• No results found

Geen inbreuk bij schending aanhangigheid (arrest Liberato)

Afdeling 2. De erkenning en tenuitvoerlegging: economisch en procedureel

2. Arresten Hof van Justitie

2.10. Geen inbreuk bij schending aanhangigheid (arrest Liberato)

86. Het meest recente arrest over de openbare orde had betrekking op een geschil tussen Liberato en Grigorescu.442 Dhr. Liberato vorderde in 2007 de scheiding van tafel en bed en het ouderlijk gezag over zijn kind bij de Italiaanse rechtbank. Mevr. Grigorescu betwistte de vordering ten gronde en stelde een tegeneis in tot het verkrijgen van onderhoudsgeld voor het kind. De Italiaanse rechter deed begin 2012 uitspraak over de scheiding van tafel en bed waarvoor de schuld bij Grigorescu werd gelegd. De vraag over de oudere verantwoordelijkheid werd verder doorverwezen. Terwijl deze zaak nog hangende was had Grigorescu eind 2009 bij de rechter in Roemenië de echtscheiding, het ouderlijk gezag en een bijdrage in het levensonderhoud van het kind gevorderd. Liberato wierp daartegen de exceptie van aanhangigheid op.443 Desalniettemin sprak de Roemeense rechter in 2010 de scheiding uit, bepaalde de rechter dat het gezag over het kind naar de moeder ging en legde een onderhoudsbijdrage vast. Op 12 juni 2013 verkreeg de Roemeense beslissing kracht van gewijsde. Op 8 juli 2013 werd de scheidingsprocedure in Italië afgesloten en werd daarbij het tegenovergestelde beslist als bij de Roemeense procedure: de vader verkreeg het ouderlijk gezag en de moeder werd verplicht tot betaling van onderhoudsgeld. Mevr. Grigorescu verzocht aan de Italiaanse rechter de erkenning van de

436 Concl. Adv. Gen. J. KOKOTT, bij HvJ 25 mei 2016, C-559/14, ECLI:EU:C:2016:120, punt 22. 437 Meroni, punt 40, verwijst naar Apostolides punt 57. Zie ook: Renault, punt 28; Krombach, punt 23.

438 Toen behandelde ze de rechtsvraag als een verkeerde toepassing van het gemeenschapsrecht nu als een louter

procedureel geschil.

439 L. DESCHUYTENEER, “Een kennelijk onjuiste toepassing van het Unierecht maakt (voorlopig nog) geen schending

uit van de internationale openbare orde” (noot onder HvJ C-681/13), TBH 2017, 69-70.

440 Ibid.; Meroni, punt 52-54.

441 Meroni, punt 48 verwijst naar Diageo Brands, punt 64.

442 HvJ 16 januari 2019, nr. C-386/17, ECLI:EU:C:2019:24, ‘Liberato’, punt 1-2.

443 Enige verschil dat hier merkbaar is, is dat in Italië er een vordering was tot scheiding van tafel en bed tegenover in

Roemeense uitspraak, wat afgewezen werd op grond van de aanhangigheidsregels uit artikel 19 Brussel IIbis. Na aansluitend beroep door Grigorescu werd de Roemeense uitspraak tóch erkend, waarna Liberato cassatieberoep instelde.444

De rechter schorste de behandeling en stelde twee prejudiciële vragen, welke door het HvJ tezamen werden behandeld. De Italiaanse – verwijzende – rechter trachtte te vernemen of een duidelijke schending van de Unierechtelijke aanhangigheidsregels van artikel 19 Brussel IIbis en artikel 27 Brussel I als reden kon dienen om een beslissing niet te erkennen wegens kennelijke strijdigheid met de openbare orde.445

87. Het HvJ controleerde eerst of er effectief sprake was van een schending van de aanhangigheidsregels; wat positief beantwoord werd.446 Vervolgens moest het HvJ onderzoeken of dergelijke schending een reden van openbare orde vormt, m.a.w. of er sprake was van een inbreuk op de fundamentele waarden van de aangezochte staat, die een weigeringsbeslissing kon verantwoorden.447 Vooreerst moest het HvJ nagaan of de aanhangigheidsregels geen bevoegdheidsregels zijn, gezien zij niet getoetst worden, en de openbare orde daar niet op wordt toegepast.448 Het antwoord was bevestigend. De aanhangigheidsregels zijn dus bevoegdheidsregels, waardoor er een verbod van toetsing bestaat van de bevoegdheid van de rechter van de lidstaat van herkomst.449 Het HvJ voegde daaraan toe dat het een rechter verboden is om erkenning van een beslissing uit een andere lidstaat te weigeren op de enkele grond dat volgens hem het nationale recht of het Unierecht in die beslissing onjuist werd toegepast.450 Anders beslissen zou het doel van de verordeningen doorkruisen.451 Ten laatste herhaalde het HvJ de strikte uitlegging van de openbare orde-exceptie. Het HvJ besliste dat de erkenning van een beslissing niet geweigerd kon worden om de enkele reden dat ze in strijd met de aanhangigheidsregels werd geacht. Ze verduidelijkte nogmaals dat de schending van deze regels op zich geen rechtvaardiging

444 Liberato, punt 17-28.

445 Beroep op de aanhangigheidsregels als weigeringsgrond was niet mogelijk aangezien de zaak nog hangende was in

Italië toen die geconfronteerd werd met de incidentele erkenning. Daarnaast ging het in de Italiaanse zaak om de scheiding van tafel en bed en in de Roemeense zaak om een echtscheiding (L. DESCHUYTENEER, “Beter voorkomen dan genezen: de schending van de aanhangigheidsregels kan niet leiden tot een weigering van erkenning” (noot onder HvJ C-386/17), SEW 67(11), 518.

446 De focus wordt gelegd op Brussel I. Voor een uitgebreide bespreking zie arrest Liberato, punt 33-46. Zie ook:

bespreking L. DESCHUYTENEER, “Beter voorkomen dan genezen: de schending van de aanhangigheidsregels kan niet leiden tot een weigering van erkenning” (noot onder HvJ C-386/17), SEW 67(11), 518-519.

447 Liberato, punt 47. 448 Ibid., punt 48.

449 Met betrekking tot de Brussel IIbis was dit antwoord iets dubieuzer in tegenstelling tot het duidelijke antwoord voor

Brussel I, waar art. 35, lid 3 Brussel I niet verwijst naar specifieke bepalingen (Voor Brussel IIbis zie Meroni, punt 49- 52 en voor Brussel I zie Meroni punt 53).

450 Diageo Brands, punt 49. 451 Liberato, punt 54.

kon vormen voor de weigering van de beslissing wegens kennelijke strijdigheid met de openbare orde van die lidstaat.452

88. Het dient opmerking dat de zaak in eerste instantie over de Brussel IIbis-verordening gaat, wat buiten de afbakening van dit onderzoek ligt. Niettemin besliste het HvJ dat een uitbreiding van het toepassingsgebied aan de orde was, gezien de zaak evenzeer betrekking had op onderhoudsverplichtingen.453 Destijd werd dat thema nog geregeld door de Brussel I-Verordening, nu zijn deze vorderingen uitgesloten454 maar dit wijzigt niets aan het belang van het arrest aangezien de bepalingen in eenzelfde bewoording zijn opgesteld.455 Het arrest is bovenal een bevestiging van de hoofddoelstelling van de Brussel I-Verordening: de bevordering van het wederzijdse vertrouwen. Andere belangrijke regels, zoals deze over de bevoegdheid, die ook een positief effect hebben op het vrij verkeer van beslissingen, moeten daar telkens voor wijken. Het arrest bevestigt tevens dat de openbare orde niet functioneert als een ontsnappingsmiddel van de geldende bepalingen van deze verordening, zoals het verbod op toetsing van de bevoegdheidsregels.456 De openbare orde heeft slechts één nut en dat is de kennelijke strijdigheid met de openbare orde van de aangezochte lidstaat tegengaan, cfr. Krombach test.457