• No results found

Waarderegimes in het Nederlandse en Zweedse filmbeleid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Waarderegimes in het Nederlandse en Zweedse filmbeleid"

Copied!
168
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Waarderegimes in het Nederlandse en Zweedse filmbeleid

(2)
(3)

Titel Masterscriptie:

Waarderegimes in het Nederlandse en Zweedse filmbeleid Ondertitel:

Een vergelijkend onderzoek naar het filmbeleid in Nederland en Zweden in de periode van 1994 tot en met 2012

Student: Annelie Loos S1461311

Studie:

Master Kunsten, Cultuur en Media Rijksuniversiteit Groningen

Afstudeerrichting: Kunst, Beleid en Management Begeleider: Dr. P.J.D. Gielen

Tweede lezer: Dr. Q.L. van den Hoogen Plaats: Groningen

Datum: Maart 2013

(4)

BEDANKT!

A

C

K

Peter Schildt och Håkan Bjerking av Sveriges Filmregissörer, Christina Olofson för dokumenten av Sveriges Regissörer Kulturdepartementet Svenska Filminstitutet; i synnerhet Johan Fröberg, Filminstitutets bibliotek; Martin Jansson

Thorsten för at kopiera verksamhetsberättelser

Pascal Gielen voor de prettige begeleiding

Tweede lezer Quirijn van den Hoogen

Pap, mam, Siebe en vriendinnen; voor jullie support en een mooie studietijd

Het Nederlands Filmfonds; met name Marg Brouwers en Yvonne Peen

Linda voor het ophalen van de jaarverslagen

Ministerie van OCW

(5)

Abstract

in English

The filmpolicy of the Netherlands and Sweden are the main subject of this master thesis. The author analyses the differences between the filmpolicies during the period of 1994 until 2012 and focuses especially on the words that were used to describe the filmpolicy in both countries.

The motive for this research was to examine if a distinctive background in the arrangement of the documents on filmpolicy can make a difference in the way film is perceived and is being successful in a (European) country. The comparison between the Netherlands and Sweden was made because of the way film is placed within the governmental policies. In the Netherlands, film is assigned to the department of culture, whereas in Sweden film is filed under the department of media. Has this media way of thinking ensured the Swedish film to be more (internationally) successful? Furthermore Sweden is known to produce more arthouse films than the Netherlands. Is this also a fact that can be associated to the conditions in which the policies about film were established?

This research goes back to the basics. It tries to find out on which kinds of modes, or regimes of worth, the filmpolicy is based. The theory of the French sociologists Luc Boltanski, Laurent Thévenot and Eve Chiapello form the foundation of the theoretical framework. In their theory seven economies of worth, also called worlds, which people can use to justify their acts are being explained. These are the inspired world, the domestic world, the world of fame, the civic world, the market world, the industrial world and the project- or networkworld.

To examine if the Dutch and Swedish filmpolicies were affected by these worlds, both a qualitative and a quantitative analysis were executed. The materials that were analysed consisted of documents of the Dutch Ministry of Education, Culture and Science, the Swedish Ministry of Culture, the Netherlands Film Fund and the Swedish Film Institute. To include the point of view of the artist as well, annual reports of the Dutch Directors Guild and (Film) Directors of Sweden were enclosed. First of all an overview of the filmpolicy of both countries during the period of 1994 until 2012 was given and the main events were put together on a timeline. After that, the quantitative analysis was done by arranging a list of keywords for every world of worth and scanning all the documents of the organizations mentioned above for these keywords. With these figures graphs were constructed which indicate the flow of the share of the worlds in the filmpolicy of the Netherlands and Sweden in the course of time.

The conclusion can be drawn that in general the same worlds play an important part in the filmpolicy of both the Netherlands and Sweden. With an average of respectively 25% and 23%, the civic world and the project- or networkworld are best represented in the documents. The presence of the civic world can be linked to the international orientation of both filmpolicies and the mission to make film accessible for everyone in the society. The presence of the projectworld lies in the core of the film industry. Everyone is working on filmprojects and the network of people in the industry play an important role. Besides that, a lot of attention is given to technical developments (like digital projection) which is also a keyword to the projectworld. Other similarities consist of the use of a filmcommissioner and the more for less-principle in both countries.

(6)
(7)

Inhoud

sopgave

Inleiding 8

Sociologie en internationaal beleid 8

Methode 9

Hoofdstukindeling 10

Relevantie 12

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader 14

1.1 Inleiding 14

1.2 Literatuur 14

1.3 Grammatica 15

1.4 Een nieuwe wereld 16

1.5 De zeven werelden 18

1.5.1 De geïnspireerde wereld 18

1.5.2 De domestieke wereld 20

1.5.3 De wereld van de faam 21

1.5.4 De civiele wereld 23

1.5.5 De marktwereld 24

1.5.6 De industriële wereld 25

1.5.7 De project- of netwerkwereld 26

1.6 Kritiek & Compromis 27

1.6.1 Voorbeelden mogelijke kritiek & compromissen in de filmwereld 29

1.7 Analysemodel 31

Hoofdstuk 2: Nederlandse organisatieomschrijvingen 34

2.1 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 34

2.1.1 Pantser of ruggengraat (1997-2000) 35

2.1.2 Cultuur of confrontatie (2001-2004) 37

2.1.3 Meer dan de som (2005-2008) 38

2.1.4 Kunst van leven (2009-2012) 39

2.1.5 Notitie 41 2.2 Nederlands Filmfonds 41 2.2.1 Beleid 42 2.2.2 Filminstituut en interim-bestuur 46 2.2.3 Bijdragen 46 2.2.4 Projecten en activiteiten 47 2.2.5 Notitie 49

2.3 Dutch Directors Guild 49

2.3.1 Organisatie 51

2.3.2 Nederlands Filmfonds 52

2.3.3 HOCO-onderhandelingen 53

2.3.4 Zijn we in beeld 54

2.3.5 Pressiegroep Auteursfilm en Zwartboek 54

(8)

Hoofdstuk 3: Zweedse organisatieomschrijvingen 58

3.1 Ministerie van Cultuur (Kulturdepartementet) 58

3.1.1 Cultuurbeleid (1996/1997) 60

3.1.2 Nieuw Zweeds filmbeleid (1998/1999) 62

3.1.3 Focus op film - een nieuw Zweeds filmbeleid (2005/2006) 64 3.1.4 Filmcensuur voor volwassenen afgeschaft (2009/2010) 66

3.1.5 Notitie 67

3.2 Zweedse Filminstituut (Svenska Filminstitutet) 67

3.2.1 Doelen voor het jaar 2000 70

3.2.2 Filmovereenkomst 2000-2005 71

3.2.3 Filmovereenkomst 2006-2012 74

3.2.4 Gender 76

3.2.5 Internationale werkzaamheden 77

3.2.6 Notitie 79

3.3 Zweedse Filmregisseurs (Sveriges Filmregissörer) 79

3.3.1 Organisatie 82

3.3.2 Samenwerking en projecten 82

3.3.3 Notitie 84

Hoofdstuk 4: Analyse: de zeven werelden in het Nederlandse en Zweedse filmbeleid 86

4.1 De geïnspireerde wereld 88

4.2 De domestieke wereld 89

4.3 De wereld van de faam 91

4.4 De civiele wereld 92

4.5 De marktwereld 94

4.6 De industriële wereld 96

4.7 De project- of netwerkwereld 98

4.8: Overzicht van de zeven werelden in het filmbeleid 101

Conclusie 106

Een antwoord op de hoofdvraag 106

Terugkoppeling theorie 107

Vervolgstudie 108

Bibliografie 110

Bijlagen 116

Bijlage 1: De verschillende werelden uiteengezet in het grammaticamodel van Boltanski,

Thévenot & Chiapello 116

Bijlage 2: Analysemodel voor onderzoek NL en SE filmbeleid; 118

in Nederlandse termen 118 in Engelse termen 119 in Zweedse termen 120 Bijlage 3: Tijdlijn met hoofdpunten Nederlands filmbeleid 1994-2012 122

Bijlage 4: Tijdlijn met hoofdpunten Zweeds filmbeleid 1995-2011 123

Bijlage 5: Grafieken kwantitatieve analyse; organisaties Nederland 124

Bijlage 6: Grafieken kwantitatieve analyse; organisaties Zweden 130

Bijlage 7: Tabellen met gevonden termen in alle teksten tijdens kwantitatieve analyse NL,

incl. berekening in percentages 136

Bijlage 8: Tabellen met gevonden termen in alle teksten tijdens kwantitatieve analyse SE, incl.

(9)

In

leiding

Hoe is het filmbeleid in ons land ingericht en wat voor een invloed kan de denkwijze en de formulering van het beleid op de filmwereld zelf hebben? Kan het invloed hebben op hoe wij in Nederland over onze film denken, maar ook op hoe de Nederlandse film op internationaal gebied wordt gepercipieerd? En kan het dan ook zo zijn dat de beleidsachtergrond van verschillende landen het verschil kan maken in de uiting en het succes van de filmwereld in het betreffende land?

Persoonlijk wekte een vergelijking van het Nederlandse filmbeleid met het Zweedse filmbeleid wat deze probleemstelling betreft mijn interesse. De Zweedse film is zowel nationaal als internationaal meer succesvol en wordt doorgaans ook meer als arthouse aangeschreven dan film van Nederlandse bodem. Wanneer we naar het filmbeleid van beide landen kijken valt op dat er een verschil is in de plaatsing van filmbeleid binnen de overheid. In tegenstelling tot het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, kent Zweden een ministerie waarin cultuur, media en sport zijn samengevoegd. Zij wordt het Kulturdepartementet genoemd.1 In Nederland vallen alle kunstuitingen onder het cultuurbeleid en in Zweden is dit ook het geval, echter met uitzondering van film. Haar beleid wordt samen met dat van radio, tv en de dagbladen onder de component media gevat.2 Betekent de plaatsing van film onder media dat men met een andere set waarden werkt dan in Nederland? Heeft de gedachtegang van het mediabeleid mede voor de grotere doorbraak van de Zweedse film gezorgd? En kan Nederland dan als meer traditioneel in haar beleid worden aangemerkt?

De basis van deze probleemstelling wordt gevormd door de achtergrond van het filmbeleid en de waarden die bij de opstelling van dat beleid een rol speelden. Om het onderzoek meer toe te spitsen, is een vergelijking tussen de waarderegimes van het filmbeleid in Nederland en Zweden opgesteld. Als leidraad voor de analyse is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:

“Welke overeenkomsten en/of verschillen zijn er te vinden tussen het Nederlandse en het Zweedse filmbeleid en de hieraan ten grondslag liggende waarderegimes in de periode van 1994 tot en met 2012?”

Sociologie en internationaal beleid

In deze scriptie wordt kunstbeleid gecombineerd met kunstsociologie. Om de waarderegimes die het fundament van het filmbeleid in beide landen vormen te kunnen onderscheiden, is voor de theorie van de Franse sociologen Boltanski, Thévenot en Chiapello gekozen. Luc Boltanski en Laurent Thévenot schreven in 2006 het werk ‘On Justification. Economies of Worth’, waarin de hoofdvraag “Hoe rechtvaardigen wij onze handelingen?” centraal staat.3 Om te onderzoeken volgens welke waardesystemen mensen handelen, analyseerden de auteurs een groot scala aan situaties waarin mensen hun acties proberen te legitimeren. Zo kwamen zij tot een zestal waarderegimes, door de sociologen ook wel werelden genoemd, waarin individuen in hun handelen en denken kunnen worden ingedeeld. Ze maakten een onderscheid tussen de geïnspireerde wereld, de domestieke wereld, de wereld van de faam, de civiele wereld, de marktwereld en de industriële wereld. In een latere samenwerking tussen Boltanski en Eve Chiapello in ‘The New Spirit of Capitalism’ uit 2005,

1

Joris Vermeulen en Nico Groen, Cultuurbeleid in belendende landen. Een verkennend overzicht (Amsterdam: Stichting Boekmanstudies, 2007), 52.

2

Joris Vermeulen en Nico Groen, Cultuurbeleid in belendende landen. Een verkennend overzicht (Amsterdam: Stichting Boekmanstudies, 2007), 53.

3

(10)

werd nog een zevende wereld omschreven; de project- of netwerkwereld. Deze laatste wereld is opgekomen in onze huidige moderne managementwereld en kunstsocioloog Pascal Gielen geeft aan dat de wortels van de werkwijze van deze zevende wereld in de kunstwereld liggen.

Het filmbeleid van Nederland en Zweden wordt getoetst aan bovenstaande werelden. Het is wetenswaardig om te analyseren welke waarden in het bijzonder, of welke juist niet, van belang werden en worden geacht tijdens de formulering van het filmbeleid. Verder kan worden onderzocht hoe verschillende partijen in de filmwereld sociologisch zijn onderlegd en of hier door de jaren heen verandering in is te constateren.

Zo is de geïnspireerde wereld een wereld van emotie, verandering, spontaniteit, het artistieke, van kunst. Het omschrijft een levensbeschouwing waar kunstenaars zich vaak goed in kunnen vinden. Zullen de waarden van deze wereld dan ook vaak terug zijn te vinden in documenten en rapporten geschreven over filmbeleid? Of is dit wel het geval bij een regisseursvereniging, maar wordt het beleid van een financierend filmfonds of -instituut in termen van het marktwezen opgesteld? Is de sociologische invalshoek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wellicht door de jaren heen veranderd? En in hoeverre verschilt zij van het Zweedse Kulturdepartement? Betekent het dat het Zweedse ministerie meer faamgericht is, aangezien zij film onder (massa-)media schaart?

Methode

Het doel van dit onderzoek is om ten eerste de theorie van Boltanski, Thévenot en Chiapello toe te lichten en na te denken over de mogelijke toepassing van de theorie op filmbeleid. Ten tweede worden de beleidsstukken en hoofdpunten uit het Nederlandse en Zweedse filmbeleid uit de periode van circa 1994 tot en met 2012 in kaart gebracht. Ten slotte wordt de formulering van het filmbeleid van beide landen onder de loep genomen en hierdoor kan de sociologische achtergrond van het beleid - het maken van keuzes en de rechtvaardiging hiervan volgens de verscheidene waarderegimes - worden geanalyseerd en vergeleken.

De aanpak van de kwantitatieve analyse werd gestart met het opstellen van een lijst met indicatoren van de zeven waarderegimes. Deze begrippen werden geselecteerd doordat zij het meest werden genoemd in de hoofdstukken van Boltanski en Thévenot waarin de werelden werden omschreven. Zo ontstond voor elke wereld een lijst van circa vijfendertig kernbegrippen. De geanalyseerde beleidsstukken beslaan teksten in zowel het Nederlands, het Engels, als het Zweeds. De begrippen die gekoppeld waren aan de waarderegimes zijn dus zo accuraat mogelijk vertaald. In kwalitatief opzicht werden de begrippen soms ook geïnterpreteerd en ‘vertaald’ uit de beleidsteksten, waardoor het onderzoek bijdraagt aan het sociologisch discours rond de waarderegimes. De beleidsteksten werden vervolgens letterlijk gescand op de begrippen. Voor een verdere toelichting op deze werkwijze zie het theoretisch kader, paragraaf 1.7 Analysemodel.

Voor de analyse van het filmbeleid zijn van beide landen meerdere beleidsstukken van verschillende organisaties toegepast. Het beleid van de overheid, het Ministerie van OCW en het Kulturdepartementet, werden beschouwd als de basis van het filmbeleid. Vervolgens werden de namens de overheid uitvoerende partijen bij het onderzoek betrokken. Het betrof hier het Nederlandse Filmfonds en het Zweedse Filminstitutet. Om ook de invalshoek van de kunstenaar aan het onderzoek te koppelen, zijn jaarverslagen van (film-) regisseursverenigingen uit Nederland en Zweden toegevoegd. Zo werden voor beide landen organisaties geselecteerd die elkaars equivalent waren. Alle stukken tezamen beslaan de beleidsperiode van circa 1994 tot en met 2012.

(11)

voorafgaand aan het onderzoek niet in te schatten was welke begrippen daadwerkelijk genoemd zouden worden. Vanuit de kwalitatieve analyse gezien; soms zijn de stukken - zoals bijvoorbeeld bij de filmregisseurs - puur voor eigen gebruik gepubliceerd. In dat geval kunnen de teksten kort maar krachtig zijn, zonder al te veel toelichting te geven op het ‘waarom’ van bepaalde keuzes en uitspraken.

Zoals hierboven reeds beschreven kan dit onderzoek zowel kwalitatief als kwantitatief worden beschouwd. Aan de ene kant worden alle beleidstukken kwalitatief behandeld door kort toe te lichten; welke onderwerpen in welke documenten aan bod komen; wat opvalt aan de opstelling van de teksten; welke aspecten als hoofdpunten van het filmbeleid door de jaren heen kunnen worden gekwalificeerd. Aan de andere kant wordt een kwantitatieve tekstanalyse uitgevoerd door in elk beleidsstuk letterlijk te turven: welke kernbegrippen van welke waarderegimes worden hoe vaak genoemd? Voor elk document zijn de cijfers en begrippen in een tabel verzameld en zij werden uiteindelijk omgezet in grafieken. Zo is voor beide landen een duidelijk overzicht gevormd van de flow in gebruik van waarde-termen.

Hoofdstukindeling

1. Het eerste hoofdstuk beslaat het theoretische kader. De achtergrond van de theorie van Luc Boltanski, Laurent Thévenot en Eve Chiapello wordt weergegeven en de hoofdpunten van ‘On Justification. Economies of Worth’ (2006) en ‘The New Spirit of Capitalism’ (2005) komen aan bod. Betreffende de project- of netwerkwereld wordt ook een uitstapje gemaakt naar het boek ‘The Murmuring of the Artistic Multitude’ (2009) van Pascal Gielen.

Boltanski en Thévenot werken met een soort grammatica waarmee hun theorie kan worden ontleed. De grammatica wordt in dit hoofdstuk toegelicht en om een duidelijk overzicht te krijgen van de invulling van deze grammatica per waarderegime, is een schema opgesteld. Deze is in de eerste bijlage terug te vinden.

Vervolgens wordt een inhoudelijke toelichting van de zeven werelden gegeven. Hierin worden reeds kleine verwijzingen gemaakt naar mogelijke voorbeelden van de waarderegimes in de filmwereld. Boltanski en Thévenot stellen dat kritiek en compromis tussen de verschillende werelden een belangrijke positie innemen in de theorie. In een aparte paragraaf worden dan ook mogelijke voorbeelden van kritiek en compromis, specifiek gericht op de filmwereld, besproken.

Naar aanleiding van bovengenoemde kon een analysemodel worden opgesteld, dit model is te vinden in bijlage 2. Het model bestaat uit een schema waarin per waarderegime de belangrijkste kernbegrippen worden opgesomd. Door middel van het analysemodel kunnen de beleidsnota’s, jaarverslagen en andere teksten in de volgende hoofdstukken worden onderzocht en kan worden gesteld onder welke wereld(en) de teksten zich scharen en onder welke sociologische condities zij werden opgesteld.

2. In het tweede hoofdstuk is ruimte ingericht voor een inhoudelijke blik op de onderzochte Nederlandse partijen. De drie organisaties die geanalyseerd worden binnen het Nederlandse filmbeleid zijn het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Nederlands Filmfonds en de Dutch Directors Guild.

Van het Ministerie van OCW werden vier cultuurnota’s geanalyseerd, te weten; Pantser of ruggengraat (1997-2000), Cultuur als confrontatie (2001-2004), Meer dan de som (2005-2008) en Kunst van leven (2009-2012). Uit de cultuurnota’s worden alleen de paragrafen die gericht over film gaan besproken. Van het Filmfonds zijn de jaarverslagen van 1994 tot en met 2011 (met uitzondering van 1996 en 2001) toegepast en door de Dutch Directors Guild werden de jaarverslagen van 2002 tot en met 2011 beschikbaar gesteld.

(12)

hoofdstuk inhoudelijk aan bod. Om hier een goed overzicht van te krijgen is vervolgens een tijdlijn opgesteld waarin alle belangrijke data en hoofdpunten van de drie organisaties tezamen komen. De Nederlandse tijdlijn is in bijlage 3 te vinden. Ten slotte wordt de kwalitatieve analyse van elke partij kort afgesloten met een notitie met daarin een korte algemene indruk van de betreffende organisatie en haar beleidsstukken.

3. In het derde hoofdstuk is voor de Zweedse partijen exact hetzelfde traject ondergaan als voor de Nederlandse in het vorige hoofdstuk, zodat uiteindelijk een goede vergelijkende analyse kon worden uitgevoerd. De geanalyseerde partijen zijn het Zweedse Ministerie van Cultuur, het Zweedse Filminstituut en de Vereniging voor Zweedse (Film)Regisseurs. Het Kulturdepartementet van de regering kent geen regelmatige publicatie van een soort cultuurnota. Echter bracht zij tussen 1994 en 2012 wel een viertal wetsvoorstellen uit waarin film specifiek een rol speelt. Dit zijn; ‘Cultuurbeleid’ (Kulturpolitik, 1996/97), ‘Nieuw Zweeds filmbeleid’ (Ny Svensk filmpolitik, 1998/99) waarin de filmovereenkomst van 2000 wordt gepresenteerd, het wetvoorstel ‘Focus op film – een nieuw Zweeds filmbeleid’ (Fokus på film – en ny Svensk filmpolitik, 2005/06) met daarin de filmovereenkomst van 2006 en ten slotte ‘Filmcensuur voor volwassenen afgeschaft - De bescherming van kinderen en jongeren tegen schadelijke media-invloeden wordt versterkt’ (Filmcensuren för vuxna avskaffas - skyddet för barn och unga mot skadlig mediepåverkan stärks, 2009/10). De hierboven genoemde filmovereenkomst is wel een document waarin filmbeleid voor langere tijd, gemiddeld genomen vijf jaar, wordt vastgelegd. Het is een overeenkomst waarin de financiële afspraken tussen de staat en verschillende actoren in de filmwereld worden beschreven. Hierin zijn dan ook de werkzaamheden en de beschikbare middelen van het filminstituut geregistreerd. Daarnaast zijn de jaarverslagen (verksamhetsberättelser) van het Svenska Filminstitutet van de periode 1995/96 (het enige verslag dat anderhalf jaar beslaat) tot en met 2011 geanalyseerd voor dit onderzoek. Ten slotte zijn, aangezien de samenstelling van de regisseursvereniging door de jaren heen wisselde (zie voor meer informatie paragraaf 3.3), van Sveriges Regissörer de jaarverslagen van 2001-2002, 2005, 2006 en 2009 en van Sveriges Filmregissörer die van 2007-2008, 2008-2009 en 2010-2011 toegepast.

Zo kon na de kwalitatieve analyse ook voor Zweden een tijdlijn met hoogtepunten uit het filmbeleid in de periode van 1995 tot en met 2011 worden opgesteld, deze tijdlijn is in bijlage 4 te vinden. 4. In het vierde en laatste hoofdstuk wordt de kwantitatieve analyse toegelicht. De telling van de kernbegrippen in elke beleidstekst is verwerkt in formulieren die in bijlage 7 (voor Nederland) en 8 (voor Zweden) zijn terug te vinden. Onder elk formulier is een tabel opgesteld waarin het aandeel van elk waarderegime is weergegeven. Het aandeel werd in percentages berekend aangezien de lengte van de beleidsstukken en daarmee het aantal te vinden kernbegrippen zeer van elkaar konden verschillen.

Vervolgens zijn alle waarden omgezet in grafieken. Die zijn in bijlage 5 voor de Nederlandse organisaties en in bijlage 6 voor de Zweedse organisaties te vinden. Per land is een overzicht van het aandeel van de werelden in het gehele filmbeleid door de jaren heen te vinden (figuren NL 5.1, 5.2 en SE 6.1, 6.2) en het aandeel door de jaren heen per organisatie (figuren NL 5.3 t/m 5.5 en SE 6.3 t/m 6.5 ). Ten slotte is de aanwezigheid van de werelden specifiek per beleidstekst van elke organisatie weergegeven (figuren NL 5.6 t/m 5.11 en SE 6.6 t/m 6.10). In het vierde hoofdstuk zal dan ook vaak worden verwezen naar deze bijlagen en figuren.

(13)

De scriptie eindigt met de conclusie waarin een antwoord wordt gegeven op de hoofdvraag, een terugkoppeling op de theorie plaatsvindt en mogelijke uitbreiding van het onderzoek wordt besproken.

Relevantie

Dit onderzoek is opgezet om iets toe te kunnen voegen aan de literatuur met betrekking tot overeenkomsten en verschillen tussen het filmbeleid in Europese landen. Er zijn op dit moment zeker publicaties te vinden met dit onderwerp, echter behandelen zij het kunstbeleid, en vaak cultuurbeleid in het algemeen, van de landen los van elkaar. In deze scriptie wordt getracht een daadwerkelijke vergelijking op te kunnen stellen.

(14)
(15)

Hoofdstuk

1:

Theoretisch

Kader

1.1 Inleiding

Hoe rechtvaardigen wij onze handelingen? Op dit vraagstuk richten de Franse socioloog Luc Boltanski en econoom Laurent Thévenot zich in het werk ‘De la justification. Les économies de la grandeur’ (1991). In 2006 werd de eerste Engelse vertaling uitgebracht; ‘On Justification. Economies of Worth’ welke voor dit onderzoek is gebruikt.4 De auteurs bieden met ‘On Justification’ een afwijkende theorie betreffende sociale interactie. Boltanski en Thévenot geven aan hoe individuen, zowel bewust als onbewust, altijd volgens hun eigen principes handelen. Ook rechtvaardigen zij hun handelen door zich te associëren met anderen die zij als hun gelijken zien.5 De auteurs gaan vervolgens in op situaties waarin overeenstemming, of juist onenigheid, tussen individuen ontstaat. Deze onenigheid komt tot stand wanneer beide partijen pleiten voor hun eigen gelijk; hun eigen kijk op de betreffende situatie. De ene partij probeert zijn blik aan de ander duidelijk te maken en vice versa, men wil zijn of haar handelen naar de ander toe rechtvaardigen.

In ‘On Justification’ wordt getracht een theoretisch onderbouwd kader neer te zetten, waarmee de verschillende achterliggende waarderegimes kunnen worden blootgelegd en waarmee situaties van onenigheid, ofwel kritische confrontatie, kunnen worden geanalyseerd.6 Het gaat er dus om hoe mensen zichzelf en anderen beoordelen.7 Zoals Boltanski en Thévenot zelf stellen: “This book deals with the relation between agreement and discord. Its primary aim is to build a framework within which a single set of theoretical instruments and methods can be used to analyse the critical operations that people carry out when they want to show their disagreement without resorting into violence, and the ways they construct, display, and conclude more or less lasting agreements”.8 In het geval van onenigheid komt de inbedding van bepaalde waarden in de opvattingen en handelen van een individu naar boven. Om te onderzoeken waar deze waardesystemen uit bestaan, analyseerden Boltanski en Thévenot een groot scala aan situaties waarin mensen hun acties proberen te legitimeren. Zo kwamen zij tot een zestal waarderegimes, door de auteurs ook wel werelden of steden genoemd, waarin individuen in hun handelen en denken kunnen worden ingedeeld. Zo maakten zij een onderscheid tussen de geïnspireerde wereld, de domestieke wereld, de wereld van de faam, de civiele wereld, de marktwereld en de industriële wereld.

Alle zes de werelden zijn volgens eenzelfde model opgebouwd, maar elke wereld vult dit model als het ware op haar eigen manier in, afhankelijk van de waarden die in de betreffende wereld van belang zijn.9 Het begrip waarde speelt in de rechtvaardigingstheorie dan ook een grote rol en wordt door de auteurs als volgt gedefinieerd; “Worth is the way in which one expresses, embodies, understands, or represents other people (according to modalities that depend on the world under consideration). Worth is thus associated with a capacity for expression in general terms”.10

1.2 Literatuur

De literatuur die aan deze werelden ten grondslag ligt, bestaat uit twee verschillende bronnen. Ten eerste onderzochten Boltanski en Thévenot politiek filosofische teksten waaruit zij hun zes werelden konden destilleren. Elke tekst droeg een andere vorm van orde aan; zo vonden zij de term inspiratie

4

(16)

in Augustine’s ‘City of God’, het domestieke principe in Bossuet’s ‘Politics’, de waarde van faam en eer in Hobbe’s ‘Leviathan’, de algemene wil in Rousseau’s ‘Social Contract’, rijkdom in Adam Smith’s ‘Wealth of Nations’ en industriële efficiëntie in Saint-Simon’s ‘Du système industriel’’.

Zij kozen voor deze soort literatuur aangezien verschillende concepten van waarde met name naar boven komen tijdens onenigheid.11 Juist zulke uitingen van onderliggende principes worden door de politieke filosofieën behandeld en gesystematiseerd. De politieke teksten moeten overtuigend zijn en laten zien dat de definitie van het algemene doel en de waarden van het betreffende principe goed zijn onderbouwd. 12 Zij trachten allen een common humanity weer te geven.13

Ten tweede ondervonden de auteurs het belang van meer praktische teksten, aangezien de situaties waarin rechtvaardiging een rol spelen, vaak zeer alledaags zijn. Deze literatuur werd dus niet zozeer toegepast om bij te dragen aan het debat over rechtvaardiging, maar om actie te instrueren.14 De handleidingen, of guides, die in dit deel van het onderzoek werden geanalyseerd, werden gekozen omdat zij een duidelijke focus op de reeds op de politieke filosofieën gebaseerde waarderegimes weergaven. De handleidingen waren allen opgesteld voor gebruik in de zakenwereld, met name voor managers,15 en lichten toe hoe men zich correct gedraagt in situaties die in de verschillende werelden voor kunnen komen.16

Zo komt inspiratie terug in de tekst ‘A Creativité en Practique’ van creativiteitsconsulent Bernard Demory, harmonieuze persoonlijke relaties in Pierre Camusat’ ‘Savoir-vivre et Promotion’, PR in Christian Schneider’s ‘Principes et Techniques des Relations Publiques’, werden twee vakbondshandleidingen van de ‘Confédération Française de Travailleurs’ (CFDT) toegepast, kwam praktisch advies over zakendoen uit McCormack’s ‘What they don’t teach you at Harvard Business School’ en worden industriële productiviteit en goede arbeidscondities verenigd in Maurice Pierrot’s ‘Productivité et conditions de travail: Un guide diagnostic pour entre dans l’action’.17

Volgens Boltanski en Thévenot dienen de voorbeelden die in de handleidingen naar voren komen als een handvat voor de lezer. Laatstgenoemde kan de waarderegimes hierdoor op een praktische manier herkennen en kan zich makkelijk plaatsen in éen van de werelden.18 Ten slotte bieden de handleidingen het inzicht dat personen in de werkelijkheid niet altijd vastzitten in éen wereld, maar dat zij hier makkelijk in kunnen en mogen switchen. Zo kunnen compromissen ontstaan en worden onderbouwd.19

1.3 Grammatica

De auteurs stelden aan de hand van bovengenoemde literatuur een soort grammatica vast waarmee elke wereld kan worden ontleed en gedefinieerd. De term grammatica is afkomstig van Adam Smith, hij stelde dat; ‘the rules of justice may be compared to the rules of grammar’.20 De hoofdelementen uit deze grammatica worden dus door elke wereld anders ingevuld en zorgen samen voor een natuurlijke orde.

De belangrijkste factor die in elk regime kan worden teruggevonden is het higher common principle. Dit hogere gemeenschappelijke doel karakteriseert een wereld. Het is het principe waaruit gelijkwaardigheid en vereniging tussen de individuen in een wereld ontstaan en dat objecten en

11

Luc Boltanski en Laurent Thévenot, On justification. Economies of worth, Vert. Catherine Porter (Princeton, NJ: Princeton University Press, 2006), 12. 12 Ibid., 13-14. 13 Ibid., 13. 14 Ibid., 17. 15 Ibid. 151. 16 Ibid., 19. 17 Ibid., 153-157. 18 Ibid., 153. 19 Ibid., 17. 20

(17)

subjecten kwalificeert.21 In elke wereld is daarnaast een menselijke waardigheid te onderscheiden. Deze waardigheid is geworteld in de ‘getrouwe’ natuur van de mens en zorgt ervoor dat men zich in wil en kan zetten voor het common good, een gemeenschappelijk goed.22

Hoe personen worden gekwalificeerd hangt af van het belang van hun waarde. Dit komt naar voren in de staat van waardigheid. Waardige personen zijn de beschermers van het higher common principle en dienen als referentiepunten voor de minder waardigen in een wereld23; “The polity is identified by the state of worthiness and to reach that state is to be identified with the polity”.24 De verhouding tussen de minder en meer waardigen wordt vastgelegd in de relatie van waarde.25 En de natuurlijke relaties tussen personen krijgen door middel van werkwoorden vorm (eren, kopen, functioneren).26

Echter kunnen naast subjecten, ook objecten waardig of onwaardig zijn. Objecten kunnen zowel attributen of mechanismen van waarde zijn, zoals in de filmwereld de beleidsnota’s, maar ook een type filmcamera of de bekende naam van een regisseur. Daarnaast kunnen mensen door middel van het hebben of toepassen van wereldspecifieke objecten, meer waarde verkrijgen.27

De investeringsformule houdt in dat er een balans in waarden wordt bewerkstelligd door een opoffering te verbinden aan het verkrijgen van waarde.28 Deze formule moet door de harmonieuze inhoud van de natuurlijke orde gelijkwaardig worden gedistribueerd, zodat een ideaal kan worden bereikt.

Een model test geeft het hoogtepunt in een situatie aan dat de meest waardige personen kan onthullen, of juist kan ontmaskeren.29 Verder kan de manier van waardebepaling per wereld verschillend worden geuit en representeert de vorm van bewijs de kennis welke passend is bij de betreffende wereld.30 Ten slotte is ook een afbreuk van de staat mogelijk.31

In bijlage 1; De verschillende werelden uiteengezet in het grammaticamodel van Boltanski, Thévenot & Chiapello is een duidelijk overzicht te vinden van de invulling van de hierboven beschreven onderdelen van de grammatica per waarderegime. Het schema geeft wat meer structuur aan de toelichting van de verschillende waarderegimes die later in dit hoofdstuk is te vinden. In die meer gedetailleerde omschrijving trachtten Boltanski en Thévenot de kritische distantie van de lezers geheel weg te nemen. ‘Zodat zij volledig in de beschreven wereld kunnen duiken en er een zekere realiteit wordt geschapen’.32

1.4 Een nieuwe wereld

Echter bleef het niet bij de zes werelden. In 2005 breidde Boltanski de theorie uit, samen met co-auteur Eve Chiapello, in het boek ‘The New Spirit of Capitalism’. Boltanski en Chiapello beschreven in dit boek hun onderzoek naar de ideologische veranderingen die hebben bijgedragen aan de transformaties van het kapitalisme gedurende de afgelopen decennia.33

Zo wisten zij drie verschillende ‘kapitalismen’ te onderscheiden. Het eerste kapitalisme ontstond aan het einde van de 19de eeuw, het werd geassocieerd met de bourgeoisie en betrof kleine familiale

21

Adam Smith, The Theory of Moral Sentiments, ed. D.D. Raphael en A.L. Macfie (Oxford: Clarendon, 1976 (1759)), 140-141.

22

(18)

bedrijven. Het tweede kapitalisme, welke zich ontwikkelde tussen de jaren ’30 en de jaren ’60, was een stuk onpersoonlijker. Het werd gekenmerkt door de opkomst van grote bedrijven, bureaucratisering, het hebben van een aanzienlijke ploeg academisch opgeleide werknemers en éen centraal figuur; de directeur of manager, op wie de spirit (mobilisering, enthousiasmering) gericht was. De derde vorm van kapitalisme, waarmee we tegenwoordig te maken hebben, moet zich spiegelen aan de globalisering waarin nieuwe technologieën worden toegepast.34

Boltanski en Chiapello stellen dat in de geschiedenis van het kapitalisme, diens transformaties altijd hand in hand gingen met fundamentele veranderingen in de condities van leven en werken van de werknemers in de maatschappij.35 Dit geeft aan dat de apparatus achter het kapitalisme, bestaande uit rechtvaardigende argumenten betreffende het bestaan van een spirit of capitalism, niet alleen wordt opgebouwd uit economische factoren, maar bijvoorbeeld ook kan ontstaan vanuit een sociale achtergrond.36 Daarnaast vormt de invloed van kritiek op het kapitalisme een belangrijk deel van de theorie van de Franse auteurs. De kritiek zal de spirit namelijk juist voeden, doordat het kapitalisme zich zal proberen te verdedigen of aan te passen. De aanleidingen tot protest vanuit de samenleving zijn bijvoorbeeld ontgoocheling, onderdrukking of egoïsme,37 de soorten kritiek kunnen worden opgesplitst in een artistieke en een sociale variant.38

De auteurs analyseerden vele teksten binnen de managementliteratuur, die door de jaren heen het denken over de reorganisatie van de business cultuur en haar werknemers hebben gevormd. Zij stelden hiervoor twee corpora op, ten eerste éen met literatuur uit de jaren ’60 (’59-’69) en ten tweede een corpus uit de jaren ’90 (’89-’94). Door analyse van de corpora kon zowel een reflectie op de maatschappij en de voornaamste werkwijze hierin, als een invulling van de spirit of capitalism van deze jaren worden opgesteld.39

Éen van de uitkomsten van de analyse is dat de hiërarchische Fordistische werkstructuur vanaf het midden van de jaren ’70 door het kapitalisme werd verbannen. Betreffende het neo-management stellen Boltanski en Chiapello; “In the new world, anything is possible, since creativity, reactivity and flexibility are the new watchwords”.40

Aan onderstaande cijfers is te zien dat de network logic in de jaren ’90 naar de tweede plek is gestegen en dat zij ook bijna tweemaal zoveel publicaties omvat dan de nummer twee (domestic logic) van de jaren ’60.

The presence of the seven worlds in each corpus 41

1960s 1990s

Industrial logic 6764 Industrial logic 4972

Domestic logic 2033 Network logic 3996

Market logic 1841 Market logic 2207

Civic logic 1216 Domestic logic 1404

Network logic 1114 Inspirational logic 1366

Inspirational logic 774 Civic logic 793

Renown logic 479 Renown logic 768

Kunstsocioloog Pascal Gielen sluit in zijn boek “The Murmuring of the Artistic Multitude” (2009) aan bij dit gedachtegoed. Gielen analyseert het fenomeen globalisering en haar effecten op onze

34

Luc Boltanski en Laurent Thévenot, On justification. Economies of worth, Vert. Catherine Porter (Princeton, NJ: Princeton University Press, 2006), 19.

35

Luc Boltanski en Eve Chiapello, The New Spirit of Capitalism, Vert. Gregory Elliott (London, New York : Verso, 2005), 18.

(19)

samenleving. Hij stelt dat globalisering het best gedefinieerd wordt door McLuhan’s metafoor van de global village. De globalisering heeft er namelijk voor gezorgd dat de wereld zich steeds meer als een dorp is gaan gedragen. Afstand en tijd lijken door het fenomeen te worden verkleind en versneld, waardoor materialen, mensen en informatie zeer snel kunnen worden verspreid. Deze uitwisseling vindt met name plaats door middel van het wereldwijde netwerk met haar subnetwerken.42 Factoren die hebben bijgedragen aan de globalisering zijn onder andere; de opkomst van de massamedia en nieuwe communicatiemiddelen, de digitalisering, het goedkoper worden van reizen en de ontwikkeling van vervoermiddelen en het openstellen van grenzen. Omtrent dit laatste aspect kan de val van de Berlijnse muur in 1989, waardoor Oost en West naar elkaar open werden gesteld, als startpunt van de moderne globalisering worden beschouwd. 43

Naast de toepassing van nieuwe communicatie-technologieën, zijn een aantal van de belangrijkste termen binnen de globaliseringstheorie; het opkomende neo-liberalisme met haar vrije marktmodel en het Post-Fordisme dat daardoor in kan treden. Vooral deze laatste factor is interessant om kort toe te lichten in verband met de management- en organisatieteksten van Boltanski, Thévenot en Chiapello.

In de werksfeer is in de afgelopen decennia een overgang van een Fordistisch naar een Post-Fordistisch, ook wel Toyotisch, productieproces te zien. De verandering is vooral te kenmerken door de omslag van materieel naar immaterieel werk en daarmee ook de nadruk op productie van immateriële goederen en diensten in plaats van materiële goederen. De symbolische waarde overtreft hierin de gebruikswaarde.44 Gielen haalt de Italiaanse filosoof Paolo Virno aan. Virno schrijft over het immateriële werken dat de centrale kwaliteiten van zowel de werkgever als de werknemer binnen deze werksfeer; mobiliteit, flexibele werktijden, communicatie en taal, het overal kunnen ‘inpluggen’ van je werk, speelsheid, teamwerk en aanpassingsvermogen zijn.45 Vele kunstenaars of creatieve zielen kunnen zich sterk identificeren met deze immateriële werker.46 Gielen stelt zelfs de hypothese op dat de wortels van het Post-Fordisme in de kunstwereld liggen, waar een dergelijke wijze van werken al lange tijd wordt uitgeoefend. Deze manier van werken is vervolgens door middel van de globalisering uitgewoekerd naar andere componenten van onze maatschappij.

Zo ontstond er door het verloop van tijd en de maatschappij die zich daar aan aanpaste, plaats voor een nieuwe wereld. Deze zevende wereld wordt door Boltanski en Chiapello de project- of netwerkwereld genoemd. In latere analyse van de werelden en haar hoofdbegrippen zal duidelijk worden dat deze nieuwe wereld de andere werelden en hun waarden vaak overlapt. Het kan soms worden beschouwd als een aangepaste, modernere versie van éen van de ‘oudere’ waarderegimes. Hieronder wordt een korte omschrijving van alle waarderegimes, ofwel werelden, gegeven.

1.5 De zeven werelden

1.5.1: De geïnspireerde wereld

De geïnspireerde wereld is een wereld waar verandering en transformatie met open armen worden ontvangen. Personen die in deze wereld functioneren zijn niet ondergeschikt aan industriële maatregelen, verstand of technologische zekerheden, maar verkiezen het extravagante en imaginaire en voelen zich thuis in informele situaties.De kunstenaar kan zich dan ook vaak goed vinden in deze

42

(20)

denkwijze. De passie die hen drijft en ervoor zorgt dat zij nieuwe werelden door middel van kunst willen creëren wordt opgewekt door inspiratie.47

De in het opzicht van inspiratie meest waardige personen worden vaak door de andere werelden veracht, aangezien zij arm, afhankelijk of nutteloos kunnen zijn. Dit geldt voor kinderen, die nog onbevangen en enthousiast zijn, maar ook voor zwakzinnigen en vele kunstenaars.48 De geïnspireerde persoon is geneigd om te dromen en te verbeelden, om in affectieve relaties te stappen waarin creativiteit wordt gestimuleerd. Door zichzelf in een zoekende en vragende staat op te stellen, kunnen door middel van cinema, literatuur, schilderijen en theater nieuwe universa en dus transformaties teweeg worden gebracht.49

De geïnspireerde persoon durft zichzelf irrationeel te noemen.50 Gezien het bewijs in deze wereld de vorm van een gevoel aanneemt en het niet de validiteit van anderen benodigd,51 maakt het de modeltest weinig tot niet objectief. Juist op deze manier beschermt de wereld zich van de mening van anderen.52

Mensen worden in deze wereld meer of minder waardig geschat door de mate waarin zij capabel zijn om inspiratie te ervaren. Deze staat van waardigheid wordt geuit in de vorm van verlichting, een innerlijke beweging dat alles spontaan en onvrijwillig overneemt,het is iets wat je overkomt. De staat wordt dan ook geopenbaard door gevoelens en passies en om hier toe te komen moet men luisteren naar dromen en fantasieën.53 Deze manier van vertalen vanuit het innerlijke is heel anders dan in de andere werelden, met name dan in de industriële wereld. In de geïnspireerde wereld is geen enkel traject routinematig en dus voorspelbaar of saai.54

Om toegang tot de geïnspireerde wereld te krijgen moet iemand durven om alles om hem heen in twijfel te trekken, om routines links te laten liggen en om risico’s aan te gaan.55 Men stelt dan ook dat kennis verworven door educatie een obstakel kan vormen voor het vormen van waarde, het beperkt namelijk de verwondering en het enthousiasme dat van oorsprong in de persoon zit.56 Dit betekent echter niet dat alle educatie moet worden afgezworen, deze opmerking is meer bedoeld om aan te duiden dat een keten van toevallige gebeurtenissen soms eerder tot waardigheid kan leiden. Geen enkele filmregisseur of wetenschapper zal ontkennen dat hij niet keer op keer succes heeft. Hij of zij weet dat mislukkingen mee moeten worden gemaakt voordat een goede uitkomst op zal treden.57

Op een peak moment manifesteert de inspiratie zich plotseling. Het zit in de natuur van inspiratie dat een klein vonkje, een spark, een groot idee kan ontketenen.58

De geïnspireerde wereld komt ten val wanneer men met beide benen op de grond wil staan.Een persoon trekt zich terug uit de dromerige staat en hecht belang aan sociale posities en externe tekenen van succes, waar men normaal gesproken in de geïnspireerde wereld geen enkele notie van heeft.59

47

(21)

1.5.2: De domestieke wereld

Generatie, traditie en hiërarchie; dat zijn de kernbegrippen van de domestieke wereld. Domestiek wil niet zeggen dat het alleen familiale relaties betreft, maar dat de keuring van wat rechtvaardig is in de sfeer van persoonlijke relaties plaatsvindt.Mensen worden gekwalificeerd en krijgen waarde door hun positie in een hiërarchie, een keten van persoonlijke afhankelijkheid.60 Om hun plaats te bepalen wordt bijvoorbeeld gekeken naar een titel, kleding of eventuele tattoos. Dit met het doel de onzekerheid in situaties van persoonlijke ontmoeting te kunnen beperken, door iemand ‘juist’ in te kunnen schatten.61

Deze waarde stamt af van de behoefte van mensen om zichzelf in persoon te presenteren in de aanwezigheid van anderen, met als doel de eigen status te openbaren. De behoefte ligt ook ten grondslag aan de interesse die wordt gehaald uit alles wat met het lichaam, zoals haar kleding, heeft te maken. Objecten worden in deze wereld dan ook niet gewaardeerd om hun eigen waarde, maar om de wijze waarop zij bijdragen aan hiërarchische relaties tussen mensen. Objecten kunnen bijvoorbeeld iemand zijn positie, baan of status helpen te identificeren.62

Door persoonlijke afhankelijkheid en ondergeschiktheid wordt een sterke band tussen de waardige en minder waardige personen in de domestieke wereld tot stand gebracht. In familiaal verband zijn grootouders en ooms en tantes waardiger dan kinderen en kan de vader als het beginsel van de samenhang van de familie worden beschouwd. Een koning of een directeur van een bedrijf speelt als het ware dezelfde vaderrol.63 De verhouding van een meerdere tot zijn ondergeschikte kan dan ook altijd in het beeld van de vader worden vormgegeven, aangezien de vader de incarnatie van de traditie is.64

Vertrouwen is van groot belang voor de hiërarchie. Men is waarde verschuldigd aan de meerdere, aangezien de meerdere hem aan zijn eigen persoon heeft verbonden door middel van zijn naam, hofhouding, bedrijfsimago enzovoorts.65 Men moet de meerdere of teamleider dan ook niet onwetend houden over problemen, maar eerlijkheid en respect bieden.66 Andersom is de superieure juist ook verantwoordelijkheid en verplichtingen schuldig aan zijn mensen. Zij geven namelijk body aan zijn entourage of zijn team, waarmee de meerdere zelf waarde kan genereren.67 Hiervoor moet hij soms zijn eigen belangen en egoïsme aan de kant zetten. De twee groepen staan dus niet apart van elkaar, maar zijn uit hetzelfde hout gesneden. Dit uit zich in trots, respect, schaamte en een klimaat van begrip.68

Discreet en goed opgevoed zijn staan hoog in het vaandel in de domestieke wereld. Zo uit een filmregisseur zijn goede opvoeding door goedaardig en behulpzaam naar zijn crew te zijn. Onder discretie wordt verstaan dat men weigert naar roddels te luisteren of ze door te geven.69 Goed worden opgevoed is de plicht van ouders. Het houdt in dat men weet hoe men zich moet aanpassen op een correcte manier in alle mogelijke omstandigheden.70 Een goed opgevoede persoon combineert een houding van terughoudendheid met zelfverzekerdheid en evenwicht.71 Goed gedrag

60

(22)

moet al in de jonge jaren worden bijgebracht, want het wordt mede aangeleerd door imitatie. Zo spelen kinderen graag ‘volwassene’.72 Op deze manier kan goed gedrag een gewoonte worden, domestiek waardige personen handelen namelijk natuurlijk, het is een regeling ingesloten door het lichaam. 73

Objecten en afspraken worden in deze wereld gezien als een manier waarop mensen hun eigen en elkaars waarde bevestigen.74 Een cadeautje kan zorgen voor een vriendschapsband en vraagt om iets, ondermeer een bedankje, retour. Nieuwjaarswensen en verjaardagskaartjes scheppen een familieband. Echter kan de kleinste blunder consequenties hebben voor de situatie en kan het deuren sluiten.75

Het professionele leven kan niet worden onderscheiden van het familieleven, het heeft altijd invloed op de thuissituatie en vice versa. Door middel van vieringen als kerstmis, bruiloften en (Oscar-) nominaties worden nieuwe posities bepaald en vindt als het ware een nieuwe distributie van waarde plaats.76

De totstandkoming van een harmonieuze domestieke wereld kan alleen plaatsvinden wanneer mensen worden samengebracht.77 Op deze momenten valt ook de ware aard van de meest ontoereikende mensen op. Zij zijn onbeleefd en willen graag opvallen. Ze zullen hun superieuren tegenspreken en het hen moeilijk maken.78

Verraad, als tegenhanger van vertrouwen, is de grootste vorm van incompetentheid aangezien het hiërarchieën kan opbreken. De persoon die verraad pleegt sluit zichzelf hierdoor uit en verwordt tot een non-entiteit.79

1.5.3: De wereld van de faam

“Everyone will have fifteen minutes of fame”, deze beroemde uitspraak van kunstenaar en filmmaker Andy Warhol legt de kern van de wereld waarin faam centraal staat moeiteloos vast. Alleen faam, ofwel roem en bekendheid, telt in deze wereld. Waardige mensen zijn mensen die zichzelf weten te onderscheiden, die zichtbaar zijn in de samenleving en hierdoor herkend worden. De bekendheid is afhankelijk van de overredingskracht en het informatieve karakter van de persoon of het object en de hoeveelheid aandacht die vervolgens aan hem of het wordt geschonken.80

Alleen de mening van anderen is hetgeen dat waarde kan verschaffen. Het succes van een persoon wordt door anderen vastgesteld.Dit betekent dan ook dat minder waardigen alleen relevant zijn in de vorm van publiek, aangezien de mening van het publiek de realiteit van de wereld vormt.81 Het probleem in deze wereld is echter dat men weinig waarde hecht aan herinnering. Zoals bovenstaande quote bevestigt; bekende, waardige mensen kunnen van de ene op de andere dag worden vergeten.82

Iedereen heeft de mogelijkheid om tot de hoogste staat van waarde te komen, want iedereen heeft het in zich om bewogen te worden door zelfliefde. Deze liefde voedt het verlangen om herkend te worden en om respect te ontvangen. Dit zou ook de drijfveer van een beginnende filmregisseur

72

(23)

kunnen zijn om mensen te vertellen dat zijn film op het Nederlands Film Festival is vertoond. Op deze wijze hoopt hij dat het imago van het festival op hem weerspiegelt.83

De prijs die moet worden betaald om bekend en dus waardig te worden, is geen geheimen meer te hebben. Alles van de persoon moet worden onthuld, aangezien het publiek niet van verborgen informatie houdt. Een filmster geeft dan ook niet alleen haar privé-leven op, maar meet zichzelf ook een andere houding en eventueel zelfs een toegankelijker taalgebruik aan, speciaal voor het publiek. De waardige personen includeren de minder waardigen, omdat de laatstgenoemden zich kunnen identificeren met de waardige mensen; zoals een fan met een popster. Ook identificatie met succesvolle objecten is mogelijk en door middel van deze objecten kan weer identificatie plaatsvinden met de ster die het object vertegenwoordigd.84

Het feit dat de wereld van de faam geen waarde hecht aan de herinnering maakt haar extra fragiel.85

Het zorgt er ook voor dat bepaalde mensen verantwoordelijk zijn voor het focussen van de aandacht op de waarde. Dit wordt onder andere door opinieleiders als journalisten, woordvoerders en persbureaus gedaan.86 De relatie van personen wordt uitgedrukt in termen van invloed en wanneer men maar flink aan zulke invloeden wordt onderworpen, creëert zich vanzelf een tendens; een standaard. Invloeden circuleren zoals een gerucht in een communicatienetwerk. ‘Er gehoord van hebben’ wordt al snel gekoppeld aan ‘ergens kennis van hebben’.87 Met name de pers is altijd snel in het echoën van de geruchten.88 Daarom is het voor een bedrijf of persoon belangrijk een goede public relations policy, met goede contacten met de pers, te hebben.

Het publiek speelt hier een duale rol. Zij is toeschouwer en ontvanger van de informatie van onder andere de pers, maar is ook een actor in het proces door te praten over de informatie tegen ander, nieuw publiek. Door hier op in te spelen, kan een communicatief netwerk gemakkelijk worden gemanipuleerd en een gewenst imago de wereld in worden geholpen.89

De juiste samenstelling van objecten kan de toegang tot faam versnellen. Het hebben van een merknaam, een stijl, een embleem zijn manieren om het communiceren van een mening naar een groot publiek eenvoudiger te maken. Ook een goede campagne, posters, audiovisuele producties en interviews kunnen bijdragen aan de verspreiding van de faam.90 Hier moet constant voor worden gewerkt, want wanneer een journalist niet terugkeert naar een onderwerp is dat omdat hij denkt dat het publiek er ‘genoeg van heeft gehad’ en dat andere informatie nu belangrijker is.91

Personen of dingen kunnen dus alleen waarde verkrijgen door zichtbaar en vergelijkbaar voor het publiek te zijn. De presentatie en demonstratie werken als het medium.92 De keerzijde is om niet gezien te worden, om geen enkel imago te hebben, om totaal onbekend te zijn. Onwaardige personen zijn maar ‘gewoontjes’ of hebben een lang vergeten imago.93 De afbreuk van de wereld van de faam is om als persoon of ding te helemaal te verdwijnen.94

83

(24)

1.5.4: De civiele wereld

Het meest karakteristieke aan de civiele wereld is dat men de meeste waarde hecht aan systemen die geen individuen, geen personen zijn. Het collectief staat in deze wereld centraal. De waarde van personen kan dan ook alleen enigszins in overweging worden genomen wanneer zij tot een collectief behoren, of wanneer zij deze representeren.95

Het probleem van de waardige, collectieve persoon is dat zij zelf geen letterlijke belichaming heeft.96 Ondanks dat de wereld zelf aanneemt dat een collectief voorzien van een civiele status een eigen persoonlijkheid is, wordt dit door de andere werelden tegengesproken.Collectieven doen er dan ook alles aan om een materieel bestaan te verwerven. Dit doen zij door hoofdkantoren te verwerven en door haar aanwezigheid kenbaar te maken.97 Om de belangen van het collectief in materie uit te drukken worden objecten als type- en kopieermachines aangeschaft en worden brochures, posters en nieuwsbrieven vervaardigd. Ook worden een duidelijke definitie van de organisatie, een slogan, beleid, embleem en acroniemen toegepast om het belang van het collectief te kunnen identificeren en om de keuze van individuen, over waar zij lid van zouden willen worden, duidelijker te maken.98 Een collectief is namelijk afhankelijk van lidmaatschap en dus past het een bewuste, actieve mobilisering en rekrutering toe om individuen samen te kunnen brengen en te hergroeperen in éen enkel persoon.99

Een relatie van gelijkwaardigheid kan tussen mensen worden gecreëerd doordat zij allen bij een collectief behoren dat hen overkoepelt. Hiervoor moet de eigen wil ondergeschikt worden gemaakt aan de algemene wil. Wanneer men zich hiervan bewust wordt treedt de neiging op om zich te organiseren, in een union of all. Een collectieve arbeidersorganisatie, zoals de Dutch Directors Guild, staat dus open voor alle arbeiders, wat hun politieke of filosofische mening, nationaliteit of sekse dan ook moge zijn. Alle collectieven zijn zelf onderdeel van een groter collectief, waarvan de meest inclusieve de mensheid is.100 Waarde wordt gekwalificeerd naar aanleiding van hun afmetingen.101 In de politiek is de democratie de meest geschikte vorm voor de manifestering van het algemeen belang. 102

Zoals al kort genoemd kan een individu wel enige waarde verkrijgen wanneer hij of zij een collectief representeert. Als vertegenwoordiger wordt hem de autoriteit en de capaciteit verleend om macht uit te oefenen en namens de rest te spreken.103 De vertegenwoordiger wordt als meer waardig gezien omdat het zijn roeping is om de verlangens van de massa te vertalen en te uiten.104

Het is van belang om de legitimiteit en onafhankelijkheid van de persoon die dit mandaat verkrijgt te verifiëren.105 Een afstandelijkheid garandeert de kandidaat zijn autonomie en vrijheid van meningsuiting.106

Gezien de eigengereidheid die in de mens haar natuur zit is de solidariteit, waardoor personen de collectieve interesses boven hun individuele interesses plaatsen, moeilijk te handhaven.107 Verdeling

95

(25)

staat voor chaos.108 De civiele wereld stort in wanneer de collectieven ontbinden in subgroepen, wanneer men zwicht voor het particuliere.109

1.5.5: De marktwereld

In de marktwereld wordt alles voortgedreven door de verlangens van individuen. Dit verlangen beslaat het willen bezitten van (zeldzame) goederen, waardoor competitie en concurrentie ontstaan.110 De individuen zijn zowel klanten als verkopers en gaan relaties met elkaar aan als zakenlieden.111

Concurrentie speelt hier dezelfde rol, als de conventies die het higher common principle in de overige werelden dienen.112 Het is haast paradoxaal te noemen dat het streven naar een egoïstisch verlangen juist leidt tot een common good.113

De marktwaarde is de prijs van een product.114 Deze prijs moet acceptabel zijn en corresponderen met de werkelijke waarde van het product. Geld is in de marktwereld de maat van alle dingen.115 Waardige objecten zijn verkoopbare goederen die een sterke positie op de markt hebben. Waardige subjecten zijn rijk, zij zijn miljonairs die ‘het betere leven’ leiden. Hun rijkdom staat hen toe te bezitten waar anderen slechts van kunnen dromen.116 Hun rijkdom is evenredig aan hun eigen waarde. Dit wordt uitgedrukt in succes; men is een winnaar, een top dog. Het gebrek aan kapitaal om goederen te kopen of verkopen, onthoudt arme mensen er van enige waardigheid te kunnen verkrijgen.117

De ruimte waarin de marktwaarde zich kan ontwikkelen kent geen enkele grens. De omloop van goederen en personen is vrij. Zakenlieden denken dan ook groots, zij overzien de wereldmarkten en sluiten internationale deals. Ook omvat de marktwaarde geen constructie van tijd. De staat van waardigheid bevat namelijk geen herinnering aan het verleden, noch een plan voor de toekomst. Zaken kunnen enorm op de tijd vooruitlopen en de sprint naar de top nemen, maar voor hetzelfde geld gaat men van de éen op de andere dag failliet. Dit is part of the game. Instabiliteit impliceert in de marktwereld dan ook geen mankement, zoals dat wel in de industriële wereld zou worden gesteld.118

In de marktwereld worden mensen dus van elkaar losgekoppeld, maar zij grijpen graag de mogelijkheid om te engageren in een transactie.119 De handelsnetwerken kunnen echter ook goed worden vergeleken met de hiërarchische relaties waarover in de domestieke wereld wordt gesproken. Aangezien niet iedereen zijn wensen even goed kan vervullen, door zeldzame goederen aan te schaffen, omvat de rijkste de anderen door het verlangen dat die anderen koesteren ten aanzien van de rijkere zijn bezit.120

108

(26)

Wanneer personen in deze wereld aan elkaar gekoppeld zijn, doen zij zaken.121 Afspraken zijn consistent wanneer de handelende personen van dezelfde waarde zijn en wanneer het product goed gepositioneerd is ten aanzien van zowel de koper als de verkoper.

Een handelsdeal kan alleen standhouden als de betrokken personen elkaar ontmoeten en face-to-face overleggen, ver van de invloed van anderen. Zij mogen de concurrentie nooit onderschatten. De test in deze wereld is het moment waarop, nog onzeker in haar uitkomst, een deal wordt gesloten en het contract wordt ondertekend.122

De val van de marktwereld wordt gevat in een lange traditie van kritiek op de ijdelheid die al het bezit van de rijken met zich meebrengt. Men zou volgens de traditie meer afstand moeten nemen tot materiële rijkdom.123 Of zoals de filosoof Seneca sprak; “I own my riches, yours own you”.124

1.5.6: De industriële wereld

Technologische objecten en wetenschappelijke methodes vinden hun plek in de industriële wereld.125 De orde van de wereld komt tot stand door de efficiëntie van haar inwoners, van hun vermogen, hun productiviteit en capaciteit om praktisch te reageren op behoeften.

Deze functionaliteit wordt uitgedrukt in een organisatie. Efficiëntie is in feite vastgelegd in een regulier verbond tussen doel en effect.126

Personen zijn waardig wanneer zij functioneel, operationeel en professioneel zijn. Zij uiten hun capaciteit door zichzelf te integreren met de machinerie.127 Personen krijgen een professionele kwalificatie die als een hiërarchie kan worden weergegeven; bijvoorbeeld regisseur, cameraman, productie-assistent.128

Het menselijk lichaam is het primaire gereedschap van de wereld, het bezit een potentieel voor activiteit. Objecten van een industriële aard zijn met name bedoeld om het lichamelijke werk uit te breiden. De objecten zijn instrumenten zoals kapitaal, die worden ingezet om een taak van productie mogelijk te maken.129

Subjecten zijn onwaardig wanneer zij onproductief, ongemotiveerd, afwezig of werkloos zijn, of werk van een lage kwaliteit leveren. Objecten zijn onwaardig wanneer zij persoonlijk zijn, of wanneer zij zich falen te ontwikkelen en ouderwets aandoen.130

Een goede functionering van de personen biedt de mogelijkheid om de gang van zaken van de organisatie in de toekomst te voorspellen. Zo wordt een temporaliteit gevormd. Morgen is wat in deze wereld telt; de machines van morgen, de arbeiders van morgen, de organisatie van morgen.131 Gereedschappen worden in de industriële wereld dan ook verlengd tot procedures.132 Om de temporaliteit vast te kunnen leggen worden schema’s, kalenders en begrotingen bijgehouden.133 Zij

121

Luc Boltanski en Laurent Thévenot, On justification. Economies of worth, Vert. Catherine Porter (Princeton, NJ: Princeton University Press, 2006), 201. 122 Ibid., 202. 123 Ibid., 203. 124

Lucius Annaeus Seneca, De Vita Beata (on the happy life), Vert. John Basore, in Moral Essays Volume II (Cambridge: Harvard University Press Loeb Classical Library, 1932), 157 (22.5).

125

(27)

worden toegepast als gereedschappen om de tijd mee te meten, zo kan periodieke vooruitgang in fasen en deadlines worden vastgelegd.134

Ook de meetbare ruimte wordt vastgelegd, dit door middel van bouwplannen, grafieken en geraamtes.135 Men houdt dus van standaardisatie en formalisatie.136

De investering die in de industriële wereld wordt gedaan is die van voortgang en ontwikkeling. De industriële waarde heeft deze dynamiek nodig om veroudering tegen te gaan.137 Hiermee probeert men controle te behouden en verantwoordelijk te handelen met zicht op de toekomst.138

Harmonie bestaat in de industriële wereld uit een technisch voorspelbaar universum.139 De wereld kan dan ook ten val komen wanneer men die harmonie verstoort door achter te blijven in ontwikkeling en niet mee te gaan met de technologie van de toekomst.140

1.5.7: De project- of netwerkwereld

Hetgeen waar alles in de projectwereld mee gemeten wordt is activiteit, hierdoor wordt aan iemand of aan iets waarde verleend. Activiteit kan zowel vrijwilligerswerk als betaalt werk zijn en kan zowel stabiele als risicovolle werkzaamheden aanduiden. Door middel van activiteit kan het doel van de projectwereld worden bereikt; het leidt tot nieuwe projecten, tot uitbreiding van het netwerk en de verspreiding van connecties.141

Projecten kunnen alleen worden opgezet wanneer mensen bij elkaar komen. Voor personen is het dan ook van belang dat men actief probeert te integreren in netwerken, dat men op zoek gaat naar nieuwe mogelijkheden om mensen te ontmoeten en om projecten op te starten in plaats van geïsoleerd te blijven. Altijd in ontwikkeling blijven is een belangrijk onderdeel van de activiteit. Als netwerkend persoon is het essentieel om altijd een nieuw idee, een nieuw project in het hoofd te hebben welke samen met mensen met dezelfde interesse zou kunnen worden uitgevoerd.142

Interessant aan de projectwereld is dat alle actoren zich er van bewust zijn dat het werkverband snel tot een einde zal komen. Volgens de wetten van de wereld zouden zoveel mogelijk korte en diverse projecten het ideaal zijn. Werknemers laten hun enthousiasme hier echter niet door beïnvloeden. Aangezien zij in een dergelijk instabiel dienstverband stappen, wordt hun inzet ook wel vrijwillig genoemd.143 De wetenschap dat het project zal eindigen gaat gepaard met de hoop op een volgend project.144

De kenmerken van de waardige personen in de projectwereld zijn dat zij zeer flexibel zijn en zich gemakkelijk aan weten te passen aan veranderende culturele- en werkomstandigheden.145 Dit doet de waardige mens door risico’s en initiatieven te durven nemen en door gebruik te maken van zijn intuïtie en talenten.146 Kenmerken die ook het kunstenaarschap duiden. De waardigen zijn dus actief

134

Luc Boltanski en Laurent Thévenot, On justification. Economies of worth, Vert. Catherine Porter (Princeton, NJ: Princeton University Press, 2006), 208. 135 Ibid., 207. 136 Ibid., 210. 137 Ibid., 208. 138 Ibid., 209. 139 Ibid., 210. 140 Ibid., 211. 141

Luc Boltanski en Eve Chiapello, The New Spirit of Capitalism, vert. Gregory Elliott (Londen/ New York: Verso, 2005), 109.

(28)

en autonoom en stellen zich niet gehoorzaam op de achtergrond op.147 In deze wereld staan dan ook zowel informatief kapitaal als sociaal kapitaal in een hoog vaandel.148

Een waardig persoon is communicatief zeer vaardig, hij is gezellig, open en heeft een goed zelf-inzicht. Hij is geïnteresseerd naar anderen toe, past zich aan verschillende typen mensen aan en weet door zijn charmante houding anderen enthousiast te maken voor een project.149

De investering die door personen moet worden gedaan om het te kunnen maken in de projectwereld is om alles af te zweren dat zijn of haar beschikbaarheid zou kunnen belemmeren.150 Een huwelijk en een koophuis passen bijvoorbeeld niet in dit plaatje, maar ook eigen passies en waarden moeten opzij worden geschoven.151

De relatie tussen de meer en minder waardigen bestaat er uit dat de waardigen de netwerken zo dergelijk in de gaten houden, dat zij de inzetbaarheid van hun werknemers kunnen vergroten. Zij houden hun connecties en de voordelen die deze met zich meebrengen dus niet voor zichzelf, maar geven ook anderen de kans er profijt van te hebben. In plaats van het afsluiten van een contract, hebben de minder waardigen vertrouwen in hun bazen en hopen zij van hen te kunnen leren.152 Beroepen waarin bovengenoemde kenmerken terug komen, zijn onder andere die van mediator, projectmanager en coach. Deze personen weten hoe ze verschillende mensen samen en in contact kunnen brengen.153 De projectmanager werkt, net als een kunstenaar, in een veld van wanorde. Hij moet altijd alert zijn en blijft op zijn gemak wanneer een situatie spontaan verandert. Een hoge waardigheid kan ook worden verkregen door het hebben van expertise, intelligentie en creatieve persoonlijke kennis.154

De objecten in deze wereld bestaan voornamelijk uit moderne communicatietechnologieën, zoals het internet, computers en mobiele telefonie. Hiermee kunnen connecties op afstand goed en snel worden onderhouden.155

Het punt waarop in de projectwereld een modelproef wordt gedaan, is op het moment dat het ene project eindigt en een nieuwe wordt opgestart. Wanneer een project wordt afgesloten wordt duidelijk welke personen het meest aan het succes ervan hebben bijgedragen; zij zullen ook voor nieuwe projecten uitgenodigd worden.156

De projectwereld komt ten val wanneer het netwerk wordt afgesloten voor vernieuwing, uitbreiding of nieuwe mensen. Dit kan gebeuren wanneer een medewerker informatie voor zichzelf houdt, zo heeft slechts éen persoon of een kleine groep profijt van het netwerk en dient het niet langer het common good. Voorbeelden van afbreuk zijn corruptie, vriendjespolitiek en het functioneren van de maffia.157

1.6 Kritiek en Compromis

Boltanski en Thévenot stellen dat de kritiek en compromissen tussen de zeven werelden een belangrijke positie innemen in hun theorie. Elke wereld doet er alles aan om in harmonie te blijven

147

Luc Boltanski en Eve Chiapello, The New Spirit of Capitalism, Vert. Gregory Elliott (London, New York : Verso, 2005), 112.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoe verhouden de auteur, personages, tekst en lezer zich tot elkaar binnen het werk van Frank Westerman en op welke manier staan deze spelers in relatie met de werkelijkheid buiten

Als groepen zo langs elkaar heen leven, verschillen, geen contact hebben en soms weinig perspectief hebben, ligt er een loodzware opgave voor de sociale professional in de

Daarbij moet opgemerkt worden dat bij ondersteuning van de overheid het niet gaat om het verstrekken van subsidies, maar meer om de ontsluiting van kennis en het bieden van

De online-games – het type games waarbij virtuele werelden een belangrijke rol spelen – blijken, zoals de auteurs zelf aangeven, immers vooral.. populair onder

Met de Herschel Space Observatory, die later dit jaar gelanceerd zal worden, zullen we de vorming en evolutie van water kunnen volgen bij lichte sterren vergelijkbaar met onze

With the Herschel Space Observatory, which will be launched later this year, we will be able to follow the formation and evolution of water in low-mass stars comparable to our

Het kan op zijn minst bevreemding wekken dat archivarissen deze waar- deringsdiscussie lange tijd alleen aan historici hebben overgelaten, met als gevolg dat de invloed van

Dagevos, 2011). 23,9% van de respondenten geeft aan voor altijd in Iran te willen wonen met als.. Ahmad Moradi Master Thesis Real Estate Studies 7 belangrijkste reden