• No results found

Pressiegroep Auteursfilm en Zwartboek

Hoofdstuk 2: Nederlandse organisatieomschrijvingen

2.3 Dutch Directors Guild

2.3.5 Pressiegroep Auteursfilm en Zwartboek

In het najaar van 2004 richtte de DDG, samen met de Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten (NVS) en het Netwerk Scenarioschrijvers de werkgroep Pressiegroep Auteursfilm; PAf! op. Dit initiatief werd genomen omdat de regisseur een grote rol speelt in de internationale wereld van de auteursfilm. Echter is het al vanaf 2003 duidelijk dat er binnen het

330

Dutch Directors Guild, “Jaarverslag 2003.” Publicaties - Dutch Directors Guild Online, <http://www.directorsguild.nl/paginas/view/24>, 6.

331

Dutch Directors Guild, “Jaarverslag 2005.” Publicaties - Dutch Directors Guild Online, <http://www.directorsguild.nl/paginas/view/24>, 8.

332

Dutch Directors Guild, “Jaarverslag 2004.” Publicaties - Dutch Directors Guild Online, <http://www.directorsguild.nl/paginas/view/24>, 8.

333

Dutch Directors Guild, “Jaarverslag 2002.” Publicaties - Dutch Directors Guild Online, 25 februari 2003, <http://www.directorsguild.nl/paginas/view/24>, 10.

334

Dutch Directors Guild, “Jaarverslag 2004.” Publicaties - Dutch Directors Guild Online, <http://www.directorsguild.nl/paginas/view/24>, 6.

335

Ibid.

336

Nederlandse filmbeleid vooral aandacht wordt besteed aan publieksfilms en marktwerking binnen grote filmprojecten. PAf! organiseerde dan ook verschillende expertmeetings om de auteursfilm nieuw leven in te blazen.337 De aanbevelingen die uit de bijeenkomsten voort kwamen zijn onder meer naar het Ministerie van OCW doorgestuurd.338 De doelstellingen van de werkgroep werden als volgt omschreven;

1) Het aantal, budget en kwaliteit van de Nederlandse auteursfilm verhogen, waardoor het aanbod versterkt.

2) Zowel op nationaal als internationaal niveau de Nederlandse auteursfilm als kunstuiting beter in de markt zetten.339

In 2006 werd voor het eerst in de Nederlandse beleidsgeschiedenis een aparte beleidsnotitie geheel gericht op filmbeleid gepubliceerd. Het betrof de Filmbrief van staatssecretaris Medy van der Laan. Van der Laan maakte in de brief onder andere bekend dat het budget van het Filmfonds flink zou stijgen en dat zij over aanpassingen in het beleid van het fonds wilde spreken. De DDG stelt dat dit nieuws zowel voor PAf! als de artistieke film ‘een grote zege’ was.340 Wel werd door het gilde opgemerkt; “De scope van de Filmbrief is echter uiterst beperkt. Documentaire, animatiefilm, relevante aspecten van de Publieke Omroep en digitalisering komen niet of nauwelijks aan bod”.341 Samen met het Netwerk Scenarioschrijvers stelde de DDG dan ook een reactie op de Filmbrief op. Een andere actie waar de DDG in 2004 in deel nam betrof het zogenaamde Zwartboek. Dit ‘boek’ bestond uit de, negatieve, ervaringen van onafhankelijke filmmakers tijdens projecten met de publieke omroep. De makers kregen namelijk te maken met zeer sterke prijsverlagingen van hun diensten; onder meer regie, camera, geluid en montage. De verlaging van het budget zorgde voor minder werkgelegenheid, een gevaar voor (eenmans-) filmbedrijven en een grote druk op de inhoudelijke kwaliteit van programma’s. In deze kwestie werd ook de tegenstrijdigheid met het McKinsey-rapport aangehaald. Volgens het rapport mogen “besparingsmogelijkheden geen afbreuk doen aan de continuïteit en de versterking van de programmatische en vernieuwende kwaliteit van de publieke omroep”.342 De Federatie Filmbelangen heeft het Zwartboek vervolgens aangeboden aan de staatssecretaris. Als gevolg hiervan werd door OCW een ‘quick scan’ uitgevoerd die inderdaad aan kon tonen dat de bezuinigingen niet op een juiste en redelijke wijze waren doorgevoerd door de publieke omroep. In het jaarverslag van 2004 wordt echter aangegeven dat de omroep in dat jaar nog niet heeft gereageerd op het rapport.343 De federatie richtte in 2005 de commissie programmakwaliteit op, om het acties van Zwartboek voort te zetten.344

2.3.6: Notitie

Uit de jaarverslagen komt naar voren dat de Dutch Directors Guild een actieve organisatie is. In eerste instantie valt het op dat er vaak gedeeltes dezelfde tekst in een volgend verslag wordt toegepast, echter blijkt zij wel degelijk in ontwikkeling te blijven wanneer de beleidspunten worden doorgenomen. Verder is het interessant dat de verslagen een inzicht geven van de andere zijde van het filmbeleid; het perspectief van de maker. Al worden veel praktische zaken besproken betreffende

337

Dutch Directors Guild, “Jaarverslag 2004.” Publicaties - Dutch Directors Guild Online, <http://www.directorsguild.nl/paginas/view/24>, 7.

338

Dutch Directors Guild, “Jaarverslag 2005.” Publicaties - Dutch Directors Guild Online, <http://www.directorsguild.nl/paginas/view/24>, 8.

339

Ibid., 7.

340

Dutch Directors Guild, “Jaarverslag 2006.” Publicaties - Dutch Directors Guild Online, maart 2007, <http://www.directorsguild.nl/paginas/view/24>, 6.

341

Ibid., 7.

342

Dutch Directors Guild, “Jaarverslag 2004.” Publicaties - Dutch Directors Guild Online, <http://www.directorsguild.nl/paginas/view/24>, 9.

343

Ibid., 10.

344

Dutch Directors Guild, “Jaarverslag 2005.” Publicaties - Dutch Directors Guild Online, <http://www.directorsguild.nl/paginas/view/24>, 3.

het functioneren van filmregisseurs, valt het ook op dat het gilde een proactieve houding heeft en dat de rol van de organisatie zich ook heeft ontwikkeld door de jaren heen. In de latere jaren is te zien dat niet langer alleen het filmbeleid van de overheid van invloed is op de DDG, maar dat de DDG ook vice versa een verschil tracht te maken.

Hoofdstuk 3:

Zweedse organisatieomschrijvingen

Nadat een beeld van de Nederlandse partijen en hun beleidsstukken is geschetst, is het nu de beurt aan het Zweedse filmbeleid. In dit hoofdstuk worden van de drie organisaties die geanalyseerd worden binnen het Zweedse filmbeleid kort achtergrondinformatie; zoals geschiedenis, doelen, missies en werkwijze, uiteengezet. Het gaat om het Ministerie van Cultuur (Kulturdepartementet), het Zweedse Filminstituut (Svenska Filminstitutet) en de vereniging voor Zweedse filmregisseurs; Sveriges Filmregissörer. Ook zal worden beschreven welke documenten van de organisaties zijn geanalyseerd en welke onderwerpen in deze teksten werden en worden behandeld. Daarnaast worden de meest opvallende wijzigingen en vernieuwingen in het beleid van elke organisatie kort aan het licht gebracht.

3.1 Ministerie van Cultuur (Kulturdepartementet)

"Culture primarily provides food and energy for the soul - but also contributes to higher economic growth in society”.345

Bovenstaande uitspraak is afkomstig van de Zweedse Minister van Cultuur en Sport Lena Adelsohn Liljeroth. Zoals de titel van de minister al doet vermoeden beslaat het ‘Kulturdepartementet’, het Ministerie van Cultuur, naast culturele zaken ook het beleid voor sport. Ten derde heeft zij een aparte afdeling voor media.

De tak die zich bezig houdt met sport is voor dit onderzoek niet van belang en zal dus buiten beschouwing worden gelaten. In 2009 zijn de doelstellingen voor de cultuurafdeling opnieuw vastgelegd. Men stelt dat; “Culture is to be a dynamic, challenging and independent force based on the freedom of expression. Everyone is to have the opportunity to participate in cultural life. Creativity, diversity and artistic quality are to be integral parts of society's development”.346 Onderwerpen waar de afdeling cultuur zich mee bezig houdt zijn onder andere creatieve industrie, digitalisering van het culturele erfgoed, cultuur voor de jeugd, gender, musea, literatuur, theater, dans en muziek.

Opvallend is dat film niet zoals de andere kunstvormen onder cultuur wordt geschaard. Het filmbeleid wordt, samen met dat van radio, televisie, kranten en internationale samenwerking op cultureel gebied, door de mediasectie ontwikkeld. In de doelstelling voor het mediabeleid komen echter voor een groot deel dezelfde kernbegrippen naar voren als in het cultuurbeleid. “The objective for the media sphere is to support freedom of expression, diversity, the independence and accessibility of the mass media, and to combat harmful elements in the mass media”.347 Deze ‘beschermende factor’ is dus wel typerend voor het mediabeleid.

In de missie van het specifieke beleid omtrent film komt naar voren waarom men zo alert is op het tegengaan van schadelijke elementen in het mediabeleid. Nadat de hoofdtaken van het filmbeleid worden opgesomd, wordt gelijk vermeld dat initiatieven gericht op kinderen en jongeren prioriteit krijgen. Een andere doelgroep waar het beleid zich specifiek op richt bestaat uit vrouwelijke

345

Kulturdepartementet, Lena Adelsohn Liljeroth - Kulturdepartementet Online, <http://www.sweden.gov.se/sb/d/7877> (geraadpleegd op 23 maart 2012).

346

Kulturdepartementet, Objectives for cultural policy – Kulturdepartementet Online, <http://www.sweden.gov.se/sb/d/3009> (geraadpleegd op 23 maart 2012).

347

Kulturdepartementet, Objectives for media – Kulturdepartementet Online, http://www.sweden.gov.se/sb/d/3011> (geraadpleegd op 23 maart 2012).

filmmakers. Het debat rond gender en gelijke werkomstandigheden en kansen voor mannen en vrouwen krijgt binnen het filmbeleid veel aandacht.348

De algemene doelen die door de overheid voor het filmbeleid zijn opgesteld bestaan uit het (financieel) ondersteunen van productie, distributie en vertoning van waardevolle film in heel Zweden en het stimuleren van de lokale en regionale filmcultuur. Daarnaast promoot zij de internationale uitwisseling en samenwerking op filmgebied en wil de overheid cinematografisch erfgoed behouden en toegankelijk maken voor het publiek.349

Het Zweedse Filminstituut is de instantie die het filmbeleid voor het grootste gedeelte uitvoert, of taken aan andere partijen gedelegeerd. De werkzaamheden van het instituut worden door de overheid gefinancierd en de te besteden gelden worden vastgelegd in de zogenaamde Filmovereenkomst (Filmavtalet). In de filmovereenkomst zijn financiële afspraken vastgelegd tussen de staat en verschillende actoren in de filmwereld, zoals een aantal televisiestations, de Vereniging voor Zweedse Filmproducenten en de Vereniging voor Zweedse Filmdistributeurs. In de filmovereenkomst wordt de steun aan filmproductie en een aantal vormen van steun aan distributie en vertoning vastgelegd. Daarnaast worden ook een aantal initiatieven op gebied van film, zoals activiteiten op het gebied van archivering en filmvertoningen op scholen, buiten de overeenkomst om gefinancierd.350 De huidige overeenkomst is sinds 2006 van kracht. Zij zou tot en met het jaar 2010 gelden, maar werd met twee jaren verlengd. Dit betekent dat in januari 2013 een nieuwe overeenkomst is gestart.

Het filmbeleid kent dus wel een regelmatige vastlegging van haar plannen voor financiële steun. Een filmovereenkomst wordt steeds voor een periode van circa vier jaar opgesteld, maar werd in de praktijk vaak èen of twee jaren verlengd. Het Ministerie van Cultuur kent dit principe echter in het algemeen niet. Zij publiceert niet standaard een verslag van haar plannen, zoals het Nederlandse OCW dat in haar Cultuurnota’s doet. Wel heeft zij elk jaar een eigen hoofdstuk in het wetsvoorstel betreffende de begroting van de gehele regering. Maar opnieuw gaat het hier, net als in de filmovereenkomst, puur om cijfers en financiën terwijl voor dit onderzoek juist de inhoudelijke achtergrond interessant is. Dit inhoudelijke is terug te vinden in de wetsvoorstellen (propositioner, Prop.) die het Ministerie van Cultuur zelf opstelt. Hierin is dus niet een bepaalde lijn te ontdekken, omdat totaal verschillende onderwerpen en periodes aanleiding tot schrijven van een voorstel kunnen zijn.

Een viertal van deze wetsvoorstellen, waarin film een rol speelt, zijn in de periode tussen 1995 en 2011 uitgegeven. Ten eerste is dit ‘Cultuurbeleid’ (Kulturpolitik Prop. 1996/97:3, Marita Ulvskog), waarin een apart hoofdstuk aan de beleidsplannen voor film is gewijd; voor de kwantitatieve analyse later in dit onderzoek is dan ook alleen dit filmhoofdstuk aangewend. Ten tweede ‘Nieuw Zweeds filmbeleid’ (Ny Svensk filmpolitik Prop. 1998/99:131, Marita Ulvskog), waarin de nieuwe filmovereenkomst van 2000 wordt gepresenteerd. Het derde wetvoorstel ‘Focus op film – een nieuw Zweeds filmbeleid’ (Fokus på film – en ny Svensk filmpolitik Prop. 2005/06:3, Leif Pagrotsky), licht de Filmovereenkomst van 2006 toe. Ten slotte een wetsvoorstel met een heel specifiek onderwerp; ‘Filmcensuur voor volwassenen afgeschaft - De bescherming van kinderen en jongeren tegen schadelijke media-invloeden wordt versterkt’ (Filmcensuren för vuxna avskaffas - skyddet för barn och unga mot skadlig mediepåverkan stärks Prop. 2009/10:228, Lena Adelsohn Liljeroth). Alle voorstellen zijn alleen in het Zweeds gepubliceerd.

348

Kulturdepartementet, Film - Kulturdepartementet Online, <http://www.sweden.gov.se/sb/d/14369> (geraadpleegd op 23 maart 2012).

349

Ibid.

350

Kulturdepartementet, The film agreement – Kulturdepartementet Online,

3.1.1: Cultuurbeleid (Prop. 1996/1997:3)

Op 12 september 1996 overhandigde Minister van Cultuur Marita Ulvskog het wetsvoorstel ‘Cultuurbeleid’ (Kulturpolitik) aan het parlement (Riksdag). Het voorstel was het eerste dat zich volledig op cultuur richtte, sinds het besluit tot een nieuw cultuurbeleid in 1974. De intentie van het voorstel was niet om de missie van het cultuurbeleid ‘cultuur voor iedereen’ te veranderen, maar om een ontwerp voor het beleid te bieden dat meer aan de tijdsgeest van de jaren ’90 aansloot.

Naast het motto ‘cultuur voor iedereen’, blijft ook de focus op vrijheid van expressie, culturele gelijkheid en diversiteit bestaan. Echter veranderen, zoals hier boven reeds gesteld, de onderwerpen waar het cultuurbeleid zich op richt. Aandachtspunten van het ministerie die in dit wetsvoorstel aan bod komen zijn onder andere; het invoeren van een bibliotheekwet en het stimuleren van literatuur en lezen in het algemeen; de eerste verklaring van architectuurbeleid in de geschiedenis van het ministerie; verbeterde werkomstandigheden voor kunstenaars en aanpassingen om voorwaarden voor dans, theater, film, beeldende kunst, architectuur en design te verbeteren; reorganisatie en uitbreiding van lokale en regionale culturele instanties en een hieraan gestelde tijdslimiet;351 meer flexibiliteit in het cultuurbeleid en media als belangrijke drager van cultuur.352

De minister stelt dat cultuur de mens vreugde, inzicht, de mogelijkheid tot expressie en een rijker leven biedt. Zij schrijft dan ook dat het belangrijk is dat de regering vooral de instelling moet hebben om culturele activiteit te stimuleren en niet te reguleren. Het cultuurbeleid wordt grotendeels uitgevoerd door de verschillende kunst- en cultuurfondsen in het land. Ondanks dat zij verschillende kunsten bestieren, geldt voor hen allen dat zij toegankelijkheid, decentralisering, de (massa-) media als cultuurdrager en internationale contracten centraal stellen.

De doelen die vanuit het bovengenoemde uitgangspunt van de minister voor cultuurbeleid worden genoemd zijn;

- Het waarborgen van de vrijheid van meningsuiting en mogelijkheden tot meningsuiting. - Het aanmoedigen van cultuurparticipatie en stimuleren van individuele creativiteit. - Het stimuleren van artistieke en culturele innovatie en kwaliteit.

- Verantwoordelijkheid nemen voor het culturele erfgoed en positief gebruik van het erfgoed promoten.

- Het cultuur mogelijk maken om een dynamische, uitdagende en onafhankelijke kracht te zijn in de maatschappij.353

Filmbeleid

In het wetsvoorstel is voor elke kunstsoort een afzonderlijk hoofdstuk ingericht, zo ook voor film. In het hoofdstuk wordt kort teruggeblikt op de geschiedenis van het cultuurbeleid en de rol van film daarin. Het jaar 1963 is het jaar waarin de eerste inspanningen door de overheid werden verricht om tot het huidige filmbeleid te komen. In dit jaar werd een ‘filmhervorming’ uitgevoerd en werd de stichting ‘het Zweeds Filminstituut’ opgericht. De landelijke beleidsinspanningen kunnen in twee onderdelen worden opgesplitst; steun aan de productie van Zweedse films en steun aan filmculturele activiteiten.

In 1974 werd het eerste wetsvoorstel puur gericht op film aan het parlement overhandigd. Dit voorstel wordt als de basis van het ‘moderne’ filmbeleid gezien. Echter stelt Ulvskog dat in dit wetsvoorstel praktisch geen aandacht werd geschonken aan filmbeleid. Hierdoor ontstond een onduidelijke houding tegenover film als kunstvorm en tegenover de filmcultuur, ook op lokaal en regionaal niveau. Met name de inzet voor de filmcultuur van deze lokale en regionale partijen is in de jaren voorafgaand aan de uitgave van dit wetsvoorstel (1996) erg zichtbaar geworden. Juist doordat de maatschappij zich steeds meer bezig lijkt te houden met film, is het zo belangrijk dat de overheid

351

Kulturdepartementet, Regeringens proposition 1996/97:3. Kulturpolitik (Stockholm: 12 september 1996), 1.

352

Ibid., 2.

353

zich er ook meer in gaat verdiepen. In de toekomst ziet de minister graag dat de staat, de provincie en de gemeenten allen samenwerken aan de filmindustrie, zoals dat reeds gebeurt voor de andere kunsten.354

In het wetsvoorstel ‘cultuurbeleid’ wordt benadrukt dat film een relatief jonge kunstvorm is. Film verschilt van de andere kunsten omdat zij zowel een kunstvorm als een massamedium is. De cinema heeft zich dan ook op een unieke manier in interactie met de commerciële media-industrie ontplooid. Daarnaast was zij altijd zeer direct afhankelijk van economische factoren en ontwikkelingen op gebied van media en technologie. Zweden heeft, in vergelijking met andere Europese landen, altijd een hoge nationale filmproductie gehad. Tussen de twintig en vijfentwintig Zweedse speelfilms werden elk jaar geproduceerd en het Zweedse marktaandeel lag op een hoog niveau. Echter valt op dat het publiek de films de laatste jaren steeds vaker thuis op video en op de televisie bekijkt. Hierdoor zijn het aantal bioscopen en het aantal bioscoopbezoeken sterk afgenomen in de laatste decennia. De rol van de Zweedse tv-zenders Sveriges Television (SVT, de nationale publieke omroep) en TV4 (de grootste commerciële zender) als filmproducenten en -financiers is flink toegenomen. Verder komen de meeste films in de vorm van internationale coproducties tot stand. Ondanks dat het medium televisie ter versterking van de filmparticipatie kan worden aangewend, blijft de toegang tot kwaliteitsfilms vooral buiten de grote steden achter. Men zou juist graag zien dat film voor jongeren, net als jeugdtheater, als een sociale ontmoetingsplek wordt gezien.355 De invloed van de televisie en de opkomende digitale media die onder andere internationalisering bevordert, vormt een reden waarom ook het filmbeleid aan een nieuw tijdperk, aan de jaren ’90, moet worden aangepast.

De filmovereenkomst die ten tijde van schrijven van dit wetsvoorstel van kracht is, komt in december 1998 ten einde. Minister Ulvskog geeft aan de wijze van werken met een filmovereenkomst te willen voortzetten, nadat de verscheidene vormen van steun en subsidies zijn geëvalueerd.356 Uiteindelijk werd de filmovereenkomst met een jaar verlengd. Ulvskog gaf aan dat zij graag zou zien dat er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een systeem waarbij een filmproductie zowel ‘op voorhand als naderhand’ voor steun in aanmerking kan komen. Ofwel; een subsidie voor de ontwikkeling van een film en een financiële bijdrage wanneer de film reeds is geproduceerd.357

De doelstelling die in het wetsvoorstel omtrent filmbeleid worden opgesteld luiden als volgt;

- Het onderhouden en ontwikkelen van waardevolle Zweedse film, in samenwerking met relevante industrieën.

- Het zorgen voor toegang tot een breed scala aan waardevolle films in verschillende formats, in het hele land.

- Het onderhouden en ontwikkelen van de rol van de bioscoop als culturele ontmoetingsplaats in het hele land en werken aan een op de lange termijn toenemend aantal bioscoopbezoekers.

- Het verzorgen van meer mogelijkheden, met name voor kinderen en jonge mensen, tot het creatief werken met film en andere media met bewegende beelden.

- Het vergroten van de rol van film in het lokale en regionale culturele leven, met extra aandacht voor kinderen en jeugd.

- Het behouden van films en filmmateriaal van historische waarde en het openstellen van dit erfgoed voor onderzoek en het publiek.

- Het behouden en ontwikkelen van internationale uitwisseling en samenwerking op het gebied van film.358

354

Kulturdepartementet, Regeringens proposition 1996/97:3. Kulturpolitik (Stockholm: 12 september 1996), 92.

355 Ibid., 91. 356 Ibid., 95. 357 Ibid., 225. 358

3.1.2: Nieuw Zweeds filmbeleid (Prop. 1998/1999:131)

Minister van Cultuur Marita Ulvskog bracht in mei 1999 opnieuw een wetsvoorstel, Ny Svensk filmpolitik, uit. In de tekst wordt de nieuwe filmovereenkomst, die per januari 2000 in ging, gepresenteerd. De nieuwe overeenkomst bevat een aantal veranderingen en versterkingen van de bestaande steun voor de productie en tentoonstelling van de Zweedse film.359 Aan dit document van het Ministerie van Cultuur is ook de filmovereenkomst 2000 zelf toegevoegd. Echter is deze tekst puur een opsomming van welke partijen hoeveel geld aan wie moeten overdragen voor het functioneren van het filmbeleid. Voor de beschrijving van het beleid is het wetsvoorstel ‘Nieuw Zweeds filmbeleid’ zelf veel interessanter, omdat zij wel inhoudelijk in gaat op de veranderingen en prioriteiten in het beleid.

Ulvskog geeft in het voorstel aan dat zij heeft getracht om een nieuw beleid op te stellen dat er ook in de toekomst voor zal zorgen dat de waardevolle Zweedse film wordt behouden en verder wordt