• No results found

DEEL II: Instrumenten waarmee de erflater zijn nalatenschap kan regelen

Afdeling 1: Het Valkeniersbeding

1.3. De grens van een Valkeniersbeding

1.3.2. De grens vanaf 1 september 2018

172. Om aan de voormelde verzuchtingen tegemoet te komen, heeft de wetgever met de Erfwet 2018 de mogelijkheid voor de langstlevende echtgenote om bij aanwezigheid van niet-gemeenschappelijke kinderen te verzaken aan haar reservataire aanspraken in de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot, erg verruimd. Voortaan is het immers mogelijk om te verzaken aan alle reservataire aanspraken. Om echter te vermijden dat de langstlevende echtgenote bij het overlijden van de erflater onmiddellijk op straat zou komen te staan, wordt in de wet bepaald dat de overeenkomst in geen geval het recht van bewoning aan de langstlevende echtgenote kan ontnemen van het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning diende bij het overlijden van de eerststervende echtgenoot, net als het recht op gebruik van het daarin aanwezige huisraad en dit voor een periode van zes maanden vanaf de dag van het openvallen van de nalatenschap van de eerststervende echtgenoot (art. 1388, tweede lid BW).259 Een echtgenoot kan zich in

een Valkeniersbeding er dus niet toe verbinden om bijvoorbeeld twee weken na het overlijden van de erflater de gezinswoning te verlaten. De kinderen van de erflater kunnen bijgevolg ook niet na zijn overlijden de langstlevende echtgenote onmiddellijk uit de gezinswoning zetten.260

173. De langstlevende echtgenote kan, indien zij dat wenst, na het overlijden van de eerstervende echtgenoot verzaken aan dit recht van bewoning en gebruik.261 Indien de langstlevende echtgenote ondanks

haar bewoningsrecht beslist om na het overlijden van haar echtgenoot de gezinswoning te verlaten, eindigt de bescherming. Het recht van gebruik en het recht van bewoning hebben immers een intuitu personae- karakter.262 Dit in tegenstelling tot het vruchtgebruik, waarbij de langstlevende echtgenote haar recht van

vruchtgebruik op de gezinswoning niet verliest indien zij ergens anders gaat wonen.

174. Het recht van bewoning en gebruik geldt in het nieuwe recht nog steeds enkel voor het onroerend goed dat als gezinswoning wordt aangewend op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap. Indien de nalatenschap meerdere onroerende goeden bevat waarvan er geen enkele dienstdoet als gezinswoning,

259 Wetsvoorstel (S. BECQ en S. SMEYERS, P. GOFFIN en C. VAN CAUTER) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/1, 37; H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 123-124, nr. 168; C. AUGHUET, “La réforme du droit successoral opérée par les lois des 31 juillet 2017 et 22 juillet 2018: Aperçu général” in A.-C. VAN GYSEL (ed.), Perspectives sur le droit patrimonial de la famille après la réforme, Bruxelles, Éditions Larcier, 2019, (95) 143, nr. 67 ; J. BAEL, “Wijzigingen aan en reparaties van het erfrecht door de wet van 22 juli 2018 tot hervorming van het huwelijksvermogensrecht” in G. VERSCHELDEN (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 33, Brugge, die Keure, 2018, (59) 76-77, nr. 15.

260 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 124, nr. 168.

261Wetsvoorstel (S. BECQ en S. SMEYERS, P. GOFFIN en C. VAN CAUTER) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/1, 37.

kan de langstlevende echtgenote die via het Valkeniersbeding aan haar erfelijke rechten heeft verzaakt geen bewoningsrecht vorderen op die onroerende goederen. Indien de echtgenoten op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap wonen in een huurwoning, heeft de langstlevende echtgenote die via het Valkeniersbeding aan zijn erfelijke rechten heeft verzaakt, het recht om het huurcontract verder te zetten op basis van art. 745bis, §3 BW. De langstlevende echtgenote moet wel zelf de huishuur betalen, ook voor de huurtermijnen die vervallen in de loop van die eerste zes maanden na het openvallen van de nalatenschap.263

175. De periode waarvoor de langstlevende echtgenote dat recht van gebruik en bewoning heeft, is beperkt tot zes maanden. Dit is niet vrij van kritiek.264 Het klinkt inderdaad vrij kort, al is het sowieso niet

gemakkelijk om daar een termijn op te kleven. De wetgever heeft voor het bepalen van die termijn inspiratie gehaald uit art. 3, §2 Woninghuurwet waar in een opzeggingstermijn van zes maanden wordt voorzien voor de verhuurder die de woninghuurovereenkomst wil opzeggen omdat hijzelf of zijn naaste familieleden de verhuurde woning willen betrekken. Die periode van zes maanden moet de huidige bewoner dan in staat stellen om een nieuwe woning te vinden, vooraleer hij de gehuurde woning moet verlaten.265 De keuze voor

een termijn van zes maanden klinkt op het eerste zicht dan ook logisch, al zou men wel als kritiek kunnen hebben dat het veranderen van woning omdat de verhuurder in de woning wenst te gaan wonen en veranderen van woning in een periode van rouw allesbehalve te vergelijken zijn. De wetgever heeft zich overigens ook laten inspireren door het Franse recht, waar een soortgelijke regel bestaat (art. 763 Code civil).266 Opvallend daarbij is dat de termijn in het Franse recht langer is, namelijk één jaar.

176. Of die zes maanden voldoende zijn, zal de toekomst moeten uitwijzen, maar een ideale termijn vinden, is hoe dan ook moeilijk. De ene echtgenoot zal immers genoeg hebben aan twee maanden, terwijl een andere echtgenoot zes maanden nipt zal vinden. Indien de echtgenoten zelf vinden dat die termijn te kort is, kunnen zij conform de parlementaire voorbereiding er in hun Valkeniersbeding voor opteren om de langstlevende echtgenote een recht van bewoning en gebruik toe te kennen voor een langere termijn, hoewel het bewonings- en gebruiksrecht geen wettelijk erfrecht in strikte zin is.267 VAN DEN HOUTE stelt dat de

wetgever daarmee lijkt aan te nemen dat dit recht van bewoning en gebruik een recht is dat de langstlevende

263 C. DE WULF, De wet van 22 juli 2018 tot wijziging van het huwelijksvermogensrecht – een algemeen

overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, die Keure/ la Charte, 2019, 5, nr. 7.

264 A.L. VERBEKE, “Nieuw Belgisch erfrecht”, RW 2017-18, afl. 28, (1082)1096.

265 Wetsvoorstel (S. BECQ en S. SMEYERS, P. GOFFIN en C. VAN CAUTER) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/1, 37.

266 Wetsvoorstel (S. BECQ en S. SMEYERS, P. GOFFIN en C. VAN CAUTER) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/1, 37.

267 Wetsvoorstel (S. BECQ en S. SMEYERS, P. GOFFIN en C. VAN CAUTER) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/1, 36.

echtgenote kan uitoefenen in de nalatenschap van de andere, zoals bedoeld in art. 1388, tweede lid BW, en waaromtrent de echtgenoten aldus een regeling kunnen treffen.268

177. In de parlementaire voorbereiding wordt benadrukt dat dit geen alles-of-nietsverhaal is. De echtgenoten kunnen ervoor kiezen om de langstlevende echtgenote haar reserve te ontnemen, maar ze kunnen er ook voor opteren om die reserve aan te passen, te moduleren. Er zijn tal van mogelijkheden.269

Een Valkeniersbeding moet niet noodzakelijk en totale verzaking teweegbrengen, maar kan ook neerkomen op een meer genuanceerde afstand of modulering van het reservatair vruchtgebruik of de vordering tot inkorting.

1.3.3. Impact van de wijziging van de grens op reeds bestaande Valkeniersbedingen waarbij de