• No results found

DEEL II: Instrumenten waarmee de erflater zijn nalatenschap kan regelen

Afdeling 2: De grootte van het voorbehouden erfdeel

2.3. De reserve van de langstlevende echtgenote

90. De reserve van de langstlevende echtgenote is steeds een aanspraak in vruchtgebruik en is dubbel geformuleerd. Enerzijds is er de abstracte reserve en anderzijds is er de concrete reserve.119 De

langstlevende echtgenote moet een keuze maken tussen die twee reserves. De beide reserves kunnen

116 Wetsvoorstel (C. VAN CAUTER en S. BECQ, P. GOFFIN en S. SMEYERS) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/1, 73-74.

117 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 18, nr. 33; R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, 678, nr. 1185; H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 15, nr. 25.

118 Wetsvoorstel (C. VAN CAUTER en S. BECQ, P. GOFFIN en S. SMEYERS) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/1, 1; N. LABEEUW en R. ELSERMANS, “De hervorming van het erfrecht”, Notariaat 2017, afl. 9, (1) 2, nr. 6.

119 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 125, nr. 170; R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, 680-681, nr. 1189.

worden gecombineerd, maar niet gecumuleerd.120 Indien de abstracte of de concrete reserve wordt

aangetast door schenkingen of legaten, kan de inkorting van die giften worden gevorderd.121

2.3.1. De abstracte reserve

91. De abstracte reserve werd voor de Erfwet 2017 omschreven als het vruchtgebruik op de helft van de goederen van de nalatenschap. Hoewel er eigenlijk nooit twijfel over was dat deze helft, net als bij de kinderen, op de fictieve massa moet worden berekend, bepaalt art. 915bis, §1 BW voortaan dat het vruchtgebruik op de helft van de fictieve massa slaat. Dit betekent dat de abstracte reserve uiteraard niet louter betrekking heeft op de goederen die de erflater op de dag van zijn overlijden nog in zijn vermogen heeft, maar op een massa waarin ook alle schenkingen zijn bijgeteld.122

92. Indien de abstracte reserve wordt miskend, kan de langstlevende echtgenote de inkorting vorderen. Die inkorting zal in principe gebeuren in waarde. De begiftigde zal de langstlevende echtgenote in geld moeten vergoeden omdat ze haar vruchtgebruik niet (volledig) kan uitoefenen.123

2.3.2. De concrete reserve

93. De concrete reserve bestaat uit het vruchtgebruik op het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende en op het daarin aanwezige huisraad (art. 915bis, §2, eerste lid BW). De langstlevende echtgenote kan de concrete reserve opeisen ongeacht de waarde van die goederen en de omvang van de nalatenschap (art. 915bis, §2, derde lid BW).124 De langstlevende

echtgenote heeft dus recht op de concrete reserve, zelfs als dit meer dan de helft van de nalatenschap omvat. Omdat de reserves kunnen worden gecombineerd, mag de langstlevende echtgenote, indien de concrete reserve minder dan de helft van de nalatenschap omvat, de concrete reserve aanvullen tot zij aan de abstracte reserve komt.125

120 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 125, nr. 170; C. AUGHUET, “La réforme du droit successoral opérée par les lois des 31 juillet 2017 et 22 juillet 2018: Aperçu général” in A.-C. VAN GYSEL (ed.), Perspectives sur le droit patrimonial de la famille après la réforme, Bruxelles, Éditions Larcier, 2019, (95) 140, nr. 64.

121 Infra nr. 138 e.v.

122 H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J.

BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 21, nr. 53.

123 A.L. VERBEKE, “Nieuw Belgisch erfrecht”, RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1093.

124 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 125, nr. 170; R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, 680-681, nr. 1189.

125 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

94. De bescherming die de concrete reserve aan de langstlevende echtgenote biedt, geldt overigens zelfs als zij na het overlijden van haar echtgenoot wenst te verhuizen en de woning besluit te verhuren. Zij mag de huurgelden dan zelf ontvangen en vrij besteden. De bescherming die de langstlevende echtgenote geniet, is dus niet afhankelijk van het verder bewonen van de gezinswoning. Het volstaat dat zij samen met de erflater in die gezinswoning woonde tot aan de dag van zijn overlijden. Indien de langstlevende echtgenote bovendien tegen haar wil verhinderd wordt om de gezinswoning te blijven bewonen, omdat zij bijvoorbeeld gezien haar hoge leeftijd niet meer zelfstandig kan leven en naar een rusthuis moet, behoudt zij de voormelde bescherming.126 De concrete reserve zorgt er dus voor dat de langstlevende echtgenote in haar vertrouwde

omgeving kan blijven bij het overlijden van haar echtgenoot.127

95. De Erfwet 2017 heeft met betrekking tot de concrete reserve verduidelijkt dat het recht op voortzetting van de huur van de gezinswoning een reservatair erfrecht is (art. 915bis, §2 BW). De erflater kan zijn echtgenote het recht aldus niet meer ontnemen om de huur van de gezinswoning verder te zetten.128

96. Indien de concrete reserve wordt miskend, zal de langstlevende echtgenote de inkorting kunnen vorderen. Die inkorting zal in natura gebeuren (art. 920, §2 BW). Op die manier moet de langstlevende echtgenote het vruchtgebruik in natura kunnen uitoefenen en niet ter vervanging daarvan geld ontvangen. De wetgever heeft er duidelijk voor willen zorgen dat indien de gezinswoning eigendom is van de erflater en hij ten nadele van zijn echtgenote over het vruchtgebruik van de gezinswoning zou hebben beschikt, de langstlevende echtgenote haar recht van vruchtgebruik op die woning kan uitoefenen.129

2.3.3. Aanrekening van het erfrechtelijk vruchtgebruik

97. De vraag die vervolgens rijst, is wie het erfrechtelijk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote moet dragen. De vroegere regel luidde dat de abstracte reserve van de langstlevende echtgenote naar evenredigheid werd aangerekend op de reserve van de kinderen (en eventueel op die van de ascendenten) en op het beschikbaar deel (oud artikel 915bis, §4 BW).130 In de Erfwet 2017 werd er geopteerd voor een

nieuwe regel: het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote moet in eerste instantie en zoveel mogelijk

126 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 14, nr. 25.

127 R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, 681, nr. 1189.

128 H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J.

BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 21, nr. 52.

129 H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J.

BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 21, nr. 52.

130 B. VAN DEN HOUTE, “De mogelijkheden van de Wet Valkeniers in het vernieuwde familiaal

vermogensrecht” in R. BARBAIX en N. CARETTE (eds.), Tendensen Vermogensrecht 2019, Mortsel, Intersentia, 2019, (199) 236, nr. 36; H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 22, nr. 55; H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (119) 135, nr. 56.

worden gedragen door het beschikbaar deel en zo min mogelijk door de reserve van de afstammelingen.131

Dit wordt gemotiveerd als een compensatie voor de beperking van de globale reserve van de afstammelingen. Deze wijziging kaderde in het streven naar een evenwichtige belangenafweging tussen de kinderen en de langstlevende echtgenote.132

98. De nieuwe regels werden uitgewerkt in art. 914 BW. Dit artikel kreeg echter veel kritiek en werd daarom herschreven.133 Aangezien de regels wel nog steeds hetzelfde doel hebben en de behandeling van

zowel de eerste als de tweede versie van art. 914 BW ons te ver zouden brengen, zal er hier enkel ingegaan worden op het huidige art. 914 BW.

99. Voortaan is het de bedoeling dat het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote enkel de reserve van de kinderen gaat belasten indien zij recht heeft op het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap (art. 914, §1 BW).134

100. In alle andere gevallen, dus wanneer de erflater het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote heeft beperkt, is de regel dat het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote bij voorrang weegt op het beschikbaar deel en slechts in ondergeschikte orde op de reserve.135 Daarbij worden drie hypothesen

onderscheiden: (1) het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote is beperkt tot een breukdeel van de nalatenschap, (2) het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote is beperkt tot haar abstracte reserve en (3) het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote is beperkt tot bepaalde goederen.

101. Indien het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote is beperkt tot een breukdeel van de nalatenschap, zal haar vruchtgebruik eerst wegen op het saldo van het beschikbaar deel nadat hierop de giften werden aangerekend zoals bepaald in art. 922/1, §3 BW. Indien dat saldo niet volstaat om de langstlevende echtgenote in haar recht van vruchtgebruik te voldoen, wordt de rest van het vruchtgebruik

131 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 48.

132 Wetsvoorstel (C. VAN CAUTER en S. BECQ, P. GOFFIN en S. SMEYERS) tot wijziging van het Burgerlijk

Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/1, 4; I. VOGELAERE en M. MATTHIJS, “Nieuw erfrecht moet Napoleon doen vergeten”, Juristenkrant 2017, afl. 353, (4) 4.

133 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 48.

134 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 48; H. CASMAN,

“Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 22, nr. 55; H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (119) 135, nr. 56.

135 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 48; H. CASMAN,

“Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 22, nr. 55; H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (119) 135, nr. 56.

dat haar toekomt ten laste gelegd van de reserve van de kinderen, elk voor een gelijk deel (art. 914, §2, eerste lid, 1° BW).136

102. Indien het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote beperkt is tot de abstracte reserve bezwaart het vruchtgebruik eerst het saldo van het beschikbaar deel nadat hierop de giften werden aangerekend zoals bepaald in art. 922/1, §3 BW. Indien dat saldo niet volstaat om de langstlevende echtgenote in haar rechten van vruchtgebruik te voldoen, kan zij de inkorting eisen van de op het beschikbaar deel aangerekende giften, in de volgorde zoals bepaald in art. 923 BW. Die inkorting gebeurt overeenkomstig het bepaalde in art. 920 BW (art. 914, §2, eerste lid, 2° BW). Indien de langstlevende echtgenote via inkorting van die giften toch nog niet wordt voldaan in haar reserve (bijvoorbeeld omdat zij afstand gedaan heeft van de vordering van inkorting) dan kan zij haar vruchtgebruik niet ten laste leggen van de reserve van de afstammelingen (art. 914, §2, tweede lid BW). Dit is vrij logisch, aangezien anders het feit dat bepaalde schenkingen niet meer kunnen worden ingekort, kan worden omzeild. De kinderen ontvangen dus hun erfdeel in deze hypothese volledig vrij van vruchtgebruik.137

103. Indien de langstlevende echtgenote slechts een recht van vruchtgebruik heeft op bepaalde goederen (bijvoorbeeld: de gezinswoning en het daarin aanwezige huisraad, de aandelenportefeuille) kan zij daarop haar vruchtgebruik in natura uitoefenen.138 Indien die goederen door de verdeling aan de kinderen worden

toegewezen, terwijl de kavels van de legatarissen gevuld zijn met goederen in volle eigendom, zou het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote alsnog wegen op de reserve van de kinderen. Dit is volgens de wetgever niet wenselijk en daarom voorziet de wet in een correctie. De kinderen mogen in een dergelijk geval van de legatarissen van wie het legaat niet met vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote is bezwaard, alsook van de kinderen zelf in de mate dat zij naast hun reserve, ook een deel of het geheel van het saldo van het beschikbaar deel krijgen, een compensatie eisen (art. 914, §2, eerste lid, 3° BW juncto art. 914, §2, tweede lid BW). Deze compensatie wordt proportioneel ten laste gelegd van al wie in de verdeling goederen verkrijgt die niet met vruchtgebruik bezwaard zijn (art. 914, §2, derde lid BW). Die compensatie is dan gelijk aan de waarde van het vruchtgebruik dat de kinderen op hun reserve dragen. De compensatie wordt uitbetaald in geld en het bedrag ervan wordt berekend zoals voor de omzetting van vruchtgebruik bepaald (art. 914, §2, vierde lid met verwijzing naar art. 745sexies, §3 BW). De berekening en de toekenning van deze compensatie is een onderdeel van de verdeling van de nalatenschap. Ze wordt pas vastgesteld als de kavels worden gevormd en toegewezen, maar ze moeten daarin wel degelijk worden verwerkt.139

136 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 48. 137 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 48-49. 138 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 49.

139 A.L. VERBEKE, “Erfwet 2018: nieuw Belgisch erfrecht revisited”, RW 2018-19, afl. 2, (43) 49; H. CASMAN,

“Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 22, nr. 56; H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (119) 135-136, nr. 57.

Voorbeeld

De nalatenschap bestaat uit een huis met een waarde van 500.000 euro en een spaarrekening van 500.000. Bij testament legateert de erflater het huis aan de zoon en de volledige 500.000 geld in volle eigendom aan een goed doel. Dit betekent dat de zoon de blote eigendom zal verkrijgen over het huis aangezien de langstlevende echtgenote daar levenslang het vruchtgebruik van heeft en het goede doel 500.000 euro in volle eigendom krijgt, zonder dat het bezwaard is met vruchtgebruik. Dit kan echter niet aangezien volgens de wet het vruchtgebruik zo min als mogelijk de reserve van de kinderen mag bezwaren. De legataris moet daarom de zoon een compensatie betalen of die compensatie in mindering brengen van zijn legaat. Die compensatie moet gelijk zijn aan de waarde van het vruchtgebruik. Als er wordt uitgegaan van de hypothese dat de langstlevende echtgenote 55 jaar is en dus haar vruchtgebruik een waarde heeft van 31,64 % dan is die compensatie 158.200 euro. Dat betekent dat het goede doel nog een legaat van 341.800 euro zal krijgen en de zoon naast de blote eigendom op het huis een bedrag van 158.200 euro. Dat is de compensatie die hij krijgt omdat hij het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote moet

ondergaan.140

104. Men kan dus wel concluderen dat de nieuwe aanrekeningsregels voordelig zijn voor de kinderen. Zij zien hun reservatair deel minder snel dan vroeger belast met reservatair vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote.141 Bovendien werd het beschikbaar deel uitgebreid naar de helft van de fictieve massa ongeacht

hoeveel kinderen de erflater nalaat. Dit betekent dat er meer reservatair vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote kan worden aangerekend op het beschikbaar deel en dat er dus minder vaak zal moeten worden aangerekend op de reservataire delen van de kinderen, die vaker van hun voorbehouden erfdeel in volle eigendom zullen kunnen genieten.142