boek. Deze subsidie is echter stopgezet in 2014. Het fonds heeft ervoor gekozen zich niet meer te richten op deze landen, die vaak een kleine markt voor buitenlandse, niet-Engelstalige literatuur hebben. Een dergelijke subsidie zou ook niet van toepassing zijn op een welvarend land als Zweden, en zal ik hier dus niet verder bespreken.

Tot slot deelt het fonds subsidies voor auteursbezoeken uit. Deze zijn bedoeld voor onder andere Nederlandse literaire auteurs die hun werk in het buitenland willen promoten op bijvoorbeeld lezingen, presentaties of festivals. Deze subsidie kan ook aangevraagd worden door Nederlandse schrijvers om een tijd in het buitenland door te brengen, zowel om te werken als om een netwerk op te bouwen binnen het buitenlandse literaire veld. Dat laatste kan bijdragen aan eventuele latere vertalingen van hun werk.

5.1.2 Vertalershuis Amsterdam

Naast het bieden van financiële steun voor buitenlandse uitgevers voor de vertaling van een Nederlands werk naar een andere taal, biedt het Nederlands Fonds voor de Letteren ook steun aan buitenlandse vertalers, in de vorm van het Vertalershuis in Amsterdam. Dit Vertalershuis is opgericht in 1991, en biedt plaats aan vijf vertalers van

Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur, volwassenenliteratuur, literaire non-fictie en poëzie tegelijk. Vertalers kunnen een verblijf in dit huis aanvragen, maar dienen dan wel over een vertaalcontract te beschikken. Vertalers kunnen minimaal twee weken en

maximaal twee maanden in het Vertalershuis verblijven. Het verblijf is in de meeste gevallen gratis, en de vertalers kunnen tevens een aanvraag doen voor een

tegemoetkoming in de reiskosten.

5.1.3 Buitenlandbeleid

In het beleidsplan van het Letterenfonds voor de komende jaren, van 2017 tot en met 2020, is meer te lezen over de plannen voor het buitenlandbeleid (Nederlands

Letterenfonds, 2016). Het buitenlandbeleid is volgens het Letterenfonds onlosmakelijk verbonden met het vertaalbeleid, omdat de promotie van Nederlandse literatuur een vereiste is voor de vertaling, en manifestaties ook geen zin hebben zonder een

achterliggend vertaalbeleid. In het beleidsplan schrijft het Letterenfonds de positie van de Nederlandse literatuur in het internationale literaire landschap te willen blijven versterken (Nederlands Letterenfonds, 2016: 15). Het fonds wil zich hierbij deels richten op nieuwe taalgebieden om de Nederlandse literatuur te promoten, zoals China, Zuid- Amerika en de Arabische landen. Verder wil het fonds de al bestaande relaties en netwerken versterken en zal het zich de komende periode richten op Europa’s grootste taalgebieden: Duits, Frans en Engels. Daarnaast wil het fonds zich inzetten voor

opleidingen, begeleiding en eerlijke honorering voor vertalers wereldwijd, want als er geen vertalers zijn, wordt er niet meer vertaald.

Om de Nederlandse literatuur in het buitenland onder de aandacht te brengen, verstrekt het fonds via verschillende media informatie; bijvoorbeeld via de website, brochures en nieuwsbrieven. Hoewel deze digitale kanalen een goed middel zijn, stelt het fonds dat persoonlijke inzet het meest effectieve middel is om buitenlandse uitgevers te bereiken. Daarom is aanwezigheid op bijvoorbeeld de belangrijke boekenbeurzen een vereiste. Naast deze beurzen, organiseert het fonds ook zelf bijeenkomsten in de vorm van

gerichte stedenbezoeken en bezoekersprogramma’s, waarbij internationale uitgevers en redacteuren in Nederland worden uitgenodigd om kennis te maken met het Nederlandse boekenvak.

Het fonds stelt dat de vertaalsubsidie voor buitenlandse uitgevers de

belangrijkste rol speelt in het promotiebeleid, en dat er veel minder Nederlandse werken vertaald zouden worden zonder deze financiële steun. Het fonds ziet een vertaling echter

niet als doel, het is belangrijker de juiste uitgever te vinden die het boek in eigen land een succes kan maken.