• No results found

DEEL II: Instrumenten waarmee de erflater zijn nalatenschap kan regelen

Afdeling 1: Het afsluiten van een erfovereenkomst

226. Om een overeenkomst, en dus ook een erfovereenkomst, te kunnen afsluiten, moet men over de vereiste bekwaamheid beschikken. Bepaalde personen zijn echter niet handelingsbekwaam en zouden bijgevolg geen erfovereenkomst kunnen afsluiten. Daarom bevat de wet daaromtrent bijzondere bepalingen.351

1.1.1. Minderjarigen

227. Indien er een minderjarig kind is, kan die mits machtiging van de vrederechter worden vertegenwoordigd door zijn ouders (art. 1100/2, §1 BW juncto art. 378, §1, eerste lid BW) of zijn voogd (art. 1100/2, §1 BW juncto art. 410, §1, 10° BW) om zo toch partij te kunnen zijn bij een erfovereenkomst. Er dient wel te worden benadrukt dat de minderjarige enkel partij kan zijn bij een erfovereenkomst in de hoedanigheid van vermoedelijke erfgenaam en niet in de hoedanigheid van beschikker (art. 1100/2, §1 BW).352 De

349 M. GIJBELS en A. VAN GEEL, “Familiale vermogensplanning in het nieuwe erfrecht: nieuwe

mogelijkheden?”, Notariaat 2018, afl. 1-2, (1) 9.

350 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 120, nr. 163.

351 C. DECLERCK en W. PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2019, 430,

nr. 1097.

352 C. DECLERCK en W. PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2019, 430,

nr. 1098; C. DECLERCK, A. CASSIERS en K. DEBROUX, “Familierechtelijke aspecten van het hervormde erfrecht”, T.Fam. 2018, afl. 10, (260) 264, nr. 15.

minderjarige kan bovendien niet verzaken aan het recht om de inbreng of de inkorting van een schenking te vorderen in de nog open te vallen nalatenschap van zijn ouder (art. 1100/2, §1, eerste lid BW juncto art. 1100/7, §6, tweede lid BW).353

228. Het betrekken van een minderjarige bij een erfovereenkomst is dus aan heel wat beperkingen onderworpen. De vraag rijst dan ook naar het nut daarvan, behalve dan dat er zonder akkoord van alle vermoedelijke erfgenamen in de rechte nederdalende lijn geen globale erfovereenkomst kan worden gesloten (infra nr. 241).354 Door het feit dat de minderjarige niet kan verzaken aan de vordering tot inkorting

en inbreng met betrekking tot de in de globale overeenkomst vermelde schenkingen, kan die (in tegenstelling tot de meerderjarigen die partij zijn bij de globale erfovereenkomst) na het overlijden van de beschikker wel nog de inbreng of de inkorting van de in de globale overeenkomst vermelde schenkingen vorderen. Dit maakt dat een globale erfovereenkomst waarbij een minderjarige als vermoedelijke erfgenaam is betrokken een risicovolle handeling is voor de andere vermoedelijke mede-erfgenamen aangezien zij nooit meer de inbreng of de inkorting van de vermelde schenkingen zullen kunnen vorderen en de minderjarige wel.355

229. Indien bovendien in de globale erfovereenkomst een schenking wordt gedaan aan de minderjarige, moet daar een bijzondere machtiging voor worden verleend (bovenop dus de machtiging die vereist is voor het vertegenwoordigen van de minderjarige in de hoedanigheid van vermoedelijke erfgenaam bij een erfovereenkomst) door de vrederechter aan de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige opdat die de schenking aan de minderjarige zou kunnen aanvaarden (art. 378, §1, eerste lid BW juncto art. 410, §1, 6° BW juncto art. 935, derde lid BW).356

1.1.2. Beschermde meerderjarigen

230. Het kan voorvallen dat een ouder of één van de kinderen door de vrederechter onbekwaam werd verklaard om een door de wet toegelaten erfovereenkomst aan te gaan. In een dergelijk geval kan die persoon een machtiging vragen aan de rechter om alsnog een erfovereenkomst aan te gaan. Het is de

353 C. DECLERCK en W. PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2019, 430,

nr. 1098; R. BARBAIX, “Erfrecht in een nieuw jasje - krachtlijnen van het hervormde erfrecht” in R. BARBAIX en J. DU MONGH (eds.), Actualia Vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, (25) 60, nr. 67; C. DECLERCK, A. CASSIERS en K. DEBROUX, “Familierechtelijke aspecten van het hervormde erfrecht”, T.Fam. 2018, afl. 10, (260) 264, nr. 15.

354 J. BAEL, “Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen in het nieuwe erfrecht” in

J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (143) 258, nr. 234.

355 C. DECLERCK, A. CASSIERS en K. DEBROUX, “Familierechtelijke aspecten van het hervormde

erfrecht”, T.Fam. 2018, afl. 10, (260) 264, nr. 16.

356 Wetsvoorstel (C. VAN CAUTER en S. BECQ, P. GOFFIN en S. SMEYERS) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/1, 141; C. DECLERCK, A. CASSIERS en K. DEBROUX, “Familierechtelijke aspecten van het hervormde erfrecht”, T.Fam. 2018, afl. 10, (260) 264, nr. 16.

vrederechter die de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon beoordeelt. Indien de machtiging wordt verkregen, kan de beschermde persoon de overeenkomst zelf en zelfstandig afsluiten (art. 1100/2, §2, eerste lid BW).357 De machtiging kan worden gevraagd om de erfovereenkomst af te sluiten in zowel de

hoedanigheid van toekomstige erflater-beschikker als van vermoedelijke erfgenaam.

231. Indien de beschermde persoon geen machtiging verkrijgt om zelf de erfovereenkomst te sluiten, dan kan zijn vertegenwoordiger machtiging vragen om de erfovereenkomst af te sluiten in naam en voor rekening van de beschermde persoon. Dit is echter enkel mogelijk voor zover het gaat om een erfovereenkomst waarbij de beschermde persoon optreedt in de hoedanigheid van vermoedelijke erfgenaam en op voorwaarde dat de erfovereenkomst in zijn hoofde geen verzaking aan toekomstige erfaanspraken impliceert (art. 1100/2, §2, tweede lid BW juncto art. 499/7, §2, 15° BW).358

1.2. Vormvereisten

232. Het afsluiten van een erfovereenkomst is een handeling die verregaande gevolgen heeft. Daarom dienen er heel wat formaliteiten vervuld te worden opdat een erfovereenkomst geldig zou kunnen worden afgesloten.

233. Zo is het ten eerste vereist dat een erfovereenkomst in een notariële akte wordt opgenomen (art. 1100/5, §1 BW).359 Indien gewenst, kan elke partij daarbij beroep doen op een andere notaris, die haar dan

zal bijstaan bij het verlijden van de akte.360 Het verlijden van de akte hoeft niet te gebeuren voor een

Belgische notaris. Een erfovereenkomst kan voor een buitenlandse notaris worden verleden, maar ook die notaris moet de in de Belgische wet voorgeschreven (strenge) formaliteiten naleven.361

234. Daarnaast moet er ook een specifieke procedure worden gevolgd vooraleer de erfovereenkomst kan worden ondertekend (art. 1100/5, §2 BW).

De eerste stap in die procedure is de verzending van het ontwerp van erfovereenkomst door de notaris naar elke partij. De notaris moet elke partij bij die gelegenheid informeren over het feit dat zij de mogelijkheid

357 R. BARBAIX, “Erfrecht in een nieuw jasje - krachtlijnen van het hervormde erfrecht” in R. BARBAIX en J.

DU MONGH (eds.), Actualia Vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, (25) 61, nr. 69.

358 R. BARBAIX, “Erfrecht in een nieuw jasje - krachtlijnen van het hervormde erfrecht” in R. BARBAIX en J.

DU MONGH (eds.), Actualia Vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, (25) 61, nr. 69.

359 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 132, nr. 178; C. DECLERCK en W. PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2019, 432, nr. 1102.

360 C. DECLERCK en W. PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2019, 432,

nr. 1102.

361 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

hebben om een aparte raadsman te kiezen of een individueel onderhoud met de notaris te hebben. Tegelijkertijd moet de notaris een vergadering vastleggen waarop de inhoud en de gevolgen van de erfovereenkomst aan alle partijen worden toegelicht. Die vergadering kan niet eerder plaatsvinden dan na het verstrijken van een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf de dag waarop het ontwerp van de overeenkomst werd meegedeeld aan de partijen. Op die vergadering moet de notaris de partijen nogmaals wijzen op de mogelijkheid om een afzonderlijke raadsman te kiezen of een individueel onderhoud met de notaris te hebben. Daarna moet er een termijn van één maand verstrijken te rekenen vanaf de dag waarop de vergadering heeft plaatsgevonden vooraleer de overeenkomst daadwerkelijk kan worden ondertekend (art. 1100/5, §1, tweede lid BW). Tot slot moet in de erfovereenkomst de datum van verzending van het ontwerp van de overeenkomst en de datum waarop de vergadering heeft plaatsgevonden worden vermeld (art. 1100/5, §1, derde lid BW).362

235. Het is niet mogelijk om van de net vermelde wettelijke termijnen af te wijken, ook niet indien de partijen daarmee akkoord gaan (art. 1100/5, §1, vierde lid BW). Dit heeft tot gevolg dat er in principe geen erfovereenkomsten in extremis kunnen worden gesloten.363

236. Het feit dat een individueel onderhoud met de notaris slechts vrijblijvend is, stuit op kritiek. VERBEKE had dit liever als een voorwaarde gezien omdat de kans reëel is dat een partij dit niet zal durven vragen uit angst voor bijvoorbeeld de reactie van de vader of de echtgenoot.364 Dit is een begrijpelijke bezorgdheid,

maar indien er veel partijen zijn, lijkt dit praktisch gewoon niet haalbaar. Het zal dan ook belangrijk zijn dat de notaris extra benadrukt dat zo’n individueel onderhoud kan en dat die bespreking onder het beroepsgeheim valt indien hij voelt dat niet iedereen goed beseft wat de gevolgen zijn of dat er een zekere druk tot ondertekenen wordt waargenomen.

237. De vormvereisten waaraan erfovereenkomsten zijn onderworpen, zijn tevens geldigheidsvereisten. Dit heeft tot gevolg dat erfovereenkomsten die werden opgesteld met miskenning van de vormvereisten absoluut nietig zijn (art. 1100/3, tweede lid BW). Dezelfde sanctie geldt indien er een niet door de wet toegelaten erfovereenkomst wordt afgesloten (art. 1100/3, eerste lid BW). Wanneer het echter over een overeenkomst inzake de eigen toekomstige nalatenschap van een partij gaat, verandert de absolute

362 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 132, nr. 178; C. DECLERCK en W. PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2019, 432, nr. 1102.

363 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 132, nr. 178; C. DECLERCK en W. PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2019, 432, nr. 1102.

364 A.L. VERBEKE en M. DELBROEK, “Family dynamics en het evenwicht bij de globale erfovereenkomst”

in A.L. VERBEKE, C. DECLERCK en J. DU MONGH (eds.), Themis 109 – Familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure/ la Charte, 2019, (75) 82-83.

nietigheid in een relatieve nietigheid op de dag van het overlijden van die partij, behoudens de miskenning van de vereiste van een notariële akte, die altijd leidt tot een absolute nietigheid (art. 1100/3, derde lid BW).365

Dit nuanceert dan ook direct de kritiek dat een erfovereenkomst in extremis niet mogelijk zou zijn. De relatieve nietigheidssanctie kan immers enkel worden ingeroepen door de andere partijen bij de erfovereenkomst. Een erfovereenkomst die met miskenning van art. 1100/5 BW (met uitzondering van de notariële vormvereiste) werd afgesloten kan na het overlijden van de partij over wiens nalatenschap de erfovereenkomst gaat dan ook door de andere partijen bij de erfovereenkomst worden bevestigd. Zij kunnen ervoor opteren om de erfovereenkomst vrijwillig na te leven. Daar kan dan niemand nog iets aan doen: noch een derde, noch een rechter kan dan de nietigheid van die erfovereenkomst vorderen (in tegenstelling tot de absolute nietigheid), tenzij dus de notariële vormvereiste niet werd nageleefd.366

1.3. Gevolgen

238. Het afsluiten van een erfovereenkomst heeft in hoofde van de partijen die ze ondertekenen niet de vervroegde aanvaarding tot gevolg van de nalatenschap waarop zij betrekking heeft (art. 1100/4, §1 BW). De erfovereenkomst zal slechts uitwerking hebben in hoofde van de partijen die ze ondertekenen indien zij naderhand de nalatenschap aanvaarden wanneer deze komt open te vallen.367 Een partij die de

erfovereenkomst heeft ondertekend, kan er dus nog steeds voor kiezen om de nalatenschap van de beschikker te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving of te verwerpen. Indien een ondertekenende partij ervoor kiest om de nalatenschap bij het openvallen ervan te verwerpen, zullen de personen die opkomen bij plaatsvervulling van de ondertekenaar van die geldig afgesloten erfovereenkomst gebonden zijn door die erfovereenkomst. Hetzelfde geldt in het geval van vooroverlijden of onwaardigheid van een ondertekenende partij (art. 1100/4, §2 BW).368

365 C. DECLERCK en W. PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2019, 434,

nr. 1107.

366 N. LABEEUW en E. JANSSENS, “De Valkeniersclausule anno 2018”, Notariaat 2018, afl.19, (1) 8, nr. 23. 367 C. DECLERCK en W. PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2019, 433,

nr. 1104; R. BARBAIX, “Erfrecht in een nieuw jasje - krachtlijnen van het hervormde erfrecht” in R. BARBAIX en J. DU MONGH (eds.), Actualia Vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, (25) 62, nr. 72.

368 C. DECLERCK en W. PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2019, 433,

nr. 1105; R. BARBAIX, “Erfrecht in een nieuw jasje - krachtlijnen van het hervormde erfrecht” in R. BARBAIX en J. DU MONGH (eds.), Actualia Vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, (25) 62, nr. 73.

Afdeling 2: Soorten erfovereenkomsten