• No results found

De verhouding tussen enerzijds de rechten van de langstlevende echtgenoot en anderzijds de rechten van de niet-gemeenschappelijke kinderen van de eerststervende echtgenoot in het nieuwe erfrecht en huwelijksvermogensrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De verhouding tussen enerzijds de rechten van de langstlevende echtgenoot en anderzijds de rechten van de niet-gemeenschappelijke kinderen van de eerststervende echtgenoot in het nieuwe erfrecht en huwelijksvermogensrecht"

Copied!
114
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE VERHOUDING TUSSEN ENERZIJDS DE RECHTEN VAN DE

LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN ANDERZIJDS DE

RECHTEN VAN DE NIET-GEMEENSCHAPPELIJKE KINDEREN

VAN DE EERSTSTERVENDE ECHTGENOOT IN HET NIEUWE

ERFRECHT EN HUWELIJKSVERMOGENSRECHT.

Aantal woorden: 51.369

Femke Brasseur

Studentennummer: 01503443

Promotor: Prof. dr. Jan Bael

Commissaris: Mevrouw Anne-Sophie Baudry

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Rechten Academiejaar: 2019-2020

(2)

Vertrouwensclausule

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag worden geraadpleegd en/of gereproduceerd voor persoonlijk gebruik. Het gebruik van deze masterproef valt onder de bepalingen van het auteursrecht en bronvermelding is steeds noodzakelijk.

(3)

Dankwoord

De afgelopen vijf jaar was een verrijking in vele opzichten.

Ik ben verheugd om deze boeiende periode af te sluiten met deze masterproef. Reeds jaren ben ik geboeid door het familiaal vermogensrecht en de lessen van professor Bael hebben deze interesse alleen nog maar verder aangewakkerd. Ik ben hem dan ook zeer dankbaar dat ik dit onderwerp mocht behandelen. Ook mijn commissaris, mevrouw Baudry, zou ik willen bedanken voor de goede begeleiding. Ik heb voor hen beiden enorm veel respect en bewondering.

Daarnaast wil ik graag Britt, Charlotte, Lisa, Cato, Sarah en Loise bedanken om van mijn tijd in Gent een onvergetelijke tijd te maken.

Tot slot zou ik ook graag mijn ouders en broer bedanken voor de onvoorwaardelijke steun die zij mij hebben gegeven in de afgelopen vijf jaar. Het was op sommige momenten zeer stressvol en het was allesbehalve gemakkelijk, maar dankzij hen ben ik er toch in geslaagd deze studie te volbrengen.

Wat mij betreft, vormt deze masterproef geen einde, maar is het eerder een begin.

Ik hoop dat u als lezer evenveel plezier zult beleven aan het lezen van deze masterproef als ik heb gehad tijdens het schrijven ervan.

Femke Brasseur

(4)

Inhoud

Inleiding ... 1

DEEL I: De rechten van de kinderen en van de langstlevende echtgenote bij gebrek aan vermogensplanning door de erflater……….. ... 4

Hoofdstuk 1: De erfopvolging: wie erft wat ... 4

Afdeling 1: De wettelijke erfgerechtigden erven ... 4

Afdeling 2: Het erfdeel van de wettelijke erfgerechtigden ... 5

2.1. De omvang van de nalatenschap van de erflater ... 5

2.2. Het erfdeel van de kinderen en de langstlevende echtgenote die samen tot de nalatenschap komen ... 6

Hoofdstuk 2: Omzetting van het vruchtgebruik ... 8

Afdeling 1: De situatie voor 1 september 2018 ... 9

1.1. De wijze van omzetting ... 10

1.2. Verwezenlijking van de omzetting ... 11

1.3. Beoordelingsbevoegdheid van de rechter bij de vraag tot omzetting ... 12

1.4. Waardering van het vruchtgebruik ... 12

1.5. Kenmerken van het omzettingsrecht ... 15

1.5.1. Algemeen... 15

1.5.2. Niet afneembaar van afstammelingen van de erflater uit een vorige relatie ... 15

1.5.3. Vetorecht van de langstlevende echtgenote met betrekking tot de gezinswoning en het daarin aanwezige huisraad ... 16

1.5.4. Niet afneembaar van de langstlevende echtgenote met betrekking tot de gezinswoning en het daarin aanwezige huisraad ... 17

Afdeling 2: De situatie vanaf 1 september 2018 ... 18

2.1. Personeel toepassingsgebied ... 18

2.2. De nieuwe wijze van omzetting ... 19

2.3. Verwezenlijking van de omzetting ... 21

2.4. Beoordelingsbevoegdheid van de rechter bij de vraag tot omzetting ... 22

2.5. Waardering van het vruchtgebruik ... 24

2.6. Gerezen onduidelijkheden bij aanwezigheid van zowel gemeenschappelijke als niet-gemeenschappelijke kinderen ... 24

2.7. Evaluatie van de nieuwe omzettingsmogelijkheid ... 25

Hoofstuk 3: De bijzondere onderhoudsplicht t.a.v. het niet-gemeenschappelijk kind (de zogenaamde ‘Assepoesterregel’) ... 27

DEEL II: Instrumenten waarmee de erflater zijn nalatenschap kan regelen ... 28

Hoofdstuk 1: Het reservatair en het beschikbaar deel ... 28

Afdeling 1: De reservataire erfgenamen ... 28

(5)

2.1. De fictieve massa ... 29

2.2. De reserve van de kinderen ... 29

2.3. De reserve van de langstlevende echtgenote ... 30

2.3.1. De abstracte reserve ... 31

2.3.2. De concrete reserve ... 31

2.3.3. Aanrekening van het erfrechtelijk vruchtgebruik ... 32

Hoofdstuk 2: Schenkingen ... 35

Afdeling 1: De schenking als voorschot op erfdeel ... 36

1.1. De rechten van de langstlevende echtgenote ten aanzien van schenkingen als voorschot op erfdeel gedaan aan de niet-gemeenschappelijke kinderen... 37

1.1.1. Schenkingen gedaan voor 1 september 2018 ... 37

1.1.2. Schenkingen gedaan vanaf 1 september 2018 ... 40

1.2. De rechten van de kinderen van de erflater ten aanzien van schenkingen als voorschot op erfdeel gedaan aan de langstlevende echtgenote ... 45

1.2.1. Schenkingen gedaan voor 1 september 2018 ... 45

1.2.2. Schenkingen gedaan vanaf 1 september 2018 ... 46

Afdeling 2: De schenking buiten erfdeel ... 47

2.1. De rechten van de langstlevende echtgenote op schenkingen buiten erfdeel gedaan aan de niet-gemeenschappelijke kinderen ... 48

2.1.1. Schenkingen gedaan voor 1 september 2018 ... 48

2.1.2. Schenkingen gedaan vanaf 1 september 2018 ... 49

2.2. De rechten van de kinderen van de erflater ten aanzien van schenkingen buiten erfdeel gedaan aan de langstlevende echtgenote ... 51

2.2.1. Schenkingen gedaan voor 1 september 2018 ... 51

2.2.2. Schenkingen gedaan vanaf 1 september 2018 ... 52

2.3. Conclusie ... 53

Hoofdstuk 3: Huwelijkscontract of wijzigingsakte ... 54

Afdeling 1: Het Valkeniersbeding ... 55

1.1. Personeel toepassingsgebied ... 55

1.2. De regeling in een Valkeniersbeding ... 57

1.3. De grens van een Valkeniersbeding ... 58

1.3.1. De grens voor 1 september 2018 ... 59

1.3.2. De grens vanaf 1 september 2018 ... 60

1.3.3. Impact van de wijziging van de grens op reeds bestaande Valkeniersbedingen waarbij de langstlevende echtgenote volledig verzaakte aan haar rechten in de nalatenschap van de eerststervende ... 62

1.3.4. Impact van de wijziging van de grens op echtgenoten die reeds trouwden voor de inwerkingtreding van de Erfwet 2018, maar na deze datum een Valkeniersbeding willen inlassen . 63 1.4. De procedure die moet worden gevolgd voor het opstellen van een Valkeniersbeding ... 63

(6)

1.5. Wat met schenkingen en legaten aan de langstlevende echtgenote? ... 65

1.6. Voorbeelden van Valkeniersbedingen ... 67

1.6.1. Ontnemen van de reserve en het wettelijk erfrecht aan de langstlevende echtgenote .... 67

1.6.2. Het reservatair vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote beperken (in de tijd) ... 67

1.6.3. Initiatief tot omzetting ontnemen aan de langstlevende echtgenote of aan beperkingen onderwerpen ... 68

1.6.4. Afstand vanwege de langstlevende echtgenote met betrekking tot haar vordering tot inkorting ten aanzien van de kinderen van de erflater ... 68

1.6.5. Regeling in verband met het opvolgend vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote 68 1.7. Conclusie ... 68

Afdeling 2: Huwelijksvoordelen ... 69

2.1. Het begrip ‘huwelijksvoordeel’ ... 69

2.2. Belang kwalificatie als huwelijksvoordeel ... 71

2.3. Huwelijksvoordelen in het kader van nieuw samengestelde gezinnen ... 72

2.3.1. De grenzen aan de toekenning van huwelijksvoordelen bij aanwezigheid van niet-gemeenschappelijke kinderen ... 73

2.3.2. Het personeel toepassingsgebied ... 74

2.3.2.1. Van ‘kinderen uit een vroeger huwelijk’ naar ‘kinderen die niet gemeenschappelijk zijn’ . ... 74

2.3.2.2. Het lot van de niet-gemeenschappelijk kinderen die door de echtgenoot worden geadopteerd ... 76

2.3.2.3. De toepassing van art. 1465 BW indien er zowel niet-gemeenschappelijke kinderen als gemeenschappelijke kinderen zijn ... 76

2.3.3. Kritiek ... 77

2.4. Conclusie ... 79

Hoofdstuk 4: Erfovereenkomst ... 79

Afdeling 1: Het afsluiten van een erfovereenkomst ... 80

1.1. Bekwaamheid ... 80

1.1.1. Minderjarigen ... 80

1.1.2. Beschermde meerderjarigen ... 81

1.2. Vormvereisten ... 82

1.3. Gevolgen ... 84

Afdeling 2: Soorten erfovereenkomsten ... 85

2.1. De punctuele erfovereenkomst ... 85

2.2. De globale erfovereenkomst... 86

2.2.1. Doel ... 87

2.2.2. Gevolgen ... 89

2.2.3. Het betrekken van de niet-gemeenschappelijke kinderen bij de globale erfovereenkomst .. ... 89

(7)

2.2.4. Gevolgen voor de langstlevende echtgenote ... 91

Afdeling 3: Conclusie ... 92

Hoofdstuk 5: Testament ... 93

Afdeling 1: Algemeen ... 93

Afdeling 2: Mogelijke manieren om het erfrecht van de langstlevende echtgenote of de kinderen te beperken of te verruimen……….. ... 94

2.1. Het erfrecht van de langstlevende echtgenote beperken (en dus het erfrecht van de kinderen van de erflater vergroten) ... 94

2.2. Het erfrecht van de langstlevende echtgenote vergroten (en dus het erfrecht van de kinderen van de erflater beperken) ... 95

2.3. Conclusie ... 96

DEEL III: De impact van de hervorming op de rechten van de langstlevende echtgenote en haar niet-gemeenschappelijke kinderen ... 98 Bibliografie ... 103 Wetgeving ... 103 Parlementaire voorbereiding ... 103 Rechtsleer ... 104 Boeken ... 104 Verzamelwerken ... 104 Tijdschriften ... 106 Rechtspraak ... 107

(8)

Inleiding

1. Uit de echt scheiden en hertouwen is de laatste jaren absoluut geen taboe meer. Het klassieke beeld van twee personen die met elkaar huwen, kinderen krijgen en voor de rest van hun leven samenblijven, is al lang niet meer het toonbeeld van de maatschappij. Het logische gevolg daarvan is dat er steeds meer nieuw samengestelde gezinnen zijn. Ons recht werd echter nauwelijks aangepast aan deze nieuwe realiteit waardoor het te rigide was geworden en te weinig ruimte liet voor mensen om een regeling op te maken op maat van de eigen gezinssituatie.1

2. Een fundamentele wijziging bleef maar uit. Dit was best problematisch omdat het erfrecht een zeer gevoelige materie is. De emoties kunnen in die context zeer hoog oplopen, zeker in het kader van nieuw samengestelde gezinnen. Het overlijden van een ouder blijkt dan ook vaak de kiem van een langdurige erfenistwist tussen de kinderen van die ouder en de langstlevende echtgenote.2 De gerechtelijke vereffening

en verdeling kent vaak een lange duur en indien één van de partijen de kwestie zo lang mogelijk wil laten aanslepen, blijkt het vaak geen sinecure voor de andere partij om het binnen de perken te houden. Dat is dan ook de reden waarom het zo belangrijk is voor nieuw samengestelde gezinnen om aan vermogensplanning te doen.3

3. Hervormingen drongen zich dan ook op, maar het zoeken naar een evenwicht tussen de vermogensrechtelijke aanspraken van de afstammelingen enerzijds en de langstlevende echtgenote anderzijds bleek een moeilijke oefening.4

4. Met betrekking tot het erfrecht kwamen de hervormingen er dan toch met de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake (hierna: ‘Erfwet 2017’), die in werking trad op 1 september 2018.5 Eén van de krachtlijnen

1 R. BARBAIX, “Retro familiaal vermogensrecht?”, TEP 2016, afl. 2, (127) 127, nr. 1.

2 In navolging van andere auteurs (zie onder andere: H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L.

VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 39, voetnoot 39.) wordt er in deze masterproef geopteerd om louter te spreken over de ‘langstlevende echtgenote’. Dit is verantwoord omdat het de leesbaarheid van deze masterproef bevordert en omdat vrouwen (voorlopig) langer leven dan mannen waardoor de langstlevende meestal een vrouw is. Dit neemt natuurlijk niet weg dat wat er geschreven wordt over de rechten van de langstlevende echtgenote ook geldt indien de langstlevende een man is.

3 G. DEKNUDT en S. BERGHMAN, “Nieuw samengestelde gezinnen: Langdurige erfenistwist of strategische

vermogensplanning?”, VIP 2018, afl. 4, (19) 19.

4 R. BARBAIX, “Retro familiaal vermogensrecht?”, TEP 2016, afl. 2, (127) 128, nr. 2.

5 Wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot

(9)

van die hervormingen was de herdefiniëring van het evenwicht tussen de langstlevende echtgenote en de kinderen.6

5. De Erfwet 2017 was echter nog niet het einde van de rit. Die wet bleek immers nog onvolkomenheden te bevatten en het huwelijksvermogensrecht was ook nog steeds niet aangepast. Bijna één jaar later kwam dan ook de wet van 22 juli 2018 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake (hierna: ‘Erfwet 2018’).7 Deze trad net als de Erfwet 2017 in werking op 1 september 2018.

Eén van de hoofddoelen van de hervorming van het huwelijksvermogensrecht was de zoektocht naar nieuwe evenwichten inzake de positie van de langstlevende echtgenote in het huwelijksvermogensrecht en het erfrecht.8 De aanpassing van het erfrecht van de langstlevende echtgenote werd dus binnen de hervorming

van het huwelijksvermogensrecht behandeld. De wetgever heeft daarvoor gekozen omdat het onmogelijk is om het erfrecht van de langstlevende echtgenote los te zien van haar positie in het huwelijksvermogensrecht.9

6. Het moge duidelijk zijn dat de herijking van het evenwicht tussen de belangen van de kinderen en die van de langstlevende echtgenote een belangrijke rode draad in die hervormingen is.10 Ondanks het feit

dat er heel wat auteurs reeds hun licht lieten schijnen op de doorgevoerde hervormingen, werd er toch weinig aandacht besteed aan deze vernieuwingen. Auteurs behandelen immers de verschillende (nieuwe) artikelen afzonderlijk of geven een algemeen overzicht, maar vaak ontbreekt een bespreking van de link tussen de verschillende (nieuwe) artikelen. Een echt overzicht met alle rechten van de kinderen en van de langstlevende echtgenote in het huidige erf- en huwelijksvermogensrecht ontbrak, net als een bespreking van de impact van de hervormingen op de verhouding tussen de rechten van de kinderen en langstlevende echtgenote. Het doel van deze masterproef is dan ook om dit gemis weg te werken.

6 Wetsvoorstel (C. VAN CAUTER en S. BECQ, P. GOFFIN en S. SMEYERS) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/1, 4.

7 Wet van 22 juli 2018 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het

huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake, BS 27 juli 2018.

8 Wetsvoorstel (S. BECQ en S. SMEYERS, P. GOFFIN en C. VAN CAUTER) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/1, 4-5; K. BOONE, “La réforme du droit des régimes matrimoniaux par la loi du 22 juillet 2018. Commentaire général”, Act.dr.fam. 2018, afl. 7-9, (189) 189, nr. 2.

9 Wetsvoorstel (S. BECQ en S. SMEYERS, P. GOFFIN en C. VAN CAUTER) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/1, 28.

10 E. GOOSSENS, “Koorddansen in het familiaal vermogensrecht-Naar een nieuw evenwicht tussen de

(10)

7. Er dient te worden gewezen op het feit dat er in de rechtsleer verschillende termen terug te vinden zijn voor de kinderen van de eerststervende echtgenoot: stiefkinderen, niet-gemeenschappelijke kinderen, pluskinderen, voorkinderen, koekoekskinderen, … Wat de terminologie in deze masterproef betreft, werd er bewust voor gekozen om te spreken van ‘niet-gemeenschappelijke kinderen’. De reden daarvoor is dat deze term neutraal is en duidelijk weergeeft waarvoor het staat: alle kinderen van de erflater van wie de langstlevende echtgenote niet de ouder is.

Indien er in deze masterproef wordt gesproken over ‘niet-gemeenschappelijke kinderen’, worden daar in beginsel alle niet-gemeenschappelijke kinderen mee bedoeld, met inbegrip van de buitenhuwelijkse kinderen. Indien voor een bepaald wetsartikel een nauwer toepassingsgebied zou gelden, zal dit worden vermeld.

8. Deze masterproef is opgebouwd uit drie delen. In het eerste deel wordt er bekeken welke rechten de langstlevende echtgenote en de kinderen van de erflater hebben indien deze laatste overlijdt zonder enige vorm van vermogensplanning te hebben gedaan. Dit gebeurt meer dan eens en het is dan ook van belang om daar even bij stil te staan. In het tweede deel van deze masterproef zal er dan worden uitgelegd over welke instrumenten de erflater-ouder beschikt om zijn nalatenschap te regelen, rekening houdend met de aanwezigheid van zijn kinderen en zijn (nieuwe) echtgenote. Tot slot zal in het derde deel bekeken worden wat de impact is van de hervormingen op de verhouding tussen de rechten van de niet-gemeenschappelijke kinderen en de rechten van de langstlevende echtgenote, ten koste van wie die hervormingen zijn geweest en of de wetgever zijn doelstellingen op dit vlak heeft bereikt.

9. Deze masterproef kwam tot stand na een literatuurstudie waarbij de relevante wetgeving, rechtsleer en rechtspraak werd bekeken en geanalyseerd. Ook de parlementaire voorbereidingen in het kader van de Erfwetten 2017 en 2018 werden geraadpleegd. De nadruk van deze masterproef ligt uiteraard op de verhouding tussen de rechten die de kinderen en de langstlevende echtgenote in het huidige erf- en huwelijksvermogensrecht hebben, maar om een goede inschatting te kunnen maken van die verhouding zal het soms noodzakelijk zijn om het oude recht kort aan te halen om de impact van een bepaalde wijziging in te kunnen schatten.

10. Hoewel het uiteraard de bedoeling is dat deze masterproef een zo volledig mogelijk beeld geeft van de verhouding tussen de rechten van de niet-gemeenschappelijke kinderen en de langstlevende echtgenote in het huidig erf- en huwelijksvermogensrecht, heeft het niet de pretentie om allesomvattend te zijn. Tot slot dient er ook te worden gewezen op het feit dat in deze masterproef enkel de civiele aspecten van die materie zullen worden behandeld. De fiscale aspecten zullen niet aan bod komen.

(11)

DEEL I: De rechten van de kinderen en van de langstlevende

echtgenote bij gebrek aan vermogensplanning door de

erflater

11. Omdat mensen soms denken dat ze beschermd genoeg zijn, omdat ze vergeten om hun nalatenschap te regelen of omdat zij sterven alvorens zij iets konden regelen, komt het regelmatig voor dat een persoon komt te overlijden zonder dat er iets, of zeer weinig over diens nalatenschap is geregeld. Om te vermijden dat er chaos zou ontstaan na een overlijden waarbij de erflater niets regelde, voorziet het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’) in een default-regeling: indien de erflater geen bijzondere schikkingen heeft getroffen over zijn nalatenschap, zal het wettelijk erfrecht oftewel het intestaaterfrecht toegepast worden.11

Dit betekent dat de wet dan zal bepalen wie waarop recht heeft in de nalatenschap van de erflater.

12. Wat dit dan concreet betekent voor de situatie van nieuw samengestelde gezinnen waarin de erflater een langstlevende echtgenote en zijn kind of kinderen nalaat, zal hieronder worden toegelicht.

Hoofdstuk 1: De erfopvolging: wie erft wat

13. De eerste en meteen ook de belangrijkste vraag is wie tot de nalatenschap zal worden geroepen in een situatie waarin de erflater een echtgenote en kinderen nalaat. De vraag die zich opdringt, is of zij beiden rechten hebben op de nalatenschap en indien dit het geval is, waarop zij dan concreet recht hebben en hoe die rechten zich concreet verhouden tot elkaar.

Afdeling 1: De wettelijke erfgerechtigden erven

14. Indien er geen testament werd opgemaakt door de erflater, worden de personen die tot de nalatenschap worden geroepen, aangeduid door de wet. Dit noemen we de wettelijke erfgerechtigden of de intestaat erfgerechtigden.12

15. Conform art. 731 BW zijn zowel de kinderen als de langstlevende echtgenote wettelijke erfgerechtigden van de erflater.13

16. Het feit dat de erflater kinderen nagelaten heeft, betekent overigens ook meteen dat er geen andere bloedverwanten meer tot diens nalatenschap zullen komen. De erfgerechtigden worden immers opgedeeld

11 A.L. VERBEKE, “Nieuw Belgisch erfrecht”, RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1082.

12 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 18, nr. 19.

13 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

(12)

in vier ordes, vier categorieën van verwanten. De regel daarbij is dat die ordes achtereenvolgens, de ene bij ontstentenis van de andere, tot de nalatenschap worden geroepen.14 Aangezien de afstammelingen,

waaronder dus de kinderen, van de erflater tot de eerste orde behoren, sluiten zij alle verdere ordes uit. Bovendien staan kinderen het dichtst bij de erflater in graad (met ‘graad’ wordt een generatie bedoeld tussen de erflater en zijn bloedverwant (art. 735 BW)) en wie het dichtst bij de erflater in graad staat, erft en sluit de volgende in graad uit.15

17. De langstlevende echtgenote wordt buiten die ordes gehouden. Opdat zij zou kunnen erven van de erflater, mag zij niet uit de echt gescheiden zijn van hem. Het erfrecht vervalt indien het huwelijk ontbonden was voor het overlijden, dus wanneer het echtscheidingsvonnis voor het overlijden in kracht van gewijsde is gegaan. Bij een feitelijke scheiding behoudt de langstlevende echtgenote de hoedanigheid van erfgerechtigde, al kan dat erfrecht wel ontnomen worden (art. 915bis, §3 BW en art. 1287 Ger.W.).16 Ook bij

scheiding van tafel en bed vervalt het wettelijk erfrecht (art. 731 BW).

Afdeling 2: Het erfdeel van de wettelijke erfgerechtigden

18. Nu duidelijk is dat volgens het wettelijk erfrecht de kinderen van de erflater en zijn langstlevende echtgenote tot de nalatenschap geroepen zijn, rijst de vraag wat zij dan precies zullen erven. Wordt de nalatenschap onder hen gelijk verdeeld, krijgen de kinderen meer dan de echtgenote of is het net omgekeerd? Ook op deze vraag biedt het wettelijk erfrecht een antwoord. Alvorens het erfdeel van de kinderen en de langstlevende echtgenote kan worden bepaald, dient echter eerst de omvang van de nalatenschap van de erflater te worden bepaald.

2.1. De omvang van de nalatenschap van de erflater

19. Bij de bepaling van de omvang van de nalatenschap van de erflater is het huwelijksvermogensstelsel waaronder de erflater gehuwd was, cruciaal. Het huwelijksvermogensstelsel, dat onder andere bepaalt wie van wat eigenaar is tijdens het huwelijk, moet immers eerst worden vereffend en verdeeld tussen de echtgenoten alvorens de nalatenschap kan worden vereffend en verdeeld. De regels inzake het huwelijksvermogensstelsel moeten dus altijd uitwerking krijgen alvorens de regels inzake het erfrecht

14 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 19, nr. 20.

15 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 22, nr. 23.

16 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

(13)

toegepast kunnen worden, net omdat de omvang van het vermogen van de erflater mede wordt bepaald door zijn huwelijksvermogensstelsel.17

20. Om in de lijn te blijven met het idee dat de erflater niets regelde, wordt er hier uitgegaan van de hypothese dat de echtgenoten geen huwelijksovereenkomst hebben opgesteld. Indien de echtgenoten geen huwelijksovereenkomst hebben opgesteld, vallen zij van rechtswege onder het wettelijk stelsel, zijnde het stelsel van gemeenschap van aanwinsten (art. 1398 BW). In een dergelijk stelsel is er sprake van drie soorten vermogens, namelijk een gemeenschappelijk vermogen (vermogen van de echtgenoten samen) en een eigen vermogen van elk van de echtgenoten. Indien echtgenoten onder het wettelijk stelsel vallen, bestaat de nalatenschap van de erflater aldus uit twee delen: (1) zijn aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, inclusief de gemeenschappelijke schulden en (2) zijn eigen goederen en zijn eigen schulden.18 De som van

die twee delen wordt vervolgens verdeeld onder de wettelijke erfgerechtigden, in de hypothese van deze masterproef, de kinderen en de langstlevende echtgenote.

2.2. Het erfdeel van de kinderen en de langstlevende echtgenote die samen tot de

nalatenschap komen

21. Men zou kunnen denken dat het vervolgens simpel is: indien de kinderen en de langstlevende echtgenote samen tot de nalatenschap worden geroepen, wordt deze onder hen verdeeld zodanig dat zij elk evenveel krijgen van de nalatenschap. Het zit echter iets ingewikkelder in elkaar.

22. Volgens art. 711 BW wordt door de erfopvolging de eigendom van goederen verkregen. Dit zou dan betekenen dat een erfgerechtigde zijn deel in de nalatenschap in volle eigendom gaat verkrijgen, dat hij met andere woorden eigenaar wordt van wat hij erft. Dit is echter niet het geval wanneer de afstammelingen van de erflater in samenloop komen met de langstlevende echtgenote.19 In dat geval krijgt de langstlevende

echtgenote immers het vruchtgebruik op de gehele nalatenschap (art. 745bis, §1, eerste lid BW).20 Dit werd

niet gewijzigd door de Erfwetten 2017 en 2018.21

17 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 7, nr. 14; H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 42, nr. 49.

18 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 41, nr. 49.

19 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 43, nr. 50.

20 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 43, nr. 50; H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 19, nr. 46.

(14)

De eerste vraag die rijst, is of niet-gemeenschappelijk kinderen ook vallen onder het begrip ‘afstammelingen’. Op die vraag moet bevestigend worden geantwoord: conform art. 745, eerste lid BW wordt onder ‘afstammelingen’ de kinderen (en hun afstammelingen) van de erflater verstaan, ongeacht of ze ook kinderen zijn van de langstlevende echtgenote en ongeacht de wijze of het tijdstip waarop hun afstamming is vastgesteld. Ook de kinderen die door de erflater ten volle of gewoon zijn geadopteerd (en hun afstammelingen) vallen onder het begrip ‘afstammelingen’.22

De tweede vraag die rijst, is wat er moet worden begrepen onder ‘vruchtgebruik op de gehele nalatenschap’. Dit was niet steeds duidelijk onder het oude recht en daarom heeft de wetgever met de Erfwet 2018 het nodig geacht om de draagwijdte hiervan te verduidelijken en de omvang van het recht van vruchtgebruik te bepalen.23 In art. 858ter BW staat voortaan opgesomd waar de langstlevende echtgenote concreet

vruchtgebruik op kan uitoefenen.24 Het gaat om: (1) de goederen die op de dag van het overlijden aanwezig

waren met uitsluiting van de goederen die gelegateerd zijn tenzij de langstlevende echtgenote op die legaten de inkorting kan vragen of genieten, (2) de goederen die door de overledene tijdens het huwelijk aan zijn kinderen of aan derden zijn geschonken en waarvan hij zich het vruchtgebruik had voorbehouden (mits de voorwaarden van art. 858bis BW zijn voldaan) en (3) de goederen die de erflater tijdens het huwelijk aan zijn kinderen of aan derden heeft geschonken voor zover de langstlevende echtgenote de inkorting ervan kan vragen of genieten.25

23. Het feit dat de langstlevende echtgenote in geval van samenloop met de kinderen van de erflater het vruchtgebruik heeft op de gehele nalatenschap, heeft onvermijdelijk tot gevolg dat het wettelijk erfdeel van de kinderen herleid wordt tot aanspraken in blote eigendom.26 Aangezien art. 745, tweede lid BW bepaalt

dat de kinderen voor gelijke delen en bij hoofde erven wanneer zij allen in eerste graad staan en uit eigen hoofde tot de nalatenschap geroepen worden, zal elk kind dat tot de nalatenschap komt een gelijk deel van de blote eigendom krijgen. Die regel steunt op de veronderstelde wil van de erflater.27

22 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 43-44, nr. 51.

23 Amendement nr. 13 (C. VAN CAUTER e.a.) op het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek

wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/4, 10-11; J. BAEL, “Wijzigingen aan en reparaties van het erfrecht door de wet van 22 juli 2018 tot hervorming van het huwelijksvermogensrecht” in G. VERSCHELDEN (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 33, Brugge, die Keure, 2018, (59) 89, nr. 49.

24 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 46; H. CASMAN,

R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 45, nr. 53.

25 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 46; H. CASMAN,

R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 45, nr. 53.

26 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 44, nr. 51.

27 H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J.

(15)

24. De langstlevende echtgenote heeft dus recht op het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap en de kinderen van de erflater hebben dan recht op de blote eigendom. Zolang het vruchtgebruik duurt, hebben de blote eigenaars niet het recht om de betrokken zaken of de goederen te gebruiken, noch om de inkomsten ervan te innen. Zij verwerven pas de volledige eigendom, en verkrijgen aldus voornoemde rechten, wanneer het vruchtgebruik ophoudt te bestaan. Dit zal in principe gebeuren wanneer de vruchtgebruiker komt te overlijden, maar het kan eventueel ook eerder gebeuren. De vruchtgebruiker kan er immers voor opteren om het vruchtgebruik niet langer uit te oefenen, maar het vruchtgebruik kan ook vervallen wegens slecht beheer of onderhoud.28

25. De langstlevende echtgenote zal dus bij gebreke van testament van haar echtgenoot het recht van vruchtgebruik op de gehele nalatenschap hebben tot zij komt te overlijden. Tot dan zullen de kinderen van de erflater, haar niet-gemeenschappelijke kinderen, het moeten stellen met de blote eigendom. De wetgever wilde met deze regeling zorgen voor een evenwicht tussen enerzijds de aanspraken van de kinderen, die geroepen zijn om alles te erven wat hun overleden ouder nalaat en anderzijds de aanspraken van de langstlevende echtgenote, die over alles en levenslang het gebruik en het genot moet hebben.29

Hoofdstuk 2: Omzetting van het vruchtgebruik

26. Het feit dat in geval van samenloop tussen de langstlevende echtgenote en de gemeenschappelijke kinderen, de langstlevende echtgenote het vruchtgebruik heeft en de niet-gemeenschappelijk kinderen de blote eigendom, zorgt vaak voor spanningen. Indien zij geen goede band hebben, zullen zij zich ergeren aan het feit dat zij nog in zekere zin met elkaar verbonden zijn door de splitsing van het eigendomsrecht.

27. De langstlevende echtgenote zal de bemoeienissen van de blote eigenaars, die bijvoorbeeld willen nagaan of de langstlevende echtgenote als vruchtgebruikster haar onderhouds- en instandhoudingsplicht van de geërfde goederen behoorlijk naleeft, liever kwijt dan rijk zijn, maar wil bijvoorbeeld omwille van emotionele redenen geen afstand van het vruchtgebruik doen. De blote eigenaars zouden dan weer liever meteen van hun erfdeel willen genieten en willen dan ook meestal liever zo snel mogelijk van dat vruchtgebruik af. Het is duidelijk dat de langstlevende echtgenote en de niet-gemeenschappelijke kinderen zich in een conflictueuze situatie bevinden die wel eens vrij lang zou kunnen aanslepen aangezien de splitsing van het eigendomsrecht in principe pas eindigt bij het overlijden van de vruchtgebruiker. Indien in geval van een nieuw samengesteld gezin de langstlevende echtgenote bovendien nog vrij jong is, zijn de

28 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 6, nr. 10.

29 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

(16)

kinderen van de erflater vaak gefrustreerd omdat zij gedurende haar allicht nog lange leven, misschien wel even lang als dat van de kinderen zelf, het vruchtgebruik moeten dulden.30

28. Het kan dan ook niet verwonderen dat zowel de langstlevende echtgenote als de niet-gemeenschappelijke kinderen vaak de wens hebben om die situatie van gesplitst eigendomsrecht te beëindigen. De vraag rijst dan ook hoe zij dit zouden kunnen bewerkstelligen. In tegenstelling tot onverdeelde eigenaars kan noch de blote eigenaar, noch de vruchtgebruiker een beroep doen op art. 815 BW, dat handelt over de uitonverdeeldheidtreding. Zij hebben immers rechten van verschillende aard op eenzelfde zaak of in eenzelfde boedel waardoor er tussen hen helemaal geen onverdeeldheid bestaat. Daarom heeft de wetgever al sinds 1981 voorzien in de mogelijkheid, geen verplichting, om de omzetting van het erfrechtelijk vruchtgebruik gerechtelijk te vorderen.31

Afdeling 1: De situatie voor 1 september 2018

29. Krachtens art. 745quinquies BW kan de omzetting van elk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote worden gevorderd, ongeacht of het verkregen is krachtens de wet, bij testament, ingevolge het huwelijkscontract of krachtens een contractuele erfstelling.32

30. ‘Omzetten’ betekent dat het vruchtgebruik wordt vervangen door een ander recht of ander(e) goed(eren) met dezelfde waarde als het vruchtgebruik. Door de omzetting wordt het vruchtgebruik beëindigd en verkrijgt de vruchtgebruiker van de blote eigenaar(s) in ruil daarvoor de tegenwaarde van het vruchtgebruik.33

31. De blote eigenaar(s) en de vruchtgebruiker kunnen perfect onderling de omzetting van het vruchtgebruik regelen, maar aangezien de relatie tussen beiden in de situatie van een nieuw samengesteld gezin erg verzuurd kan zijn, zal dit niet altijd mogelijk zijn. De wetgever had door dat de omzetting voor

30 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 13, nr. 23; H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 52, nr. 62.

31 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 52, nr. 62; H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (119) 126, nr. 19.

32 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 52, nr. 63.

33 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 52, nr. 62; H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de

nalatenschap” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (119) 126, nr. 20.

(17)

onenigheid zou kunnen zorgen en heeft daarom voorzien dat de omzetting in rechte kan worden gevorderd volgens de modaliteiten voorzien in de wet.34

1.1.

De wijze van omzetting

32. In het geval van samenloop tussen de niet-gemeenschappelijke kinderen en de langstlevende echtgenote bepaalde tot 1 september 2018 enkel art. 745quater, §1 BW de relevante omzettingsmodaliteiten. Dit artikel voorziet dat wanneer de blote eigendom toebehoort aan de afstammelingen van de vooroverleden echtgenoot, aan zijn geadopteerde kinderen of aan hun afstammelingen, de langstlevende echtgenote of één van de blote eigenaars kunnen vragen om het vruchtgebruik volledig of deels om te zetten in een geldsom, in een gewaarborgde en geïndexeerde rente of in volle eigendom van de met vruchtgebruik belaste goederen.

33. De langstlevende echtgenote en de niet-gemeenschappelijke kinderen hebben dus de keuze uit drie omzettingsmodaliteiten indien zij ervoor opteren om de omzetting van het vruchtgebruik te vragen.

Vooreerst kan het vruchtgebruik worden omgezet in een geldsom. Indien er voor deze omzettingsmodaliteit wordt gekozen, betaalt de vruchtgebruiker een bedrag dat overeenstemt met de kapitaalwaarde van het vruchtgebruik. Dit is de zogenaamde afkoop van het vruchtgebruik. De oorsprong van het geld maakt niet uit, de blote eigenaar mag dat met eigen middelen betalen of met geld uit de nalatenschap.35 Het is de meest

voorkomende vorm van omzetting van erfrechtelijk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote.36

Vervolgens kan het vruchtgebruik ook in rente worden omgezet. Met ‘rente’ doelt de wetgever op een lijfrente, een vordering die de vruchtgebruiker zal krijgen ten laste van de blote eigenaar(s) in plaats van het vruchtgebruik. Het nettobedrag van de lijfrente moet overeenkomen met de netto-opbrengst die de vruchtgebruiker door de uitoefening van het vruchtgebruik zou krijgen. Als de met vruchtgebruik belaste goederen geen inkomen genereren, zoals bij schilderijen, dan moet uitgegaan worden van de kapitaalwaarde van het vruchtgebruik.37

34 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 13, nr. 24; H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 52, nr. 62; H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (119) 126, nr. 20.

35 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 54, nr. 64.

36 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 54, nr. 64.

37 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

(18)

Tot slot kan het vruchtgebruik worden omgezet in volle eigendom. In een dergelijk geval zal de vruchtgebruiker het vruchtgebruik op een bepaald goed afstaan in ruil voor de verwerving van de blote eigendom op andere tot de massa behorende goederen.38

1.2.

Verwezenlijking van de omzetting

34. De blote eigenaar(s) en de langstlevende echtgenote die meerderjarig en handelingsbekwaam zijn, kunnen in onderlinge overeenstemming en op de wijze die zij hebben bepaald, overgaan tot de omzetting (art. 745sexies, §1, eerste lid BW).39 De omzetting kan aldus minnelijk verlopen.

Indien één van de partijen minderjarig is of anderszins onbekwaam is, moet conform art. 745sexies, §1, tweede lid BW de omzetting gebeuren volgens de regels bepaald in art. 1206 Ger.W. (dit zijn de regels die gelden voor de verdeling van een nalatenschap met een minderjarige). De omzetting moet dan gebeuren bij notariële akte onder voorzitterschap en met goedkeuring van de vrederechter.40

35. Indien de partijen het daarentegen niet eens geraken over de omzetting van het vruchtgebruik zal de omzetting gerechtelijk verlopen. Dan zal de zaak bij verzoekschrift aanhangig moeten worden gemaakt bij de familierechtbank en worden alle rechtverkrijgenden in het geding geroepen (art. 745sexies, §2, eerste lid BW). Indien de rechter de eis tot omzetting inwilligt, heeft hij conform het tweede lid van voornoemd artikel een aantal mogelijkheden om de omzetting te verwezenlijken. Ten eerste kan hij een notaris aanduiden die een voorstel tot omzetting kan doen conform de procedure omschreven in de artikelen 1207-1225 Ger.W. Daarbij dient er wel te worden gewezen op het feit dat de keuze tussen omzetting in rente, een som geld of de volle eigendom van goederen van de nalatenschap evenwel exclusief toekomt aan degene die de omzetting vordert.41 Daarnaast kan de rechter bepalen dat de goederen die met het om te zetten

vruchtgebruik belast zijn, worden verkocht en dan zal de verkregen opbrengst worden verdeeld onder de vruchtgebruiker en de blote eigenaar(s). Tot slot kan de rechter ook nog beslissen dat er tot verdeling moet worden overgegaan, hoewel er tussen de blote eigenaar en de vruchtgebruiker geen onverdeeldheid bestaat.42

38 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 53, nr. 64.

39 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 56, nr. 67.

40 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 56, nr. 67.

41 Gent 15 januari 2015, RW 2015-16, afl. 34, 1348-1349.

42 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

(19)

36. De omzetting kan te allen tijde worden gevraagd, maar meestal wordt het tegelijkertijd met de verdeling gevorderd omdat de verdeling en de omzetting twee facetten zijn van één globale verrichting met één doelstelling, namelijk de definitieve afhandeling van de nalatenschap tussen alle erfgenamen. Zo kan iedere erfgenaam op het einde van de rit zijn aandeel in de nalatenschap in exclusieve en volle eigendom ontvangen.43

1.3.

Beoordelingsbevoegdheid van de rechter bij de vraag tot omzetting

37. Zowel de langstlevende echtgenote die in samenloop komt met afstammelingen van de erflater als de afstammelingen zelf kunnen die omzetting vragen (art. 745quater, §1 BW). Voor de inwerkingtreding van de Erfwet 2017 stond er ‘vorderen’ in plaats van ‘vragen’, maar aangezien de rechter over een beoordelingsbevoegdheid beschikt, is dat vervangen door ‘vragen’. De rechter beslist soeverein over de omzetting en kan de omzetting weigeren, bijvoorbeeld omdat de langstlevende echtgenote in een slechte gezondheidstoestand verkeert waardoor haar levensverwachting korter is geworden en de omzetting daardoor onredelijk zwaar op haar zou wegen (infra nr. 39).44

1.4.

Waardering van het vruchtgebruik

38. Opdat het vruchtgebruik omgezet zou kunnen worden, moet natuurlijk wel de waarde van het vruchtgebruik worden bepaald. Bij de invoering in 1981 van de mogelijkheid om de omzetting van het vruchtgebruik in rechte te vorderen, was de berekeningsmethode om de waarde van het vruchtgebruik te bepalen vaak een punt van onenigheid tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar(s). In 2014 heeft de wetgever deze discussies willen beëindigen door de invoering van art. 745sexies, §3 BW dat bepaalt dat de waardering van het vruchtgebruik voortaan in principe zal gebeuren aan de hand van de verkoopwaarde van de goederen, de leeftijd van de vruchtgebruiker en de omzettingstabellen die jaarlijks worden opgemaakt door de minister van Justitie.45 In die tabellen wordt op grond van het geslacht en de leeftijd van de

vruchtgebruiker, de langstlevende echtgenote, de waarde van het vruchtgebruik bepaald in de vorm van een percentage van de waarde van de volle eigendom.46

43 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 57, nr. 67.

44 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 57, nr. 68.

45 Bijlage bij MB van 1 juli 2019 tot bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in

artikel 745sexies, §3, van het Burgerlijk Wetboek, BS 3 juli 2019.

46 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 54-55, nr. 65; H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (119) 126, nr. 21.

(20)

Voorbeeld

De langstlevende echtgenote is op het moment van het overlijden van haar echtgenoot 69 jaar. Haar man laat drie kinderen na uit een eerder huwelijk en twee kinderen uit dit laatste huwelijk. Het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote weegt op de hele nalatenschap. Het erfdeel van elk van de kinderen, elk 20%, is beperkt tot de blote eigendom. Het vruchtgebruik heeft een waarde van 17.37% (tabellen 2019). Dit wordt omgezet in een aandeel in de nalatenschap, in volle eigendom, van 17.37%. Het aandeel van de kinderen wordt daardoor 82.63% hetzij voor elk kind 16.526% van de volle eigendom. In die verhouding kunnen ze overgaan tot de verdeling van de nalatenschap. Als de nalatenschap bestaat uit een geldsom van 100.000 euro, zal het aandeel van de langstlevende echtgenote bijgevolg 17.370 euro in volle eigendom bedragen en het aandeel van elk van de

kinderen 16.526 euro in volle eigendom bedragen.47

39. De rechter kan ervoor opteren om de omzetting te weigeren of de toepassing van de tabellen uit te sluiten en andere omzettingsvoorwaarden te bepalen indien door de gezondheidstoestand de verwachte levensduur van de vruchtgebruiker manifest lager is dan deze van de tabellen (art. 745sexies, §3, zevende lid BW).48

40. Er wordt dus voor de berekening van de waarde van het vruchtgebruik rekening gehouden met de levensverwachting, en dus de leeftijd, van de langstlevende echtgenote. Is zij jong, dan is het vruchtgebruik meer waard dan wanneer zij ouder zou zijn. In veel gevallen zal er een generatie zitten tussen ouder en kind waardoor de waarde van het vruchtgebruik wel meevalt. In nieuw samengestelde gezinnen komt het echter wel eens voor dat de ouder hertrouwd is met een veel jongere partner en dan zal het vruchtgebruik vaak hoog zijn, zo hoog soms dat het onbetaalbaar wordt voor de kinderen van de erflater.49 Stel dat de erflater

een echtgenote achterlaat die op het moment van zijn overlijden veertig jaar is. Het vruchtgebruik van een langstlevende echtgenote met een leeftijd van veertig jaar is 43.04% waard van de volle eigendom (tabellen 2019), terwijl het vruchtgebruik van een langstlevende echtgenote met een leeftijd van zestig jaar 27.23% waard is van de volle eigendom.

Net omdat de wetgever dus vreesde dat in kader van nieuw samengestelde gezinnen de niet-gemeenschappelijke kinderen zeer veel zouden moeten betalen om het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote te moeten afkopen, voerde hij een bijzondere regel in. Indien de langstlevende echtgenote tot de

47 Gebaseerd op een voorbeeld uit: H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap” in

J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (119) 127, nr. 26.

48 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 55, nr. 65.

49 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

(21)

nalatenschap komt met afstammelingen uit een vorige relatie, wordt de langstlevende echtgenote immers voor de berekening van de waarde van het vruchtgebruik geacht minstens twintig jaar ouder te zijn dan de oudste afstammeling uit de vorige relatie (art. 745quinquies, §3 BW). Dit wordt de regel van de fictieve of instant veroudering genoemd. De langstlevende echtgenote wordt immers instant en fictief twintig jaar ouder gemaakt dan het oudste kind van de erflater.50

Voorbeeld

De erflater is gestorven en laat een langstlevende echtgenote van 58 jaar en twee kinderen na, waarvan het oudste kind 48 jaar is. Het erfdeel van de kinderen is elk 50% in blote eigendom. Het leeftijdsverschil tussen de langstlevende echtgenote en het oudste kind is slechts 10 jaar waardoor de instantverouderingsregel van toepassing zal zijn en de langstlevende echtgenote geacht zal worden ten minste twintig jaar ouder te zijn dan het oudste kind van de erflater, zijnde 68 (48+20) jaar. Daardoor is het vruchtgebruik slechts 18.11% waard van de volle eigendom, in plaats van 29.24% (tabellen 2019). Het aandeel van de kinderen wordt daardoor 81.89% hetzij voor elk kind 40.945% van de volle eigendom. In die verhouding kunnen ze overgaan tot de verdeling van de nalatenschap. Indien de nalatenschap bestaat uit een geldsom van 100.000 euro dan zal het aandeel in volle eigendom van elk kind dus 40.945 euro bedragen in plaats van 35.380 euro indien die instantverouderingsregel niet zou bestaan.

41. Voor de volledigheid kan nog worden vermeld dat het Grondwettelijk Hof in een arrest van 16 mei 2019 gesteld heeft dat het verschil in behandeling tussen de langstlevende echtgenote die onder het toepassingsgebied van art. 745quinquies, §3 BW en de langstlevende echtgenote die er niet onder valt, niet discriminerend is.51

42. Uiteraard kunnen partijen ook gewoon vrij de waarde van het vruchtgebruik overeenkomen, de omzettingstabellen zijn dus niet dwingend. Al lijkt de kans eerder klein dat, indien de langstlevende echtgenote en de niet-gemeenschappelijk kinderen niet goed overeenkomen, zij in staat zullen zijn om in onderlinge overeenstemming de waarde van het vruchtgebruik te bepalen.52

50 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 55-56, nr. 66.

51 GwH 16 mei 2019, nr. 66/2019, RABG 2019, afl. 14, 1259-1264, noot B. VERLOOY; B. VERLOOY, “De

omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot in geval van afstammelingen uit een vorige relatie van de erflater en het gelijkheidsbeginsel”, RABG 2019, afl. 14, (1264) 1267.

52 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

(22)

1.5.

Kenmerken van het omzettingsrecht

1.5.1. Algemeen

43. Het omzettingsrecht is een persoonlijk recht. Het kan enkel en alleen worden uitgeoefend door de titularis van het recht. Het is niet vatbaar voor overdracht en kan niet door de schuldeisers van de titularis van het omzettingsrecht worden uitgeoefend (art. 745quinquies, §1, tweede lid BW).53

44. De omzetting heeft, in tegenstelling tot de verdeling van de nalatenschap, geen terugwerkende kracht. De langstlevende echtgenote behoudt dan ook het vruchtgebruik tot op het ogenblik dat de kapitalisatiewaarde van haar vruchtgebruik haar effectief is betaald (art. 745sexies, §3, vijfde lid BW).54

1.5.2. Niet afneembaar van afstammelingen van de erflater uit een vorige relatie

45. Art. 745quinquies, §2, eerste lid BW bepaalt dat het omzettingsrecht niet kan worden ontnomen aan de afstammelingen van de erflater uit een vorige relatie.

De ratio legis van deze regel vindt zijn oorsprong in de bezorgdheid van de wetgever. Die vreesde immers dat indien dit omzettingsrecht aan hen zou worden ontnomen, zij tot het overlijden van de langstlevende echtgenote (wat vrij lang kan zijn als er geen groot leeftijdsverschil is tussen hen) enkel de blote eigendom zouden hebben en dus quasi geen genot zouden hebben van de nalatenschap van hun ouder.55

46. Bovenstaand artikel spreekt enkel over ‘afstammelingen van de erflater uit een vorige relatie’. Betekent dit dan ook dat in overspel verwekte kinderen niet onder het toepassingsgebied vallen? Daarover heerst er discussie in de rechtsleer. BARBAIX haalt aan dat sommige auteurs verdedigen dat alle afstammelingen recht hebben op een reservatair deel (dat niet van de afstammelingen kan worden afgenomen, infra nrs. 83 en 84) en dat dit reservatair deel het deel van de nalatenschap is dat noodzakelijkerwijs ab intestaat wordt verdeeld. Volgens de ab intestaatregeling hebben de afstammelingen, als zij in samenloop komen met een langstlevende echtgenote, recht op de blote eigendom van de nalatenschap mét omzettingsrecht. Ook de in overspel verwekte afstammelingen hebben dan ook volgens hen recht op de blote eigendom mét omzettingsrecht.56 Deze visie lijkt echter niet verdedigbaar aangezien

ze tegen de tekst van de wet in gaat. Bovendien werd reeds in het kader van het wetsontwerp dat het BW

53 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 59, nr. 69.

54 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 59, nr. 70.

55 G. DEKNUDT en S. BERGHMAN, “Nieuw samengestelde gezinnen: Langdurige erfenistwist of

strategische vermogensplanning?”, VIP 2018, afl. 4, (19) 21.

(23)

moest aanpassen aan een erfrecht voor de langstlevende wettelijk samenwonende, gesteld dat in overspel verwekte kinderen uit de boot vallen.57 BARBAIX haalt aan dat er ook auteurs zijn die verdedigen dat uit art.

745quinquies, §2 BW a contrario moet worden afgeleid dat het omzettingsrecht wel integraal kan worden ontnomen aan alle afstammelingen die daarin niet zijn opgesomd.58 Deze redenering lijkt de juiste te zijn. Er

staat immers expliciet ‘kinderen uit een vorige relatie’ en niet ‘kinderen die niet gemeenschappelijk zijn’. Het lijkt er dan ook op dat er niet anders kan worden besloten dan dat het personeel toepassingsgebied beperkt is tot de afstammelingen uit een vorige relatie. Dus enkel van de niet-gemeenschappelijke kinderen die voortgekomen zijn uit een relatie voorafgaand aan het huwelijk kan het omzettingsrecht niet worden afgenomen. Indien één van echtgenoten aldus vreemdgaat en een kind krijgt tijdens hun huwelijk, valt dit kind niet onder voornoemde bepaling en kan het initiatiefrecht tot omzetting van het vruchtgebruik ontnomen worden aan dat kind.59 Door de bewoording ‘uit een vorige relatie’ is het duidelijk dat de wetgever er bewust

niet voor geopteerd heeft om alle niet-gemeenschappelijke kinderen gelijk te stellen, hoewel de Raad van State daarop had aangedrongen.60

47. Het is best vreemd dat de wetgever (ook na de hervormingen door de Erfwetten 2017 en 2018) er niet voor geopteerd heeft om het personeel toepassingsgebied uit te breiden naar alle niet-gemeenschappelijke kinderen.61 Er lijkt ook geen enkele reden voorhanden te zijn om voorhuwelijkse

niet-gemeenschappelijke kinderen en buitenechtelijke niet-niet-gemeenschappelijke kinderen anders te gaan behandelen. BARBAIX meent dan ook terecht dat de interpretatie die inhoudt dat buitenechtelijke niet-gemeenschappelijke kinderen niet onder art. 745quinquies, §2, eerste lid BW vallen de grondwettelijkheidstoets van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet zal doorstaan.62

1.5.3. Vetorecht van de langstlevende echtgenote met betrekking tot de gezinswoning en het daarin

aanwezige huisraad

48. Conform art. 745quater, §4 BW heeft de langstlevende echtgenote een vetorecht voor wat betreft de omzetting van het vruchtgebruik op het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende (de gezinswoning) en het daarin aanwezige huisraad. De wetgever zorgt er

57 Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek houdende regeling van het erfrecht van de

langstlevende wettelijk samenwonende, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2514/1, 11.

58 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 362-363, nr. 644. 59 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 362, nr. 644.

60 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 362, nr. 644, voetnoot 918. 61 Zeker omdat reeds in het wetsontwerp dat het BW moest aanpassen met het oog op een erfrecht voor de

langstlevende wettelijk samenwonende opgemerkt werd dat om in overspel verwekte kinderen onder het toepassingsgebied te krijgen, de bewoording zou moeten worden aangepast naar ‘de afstammelingen van de overleden echtgenoot waarvan de langstlevende echtgenoot niet de ouder is’, maar aangezien dit buiten het toepassingsgebied van het wetsontwerp lag, is het destijds niet aangepast. (Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek houdende regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2514/1, 11.)

(24)

op die manier voor dat de langstlevende echtgenote een absolute gemoedsrust heeft wat de gezinswoning en het huisraad betreft. Zonder de instemming van de langstlevende echtgenote is het gewoon onmogelijk om het vruchtgebruik op de gezinswoning en het huisraad af te kopen.63

49. Zeker in situaties van nieuw samengestelde gezinnen kan het voor de langstlevende echtgenote een hele geruststelling zijn dat zij niet tegen haar wil uit de gezinswoning kan worden gezet door de kinderen van de erflater. Die bescherming geldt bovendien ook indien de langstlevende echtgenote zou willen verhuizen na het overlijden van haar echtgenoot: zij blijft het vruchtgebruik behouden op de gezinswoning en kan deze verhuren en de huurgelden innen en besteden zoals zij wenst. Ook indien de langstlevende echtgenote door bijvoorbeeld het bereiken van een zekere leeftijd niet meer zelfstandig kan wonen en noodgedwongen naar een rusthuis moet, behoudt zij dat vruchtgebruik. De langstlevende echtgenote hoeft dus niet te blijven wonen in de gezinswoning om de bescherming te kunnen genieten die door de wet wordt geboden. Het volstaat dat zij in de gezinswoning heeft gewoond met de erflater tot aan de dag van zijn overlijden.64

BARBAIX haalt aan dat dat er vroeger wel eens werd verdedigd dat deze bijzondere bescherming enkel gold wanneer de gezinswoning integraal deel uitmaakte van de huwgemeenschap of van de nalatenschap van de vooroverleden echtgenoot. Was de woning in onverdeeldheid met derden, dan zou de bijzondere bescherming van het erfrechtelijk vruchtgebruik niet gelden omdat deze derden hoe dan ook het behoud van de woonfunctie op de helling konden stellen. Later werd er dan, volgens BARBAIX terecht, aangetoond dat het enkele feit dat de gezinswoning (en het huisraad) slechts gedeeltelijk tot de huwgemeenschap of de nalatenschap behoort, niet verhindert dat de bijzondere regels inzake het erfrechtelijk vruchtgebruik onverkort blijven bestaan.65 Op het eerste zicht lijkt dit verdedigbaar aangezien een voorwaarde van

exclusiviteit niet door de wet wordt vooropgesteld. Recentelijk werd er echter door het hof van beroep te Gent opnieuw het tegenovergestelde geoordeeld.66 Het lijkt er dan ook op dat deze discussie lang nog niet

beslecht is.

1.5.4. Niet afneembaar van de langstlevende echtgenote met betrekking tot de gezinswoning en het

daarin aanwezige huisraad

50. Conform art. 745quinquies, §2, tweede lid BW kan aan de langstlevende echtgenote niet het recht worden ontnomen om de omzetting van het vruchtgebruik of de toewijzing in volle eigendom van de gezinswoning en het daarin aanwezige huisraad te vorderen.

63 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 14, nr. 25.

64 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 14, nr. 25.

65 R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, 540, nr. 934. 66 Gent 10 oktober 2019, T.Not. 2020, afl. 3, 253-258.

(25)

51. Ook al kan dat recht niet van haar worden afgenomen, de langstlevende echtgenote die in samenloop komt met de kinderen van de erflater kan niet eisen dat de blote eigendom van de gezinswoning en het huisraad aan haar wordt afgestaan tegen betaling van een prijs in geld. Dit omdat de gezinswoning een sentimentele waarde kan hebben voor de kinderen van de erflater. Dit kan zij wel indien de blote eigendom toebehoort aan anderen dan de afstammelingen van de erflater.67

52. Samen met het hiervoor behandelde vetorecht, voorziet deze niet afneembaarheid in een bescherming van de langstlevende echtgenote. Uit het feit dat de wet deze twee bijzonderheden uitdrukkelijk voorziet, volgt volgens CASMAN, DEKKERS, ALOFS en VERBEKE dat in andere omstandigheden dan bovenstaande de erflater de omzetting, bijvoorbeeld bij testament, wel kan verbieden.68

Afdeling 2: De situatie vanaf 1 september 2018

53. De principes die hier net zijn uiteengezet, gelden nog steeds. Wat reeds voor de inwerkingtreding van de Erfwetten 2017 en 2018 was bepaald in de artikelen 745quater tot en met 745sexies BW blijft ongewijzigd.69 De reeds bestaande omzettingsmogelijkheden bleken echter niet toereikend genoeg in het

kader van nieuw samengestelde gezinnen, waar de spanningen nogal hoog kunnen oplopen. De Erfwet 2017 heeft daarom een nieuwe wijze van omzetting ingevoerd, namelijk (bij gebrek aan een akkoord) de omzetting van het vruchtgebruik in een onverdeeld aandeel van de nalatenschap in volle eigendom. Indien deze nieuwe wijze van omzetting tijdig wordt gevraagd, kan deze niet worden geweigerd.70

2.1.

Personeel toepassingsgebied

54. De nieuwe omzettingsmodaliteit staat enkel open voor: (1) een afstammeling, een geadopteerd kind (of een afstammeling van deze), die niet tevens een afstammeling, geadopteerd kind (of een afstammeling van deze) is van de langstlevende echtgenote en (2) de langstlevende echtgenote die met voormelde afstammelingen tot de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot komt (art. 745quater, §1/1, eerste en

67 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 53, nr. 64.

68 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 59, nr. 69.

69 C. DE WULF, De wet van 22 juli 2018 tot wijziging van het huwelijksvermogensrecht – een algemeen

overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, die Keure/ la Charte, 2019, 219, nr. 331; H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 20, nr. 50.

70 R. BARBAIX, “Erfrecht in een nieuw jasje - krachtlijnen van het hervormde erfrecht” in R. BARBAIX en J.

DU MONGH (eds.), Actualia Vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, (25) 28, nr. 7; H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 54, nr. 64; H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 20, nr. 51.

(26)

tweede lid BW). Enkel de langstlevende echtgenote en de niet-gemeenschappelijke kinderen beschikken dus in het kader van de nieuwe omzettingsmodaliteit over het initiatiefrecht. De gemeenschappelijke kinderen kunnen het initiatief niet nemen.71 Ook wanneer de langstlevende echtgenote zowel met

niet-gemeenschappelijke kinderen als met niet-gemeenschappelijke kinderen tot de nalatenschap zou komen, beschikken deze laatste niet over het initiatiefrecht.72

55. Voor de volledigheid dient er nog te worden gewezen op het feit dat deze nieuwe omzettingsmogelijkheid openstaat voor alle afstammelingen (of de geadopteerde kinderen of de afstammelingen daarvan) die niet tevens een afstammeling (of een geadopteerd kind of een afstammeling daarvan) zijn van de langstlevende echtgenote. Ze geldt dus voor elke niet-gemeenschappelijke afstammeling, ongeacht wanneer en hoe de afstamming is gevestigd. Dit is een ruimer personeel toepassingsgebied in vergelijking met het eerder behandelde art. 745quinquies, §2 en 3 BW, waar het personeel toepassingsgebied beperkt is tot de afstammelingen uit een vorige relatie. Dit betekent concreet dat het recht om de omzetting te vorderen, kan worden afgenomen van in overspel verwekte kinderen en dat de instantverouderingsregel voor hen niet geldt bij de algemene omzettingsmodaliteiten, maar dat zij wel de omzetting in een onverdeeld aandeel van de nalatenschap kunnen vorderen.73 Het is best vreemd dat de

wetgever ervoor geopteerd heeft om het personeel toepassingsgebied van die artikelen niet op elkaar af te stemmen aangezien ze over dezelfde materie gaan. Daarenboven wordt de regel van de instantveroudering van toepassing verklaard op deze nieuwe omzettingsmodaliteit (infra nr. 68), wat tot bizar gevolg heeft dat kinderen verwekt in overspel bij de algemene omzettingsmodaliteiten geen beroep kunnen doen op die regel, terwijl ze wel wordt toegepast indien die kinderen een beroep doen op de nieuwe omzettingsmodaliteit. Daarenboven hebben in overspel verwekte kinderen het recht om de omzetting te vragen (als ze tijdig wordt gevraagd) in een onverdeeld aandeel (tenzij anders wordt overeengekomen), maar dit kan hen alsnog worden ontnomen want hun recht om de omzetting te vorderen is wel afneembaar in tegenstelling tot niet in overspel verwekte kinderen. Consistentie ontbreekt hier aldus volledig.

2.2.

De nieuwe wijze van omzetting

56. Tenzij de niet-gemeenschappelijke kinderen en de langstlevende echtgenote anders zijn overeengekomen, zal het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote worden omgezet in een

71 H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor

het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (119) 127, nr. 27.

72 Wetsvoorstel (C. VAN CAUTER en S. BECQ, P. GOFFIN en S. SMEYERS) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/1, 30.

73 R. BARBAIX, “Erfrecht in een nieuw jasje - krachtlijnen van het hervormde erfrecht” in R. BARBAIX en J.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Er zijn daarnaast allerlei andere mogelijkheden van verdeling tussen moeder en de kinderen denkbaar, maar die imitatie-ouderlijke boedelverdeling leent zich het meest

Daarmee strekken die hande- lingen van de aannemer immers nog niet tot nako- ming van zijn tweede verbintenis tot (op)levering van het tot stand gebrachte werk: zij hebben enkel

Niettemin verdient het aanbeve- ling dat de bijzondere wetgever de buitengrenzen van deze bevoegdheid aangeeft, niet slechts door te bepalen dat een vergunning voor bepaalde tijd

Wanneer een kind onbekwaam is, mag een hulpverlener alleen vertrouwelijke informatie doorgeven aan zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken wanneer dit ‘in het belang van het

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun