• No results found

Naar gemeenschappelijke standaarden op de harmonisatiecadans

Afdeling 3. Het toepasselijk recht: de economische openbare orde

2. Naar gemeenschappelijke standaarden op de harmonisatiecadans

104. In het luik van het toepasselijk recht lijkt de invloed van harmonisatie vanzelfsprekend. Een Europese eenmaking van de materiële wetgeving kan immers functioneren als hulpmiddel ter vereniging van de nationale waarden. Dergelijke tendens wordt weerspiegeld in het arrest Unamar.536 Aldaar geeft het HvJ voor de eerste keer een uitdrukkelijke uitlegging aan de bepalingen van bijzonder dwingend van de lex fori uit artikel 7, lid 2 EVO.537 Aangezien het arrest betrekking heeft op een overeenkomst van handelsagentuur en de werking op de interne markt, past het perfect binnen de bespreking van de economische openbare orde. Bovendien wordt de zaak nader besproken in Hoofdstuk 3 aangezien ze door het Belgische Hof van Cassatie is verwezen.538

105. In casu stelt Navigation Maritime Bulgare, een vennootschap naar Bulgaars recht, de Belgische onderneming Unamar aan als handelsagent. Voor deze soort overeenkomsten is de minimaal geharmoniseerde Europese Handelsagentuurrichtlijn opgesteld en omgezet in nationale wetgeving.539 De richtlijn bevat o.a. de regels die volgens de Europese wetgever een redelijk beschermingsniveau voorzien met het oog op de opbouw van de interne markt.540 Ondanks dat beide lidstaten de richtlijn in nationale wetgeving hebben omgezet, kiezen de partijen voor het Bulgaars recht. Zij biedt een minder

533 Art. 9, lid 1 Rome I.

534 Concl. Adv. Gen. J. KOKOTT, bij HvJ 3 juli 2014, C-302/13, ECLI:EU:C:2014:2046, punt 84.

535 L. MONSEREZ en T. CLAEYS, “Internationaal privaat arbeidsrecht en Rome I”, Oriëntatie 10 december 2009, 273

ev.

536 HvJ 17 oktober 2013, nr. C-184/12, ECLI:EU:C:2013:663, ‘Unamar’.

537 De gegeven invulling strookt volgens het HvJ zelfs met de invulling van artikel 9, lid 1 van Rome I – toen nog niet

in werking (Unamar, punt 48).

538 Infra randnrs. 138-139.

539 Richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de Lid-

Staten inzake zelfstandige handelsagenten, Pb.L. van 31 december 1986, L 382/17. In de Belgische rechtsorde opgenomen door de wet van 13 april 1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst, BS 2 juni 1995, 15.621. In de Bulgaarse rechtsorde is de richtlijn omgezet bij Wijziging van de handelswet van 21 juli 2006, DV, 59 (Bulgarije).

ruime bescherming dan de Belgische regeling.541 Door de verregaande harmonisatie die gepaard gaat met de rechtskeuze twijfelde de verwijzende rechter aan het voorrangsregime van de Belgische wet en verwees de zaak naar het Hof.

In eerste instantie wijst het HvJ erop dat de lidstaten vrij bepalen welke regels in hun nationale rechtsorde gelden als bijzonder dwingend recht.542 Hun vrijheid wordt evenwel begrensd door het Europees recht.543 Daarnaast wijst het HvJ op een tweede beperking die voortvloeit uit het conflictenrecht. De voorrangsregel vergt een strikte interpretatie doordat ze een inbreuk vormt op de rechtskeuzevrijheid van de partijen voortvloeiend uit hun wilsautonomie.544 Dit zorgt ervoor dat een nationale rechter telkens moet controleren of het werkelijk gaat om een bepaling van bijzonder dwingend recht, rekening houdend met de “precieze bewoording van de bepaling, maar ook met de algemene opzet en alle omstandigheden waarin deze bepalingen zijn vastgesteld.”545

Dit is enkel het geval als de nationale wetgever de bepaling heeft vastgelegd “om een belang te beschermen dat voor de betrokken lidstaat fundamenteel is.”546

De verwijzende Belgische rechter moet dus nagaan of de Belgische wetgever het van fundamenteel belang heeft geacht om de handelsagent in de betrokken rechtsorde een ruimere bescherming te bieden dan deze van de richtlijn (zie Hoofdstuk 3).547

106. De zaak bevat enkele verduidelijkingen over de invulling van de economische openbare orde bij het toepasselijk recht, ondanks dat het niet als dusdanig wordt benoemd. Tevens zijn er een aantal parallellen met het erkennings- en tenuitvoerleggingsregime. Vooreerst valt het op dat een rechter bij intra-EU gevallen de gemaakte rechtskeuze kan doorbreken ook al betreft het een minimaal geharmoniseerd rechtsdomein, aangenomen ter bevordering van de interne markt. Daarbij kan een lidstaat nog steeds een andere waarde schenken aan een – ruimer – omgezette rechtsregel, waardoor ze onder strenge voorwaarden voorrang krijgt. Dit is in het groter geheel verstaanbaar. De regels hebben immers een harmoniserende werking wat een positief effect heeft op de interne markt. Bij afwijking wordt dit voordeel teniet gedaan. Bovendien toont dit aan dat harmonisatie er niet altijd voor zorgt dat

541 Onder het Belgische recht kan de agent naast een uitwinningsvergoeding ook schadeloosstelling krijgen (art. X.19

WER); Unamar, punt 34.

542 De tekst van het verdrag bevat geen toepassingsvoorwaarden voor de voorrangsregels van de lex fori, i.t.t. de

voorrangsregels van een derde betrokken land (respectievelijk art. 7, lid 1 en art. 7, lid 2 EVO).

543 Denk aan de verdragsvrijheden die een lidstaat slechts om heel uitzonderlijke redenen mag beperken (A. BONOMI,

“Article 9” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.), Rome I Regulation – Commentary, München, Sellier European Law Publishers, 2016, 628-629, randnr. 91-94; A.A.H. VAN HOEK, “Beëindigingsvergoeding voor handelsagenten en algemeen belang – De uitspraak van het HvJ EU in de zaak Unamar nader beschouwd” (noot onder HvJ C-184/12), Ars

Aequi juni 2014, 471). Zie ook: Unamar, punt 42-48.

544 Unamar, punt 49. 545 Ibid., punt 50. 546 Ibid.

de beschermde belangen overal gelijk zijn, maar ze heeft weldegelijk een unificerende invloed.548 Daaruit volgt: hoe meer harmonisatie, hoe minder een lidstaat zich kan beroepen op voorrangsregels tegenover medelidstaten.549 Deze harmonisatie heeft tevens eenzelfde invloed op de openbare orde- exceptie in intra-EU gevallen: hoe meer geharmoniseerde wetgeving, hoe minder toepasbaar de openbare orde-exceptie. Deze harmonisatie zorgt er immers enerzijds voor dat de fundamentele belangen naar elkaar toegroeien550 en anderzijds zorgt ze ervoor dat het geen invloed meer heeft welke rechter bevoegd is en welke nationale wet van toepassing is.551

Niettemin blijven er (nu nog) verschillende invullingen bestaan van de internationale openbare orde.552 Het HvJ beperkt dan louter de mogelijkheid om voorrang te geven aan het eigen recht. In casu is dat het geval: de ruimere bescherming van de handelsagent kan van fundamenteel belang zijn – en deel uitmaken van de economische openbare orde – maar enkel binnen de door het HvJ bepaalde grenzen.

107. Daarnaast is er een duidelijke analogie met de rechtspraak over de openbare orde bij het erkennings- en tenuitvoerleggingsregime.553 Het zijn immers de lidstaten die bepalen of een regeling van dwingend recht uit de lex fori ook internationaal dwingend is, maar hun vrijheid wordt begrensd door het Europees recht en de rechtspraak van het Hof.554 Daarbij moet het tevens gaan om de bescherming van een fundamenteel belang voor de betrokken lidstaat, wat doet denken aan het openbare orde-begrip uit Krombach.555 De nationale rechter is dus, ook hier, de aangewezen persoon om te

548 B. HESS en T. PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments of Private

International and Procedural Law, https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-

JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 43.

549 A.A.H. VAN HOEK, “Beëindigingsvergoeding voor handelsagenten en algemeen belang – De uitspraak van het HvJ

EU in de zaak Unamar nader beschouwd” (noot onder HvJ C-184/12), Ars Aequi juni 2014, 474; L. WILLEMARCK, “De exceptie van openbare orde in het internationaal privaatrecht. Een juridisch middel om essentiële waardeconflicten op te lossen en fundamentele cultuurtegenstellingen te overbruggen”, R&R 2003/2, 121; Concl. Adv. Gen. N. WAHL, bij HvJ 17 oktober 2013, nr. C-184/12, ECLI:EU:C:2013:301, punt 42.

550 S. OMLOR, "Article 21" in F. FERRARI (ed.), Rome I Regulation - Pocket commentary, München, Sellier European

Law Publishers, 2015, 491, randnr. 5; P. FRANZINA, “Article 21” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.), Rome

I Regulation – Commentary, München, Sellier European Law Publishers, 2016, 832, randnr. 36.

551 T.M. DE BOER, “Unwelcome foreign law: public policy and other means to protect the fundamental values and

public interests of the European Community” in A. MALATESTA, S. GARIATTI en F. POCAR (eds.), The external

dimension of EC private international law in family and succession matters, 21.

552 B. HESS en T. PFEIFFER, Interpretation of the Public Policy Exception as referred to in EU instruments of Private

International and Procedural Law, https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2011/453189/IPOL-

JURI_ET(2011)453189_EN.pdf, 2011, 43.

553 A. BONOMI, “Article 9” in U. MAGNUS en P. MANKOWSKI (eds.), Rome I Regulation – Commentary, München,

Sellier European Law Publishers, 2016, 630, randnr. 98; A.A.H. VAN HOEK, “Beëindigingsvergoeding voor handelsagenten en algemeen belang – De uitspraak van het HvJ EU in de zaak Unamar nader beschouwd” (noot onder HvJ C-184/12), Ars Aequi juni 2014, 474.

554 Vergelijk Unamar, punt 46-52 met Krombach, punt 22-23 (zie ook: Renault, punt 27-28; Apostolides, punt 56-57;

Trade Agency, punt 49; Trade Agency, punt 49; FlyLAL, punt 47; Diageo Brands, punt 42).

555 Vergelijk Unamar, punt 50 met Krombach, punt 37 (zie ook: Renault, punt 30; Apostolides, punt 59; Gambazzi, punt

controleren of het gaat om een fundamenteel belang maar het HvJ kan bijsturen en laat soms een eigen visie doorschijnen.