• No results found

De economische openbare orde in het IPR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De economische openbare orde in het IPR"

Copied!
125
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MASTERPROEF

DE ECONOMISCHE OPENBARE ORDE IN HET INTERNATIONAAL

PRIVAATRECHT

Aantal woorden: 52.335

Luka Roosen

Studentennummer: 01402343

Promotoren: Prof. dr. Jinske Verhellen, Dhr. Cedric Vanleenhove

Commissaris: Mevr. Laura Deschuyteneer

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Rechten Academiejaar: 2019 – 2020

(2)
(3)

DANKWOORD

Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn opleiding rechten aan de Universiteit Gent. Met het schrijven van dit dankwoord leg ik – eindelijk – de laatste hand aan het werk. Hierbij zijn er een aantal mensen die een bijzondere vermelding verdienen.

In de eerste plaats wil ik oprecht mijn promotor, professor dr. Jinske Verhellen bedanken. Zonder u had ik deze uitdagende rechtstak nooit ontdekt en was mijn voorliefde voor het vak uitgebleven. U was ook als persoon een steun tijdens het schrijven, waarvoor dank. Daarnaast wil ik graag Laura Deschuyteneer bedanken voor haar vele tips en adviezen. Zonder jullie steun en hulp was dit onderzoek nooit tot een eind gekomen.

Daarnaast wil ik oprecht mijn ouders bedanken. Zij waren mijn steun en toeverlaat tijdens het uitwerken van dit onderzoek, maar bovenal hebben ze mij de vrijheid en mogelijkheid gegeven om deze studie te volgen. Dit alles zou niet mogelijk zijn geweest zonder hun.

Mijn dank gaat ook uit naar Ella Naert, Maxime Leleu, Naomi Vanderpoorten, Quinten Saey en Elouise Verheyen.

Ten laatste, bedank ik mijn vrienden die ik meermaals bestookte met onmogelijke vragen en nalees opdrachten. Maar bovenal bedankt voor mijn prachtige studententijd en het deugddoend kameraadschap.

(4)

INHOUDSOPGAVE

DANKWOORD ... a INHOUDSOPGAVE ... b

INLEIDING ... 1

1. Probleemstelling en opzet van het onderzoek ... 1

2. Onderzoeksvragen en afbakening ... 3

2.1. Onderzoeksvragen ... 3

2.2. Afbakening ... 3

3. Overzicht ... 5

HOOFDSTUK 1. THEORETISCH LUIK ... 7

Afdeling 1. Situering begrippen ... 7

1. Internationaal privaatrecht ... 7

2. Economische internationale openbare orde ... 8

2.1. Economische? ... 8

2.2. Internationale openbare orde ... 9

2.2.1. Het concept ... 9

2.2.2. De materiële vs. procedurele openbare orde ... 11

Afdeling 2. Bronnen van de economische internationale openbare orde ... 13

1. De erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen: de Brussel I(bis)-Verordening ... 13

1.1. De Brussel Ibis-Verordening ... 13

1.1.1. Situering ... 13

1.1.2. Principiële erkenning van rechterlijke beslissingen én principiële uitvoering ... 14

1.1.3. De weigeringsgronden ... 15

1.1.4. De exceptie van internationale openbare orde ... 16

1.2. De Brussel I-Verordening in vogelvlucht ... 18

2. Het toepasselijk recht: de Rome I- en Rome II-Verordening ... 19

2.1. De Rome I-Verordening ... 20

2.1.1. Situering ... 20

2.1.2. De openbare orde-exceptie ... 21

2.1.3. De positieve openbare orde: bepalingen van bijzonder dwingend recht ... 22

2.2. De Rome II-Verordening ... 25

2.2.1. Situering ... 25

2.2.2. De openbare orde-exceptie ... 25

2.2.3. De positieve openbare orde: bepalingen van bijzonder dwingend recht ... 26

HOOFDSTUK 2. DE ZOEKTOCHT NAAR EEN ECONOMISCHE INTERNATIONALE OPENBARE ORDE BIJ HET HOF VAN JUSTITIE ... 27

(5)

Afdeling 1. Inleiding ... 27

Afdeling 2. De erkenning en tenuitvoerlegging: economisch en procedureel ... 30

1. Inleiding ... 30

2. Arresten Hof van Justitie ... 30

2.1. Absolute voorrang van de specifiekere weigeringsgronden (arrest Hoffmann) ... 30

2.2. Principearrest Krombach: de Krombach test & de invullingsbevoegdheid ... 32

2.3. Gelijkstelling gemeenschapsrecht en nationaal recht (arrest Renault) ... 36

2.4. Uitdrukkelijke identificatie van fundamenteel beginsel (arrest Apostolides) ... 40

2.5. De strikte richtlijnen van het HvJ (arrest Gambazzi) ... 42

2.6. In concreto beoordeling (arrest Trade Agency)... 45

2.7. De economische openbare orde: een zeldzaam zicht (arrest FlyLAL) ... 48

2.8. Kennelijk onjuiste toepassing van het Unierecht (arrest Diageo Brands) ... 52

2.9. Voorrang van het verbod op de révision au fond (Meroni) ... 59

2.10. Geen inbreuk bij schending aanhangigheid (arrest Liberato) ... 61

3. De openbare orde van de Gemeenschap ... 63

4. Invullingstoekomst Brussel Ibis ... 66

5. Tussenconclusie erkenning en tenuitvoerlegging ... 67

Afdeling 3. Het toepasselijk recht: de economische openbare orde ... 72

1. Inleiding ... 72

2. Naar gemeenschappelijke standaarden op de harmonisatiecadans ... 74

3. Bijzonder dwingende bepalingen als leidraad voor de relevante thema’s ... 77

4. Ruime inzetbaarheid van de schaarse info ... 78

4.1. Alle wegen leiden naar Rome… ... 78

4.2. … met een noodzakelijke tussenstop in Brussel ... 78

5. Tussenconclusie toepasselijk recht ... 79

Afdeling 4. Conclusie rechtspraak Hof van Justitie ... 81

HOOFDSTUK 3. DE ECONOMISCHE INTERNATIONALE OPENBARE ORDE IN DE NATIONALE RECHTSPRAAK: BELGIË EN NEDERLAND ... 82

Afdeling 1. Inleiding ... 82

Afdeling 2. De Belgische rechtspraak ... 83

1. Methodologie... 83

2. De erkenning en tenuitvoerlegging ... 84

2.1. De Belgische economische openbare orde ... 84

2.2. Het verbod op de révision au fond ... 84

2.3. Gebrekkige identificatie van essentiële (economische) rechtsregels ... 85

3. Het toepasselijk recht ... 87

(6)

3.1.1. De openbare orde-exceptie ... 87

3.1.2. Bijzonder dwingend recht... 88

3.1.2.1. Vervolg op het Unamar arrest ... 89

3.1.2.2. Arbeidsrecht ... 89

3.2. Rome II ... 91

4. Illustratie NML Capital ... 91

5. Conclusie Belgische rechtspraak ... 93

Afdeling 3. De Nederlandse rechtspraak ... 95

1. Methodologie... 95

2. De erkenning en tenuitvoerlegging: vervolg op Diageo Brands ... 95

3. Het toepasselijk recht ... 96

3.1. Rome I ... 96

3.1.1. De openbare orde-exceptie ... 96

3.1.2. Bijzonder dwingend recht... 97

3.1.2.1. Arbeidsrecht ... 97

3.1.2.2. Consumentenrecht ... 99

3.2. Rome II ... 99

4. Conclusie Nederlandse rechtspraak ... 101

Afdeling 4. Conclusie nationale rechtspraak België en Nederland ... 103

HOOFDSTUK 4. ALGEMEEN BESLUIT... 104

BIBLIOGRAFIE ... 108

Wetgeving ... 108

1. Primair Europees recht ... 108

2. Secundair Europees recht ... 108

2.1. Verdragen ... 108

2.2. Verordeningen ... 108

2.3. Richtlijnen ... 109

2.4. Andere akten van de instellingen ... 109

3. Belgische wetgeving ... 110

4. Nederlandse wetgeving ... 110

5. Wetgeving van andere lidstaten ... 110

Rechtspraak ... 111

1. Hof van Justitie van de Europese Unie ... 111

2. Conclusies Advocaten-Generaal ... 112

3. Andere ... 113

(7)

4.1. België ... 113 4.2. Nederland ... 114 Rechtsleer ... 114 1. Boeken ... 114 2. Bijdragen in verzamelwerken ... 115 3. Bijdragen in tijdschriften ... 116

4. Artikels – online bronnen ... 118

(8)

INLEIDING

1. Probleemstelling en opzet van het onderzoek

1. Iedere student rechten komt doorheen zijn universiteitscarrière meermaals in aanraking met open normen. De voorbeelden zijn legio: denk onder andere aan de goede trouw, de billijkheid en de redelijkheid. We hebben allen weet van hun bestaan, gebruik en functie maar over hun exacte inhoud zijn we meestal minder geïnformeerd. Dit wordt in de hand gewerkt door het feit dat zij hun invulling verkrijgen door rechtspraak en rechtsleer, wat een zekere mate aan onduidelijkheid en onzekerheid kan meebrengen. Daartegenover staat natuurlijk het grote voordeel dat hun invulling kan mee evolueren met de huidige maatschappij en de hedendaagse samenleving. Deze masterproef behandelt de complexe invulling van één van die open normen, met name de economische internationale openbare orde binnen het internationaal privaatrecht (hierna: ‘IPR’).

2. De internationale openbare orde – in de breedste zin van het woord – komt, net zoals het IPR zelf, voort uit de nationale rechtsorde van ieder land. Het wordt in de Europese verdragen en verordeningen strikt geïnterpreteerd en kan enkel in uitzonderlijke situaties dienen als grond voor de niet-erkenning van buitenlandse rechterlijke uitspraken en akten of als basis voor de niet-applicatie van buitenlands recht.1 Deze weigeringsgrond en exceptie verzekert dat een nationale staat zijn (internationale) openbare orde steeds kan beschermen, zelfs in Europees geregelde situaties. Het blijft namelijk, zelfs in de huidige geglobaliseerde maatschappij, essentieel dat iedere staat de kans krijgt om zijn eigen fundamentele belangen te beschermen.

3. Uiteraard is het niet vanzelfsprekend om een open norm in te vullen. Het roept telkens op tot een veelzijdige benadering. De moeilijkheidsgraad wordt daarenboven verhoogd door de complexiteit van het concept, wat al meermaals werd samengevat in sterk geschreven aforismen. BURROUGH noemde het

een onhandelbaar paard: “[…] it is a very unruly horse, and when once you get astride it you never know where it will carry you.”.2 Dichter bij huis beschrijft ROMAIN het als een materie zo taai als rubber.3 Ook VAN GERVEN stelt: “[Het] fluctuerend karakter [van de openbare orde] maakt het definiëren […] zo

moeilijk. Hoogstens kan men trachten voor een bepaald land en een bepaald tijdstip een relevé op te

1 B. HESS en T. PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments of Private

International and Procedural Law, www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 13-14 en 72-74.

2 Richardson v. Mellish (1824) 2 Bing. 229, 252.

3 Zie o.a. J.-F. ROMAIN, “L’ordre public (notion générale) et les droits de l’homme” in J.-F. ROMAINE, M.

(9)

maken van materies die geacht worden tot de openbare orde te behoren.”4 Dit is het opzet van deze

masterproef: een inzicht geven in het steeds evoluerend concept, de invulling en hedendaagse meerwaarde ervan.

4. Hierbij moet er rekening worden gehouden met de steeds verdergaande ‘Europeanisering’ en bijbehorende eenmaking van het Europees en nationaal recht. Het is een realiteit dat de norm in de loop der tijd een internationaal ingevulde dimensie heeft gekregen.5 Daardoor groeien nationale waarden en culturen naar elkaar toe. Een statenverband als de Europese Unie heeft daar zeker invloed op.6 Bijgevolg is het interessant om zich niet te beperken tot de bespreking van de situatie in één lidstaat, maar met een bredere kijk in dit onderzoek te stappen. Daarbij wordt er uitdrukkelijk gefocust op de economische internationale openbare orde en de behandeling van de Europese wetgevende instrumenten in een economisch thema. Zo wordt de bespreking van het onderwerp en haar invulling vanuit een andere invalshoek behandeld. De openbare orde heeft namelijk meerdere gelaten waarbij het leeuwendeel van de rechtspraak en rechtsleer zich focust op familiale aangelegenheden en het ‘zedelijke’ aspect van de openbare orde.7 Beschrijving, bespreking en invulling gebeurt aan de hand van een overzicht en vergelijking van de Europese rechtspraak van het Hof van Justitie (hierna: ‘HvJ’), de Belgische en Nederlandse rechtspraak. Uitgaande van een kritische en objectieve ingesteldheid zullen de verscheidene invullingen geanalyseerd, getoetst en vergeleken worden.

Bij deze zoektocht is de kans reëel dat we stuiten op afwijkende antwoorden, gevoed door sociale, economische, politieke en culturele verschillen tussen lidstaten en derde staten, en zelfs tussen lidstaten onderling. Echter zijn het deze potentieel afwijkende nationale visies over gelijke kwesties en verschillende oplossingen voor vergelijkbare problemen die de functionaliteit van het concept zijn waarde geeft. Denk aan de ingewikkelde juridische situatie bij een veroordeling tot betaling van punitive damages. Deze schadevergoeding wordt slechts geaccepteerd in een aantal lidstaten, waaronder het Verenigd Koninkrijk.8 Toch is het mogelijk dat een andere lidstaat zo een rechtsregel zou moeten toepassen door het conflictenrecht. In zo situaties kan de open norm gedijen om de al dan niet strijdigheid

4 W. VAN GERVEN, Beginselen van Belgisch Privaatrecht. 1: Algemeen Deel, Antwerpen, Standaard, 1973, 80,

randnr. 28.

5 S. FRANCQ, “article 45” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.), European Commentaries on Private

International Law – Brussels Ibis Regulation – Commentary, München, Sellier European Law Publishers, 2016, 879,

randnr. 15; B. HESS en T. PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments

of Private International and Procedural Law,

www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 13.

6 H. VAN HOUTTE, “De internationalisatie van de openbare orde” in H. COUSY en S. STIJNS (eds.), Liber Amicorum

Walter van Gerven, Deurne, Kluwer, 2000, 167, randnr. 1.

7 L. DESCHUYTENEER en J. VERHELLEN, “Vallen ernstige economische gevolgen onder de internationale

economische openbare orde?” (noot onder HvJ C-302/13), RW 2015-16, 114, randnr. 16.

8 T. FAUSTEN en R. HAMMESFAHR, Punitive damages in Europe: Concern, threat or non-issue,

www.biztositasiszemle.hu/files/201206/punitive_damage_in_europe.pdf, 2012, 2, (laatst geconsulteerd op 10 augustus 2020).

(10)

met de openbare orde tegen te gaan of te vermijden, rekening houdend met de fundamentele waarden van de forumstaat of aangezochte lidstaat.

2. Onderzoeksvragen en afbakening

2.1. Onderzoeksvragen

5. De centrale onderzoeksvraag van deze masterproef luidt als volgt:

Hoe wordt de economische internationale openbare orde in het IPR ingevuld in de nationale rechtspraak van België en Nederland en stemt die overeen met die van het Hof van Justitie van

de Europese Unie?

Om deze centrale onderzoeksvraag adequaat te beantwoorden, worden eerst de volgende subvragen beantwoord:

Hoe wordt de economische internationale openbare orde in het IPR door het Hof van Justitie van de Europese Unie ingevuld?

Hoe wordt de economische internationale openbare orde in het IPR door de rechtspraak ingevuld in Nederland en België?

2.2. Afbakening

6. Het IPR vormt de basis van het werk. Aangezien ik de economisch internationale openbare orde behandel en zij haar niet laat bedwingen door de grenzen van één rechtstak wordt er desgevallend verwezen naar andere rechtstakken, doch zonder laatstgenoemden uitgebreid te bespreken.

7. Deze masterproef bespreekt de economische internationale openbare orde bij het toepasselijke recht alsook de erkenning en tenuitvoerlegging. Economische zaken behoren tot de burgerlijke en handelszaken die geregeld worden door de Brussel Ibis-Verordening (hierna: ‘Brussel Ibis’)9, de Rome I-Verordening (hierna: ‘Rome I’)10 en de Rome II-Verordening (hierna: ‘Rome II’)11.

9 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de

rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel Ibis), Pb.L. 20 december 2012, L 351/1 (hierna: ‘Brussel Ibis’).

10 Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van

toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), Pb.L. 4 juli 2008, L 177/6.

11 Verordening (EU) nr. 865/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat

(11)

Deze instrumenten vormen volgens de Europese Commissie een “onsplitsbaar geheel van regels van internationaal privaatrecht op het gebied van contractuele of niet-contractuele verbintenissen van burgerlijke en commerciële aard.”12 Daardoor beperkt dit onderzoek zich tot de interpretatie van de openbare orde binnen deze verordeningen met enkele uitbreidingen naar hun voorgangers.13 Het is van cruciaal belang dat de Europese wetgever het begrip niet heeft gedefinieerd. Bijgevolg verplicht het onderwerp tot een grondige analyse van de nationale en Europese rechtspraak, alsook de rechtsleer. Specifieke aandacht gaat uit naar rechtspraak over het handels- en economisch recht en de economische internationale openbare orde. In een aantal situaties is deze afbakening verruimd door het grote belang van een aantal andere uitspraken van het HvJ.

8. Deze masterproef vereist een bespreking van de arresten van het HvJ. Aangezien dit thema Europees gecodificeerd is in verscheidene verordeningen betrek ik logischerwijze de jurisprudentie van het HvJ. Dit rechtscollege ziet er op toe dat de EU-wetgeving in alle lidstaten op dezelfde wijze wordt toegepast en geïnterpreteerd.14 Het is namelijk zo dat een nationaal rechterlijke instantie bij vragen over de uitlegging, interpretatie of geldigheid van een Europese wet een prejudiciële vraag kan (of moet)15 stellen aan het Europees HvJ. Dat antwoord is bindend waardoor een analyse en bespreking noodzakelijk is.16

9. Deze masterproef is een rechtsvergelijkend werk. Het onderwerp vereist een brede kijk die zich niet beperkt tot de rechtspraak van één land. Het is duidelijk dat het onderzoek naar de invulling van deze open norm bijzonder interessant is voor alle Europese lidstaten, maar door het korte tijdsbestek was enige afbakening aan de orde. In eerste instantie opteerde ik voor een bespreking van de Belgische situatie. Aangezien deze masterproef een afronding is van mijn carrière aan de Universiteit Gent, leek het me noodzakelijk om de openbare orde en haar Belgische invulling te bespreken. Daarnaast, koos ik om de situatie in Nederland te onderzoeken. In dit buurland is er een heel vergevorderd systeem van bewaring van rechtspraak, wat onderzoek interessant maar uitdagend maakt. Zo maken zij systematisch gebruik van de ECLI17 en publiceren zij het overgrote deel van hun rechtspraak op een toegankelijke overheidssite.18 Bovendien is Nederland één van de landen waar, volgens een cruciaal

12 Voorstel (Comm.) voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing

is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), 15 december 2005, COM (2005)650 def – 2005/0261 (COD), 2.

13 Bijv. door het gebrek aan rechtspraak van het HvJ over Brussel Ibis.

14 Aanbev. HvJ, aanbevelingen aan de nationale rechterlijke instanties over het aanhangig maken van prejudiciële

procedures, Pb.L. 25 november 2016, C 439/1.

15 Een nationaal rechtelijke instantie moet verplicht een vraag stellen over de uitlegging of toepassing van EU-recht als

die beslissing volgens nationaal recht niet vatbaar is voor hoger beroep (art. 267, lid 3 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (geconsolideerde versie 2016), Pb.C. 202/47 van 7 juni 2016 (hierna: ‘VWEU’)).

16 Art. 267 VWEU.

17 www.rechtspraak.nl/Uitspraken/paginas/ecli.aspx, (laatst geconsulteerd op 10 augustus 2020). 18 www.rechtspraak.nl, (laatst geconsulteerd op 10 augustus 2020).

(12)

interpretatierapport19, de openbare orde-exceptie relatief veel wordt ingeroepen in vergelijking met de andere lidstaten van de EU.

10. Deze masterproef is voor de nationale rechtspraak temporeel beperkt van 2009 tot op heden, wat niet geldt voor de rechtspraak van het HvJ.20 Deze beperking is te verantwoorden gezien het feit dat de internationale openbare orde een actueel begrip is dat zich voortdurend aan de economische samenleving aanpast. Hierdoor situeert de relevantie van het onderzoek zich noodzakelijkerwijze bij de meest recente invulling van het begrip.

Het onderzoek naar de rechtspraak van het HvJ bij het erkennings- en tenuitvoerleggingsregime is niet temporeel beperkt. Deze rechtspraak geeft namelijk een evolutie weer waarbij het HvJ steeds verder bouwt op eerdere uitspraken. Een gedeeltelijke behandeling van de arresten zou daardoor geen geheel vormen. Bij het toepasselijk recht is er een selectievere behandeling aan de orde aangezien er weinig relevante uitspraken zijn over de internationale openbare orde.

11. Deze masterproef is beperkt door haar eigen doel. Men moet er rekening mee houden dat het niet mijn bedoeling is, en daarnaast onmogelijk is, om een strikte definitie of interpretatie te geven aan het begrip.21 Het is belangrijk dat de soepelheid van de openbare orde gegarandeerd blijft net omdat het continu evolueert en zich aanpast aan de samenleving.22 Ik probeer louter de invulling van de verschillende nationale staten aan elkaar af te toetsen en aan de invulling ervan door het HvJ. Zo is het mogelijk om enkele evoluties weer te geven en verduidelijking te creëren over het bijzonder ingewikkeld concept.

3. Overzicht

12. Het is niet te ontkennen dat de internationale openbare orde een vrij vaag concept is. Dit zorgt ervoor dat een duidelijk overzicht van het onderzoek van onschatbare waarde is. Een soort wegwijzer voor een abstract concept in een juridisch-technisch onderzoek.

13. In een eerste stap, in het eerste hoofdstuk, is het onderzoek afgebakend. Aandacht gaat uit naar de belangrijkste begrippen maar daarbij is een werkelijke invulling van de begrippen als ‘economische openbare orde’ nog niet aan de orde, dat gebeurt gaandeweg. Daarna volgt een toelichting van de

19 B. HESS en T. PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments of Private

International and Procedural Law, www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 50.

20 Bij het Rome II-Verdrag pas vanaf 11 januari 2009, de inwerkintreding. 21 Supra randnr. 3.

22 L. WILLEMARCK, “De exceptie van openbare orde in het internationaal privaatrecht. Een juridisch middel om

(13)

verordeningen die het kader vormen van het volledige onderzoek. Dit gebeurt met een onderscheid tussen de erkenning en tenuitvoerlegging enerzijds en het toepasselijk recht anderzijds. Een lijn die ter bevordering van de inhoudelijke consistentie is doorgetrokken in het volledige onderzoek. Bij de verordeningen bespreek ik kort hun materieel, temporeel en geografisch toepassingsgebied, waarna ik de desbetreffende openbare orde bepalingen bespreek. De bespreking maakt tevens een uitweiding naar de Brussel I-Verordening en de bepalingen van bijzonder dwingend recht. Het valt niet te ontkennen dat dit niet voorzien was, maar de uitbreiding was noodzakelijk aangezien er geen rechtspraak is van het HvJ over een aantal thema’s.23

14. Het tweede hoofdstuk bevat de grondige analyse van de rechtspraak van het HvJ over de internationale openbare orde. Opnieuw met een opsplitsing tussen de twee besproken luiken van het IPR. Daarbij is het van belang dat het deel van erkenning en tenuitvoerlegging breder is uitgewerkt. Bij Rome I en Rome II was een even brede uitwerking immers niet mogelijk aangezien er daar (nog) geen rechtspraak bestaat van het HvJ over de openbare orde-exceptie. Daarnaast heeft de rechtspraak over de ‘Brussel-instrumenten’ ook zijn belang voor de andere delen. Per luik worden er conclusies uitgewerkt die telkens op het einde van het hoofdstuk worden samengevat. Het dient opmerking dat de twee subvragen even zwaar lijken, dit is niet het geval. De focus van het onderzoek ligt immers bij het Europese deel, dat van groot belang is voor het nationale hoofdstuk. Dit wordt doorheen het onderzoek meermaals benadrukt.

15. Het derde hoofdstuk behelst de analyse en vergelijking van de nationale rechtspraak. Zij wordt zo overzichtelijk mogelijk weergegeven met een zelfde opsplitsing als in de vorige hoofdstukken, zowel voor België als voor Nederland. Iedere beslissing wordt bovendien getoetst aan het Europese kader en de aldaar gemaakte verduidelijking.

16. Het laatste hoofdstuk geeft de conclusies van mijn onderzoek. Aan de hand van mijn verworven resultaten en inzichten zal ik reflecteren over de invulling van de economische internationale openbare orde en de meerwaarde ervan.

(14)

HOOFDSTUK 1. THEORETISCH LUIK

17. Dit eerste hoofdstuk zal enkele basisbegrippen situeren en definiëren die dan gaandeweg verder worden uitgewerkt. Daarna volgt een kort, doch grondige bespreking van de verordeningen en verdragen die in deze masterproef aan bod komen.

Afdeling 1. Situering begrippen

1. Internationaal privaatrecht

18. Deze masterproef situeert zich in het internationaal privaatrecht. Dit is de rechtstak die de verhouding tussen verscheidene nationale rechtssystemen regelt in situaties met een grensoverschrijdend element. Als er sprake is van een samenloop van verschillende rechtstelsels in internationaal privaatrechtelijke rechtsverhoudingen zal het IPR aanwijzen of de rechters en rechtzoekenden een antwoord moeten zoeken in het eigen nationale rechtssysteem of in een ander (buitenlands) rechtssysteem.24 Het internationale aspect heeft dus louter betrekking op het voorwerp van de te regelen materie, die immers aanknopingspunten heeft met de nationale rechtsorde van meer dan één staat.25 Het is essentieel om dit in gedachten te houden: deze masterproef neemt afstand van puur nationale situaties.

Binnen deze rechtstak wordt er traditioneel een onderscheid gemaakt tussen drie luiken.26 Enerzijds zijn er de twee meer procesrechtelijke IPR-luiken met name, de internationale bevoegdheid, alsook de erkenning en tenuitvoerlegging. Anderzijds is er het luik van het toepasselijk recht. Aangezien het overkoepelend thema in dit schrijven de internationale openbare orde is, wordt de internationale bevoegdheid niet afzonderlijk behandeld. De weigeringsgrond of exceptie van openbare orde heeft namelijk geen functie in die laatste aangelegenheden. Deze regel heeft daarentegen wel zijn nut in de luiken van erkenning en tenuitvoerlegging alsook het toepasselijk recht. Dit onderscheid zal telkens benadrukt worden.

24 L. STRIKWERDA en S.J. SCHAAFSMA, Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht, Deventer,

Wolters Kluwer, 2019, 1-2.

25 L. WILLEMARCK, “De exceptie van openbare orde in het internationaal privaatrecht. Een juridisch middel om

essentiële waardeconflicten op te lossen en fundamentele cultuurtegenstellingen te overbruggen”, R&R 2003/2, 97.

26 L. STRIKWERDA en S.J. SCHAAFSMA, Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht, Deventer,

Wolters Kluwer, 2019, 1-2; T. KRUGER en J. VERHELLEN, Internationaal Privaatrecht – De essentie, Brugge, die Keure, 2019, 6.

(15)

2. Economische internationale openbare orde

2.1. Economische?

19. In deze masterproef wordt de economische internationale openbare orde besproken. Het is een realiteit dat het begrip ‘economisch’ noch in de literatuur, noch in de rechtspraak dikwijls voorkomt als onderscheidend criterium binnen de internationale openbare orde. Het begrip is louter toegevoegd om het onderzoek af te bakenen. Het onderzoek focust met andere woorden op het economische aspect van de internationale openbare orde en er wordt afstand genomen van het ‘zedelijke’ aspect – waar het gros van de rechtspraak over gaat.27 Specifieke aandacht gaat uit naar de invulling van de economische openbare orde binnen een economische context: het economisch- en handelsrecht. Dit is een onderdeel van de ‘burgerlijke en handelszaken’.

Deze burgerlijke en handelszaken vallen onder het materiële toepassingsgebied van de Rome I-Verordening28, de Rome II-Verordening29 en de Brussel I(bis)-Verordening30. Dat begrip krijgt in se een autonome uitlegging: een Europese betekenis die losstaat van de nationaalrechtelijke invulling.31 Deze is voor alle behandelde verordeningen gelijk, wat wordt bevestigd door overweging 7 Rome I (en Rome II).32 Die overweging stelt dat de bepalingen en dus ook de daarin gebruikte begrippen, op elkaar moeten worden afgestemd.33 Vreemd genoeg ontbreekt een uitdrukkelijke definitie in de instrumenten. De definitie van het concept moet gezocht worden in de rechtspraak van het HvJ, die het volgende stelt: “Burgerlijke en handelszaken zijn rechtsbetrekkingen die hun oorsprong vinden in het civiele recht en waarbij door de overheidsinstantie geen gebruik wordt gemaakt van bevoegdheden die buiten het bestek vallen van de op betrekkingen tussen particulieren toepasselijke regels.”34 Er is een onmiskenbare relatie

27 L. DESCHUYTENEER en J. VERHELLEN, “Vallen ernstige economische gevolgen onder de internationale

economische openbare orde?” (noot onder HvJ C-302/13), RW 2015-16, 114, randnr. 16.

28 Art. 1, lid 1 Rome I. 29 Art. 1, lid 1 Rome II.

30 Art. 1, lid 1 Brussel Ibis en art. 1, lid 1 Brussel.

31 HvJ 14 oktober 1976, nr. 29/76, ECLI:EU:C:1976:137, ‘LTU’, punt 3.

32 Overweging 7 van Rome I en Rome II stellen dat het materiële toepassingsgebied van Rome I en Rome II moet

stroken met dat van Brussel I. Opmerking: verwijst naar Brussel I, maar door middel van een teleologische interpretatie en door lezing van art. 80 van de Brussel Ibis-Verordening kan besloten worden dat de Europese wetgever deze conformiteit ook voor ogen had met betrekking tot de bepalingen van Brussel Ibis.

33 Vaste rechtspraak HvJ zie onder meer: HvJ 16 december 1980, nr. 814/79, ECLI:EU:C:1980:291, ‘Rüffer’, punt 7;

HvJ 21 april 1993, nr. C-172/91, ECLI:EU:C:1993:144, ‘Sonntag’, punt 18; HvJ 15 mei 2003, nr. C-266/01, ECLI:EU:C:2003:282, ‘Préservatrice foncière TIARD’, punt 20; HvJ 18 mei 2006, nr. C-343/04, ECLI:EU:C:2006:330, ‘ČEZ’, punt 22 en HvJ 15 februari 2007, nr. C-292/05, ECLI:EU:C:2007:102, ‘Lechouritou e.a.’, punt 29 (X.E. KRAMER, H.L.E. VERHAGEN, S. VAN DONGEN en A.P.M.J. VONKEN, Mr. C. Assers handleiding tot de

beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 10. Internationaal privaatrecht. Deel III. Internationaal vermogensrecht, Deventer, Kluwer, 2015, 380-382, randnrs. 654-655).

34 X.E. KRAMER, H.L.E. VERHAGEN, S. VAN DONGEN en A.P.M.J. VONKEN, Mr. C. Assers handleiding tot de

beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 10. Internationaal privaatrecht. Deel III. Internationaal vermogensrecht, Deventer, Kluwer, 2015, 439-440, randnr. 727.

(16)

tussen de besproken verordeningen die samen het internationaal privaatrecht inzake burgerlijke en commerciële zaken regelt. De belangrijkste vaststelling is dat ze klaarblijkelijk eenzelfde materieel toepassingsgebied hebben, met uitzondering van de enkele gevallen waar de verordeningen een verschillende doch expliciete uitsluiting maken (zie art. 1 van Rome I, Rome II en Brussel I(bis)).35 Voor het hier besproken thema spelen deze specifieke uitsluitingen geen rol.

2.2. Internationale openbare orde

2.2.1. Het concept

20. De internationale openbare orde is een open norm, ingeschreven in verschillende Europese36 en nationale37 instrumenten. Ze tracht de fundamentele waarden van een forumstaat te beschermen tegen onaanvaardbare resultaten die kunnen voortvloeien uit de toepassing van buitenlands recht of door de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen.38 Kortom, een soort vrijwaringsclausule die functioneert als noodklep39 voor de bescherming van de essentiële belangen van een nationale staat.40

Ze kan als dusdanig op twee manieren worden gebruikt. Enerzijds als exceptie bij de regeling van het toepasselijk recht en anderzijds als weigeringsgrond bij de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing (of authentieke akten en gerechtelijke schikkingen). In die eerste situatie kan de rechter bij een kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde van het forumland de vreemde rechtsregel achterwege laten (verdere bespreking onder afdeling 2.1).41 In de tweede situatie kan ze leiden tot de erkenningsweigering of, a fortiori, tot de weigering van tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen (of authentieke akten en gerechtelijke schikkingen) die kennelijk in strijd zijn met de openbare orde van de aangezochte lidstaat (verdere bespreking onder afdeling 2.2).42

35 Overweging 7 van Rome I (en Rome II) stelt dat het materiële toepassingsgebied van Rome I en Rome II moet stroken

met het toepassingsgebied van Brussel I. Opmerking: verwijst naar Brussel I, maar door middel van een teleologische interpretatie en door lezing van art. 80 Brussel Ibis kan er besloten worden dat deze conformiteit ook geldt voor de bepalingen van Brussel Ibis.

36 Zie o.a. Art. 45, lid 1, a) Brussel Ibis; art. 21 Rome I; art. 26 Rome II en art. 33 Insolventieverordening (Verordening

(EU) nr. 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures, Pb.L. 5 juni 2015, L 141/19).

37 Zie bijv. in België art. 21 Wet 16 juli 2004 houdende het Wetboek van Internationaal Privaatrecht, BS 27 juli 2004,

57.344 (hierna: ‘WIPR’).

38 M. GEBAUER, “Orde public (Public Policy)”, MPIL 2011,

https://opil.ouplaw.com/view/10.1093/law:epil/9780199231690/law-9780199231690-e1448?rskey=48dnn3&result=2&prd=MPIL, 2, randnr. 1.

39 W. WAUTERS en K. LAMBEIN, “De exceptie van de internationale openbare orde (I.O.O.) – Enkele toepassingen

in het I.P.R.”, TGR 1995, 132.

40 A. LOPEZ-TARRUELLA, “The Public Policy Clause in the System of Recognition and Enforcement of the Brussels

Convention”, The European Legal Forum 2000, www.simons-law.com/library/pdf/e/22.pdf, 123.

41 Zie bijvoorbeeld art. 21 Rome I en art. 26 Rome II. 42 Zie bijvoorbeeld art. 45, lid 1, a) Brussel Ibis.

(17)

21. Het is uitermate belangrijk om het begrip te onderscheiden van de interne openbare orde. Dit laatste begrip is een nationaal begrip dat een beroep op de openbare orde bepalingen uit het IPR niet steeds kan verantwoorden. Het wordt in België omschreven als de rechtsregels die de essentiële belangen van de staat of van de gemeenschap raken of de rechtsregels die de juridische grondslagen vastleggen waarop de economische en morele orde van de samenleving rust.43 Om dit onderscheid duidelijk te maken wordt het hier besproken begrip aangeduid als de ‘internationale’ openbare orde. Het is enger en maakt op zich deel uit van de interne openbare orde.44 Deze engere openbare orde behelst enkel de kernprincipes en -waarden waarvan niet kan worden afgeweken, zelfs niet als er buitenlandse elementen meespelen. De desbetreffende fundamentele beginselen kunnen van rechtsorde tot rechtsorde variëren en worden, net als de interne openbare orde, nationaal ingevuld.45

Aangezien dat het een open norm is, wordt het ingevuld door de rechters. Op deze manier kunnen zij in zekere mate aan een soort van rechtsschepping doen. Dit is de hoofdreden waarom men zich moet richten tot de rechtspraak om te zien hoe dit begrip wordt ingevuld.46 In België heeft het Hof van Cassatie het als volgt omschreven:

“Een wet van interne openbare orde is slechts van internationale openbare orde indien de wetgever, door de bepalingen van die wet, een beginsel heeft willen vastleggen dat hij als wezenlijk voor de in België gevestigde morele, politieke of economische orde beschouwt en dat, op die grond, noodzakelijkerwijs de toepassing in België moet uitsluiten van elke vreemde rechtsregel die hiermee strijdig is of hiervan afwijkt, zelfs indien deze volgens de gewone regels van de wetsconflicten van toepassing is”.47

22. Tot op heden is er nog geen sprake van een eengemaakte internationaal privaatrechtelijke openbare orde in die zin dat zij in alle staten dezelfde inhoud heeft.48 De betekenis van de internationale openbare orde is namelijk niet uniform, maar afhankelijk van gangbare opvattingen in het land van de rechter of in de aangezochte lidstaat. Toch krijgt het concept steeds vaker een internationale dimensie.49

43 Cass. 9 december 1948, Arr.Verbr. 1948, 615.

44 W. WAUTERS, K. LAMBEIN, “De exceptie van de internationale openbare orde (I.O.O.) – Enkele toepassingen in

het I.P.R.”, TGR 1995, 132.

45 S. FRANCQ, “article 45” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.), European Commentaries on Private

International Law – Brussels Ibis Regulation – Commentary, München, Sellier European Law Publishers, 2016, 879,

randnr. 16.

46 L. WILLEMARCK, “De exceptie van openbare orde in het internationaal privaatrecht. Een juridisch middel om

essentiële waardeconflicten op te lossen en fundamentele cultuurtegenstellingen te overbruggen”, R&R 2003/2, 100.

47 Cass. 4 mei 1950, Arr.Verbr. 1950, 557. Daarna nog herhaald zie bijvoorbeeld: Cass. 18 juni 2007, Arr.Cass. 2007,

1359.

48 A.P.M.J. VONKEN, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk recht. 10.

Internationaal privaatrecht. Deel I. Algemeen deel IPR, Deventer, Kluwer, 2018, randnr. 487.

49 Zie o.a. B. HESS en T. PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments of

(18)

www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-Dit wordt veroorzaakt door de rechtstreekse invloed van verschillende internationale beginselen. Denk bijvoorbeeld aan het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM), een fundamenteel recht gewaarborgd door het EVRM, waarnaar wordt verwezen in verschillende arresten50 van het HvJ.51 Ook het aannemen van internationale regelgeving en de verdere unificatie van de Europese IPR-regels heeft daarop een bevorderend effect.52

Op sommige vlakken kan er dus sprake zijn van een zekere harmonisatie. Dit is enkel mogelijk tussen staten die voldoende sociaal, economische en cultureel eensgezind zijn; zoals de lidstaten van de Europese Unie.53 Het eenmakingsproces wordt bij deze laatsten versneld doordat het HvJ soms werkelijk een invulling geeft aan het begrip.54 Men zou zelfs zo ver kunnen gaan als te stellen dat men, stap voor stap, evolueert naar een Europese internationale openbare orde en een openbare orde van de Gemeenschap (verdere bespreking infra Hoofdstuk 2).55

2.2.2. De materiële vs. procedurele openbare orde

23. De hiernavolgende hoofdstukken vormen een onderzoek naar de invulling van de ‘internationale openbare orde’, met een specifieke focus op de ‘economische internationale openbare orde’. Desalniettemin is het onderscheid tussen twee verschijningsvormen van de openbare orde reeds van belang. De rechtsleer over de erkenning en tenuitvoerlegging maakt namelijk het onderscheid tussen enerzijds de materieelrechtelijke openbare orde (synoniem: ‘materiële openbare orde’) en anderzijds de procedurele openbare orde (synoniem: ‘procesrechtelijke openbare orde’).56 Hierbij is het belangrijk dat

JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 13-14; H. VAN HOUTTE, “De internationalisatie van de openbare orde” in H. COUSY en S. STIJNS (eds.), Liber Amicorum Walter van Gerven, Deurne, Kluwer, 2000, 178, randnr. 14; L. WILLEMARCK, “De exceptie van openbare orde in het internationaal privaatrecht. Een juridisch middel om essentiële waardeconflicten op te lossen en fundamentele cultuurtegenstellingen te overbruggen”, R&R 2003/2, 121.

50 Zie o.a. HvJ 28 maart 2000, nr. C-7/98, ECLI:EU:C:2000:164, ‘Krombach’, punt 25-26 en 38-39; HvJ 2 april 2009,

nr. C-394/07, ECLI:EU:C:2009:219, ‘Gambazzi’, punt 28.

51 Zie o.a. B. HESS en T. PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments of

Private International and Procedural Law,

www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 168; L. DESCHUYTENEER, “Een kennelijk onjuiste toepassing van het Unierecht maakt (voorlopig nog) geen schending uit van de internationale openbare orde” (noot onder HvJ C-681/13),

TBH 2017, 66, randnr. 4.

52 A.P.M.J. VONKEN, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk recht. 10.

Internationaal privaatrecht. Deel I. Algemeen deel IPR, Deventer, Kluwer, 2018, randnr. 505.

53 L. WILLEMARCK, “De exceptie van openbare orde in het internationaal privaatrecht. Een juridisch middel om

essentiële waardeconflicten op te lossen en fundamentele cultuurtegenstellingen te overbruggen”, R&R 2003/2, 99.

54 B. HESS en T. PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments of Private

International and Procedural Law, www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 37.

55 S. FRANCQ, “article 45” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.), European Commentaries on Private

International Law – Brussels Ibis Regulation – Commentary, München, Sellier European Law Publishers, 2016, 901,

randnr. 35.

56 Ibid., 883 ev., randnr. 20 ev.; B. HESS, T. PFEIFFER en P. SCHLOSSER, The Brussel I-Regulation (EC) No 44/2001:

The Heidelberg Report on the Application of Regulation Brussels I in 25 Member States (Study JLS/C4/2005/03),

(19)

de materiële openbare orde in de praktijk veel minder wordt toegepast en ingeroepen dan de procedurele openbare orde.57

De procedurele openbare orde heeft betrekking op de wijze van totstandkoming van een buitenlandse beslissing. Daarbij mag er geen sprake zijn van een schending van een fundamenteel beginsel van procesrecht, anders is een beroep op de openbare orde mogelijk (o.a. inbreuk op het recht van verdediging of een inbreuk op de motivatieplicht).58 Aan de andere kant verwijst de materiële openbare orde naar de inhoud van een buitenlands beslissing. Een beroep op deze openbare orde is mogelijk als een beslissing materieel recht uitvoert dat in strijd is met fundamentele beginselen of dwingende bepalingen van de aangezochte lidstaat (bijv. overdreven punitive damages).59 Dit behelst met andere woorden de bescherming van fundamentele rechten ten gronde. Bijzondere aandacht gaat uit naar materiële openbare orde wat het nauwst aansluit bij de economische openbare orde.

24. Bij het toepasselijke recht bestaat de procedurele openbare orde niet.60 Het daar gemaakte voorbehoud staat bekend als de materiële openbare orde-exceptie en is te vinden in zowel de Rome I-Verordening61, als de Rome II-Verordening62.63

57 Zie verder onderzoek in de volgende hoofdstukken en interpretatierapport van HESS en PFEIFFER (B. HESS en T.

PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments of Private International and

Procedural Law, www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 152).

58 A.P.M.J. VONKEN, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk recht. 10.

Internationaal privaatrecht. Deel I. Algemeen deel IPR, Deventer, Kluwer, 2018, randnr. 503; L. VAN BOCKHOVE,

“Het ontbreken van de openbareorde-exceptie in de nieuwe generatie Europese procesrechtelijke verordeningen in het licht van art. 6 lid 1 EVRM”, Nederlands internationaal privaatrecht 2007-4, 334-335.

59 B. HESS en T. PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments of Private

International and Procedural Law, www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 29.

60 S. OMLOR, "Article 21" in F. FERRARI (ed.), Rome I Regulation - Pocket commentary, München, Sellier European

Law Publishers, 2015, 489, randnr. 2; A. FUCHS, “Article 26” in P. HUBER (ed.), Rome II Regulation - Pocket

Commentary, München, Sellier European Law Publishers, 2011, 426-427, randnr. 7.

61 Art. 21 Rome I 62 Art. 26 Rome II.

63 B. HESS en T. PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments of Private

International and Procedural Law, www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 29; S. OMLOR, "Article 21" in F. FERRARI (ed.), Rome I Regulation - Pocket

commentary, München, Sellier European Law Publishers, 2015, 489, randnr. 2; A. FUCHS, “Article 26” in P. HUBER

(20)

Afdeling 2. Bronnen van de economische internationale openbare orde

25. De exceptie van de openbare orde, en dus ook de economische openbare orde, is opgenomen in verschillende Europese verordeningen en Europese verdragen. De meest recente Europese regels zijn daarbij vervat in verordeningen. Zo regelt de Brussel I(bis)-Verordening de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen (en authentieke akten en gerechtelijke schikkingen) en de Rome I- en de Rome II-Verordening het toepasselijk recht.64 Deze Unierechtelijke regels hebben voorrang op het nationaal recht waardoor een afzonderlijke bespreking van de nationale IPR-regels niet nodig is.65

1. De erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen: de Brussel

I(bis)-Verordening

26. De regels van internationaal privaatrecht met betrekking tot de erkenning en tenuitvoerlegging bepalen het effect van een buitenlandse beslissing in een andere lidstaat. Daarbij kan men de vraag stellen of – en onder welke voorwaarden – een buitenlandse rechterlijke beslissing bindende kracht heeft in een andere lidstaat.66 De tenuitvoerlegging gaat een stap verder. Daardoor krijgt een buitenlandse rechterlijke beslissing dezelfde werking als in het land van oorsprong doordat de tegenpartij gedwongen kan worden om gevolg te geven aan de beslissing in de aangezochte lidstaat.67

1.1. De Brussel Ibis-Verordening

68

1.1.1. Situering

27. De Brussel Ibis-Verordening is hét instrument in het Europees burgerlijk procesrecht dat van toepassing is op beslissingen in burgerlijke en handelszaken, waarvan het handels- en economisch recht deel uitmaken.69 Het instrument stelt enerzijds enkele regels vast waarmee men de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties kan bepalen, wat in deze masterproef buiten beschouwing wordt gelaten. Anderzijds creëert het een vereenvoudigd systeem voor de erkenning en tenuitvoerlegging van

64 Ondanks de traditionele driedeling in het IPR, wordt het luik van de internationale bevoegdheid niet besproken. Dit

laatste luik heeft namelijk een gering belang voor het besproken onderwerp.

65 Zie onder meer HvJ 15 juli 1964, nr. C-6/64, ECLI:EU:C:1964:66, ‘Costa t. Enel’.

66 L. STRIKWERDA en S.J. SCHAAFSMA, Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht, Deventer,

Wolters Kluwer, 2019, 375, randnr. 259.

67 Ibid., 376, randnr. 260.

68 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de

rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel Ibis), Pb.L. 20 december 2012, L 351/1.

69 Art. 1, lid 1 Brussel Ibis. Het is niet van toepassing op fiscale zaken, douanezaken en administratiefrechtelijke zaken,

noch op de aansprakelijkheid van de staat (vgl. infra Rome I en Rome II). Additionele uitsluitingen terug te vinden in art. 1, lid 2 Brussel Ibis (o.a. faillissement, sociale zekerheid, …). Deze uitsluitingen vormen uitzonderingen die, zoals iedere uitzondering, gelet op het doel van de onderhavige verordening, strikt worden uitgelegd.

(21)

rechterlijke beslissingen, authentieke akten en gerechtelijke schikkingen. Deze masterproef legt de focus op de rechterlijke beslissingen; de regels met betrekking tot de authentieke akten en gerechtelijke schikkingen blijven buiten beschouwing.

28. Geografisch regelt de verordening rechtstreeks het Europees internationaal bevoegdheidsrecht en de erkenningen en tenuitvoerlegging van Europese gerechtelijke beslissingen en akten binnen de EU, met uitzondering van Denemarken.70 Belangrijk hierbij is dat de regeling formeel van toepassing is op elke beslissing, ongeacht de gegeven benaming, van een gerecht van een lidstaat.71 Ze is dus zeker van toepassing op de beslissingen van de gerechten uit de lidstaten die in deze masterproef aan bod komen, m.n. beslissingen uit België en Nederland.

29. Temporeel is de erkennings- en tenuitvoerleggingsregeling van de verordening van toepassing op rechtsvorderingen die zijn ingesteld op of na 10 januari 2015.72 Vanaf dat moment heeft ze de Brussel I-Verordening73 vervangen, die op haar beurt het Verdrag van Brussel74 verving.75 De rechtsvorderingen van vóór 10 januari van dat jaar vallen onder de Brussel I-Verordening.76

1.1.2. Principiële erkenning van rechterlijke beslissingen én principiële uitvoering

30. De theorie omtrent de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen heeft een lange weg afgelegd die nu geëindigd is bij de automatische erkenning en de automatische tenuitvoerlegging zonder exequaturprocedure.77 Dit laatste onderdeel, de afschaffing van het exequatur, is een belangrijke vernieuwing ten opzichte van het systeem onder de Brussel I-Verordening.78 Iedere in een lidstaat gegeven beslissing die onder het toepassingsgebied van de verordening valt wordt erkend en tenuitvoergelegd zonder vorm van proces of voorafgaande verklaring van uitvoerbaarheid.79

70 Ondanks de uitsluiting van Denemarken moeten de bepalingen, met enkele aanpassingen, ook worden toegepast in

de betrekking tussen Denemarken en de overige lidstaten van de EU (S.J. SCHAAFSMA, “Commentaar op aanhef Brussel I-bis”, T&C Rv, www.navigator.nl/document/idpasse504201e459948cfa64f411977f45950?cpid=WKNL-LTR-Nav2&cip=hybrid, 4).

71 Art. 2, a) juncto art. 36, lid 1 en art. 46 Brussel Ibis. 72 Art. 66, lid 1 juncto art. 81 Brussel Ibis.

73 Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de

erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I), Pb.L. 16 januari 2001, L 12/1.

74 Verdrag van Brussel van 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in

burgerlijke en handelszaken (EEX-Verdrag), Pb.L. 31 december 1972, L 299/1.

75 Art. 80 Brussel Ibis. 76 Infra randnr. 35 ev.

77 Voor de erkenning art. 36, lid 1 Brussel Ibis en voor de tenuitvoerlegging art. 39 Brussel Ibis. 78 Overweging 26 Brussel Ibis.

79 Respectievelijk art. 36 en art. 39 Brussel Ibis. Zie ook: M.I. HAZELHORST en X.E. KRAMER, “Afschaffing van

het exequatur in Brussel I: daadwerkelijke verbetering of politiek gebaar?’, Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging 2013(2), 45.

(22)

Bijv. Een partij met een Belgisch vonnis dat uitvoering vereist in een andere lidstaat kan zich rechtstreeks wenden tot de in die lidstaat bevoegde tenuitvoerleggingsinstantie. Ook de tegenovergestelde situatie is geldig. Een (buitenlandse) partij die een beslissing uit een andere lidstaat in België wil uitvoeren, kan zich rechtstreeks tot de Belgische gerechtsdeurwaarders wenden.80

1.1.3. De weigeringsgronden

31. Het gaat om een principiële erkenning en tenuitvoerlegging, maar niet om een absolute erkenning en tenuitvoerlegging. Hiermee bedoel ik dat de rechter de erkenning en/of tenuitvoerlegging nog steeds kan weigeren in een procedure, aan de hand van ‘weigeringsgronden’ opgenomen in artikel 45 van de verordening. Deze weigeringsgronden worden niet ambtshalve opgeworpen door de rechter.81 Inroeping gebeurt namelijk op initiatief van een belanghebbende partij, in het geval van een erkenning, of op initiatief van de persoon tegen wie om tenuitvoerlegging wordt verzocht, in het geval van een tenuitvoerlegging.82 Tijdens dergelijke procedure is de taak van de rechter beperkt tot een controle van de limitatief opgesomde weigeringsgronden. Het obligatoire karakter – dat voortvloeit uit de bewoording van artikel 45, lid 1 Brussel Ibis – verplicht de rechter om, na de correcte opwerping van een weigeringsgrond, de erkenning of tenuitvoerlegging te weigeren.83 Dit alles gebeurt zonder onderzoek naar de inhoudelijke juistheid (verbod op ‘révision au fond’) en zonder toetsing van de bevoegdheid van de verwijzende rechter.84

32. De weigeringsgronden moeten strikt worden geïnterpreteerd aangezien zij een belemmering vormen op de verwezenlijking van het vrije verkeer van beslissingen, een van de fundamentele doelstellingen van de verordening.85 Kortom, de lidstaten krijgen weinig mogelijkheden om de

80 Meer informatie over formaliteiten zie: P. TAELMAN en S. VOET, “Exit exequatur” in M. PIERS, H. STORME en

J. VERHELLEN (eds.), Liber Amicorum Johan Erauw, Antwerpen, Intersentia, 2014, 200, randnr. 13.

81 Na het openen van de procedure kan de rechter de gronden wel aanpassen, indien hij bijvoorbeeld niet akkoord gaat

met de opgeworpen weigeringsgrond.(S. FRANCQ, “article 45” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.), European

Commentaries on Private International Law – Brussels Ibis Regulation – Commentary, München, Sellier European Law

Publishers, 2016, 871, randnr. 7).

82 Respectievelijk art. 45, lid 1 Brussel Ibis en art. 46 Brussel Ibis. Opmerking: toets van de limitatieve lijst met

weigeringsgronden is in vergelijking met de regeling onder Brussel I verschoven naar de uitvoeringsfase.

83 Zie art. 45, lid 1 Brussel Ibis: “De erkenning van een beslissing wordt op verzoek van een belanghebbende partij

geweigerd indien” (eigen onderlijning). Zie ook: S. FRANCQ, “article 45” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.),

European Commentaries on Private International Law – Brussels Ibis Regulation – Commentary, München, Sellier

European Law Publishers, 2016, 869, randnr. 5.

84 Respectievelijk art. 52 en art. 45, lid 3 Brussel Ibis.

(23)

erkenning en executie van een buitenlandse beslissing te verhinderen aangezien zij respect en juridische waarde verdienen.86 De weigeringsgronden zijn:

a) de kennelijke strijdigheid met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;

b) ontijdig of onzorgvuldig uitgebrachte inleidende dagvaarding, waardoor verweerder jegens wie verstek is verleend geschaad is in zijn belangen;

c) onverenigbaarheid met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing;

d) onverenigbaarheid met een tussen de tussen partijen gegeven beslissing in een andere lidstaat of derde land, mits de eerdere beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat;

e) strijdigheid met bevoegdheidsregels wanneer de verweerder een consument, verzekeringnemer87 of werknemer is;

f) strijdigheid met de exclusieve bevoegdheidsregels uit art. 24 Brussel Ibis.88

1.1.4. De exceptie van internationale openbare orde

33. De exceptie van internationale openbare orde is dus een van de weigeringsgronden. Deze bepaling – artikel 45, lid 1, a) Brussel Ibis – stelt dat de erkenning die kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat geweigerd kan worden. Daarbij is het van belang om rekening te houden met zijn subsidiaire karakter. De openbare orde-toets is namelijk de meest algemene weigeringsgrond uit de limitatieve lijst van weigeringsgronden. Ze vindt slechts toepassing indien het ‘gebrek’ dat erkenning en/of tenuitvoerlegging zou uitsluiten niet binnen de toepassingssfeer van de andere, meer specifieke, gronden valt.89 Dit is een toepassing van het principe lex specialis derogat legi generali.90

86 L. VAN BOCKHOVE, “Het ontbreken van de openbareorde-exceptie in de nieuwe generatie Europese

procesrechtelijke verordeningen in het licht van art. 6 lid 1 EVRM”, Nederlands internationaal privaatrecht 2007-4, 331-332.

87 Polishouder, verzekerde, begunstigde van de verzekeringsovereenkomst of de benadeelde partij (art. 45, lid 1, e), i),

Brussel Ibis).

88 B.A. DE RUIJTER, “De nieuwe EEX-verordening: verbetering bevoegdheids- en executierecht in internationale

zaken”, Bedrijfsjuridische berichten 2015/1, 3.

89 Zie bv. HvJ 4 februari 1988, nr. C-145/86, ECLI:EU:C:1988:61, ‘Hoffmann’; HvJ 10 oktober 1996, nr. C-78/95,

ECLI:EU:C/1996:380, ‘Hendrikman’; A. LOPEZ-TARRUELLA, The Public Policy Clause in the System of

Recognition and Enforcement of the Brussels Convention, 2000, www.simons-law.com/library/pdf/e/22.pdf, 126. Deze

tekst en deze arresten gaan over het Verdrag van Brussel maar zie bespreking overweging 34 Brussel Ibis (infra randnr. 35).

90 S. FRANCQ, “article 45” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.), European Commentaries on Private

International Law – Brussels Ibis Regulation – Commentary, München, Sellier European Law Publishers, 2016, 882,

randnr. 19. Zie ook bespreking onder Hoofstuk 2, Afdeling 2, 1.2.1. De absolute voorrang van de specifieke weigeringsgronden.

(24)

Net als bij de Rome I- en de Rome II-Verordening gebruikt de Europese wetgever het woord ‘kennelijk’.91 Dit duidt op de onmiskenbare consensus dat een beroep op de openbare orde enkel mogelijk is in uitzonderlijke gevallen, wat reeds werd aangenomen in 1979 in het Rapport Jenard92.93 Het is tevens belangrijk om de bepaling correct te lezen. De weigeringsgrond kan enkel en alleen worden ingeroepen indien de erkenning zelf in strijd is met de openbare orde. De Europese wetgever doelt op het effect van de erkenning of tenuitvoerlegging dat in strijd moet zijn met de openbare orde van de forumstaat. De strijdigheid van de beslissing op zich, of de inhoud van de beslissing, rechtvaardigt het beroep op deze weigeringsgrond niet.94

34. In het voorstel van de verordening95 voerde de Europese Commissie aan dat de materiële regels binnen de Unie voldoende geharmoniseerde waren. Hierdoor zouden er geen schendingen van de materiële openbare orde kunnen voorvallen, waardoor ze de materiële openbare orde uit de verordening trachtte te halen.96 Dit werd door een groot aantal lidstaten controversieel en radicaal bevonden, waardoor het niet werd doorgevoerd in de finale versie.97 De weigeringsgronden zijn nu in hun geheel behouden, wat niets verandert aan het feit dat de materiële openbare orde weinig wordt ingeroepen, laat staan toegekend.98 Maar het dient opmerking dat het feit dat ze weinig voorkomt een argument is voor haar behoud. Ze vormt namelijk geen grote belemmering voor het vrije verkeer van beslissingen.99 Daarnaast kan ze weldegelijk een grote waarde hebben in uitzonderlijke situaties. HESS geeft de hypothese weer waarin een rechterlijke instantie van een lidstaat gebruik maakt van het recht van een

91 Art. 21 Rome I en art. 26 Rome II.

92 P. JENARD, “Report on the Convention on jurisdiction and the enforcement of judgments in civil and commercial

matters”, Pb.L. 5 maart 1979, C-59/1, 44.

93 J. ERAUW en H. STORME, Internationaal Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2009, 247, randnr. 176. Zie bijvoorbeeld

ook in de rechtspraak: HvJ 4 februari 1988, nr. C-145/86, ECLI:EU:C:1988:61, ‘Hoffmann’, punt 21.

94 S. FRANCQ, “article 45” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.), European Commentaries on Private

International Law – Brussels Ibis Regulation – Commentary, München, Sellier European Law Publishers, 2016, 882

ev., randnr. 19 ev.

95 Voorstel (Comm.) voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke

bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, 3 januari 2011, COM (2010)748 def/2 – 2010/0383 (COD), 7.

96 M. SELIE, “De nieuwe Brussel Ibis-Vo op het vlak van de exequaturprocedure en de openbare orde-exceptie: meer

praktische problemen dan praktische relevantie”, TBH 2013/5, 343, randnr. 36; J. K. ŠKERL, “European public policy (with an emphasis on exequatur proceedings)”, Journal of Private International law 2011, vol. 7 afl. 3, 462.

97 S. FRANCQ, “article 45” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.), European Commentaries on Private

International Law – Brussels Ibis Regulation – Commentary, München, Sellier European Law Publishers, 2016, 876,

randnr. 13a, voetnoot 58.

98 B. HESS, T. PFEIFFER en P. SCHLOSSER, The Brussel I-Regulation (EC) No 44/2001: The Heidelberg Report on

the Application of Regulation Brussels I in 25 Member States (Study JLS/C4/2005/03), München, Verlag C.H. Beck,

2008, 144; B. HESS en T. PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments

of Private International and Procedural Law,

www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 167; P. A. NIELSEN, “The new Brussels I Regulation”, Common Market Law

Review 2013, vol. 50, 527. KRUGER stelt dat de openbare orde in zijn geheel weinig wordt aanvaard door de Belgische rechtbanken (T. KRUGER, De toepassing in België van de Europese IPR-Verordeningen, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2016, 24).

99 J. K. ŠKERL, “European public policy (with an emphasis on exequatur proceedings)”, Journal of Private

(25)

niet-lidstaat(bijv. door Rome I of Rome II), een derde lidstaat moet die beslissing dan erkennen zelfs als die strijdig is met haar materiële openbare orde.100 Deze situatie moeten we vermijden.101

1.2. De Brussel I-Verordening in vogelvlucht

102

35. Het zou natuurlijk het eenvoudigst zijn om enkel het eindstation te betreden: Brussel Ibis. Deze aanpak was na analyse van de rechtspraak van het HvJ (Hoofdstuk 2) niet te verantwoorden. Het is namelijk zo dat de Brussel I-Verordening nog een grote rol speelt voor rechtsvorderingen ingesteld vóór 10 januari 2015.103 Daarenboven zijn er nog geen arresten van het HvJ die verwijzen naar artikel 45, lid 1 Brussel Ibis.104 Gelukkig wordt deze leemte ondervangen door diens voorloper – de Brussel I-Verordening. Het is namelijk zo dat de continuïteit tussen het Verdrag van Brussel van 1968, de Brussel I-Verordening en de Brussel Ibis-Verordening moet worden gewaarborgd; wat tevens geldig is voor de uitlegging van het HvJ over gelijkwaardige bepalingen.105 Daarom dat een korte tussenstop bij de Brussel I-Verordening noodzakelijk is.

36. De belangrijkste opmerking is dat het regime grosso modo ongewijzigd is gebleven. Er zijn wel kleine wijzigingen in het materieel en formeel toepassingsgebied, maar deze vallen buiten de scope van mijn onderzoek.106 Het voornaamste is dat burgerlijke en handelszaken vóór 15 januari 2015 door deze verordening worden geregeld. Daarnaast is het weigeringsregime met betrekking tot de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen lichtelijk gewijzigd.107 Maar ook deze wijzigingen zijn verwaarloosbaar aangezien de openbare orde-exceptie vrijwel ongewijzigd terug te vinden is in artikel 34, lid 1 Brussel I. Overigens dient het opmerking dat het openbare orde regime ook niet wijzigde bij de

100 B. HESS, T. PFEIFFER en P. SCHLOSSER, The Brussel I-Regulation (EC) No 44/2001: The Heidelberg Report on

the Application of Regulation Brussels I in 25 Member States (Study JLS/C4/2005/03), München, Verlag C.H. Beck,

2008, 144. Gelijkaardig voorbeeld: M. SELIE, “De nieuwe Brussel Ibis-Vo op het vlak van de exequaturprocedure en de openbare orde-exceptie: meer praktische problemen dan praktische relevantie”, TBH 2013/5, 344, randnr. 39, voetnoot 73.

101 Natuurlijk mag een ‘nationalistische’ rechter geen misbruik maken van de regel door telkens voorrang te geven aan

het eigen recht. Aldaar is de afbakeningsbevoegdheid van het HvJ heel belangrijk (zie hoofdstuk 2)

102 Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de

erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I), Pb.L. 16 januari 2001, L 12/1.

103 Art. 66, lid 2 Brussel Ibis. 104 Infra Hoofdstuk 2.

105 Overweging 34 Brussel Ibis; overweging 19 Brussel I. Zie voor de bepalingen van het Verdrag van Brussel onder

andere: HvJ 23 april 2009, nr. C-167/08, ECLI:EU:C:2009:263, punt 20; HvJ 10 september 2009, nr. C-292/08, ECLI:EU:C:2009:544, punt 27 en HvJ 18 oktober 2011, nr. C-406/09, ECLI:EU:C:2011:668, punt 38. En voor de bepalingen van Brussel Ibis zie: HvJ 16 november 2016, nr. C-417/15, ECLI:EU:C:2016:881, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak.

106 Grotendeels zelfde uitsluitingen van materiële toepassingsgebied art. 1, lid 1 Brussel I.

(26)

overgang van verdrag naar verordening. Ondanks dat het woord ‘kennelijk’ niet ingeschreven stond in de openbare orde bepaling uit het Verdrag van Brussel, werd het toen al zeer strikt geïnterpreteerd.108

37. Net zoals onder Brussel Ibis was er ten tijde van de Brussel I-Verordening ook sprake van een de plano erkenning.109 Het belangrijkste onderscheid heeft betrekking op de daaropvolgende fase, i.e. de fase van tenuitvoerlegging. Bij de Brussel I-Verordening was er namelijk nog geen sprake van een automatische tenuitvoerlegging van beslissingen. Men diende nog een exequatur te verkrijgen.110 Hierdoor moesten de rechtzoekenden een extra formaliteit naleven indien ze een beslissing willen laten uitvoeren in een andere lidstaat. De belanghebbende kreeg aldus de mogelijkheid om een rechtsmiddel in te stellen tegen de exequaturverlening, met beroep op de weigeringsgronden.111 Dit alles bevindt zich in een fase vroeger dan bij de Brussel Ibis-regeling.112 Onder het nieuwste regime moet de partij op eigen initiatief een verzoek indienen tot weigering van de tenuitvoerlegging of erkenning, waarna de rechter voornoemde weigeringsgronden toetst.113

2. Het toepasselijk recht: de Rome I- en Rome II-Verordening

38. De regels van het toepasselijk recht wijzen het recht aan dat van toepassing is op rechtsverhoudingen met een internationaal karakter: het eigen recht of een buitenlands recht. Dit gebeurt aan de hand van de conflictenrechtelijke methode, gebaseerd op de methode van VON SAVIGNY.114 De internationale rechtsverhouding wordt aan één van de daarbij betrokken rechtstelsels toegewezen, zonder dat de inhoud van de desbetreffende rechtstelsels een rol mag spelen. Het conflictenrecht is dus ‘regelblind’, wat een probleem kan veroorzaken.115

Zonder uitzondering op deze regel zou het toepasselijk aangewezen rechtstelsel ondanks haar mogelijks vreemde, afwijkende of verwerpelijke inhoud of resultaat onverkort worden toegepast. Gelukkig is dit niet het geval. Indien het resultaat door de toepassing van het vreemde recht (en niet het vreemde recht op zich) in strijd komt met beginselen en waarden die in onze rechtsorde voor fundamenteel worden gehouden, is een beroep op de openbare

108 P. JENARD, “Report on the Convention on jurisdiction and the enforcement of judgments in civil and commercial

matters”, Pb.L. 5 maart 1979, C-59/1, 44; S. FRANCQ, “article 45” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.),

European Commentaries on Private International Law – Brussels Ibis Regulation – Commentary, München, Sellier

European Law Publishers, 2016, 881, randnr. 17; J. K. ŠKERL, “European public policy (with an emphasis on exequatur proceedings)”, Journal of Private International law 2011, vol. 7 afl. 3, 482. Zie in de rechtspraak o.a. Trade Agency, punt 48; Apostolides, punt 55; Renault, punt 26; Krombach, punt 21; Hendrikman, punt 23; Hoffmann, punt 21.

109 Art. 33, lid 1 Brussel I vgl. met art. 36, lid 1 Brussel Ibis. 110 Art. 38 ev. Brussel I.

111 Art. 43, lid 1 Brussel I.

112 Onder Brussel Ibis worden de weigeringsgronden beoordeeld in de executiefase.

113 P. TAELMAN en S. VOET, “Exit exequatur” in M. PIERS, H. STORME en J. VERHELLEN (eds.), Liber Amicorum

Johan Erauw, Antwerpen, Intersentia, 2014, 202, randnr. 16.

114 T. BOER, Nederlands Internationaal Personen- en Familierecht: Wegwijzer Voor De Rechtspraktijk, Mechelen,

Wolters Kluwer, 2017, 9.

115 L. STRIKWERDA en S.J. SCHAAFSMA, Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht, Deventer,

Afbeelding

Figuur 1: Visuele voorstelling arrest Meroni

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Voorbeeld 2: In het geval van rondtrekkende bendes fietsendieven kan het voorkomen dat er in één actie 20 fietsen worden gestolen die leiden tot 20 aangiftes, maar, als deze in

De colleges van Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde en Slochteren hebben op 22 augustus 2017 besloten de Verordening binnentreden ter uitvoering noodverordeningen in deze vorm voor

Bovendien worden deze categorieën in 2014 door ouders genoemd, als plaatsen waar jongeren onder de achttien jaar gemakkelijk alcohol kunnen kopen.. Deze 6 categorieën vormen dus

De afgelopen weken hebben wij veel gesproken met inwoners, instellingen en bedrijven over de uitdagingen waar onze mooie gemeente de komende jaren voor staat.. Deze gesprekken

Burg (Wagner) EVA (Euser) EVA (Rombout) PvdA (Van Praag) CDA (Van Ginkel)

• Na afloop van een bepaalde periode meten de onderzoekers het aantal geweldsdelicten per uitgaansgebied en stellen zij vast of zich in het uitgaansgebied met cameratoezicht

In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen dat door middel van dit onderzoek inzichtelijk zal worden gemaakt welke factoren met betrekking tot de samenwerking

In dit overleg tussen de burgemeester, de gemeentesecretaris, de wethouder volksgezondheid, het afdelingshoofd ruimte en een medewerker veiligheid worden onder meer de