• No results found

kinderen

279. Deze masterproef is begonnen met te stellen dat door de toename van het aantal nieuw samengestelde gezinnen een hervorming van de wetgeving zich opdrong. Het toenmalig erf- en huwelijksvermogensrecht kon niet (voldoende) de wens vervullen om een regeling omtrent de nalatenschap op maat uit te werken, aangepast aan de eigen situatie. De wetgever was zich bewust van die problematiek en besefte dat de complexiteit van de maatschappelijke realiteit een flexibilisering van het erfrecht noodzakelijk maakte.427 Het zoeken naar een evenwicht tussen de vermogensrechtelijke aanspraken van de

afstammelingen van de erflater enerzijds en de langstlevende echtgenote anderzijds blijft echter een moeilijke oefening.428

280. Uit de uiteenzetting van de diverse rechten lijkt het erop dat er geconcludeerd kan worden dat de positie van de langstlevende echtgenote erg verzwakt is ten voordele van de niet-gemeenschappelijke kinderen. Ook CASMAN en VERBEKE delen die mening en stellen dat er over het algemeen kan worden geconcludeerd dat de balans tussen de verzorging van de langstlevende echtgenote en de bescherming van de (niet-gemeenschappelijke) kinderen herijkt is ten voordele van de kinderen.429

281. Niet iedereen volgt echter die mening. GOOSSENS haalt aan dat er sommigen vreesden dat een vaste reserve voor de kinderen van de helft van de nalatenschap tot een buitensporige bevoordeling van de langstlevende echtgenote zou leiden. De langstlevende echtgenote zou dan immers een beschikbaar deel van de helft kunnen cumuleren met het vruchtgebruik van de reserve van de kinderen (art. 1094 BW). De herleiding van de reserve van de kinderen tot de helft zou in die optiek de balans doen overslaan in het voordeel van de langstlevende echtgenote.430

427 Wetsvoorstel (C. VAN CAUTER en S. BECQ, P. GOFFIN en S. SMEYERS) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/1, 5.

428 Verslag van de eerste lezing in de Kamercommissie voor Justitie over het wetsvoorstel tot wijziging van

het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het erfrecht en tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de globale erfovereenkomst over een niet-opengevallen nalatenschap betreft (G. CALOMNE, G. FORET, C. BROTCORNE), Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/6, 10.

429H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J.

BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1)22, nr.62; A.L. VERBEKE, “Nieuw Belgisch erfrecht”, RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1093.

430 E. GOOSSENS, “Koorddansen in het familiaal vermogensrecht-Naar een nieuw evenwicht tussen de

282. Aan de hand van de instrumenten die de erflater worden aangereikt, is het wel uiteindelijk hijzelf die de balans in één van de twee richtingen kan doen doorwegen of er net voor opteren om die zo evenwichtig als mogelijk te houden. Een gewaarborgd erfrecht voor de kinderen en de langstlevende echtgenote blijft een beleidsprioriteit, maar de focus verschuift van een veralgemeende ruime reserve naar een kwalitatieve bescherming op maat, met aandacht voor nieuw samengestelde gezinnen. De ruimte die hierdoor vrijkomt, kan de erflater zelf invullen.431 Niettemin blijft het toch moeilijk om de verzwakking van de positie van de

langstlevende echtgenote ten voordele van haar niet-gemeenschappelijke kinderen niet te erkennen.

283. De wetgever wilde met de hervorming spanningen in nieuw samengestelde gezinnen vermijden en een antwoord bieden aan de realiteit van nieuw samengestelde gezinnen. Sommige onderdelen van de hervorming beantwoorden zeker aan die doelstelling. Zo zal de mogelijkheid tot het opmaken van een globale erfovereenkomst voor rust kunnen zorgen in het hoofd van de erflater. 432 Ook de hervormingen met

betrekking tot de schenkingen zijn in zekere zin nog te begrijpen, zeker wat betreft het feit dat de langstlevende echtgenote niet langer recht heeft op inbreng of inkorting op voorhuwelijkse schenkingen. Dit strookt met de rechtmatige verwachtingen van de kinderen van de erflater en zal heel wat pijnlijke situaties kunnen vermijden. Ook de aanpassingen aan het Valkeniersbeding, hoewel die best ver lijken te gaan, lijken te voldoen aan de doelstelling om conflicten te vermijden aangezien de echtgenoten voortaan in staat zullen zijn om een regeling op maat uit te werken. Het zal dan de taak van de notaris zijn om de partijen daarin zo goed als mogelijk te adviseren en hen eraan te herinneren dat ze steeds in gedachten moeten houden dat de (financiële) situatie bij het opstellen van het Valkeniersbeding verschillend kan zijn van de (financiële) situatie bij het overlijden van de echtgenoot met kinderen.

284. Sommige hervormingen lijken dan weer niet echt te voldoen aan de vooropgestelde doelstellingen. Zo is nog maar de vraag of zo’n ‘omzetting op eerste verzoek’ echt een oplossing is voor de wrevel tussen de niet-gemeenschappelijke kinderen en de langstlevende echtgenote. Zoals eerder aangehaald, zal een dergelijk verzoek niet altijd in goede aarde vallen bij de andere partij waardoor het wel eens meer conflict zou kunnen uitlokken dan oplossen. Daarenboven kan de uitonverdeeldheidtreding best lang duren en voor bijkomende spanningen zorgen. Ook het feit dat de rechter bij een tijdig verzoek geen enkele beoordelingsmarge heeft, lijkt vrij verregaand. De toekomst zal het moeten uitwijzen, maar de kans dat deze nieuwigheid tot pijnlijke situaties aanleiding kan geven, lijkt groot.

285. Er kan gesteld worden dat het nieuwe recht zeker heel wat meer mogelijkheden biedt in vergelijking met vroeger om betwistingen in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap in nieuw samengestelde gezinnen te vermijden of te beperken. De erflater kan daartoe eenzijdig bepaalde initiatieven nemen, maar

431 E. GOOSSENS, “Koorddansen in het familiaal vermogensrecht-Naar een nieuw evenwicht tussen de

belangen van de kinderen en die van de langstlevende echtgenoot”, TEP 2018, afl. 2, (220) 223.

er zijn ook mogelijkheden om in overleg met de (nieuwe) echtgenote latere betwistingen te vermijden.433

CASMAN is dan ook van oordeel dat de wetgever zijn doelstellingen heeft bereikt, dat spanningen maximaal worden vermeden waardoor geschillen voor de rechtbank zouden kunnen worden verhinderd.434 Ook

VERBEKE stelt dat de Erfwetten 2017 en 2018 een noodzakelijke en goed doordachte hervorming van ons erfrecht zijn. Hoewel het geen revolutie is, zijn de gevolgen volgens hem op een aantal vlakken toch best revolutionair en is ons recht nu meer aangepast aan de behoeften en wensen van de burger in een moderne samenleving. 435

286. De Erfwetten 2017 en 2018 hebben hervormingen doorgevoerd, maar er is zeker nog ruimte voor verbetering. Het huidig recht is verre van perfect, maar we kunnen ermee aan de slag.436 Om echter echt zo

veel als mogelijk conflictsituaties in nieuw samengestelde gezinnen te gaan vermijden en om ervoor te zorgen dat de langstlevende echtgenote en de niet-gemeenschappelijke kinderen snel ‘verlost’ kunnen zijn van elkaar, zullen drastischere hervormingen nodig zijn. Dit zou dan eventueel kunnen betekenen dat er afstand zal moeten gedaan worden van het systeem van blote eigendom en vruchtgebruik of dat het erfrecht van de langstlevende echtgenote zal kunnen worden beperkt of zelfs helemaal worden (al dan niet conventioneel) ontnomen.

287. BARBAIX is alvast voorstander om het erfrecht van de langstlevende echtgenote integraal af te schaffen, met uitzondering van het gebruiksrecht op de gezinswoning. Op die manier zou het huwelijkscontract zijn rol herwinnen als instrument om tussen echtgenoten een regeling te kunnen treffen. Dan krijg je volgens haar consistentie: het huwelijksvermogensrecht regelt dan de verhoudingen tussen de echtgenoten en het erfrecht is er dan voor de bloedverwanten.437 De wetgever heeft hier (voorlopig) niet voor

geopteerd. Het erfrecht van de langstlevende echtgenote vertoont wel wat barsten, maar het staat nog recht. Dus de ‘splitsing’ als het ware van het huwelijksvermogensrecht en het erfrecht is er nog niet. Indien dit wel zou gebeuren, zou de wetgever gedeeltelijk teruggrijpen naar de situatie van voor 1981 waardoor het Belgisch familiaal vermogensrecht een ‘retro familiaal vermogensrecht’ (het oude familiaal vermogensrecht is een nieuw jasje) zou worden volgens BARBAIX.438

Een pertinente vraag hierbij is of het wel wenselijk is dat ons recht evolueert naar de situatie waarbij er quasi geen erfrecht is voor de langstlevende echtgenote. Om ongewenste situaties na het overlijden te voorkomen, omdat echtgenoten onvoldoende of verkeerd geïnformeerd zijn, lijkt het toch aangewezen om een zekere

433 G. DEKNUDT en S. BERGHMAN, “Nieuw samengestelde gezinnen: Langdurige erfenistwist of

strategische vermogensplanning?”, VIP 2018, afl. 4, (19) 31.

434 H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J.

BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 22, nr. 62.

435 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 52. 436 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 52. 437 R. BARBAIX, “Retro familiaal vermogensrecht?”, TEP 2016, afl. 2, (127) 131, nr. 6.

reserve in de wet te behouden. Om toch enige beschikkingsvrijheid met betrekking tot de reserve te voorzien, is het een mogelijkheid om het Valkeniersbeding open te stellen voor alle echtgenoten zodat de langstlevende echtgenote conventioneel kan worden onterfd. Een situatie waarbij de langstlevende echtgenote geen enkele wettelijke bescherming heeft, lijkt (op heden) echter moeilijk aanvaardbaar.

288. Daarnaast is in deze masterproef ook duidelijk geworden dat de wetgever in de hervormingen weinig aandacht heeft besteed aan de bewoording van het personeel toepassingsgebied. Bijna in elk artikel omtrent nieuw samengestelde gezinnen wordt een ander begrip gebruikt om het kind van de echtgenoot mee aan te duiden: ‘kinderen die niet gemeenschappelijk zijn’ (art. 1465 BW), ‘kinderen van de vooroverleden echtgenoot waarvan de langstlevende echtgenoot niet de vader of de moeder is’ (art. 203, § 3 BW), ‘een afstammeling, of een geadopteerd kind, of een afstammeling van deze, die niet tevens afstammeling of geadopteerd kind, of afstammeling van deze, van de langstlevende echtgenoot is’ (art. 745quater, §1/1 BW), ‘afstammelingen uit een vorige relatie’ (art. 745quinquies, §2 en §3 BW), ‘kinderen van zijn echtgenoot’ (art. 1100/7, §5 BW) en ‘één of meer afstammelingen die voortkomen uit een andere relatie van voor hun huwelijk of die geadopteerd werden voor hun huwelijk, of afstammelingen van de geadopteerden’ in verband met het Valkeniersbeding (art. 1388, tweede lid BW).439

De wetgever wringt zich in zodanige bochten om een neutrale formulering te krijgen voor het in het dagelijkse leven gebruikte ‘stiefkind’, dat het bijna moeilijk wordt om te begrijpen welke kinderen er onder een bepaald artikel vallen. Bovendien heeft dit als vervelend gevolg dat het toepassingsgebied van die artikelen niet hetzelfde is. Kinderen verwekt in overspel tijdens het huwelijk tussen de erflater en de langstlevende echtgenote vallen soms nog uit de boot (art. 745quinquies, §2 en §3 BW en art. 1388, tweede lid BW), wat toch vreemd is.

Overigens lijkt dit pijnpunt toch relatief gemakkelijk te kunnen worden opgelost door de bewoording ‘niet- gemeenschappelijke kinderen’ te gebruiken. Als er met gemak kan worden gesproken over gemeenschappelijke kinderen, waarom dan niet over niet-gemeenschappelijke kinderen? Daar hangt geen negatieve bijklank aan, het duidt gewoon op de realiteit: de kinderen zijn niet van beide echtgenoten. Het betekent gewoon het tegenovergestelde van gemeenschappelijke kinderen: kinderen van beide echtgenoten. Het zou alvast heel wat problemen kunnen oplossen.

289. De wetgever heeft dus wel nog wat werk aan de winkel, de hervormingen van het erf- en huwelijksvermogensrecht zijn zeker nog niet ten einde. Het betreft dan ook een zeer gevoelige materie en de vraag is dan ook of het evenwicht tussen de rechten van de niet-gemeenschappelijke kinderen en de langstlevende echtgenote überhaupt ooit wel gevonden zal worden. Met de hervormingen die zijn doorgevoerd door de Erfwetten 2017 en 2018 lijkt men daar alvast maar deels in te zijn geslaagd. De

verhouding tussen de rechten van de niet-gemeenschappelijke kinderen enerzijds en de rechten van de langstlevende echtgenote anderzijds lijkt immers (nog) niet optimaal. Al kan het natuurlijk goed zijn dat de praktijk het huidige erf- en huwelijksvermogensrecht net wel als goed en evenwichtig zal aanvaarden, ondanks het feit dat er eigenlijk sprake is van een onevenwichtige verhouding. Dit is iets waar de toekomst ons meer duidelijkheid in zal brengen.

Bibliografie

Wetgeving

- Gecoördineerde Grondwet, BS 17 februari 1994.

- Gerechtelijk Wetboek, BS 31 oktober 1967.

- Burgerlijk Wetboek, BS 3 september 1807.

- Wet van 22 juli 2018 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake, BS 27 juli 2018.

- Wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, BS 1 september 2017.

- MB van 1 juli 2019 tot bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, §3, van het Burgerlijk Wetboek, BS 3 juli 2019.

Parlementaire voorbereiding

- Wetsvoorstel (S. BECQ en S. SMEYERS, P. GOFFIN en C. VAN CAUTER) tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/1.

- Wetsvoorstel (C. VAN CAUTER en S. BECQ, P. GOFFIN en S. SMEYERS) tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/1.

- Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek houdende regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende, Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 51-2514/1.

- Amendement nr. 12 (C. VAN CAUTER e.a.) op het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/4, 7-9.

- Amendement nr. 13 (C. VAN CAUTER e.a.) op het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/4, 10-13.

- Amendement nr. 22 (S. BECQ e.a.) op het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016- 17, nr. 54-2282/3, 33-36.

- Amendement nr. 28 (C. VAN CAUTER e.a.) op het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/3, 48-49.

- Verslag van de eerste lezing in de Kamercommissie voor Justitie over het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het erfrecht en tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de globale erfovereenkomst over een niet-opengevallen nalatenschap betreft (G. CALOMNE, G. FORET, C. BROTCORNE), Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/6.

Rechtsleer

Boeken

- BAEL, J., Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, die Keure/la Charte, 2019, 350 p.

- BARBAIX, R., Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, 1026 p. - BARBAIX, R., Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 373 p.

- BARBAIX, R., Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2016, 976 p.

- CASMAN, H., VERBEKE, A.L., NIJBOER, N., SLAETS, S. en VERDICKT, B., Vermogensplanning tussen echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 154 p.

- CASMAN, H., DEKKERS, R., ALOFS, E. en VERBEKE, A.L., Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 364 p.

- DECLERCK, C. en PINTENS, W., Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure/ la Charte, 2019, 530 p.

- DEKKERS, R., CASMAN, H., VERBEKE, A.L. en ALOFS, E., Relatievermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2019, 322 p.

- DE WULF, C., De wet van 22 juli 2018 tot wijziging van het huwelijksvermogensrecht – een algemeen overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, die Keure/ la Charte, 2019, 227 p.

Verzamelwerken

- ALLAERTS, V., “Het nieuw samengesteld gezin: nieuwigheden op burgerrechtelijk vlak” in V.C. BALIE ANTWERPEN (ed.), Het gezin 2.0, Mortsel, Intersentia, 2014, 1-18.

- AUGHUET, C., “La réforme du droit successoral opérée par les lois des 31 juillet 2017 et 22 juillet 2018: Aperçu général” in VAN GYSEL, A.-C. (ed.), Perspectives sur le droit patrimonial de la famille après la réforme, Bruxelles, Éditions Larcier, 2019, 95-184.

- BAEL, J., “Wijzigingen aan en reparaties van het erfrecht door de wet van 22 juli 2018 tot hervorming van het huwelijksvermogensrecht” in VERSCHELDEN, G. (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 33, Brugge, die Keure, 2018, 57-178.

- BAEL, J., “Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen in het nieuwe erfrecht” in - BAEL, J. (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, 143-299.

- BARBAIX, R., “Erfrecht in een nieuw jasje - krachtlijnen van het hervormde erfrecht” in BARBAIX, R. en DU MONGH, J. (eds.), Actualia Vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, 25-80.

- BARBAIX, R., “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht” in BAEL, J. (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, 37-117.

- BARBAIX, R., “Hoofdstuk I. - De vermogensrechtelijke posities bij het overlijden van de ouder” in BARBAIX, R., EGGERMONT, S., GEELHAND DE MERXEM, N. en SWENNEN, F. (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2013, 39-73.

- BARBAIX, R., “Hoofdstuk II. - De vermogensrechtelijke posities bij het overlijden van de stiefouder” in BARBAIX, R., EGGERMONT, S., GEELHAND DE MERXEM, N. en SWENNEN, F. (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2013, 75-86.

- CASMAN, H., “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in BAEL, J. (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, 1-36.

- CASMAN, H., “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap” in BAEL, J. (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, 119-141.

- GEELHAND DE MERXEM, N. “Hoofdstuk I. - De stiefkinderen bij het overlijden van hun “natuurlijke ouder”” in BARBAIX, R., EGGERMONT, S., GEELHAND DE MERXEM, N. en SWENNEN, F. (eds.), Koekoekskinderen, Gent, Larcier, 2013, 113-121.

- PEULINCKX-COENE, M., “De Wet Valkeniers, een gemiste kans?” in PINTENS, W. (ed.), De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen, Intersentia, 2007, 1-36.

- TAILLIEU, S., “De omzetting van vruchtgebruik bij huwelijksvoordelen: tot de dood (of de rechter) ons scheidt?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C. (eds.), Patrimonium 2019, Brugge, die Keure/ la Charte, 2019, 167-188.

- VAN DEN HOUTE, B., “De mogelijkheden van de Wet Valkeniers in het vernieuwde familiaal vermogensrecht” in BARBAIX, R. en CARETTE, N. (eds.), Tendensen Vermogensrecht 2019, Mortsel, Intersentia, 2019, 199-242.

- VERBEKE, A.L. en DELBROEK, M., “Family dynamics en het evenwicht bij de globale erfovereenkomst” in VERBEKE, A.L., DECLERCK, C. en DU MONGH, J. (eds.), Themis 109 – Familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure/ la Charte, 2019, 75-97.

Tijdschriften

- AYDOGAN, A., “De hervorming van het huwelijksvermogensrecht”, T.Not. 2018, 668-688. - BARBAIX, R., “Retro familiaal vermogensrecht?”, TEP 2016, afl. 2, 127-131.

- BOONE, K., “La réforme du droit des régimes matrimoniaux par la loi du 22 juillet 2018. Commentaire général”, Act.dr.fam. 2018, afl. 7-9, 189-217.

- BOONE, K., “De bevordering van de erfrechtelijke bescherming van buitenhuwelijkse kinderen: wijziging van artikel 295 en 1465 B.W.”, T.Fam. 2007, afl. 8, 168-171.

- CASMAN, H., “Nieuwe Erfwet. Een geactualiseerde kennismaking”, NJW 2018, afl. 391, 810-823.

- CASMAN, H., “Nieuw huwelijksvermogensrecht. Een bondige kennismaking”, NJW 2018, afl. 390, 762-776. - CASMAN, H., “Nieuwe Erfwet. Een kennismaking”, NJW 2018, afl. 377, 134-146.

- CASMAN, H., “Stiefkinderen stiefmoederlijk behandeld?”, TEP 2016, afl. 1, 2-4.

- DECLERCK, C., CASSIERS, A. en DEBROUX, K., “Familierechtelijke aspecten van het hervormde erfrecht”, T.Fam. 2018, afl. 10, 260-268.

- DECLERCK, C., “De hervorming van het huwelijksvermogensrecht. Commentaar bij de wet van 22 juli 2018”, T.Fam. 2018, afl. 9, 228-253.

- CULOT, A. en DE PAGE, P., “Les nouvelles règles du droit civil des successions applicables à l'usufruit « successif » du conjoint survivant - Articles 858'bis' et 745'quater', § 1/1, du Code civil. Incidences civiles et fiscales”, Rec.gén.enr.not. 2019, afl. 4, 174-177.

- DEKNUDT, G. en BERGHMAN, S., “Nieuw samengestelde gezinnen: Langdurige erfenistwist of strategische vermogensplanning?”, VIP 2018, afl. 4, 19-32.

- DU MONGH, J., “Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot: de ‘Wet Valkeniers’ van 22 april 2003”, RW 2003-04, afl. 39, 1521-1532.

- GIJBELS, M. en VAN GEEL, A., “Familiale vermogensplanning in het nieuwe erfrecht: nieuwe mogelijkheden?”, Notariaat 2018, afl. 1-2, 1-11.

- GOOSSENS, E., “Koorddansen in het familiaal vermogensrecht-Naar een nieuw evenwicht tussen de belangen van de kinderen en die van de langstlevende echtgenoot”, TEP 2018, afl. 2, 220-223.

- LABEEUW, N. en JANSSENS, E., “De Valkeniersclausule anno 2018”, Notariaat 2018, afl.19, 1-9.

- LABEEUW, N. en JANSSENS, E., “Valkeniersclausule en het (nieuwe) formalisme van de erfovereenkomsten”, Notariaat 2017, afl.19, 1-6.

- LABEEUW, N. en ELSERMANS, R., “De hervorming van het erfrecht”, Notariaat 2017, afl. 9, 1-6.

- MOSSELMANS, S. en VAN THIENEN, A., “Vernieuwd huwelijksvermogensrecht”, Not.Fisc.M. 2018, afl. 10, 326-361.

- SIBIET, A., “De langstlevende stiefouder, de ‘zwakke weggebruiker’ in het Belgisch rechtsverkeer?” De invloed van stiefkinderen op de uitwerking van huwelijksvoordelen (artikel 1465 B.W.)”, Not.Fisc.M. 2004, afl. 1, 1-17.

- VAN HIMME, N., “Het verbod van erfovereenkomsten – Quo vadimus? – Rechtsvergelijkende studie over de toekomst van het verbod en mogelijke oplossingen voor het Belgische erfrecht”, Not.Fisc.M. 2011, afl. 9, 254-281.

- VERBEKE, A.L., “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, 43-52. - VERBEKE, A.L., “Nieuw Belgisch erfrecht”, RW 2017-18, afl. 28,1082-1103.

- VERBEKE, A. en CASMAN, H., “Belastbaarheid van huwelijksvermogensrechtelijke verkrijgingen”, Not.Fisc.M. 2007, afl. 1, 32-35.

- VERBEKE, A. en CASMAN, H., “Wat is een huwelijksvoordeel?”, Not.Fisc.M. 2005, afl. 9, 292-297. - VERBEKE, A., “Assepoester-erfrecht”, T.Not. 2003, afl. 9, 439-455.