• No results found

DEEL II: Instrumenten waarmee de erflater zijn nalatenschap kan regelen

Afdeling 2: De schenking buiten erfdeel

2.1. De rechten van de langstlevende echtgenote op schenkingen buiten erfdeel gedaan aan de

2.1.1. Schenkingen gedaan voor 1 september 2018

133. Indien de langstlevende echtgenote met betrekking tot een schenking buiten erfdeel aan haar niet- gemeenschappelijke kinderen voor 1 september 2018 meende dat haar reservataire aanspraken waren aangetast, dan kon zijn de inkorting in beginsel vorderen in natura. De langstlevende echtgenote beschikte over een zakenrechtelijke vordering.208 Dit betekende dat indien de schenking het beschikbaar deel

overschreed, de geschonken goederen zelf moesten terugkeren. Indien er slechts sprake was van een gedeeltelijke overschrijding en dus ook een gedeeltelijke inkorting, dan moest ook slechts een gedeelte van het geschonken goed worden teruggegeven. Dit was niet problematisch indien het geschonken goed deelbaar was, dan gaf het begiftigde kind gewoon het te veel gekregen deel aan de langstlevende echtgenote terug. In geval van ondeelbaarheid van het destijds geschonken goed, was de inkorting in natura minder evident. In de regel ontstond er dan een onverdeeldheid tussen de langstlevende echtgenote en de begiftigde kinderen.209 Daar bestond wel een uitzondering op. Oud art. 866 BW bepaalde immers dat de inkorting toch

in waarde kon gebeuren wanneer het ging om een onroerend goed en het in te korten gedeelte minder dan de helft van de waarde van het onroerend goed bedroeg. Indien het in te korten gedeelte meer bedroeg dan de helft van de waarde van het onroerend goed moest de inkorting voor de totaliteit in natura gebeuren. De begiftigde verloor dan iedere aanspraak op het goed, maar kreeg wel een compensatie voor het aandeel in het beschikbaar deel dat hem wel rechtmatig kon toekomen.210

134. Er waren wel uitzonderingen op het principe van de inbreng in natura. In het kader van de rechten van de langstlevende echtgenote op de schenkingen buiten erfdeel aan haar niet-gemeenschappelijke kinderen bood oud art. 918 BW een uitweg. Op grond van oud art. 918 BW werden schenkingen die gedaan werden aan erfgerechtigden in de rechte lijn (waaronder dus de kinderen) met last van lijfrente of onder voorbehoud van vruchtgebruik vermoed een schenking buiten erfdeel te zijn voor de volle waarde. Indien deze schenking de grenzen van het beschikbaar deel overschreed, kon de inkorting gebeuren in waarde.211

135. Het feit dat de inkorting in principe in natura gebeurde, had natuurlijk wel verregaande gevolgen. Het eigendomsrecht was immers reeds overgegaan op het moment van de schenking en de begiftigde kinderen

208 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 350, nr. 615. 209 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 351, nr. 617. 210 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 352, nr. 620. 211 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 352-353, nr. 621.

waren reeds (jaren) eigenaar van de geschonken goederen. Dit bleef ook zo zolang de langstlevende echtgenote de vordering tot inkorting niet instelde. Eens de langstlevende echtgenote de vordering instelde, werd het eigendomsrecht van de begiftigde goederen retroactief tenietgedaan en keerden de destijds geschonken goederen vrij en onbelast terug naar de nalatenschap van de schenker (oud art. 929 BW). ‘Vrij en onbelast’ hield in dat indien de begiftigde kinderen de goederen hadden bezwaard met schulden of een hypotheek dit niet tegenwerpelijk was aan de langstlevende echtgenote. De langstlevende echtgenote moest zich daar met andere woorden niets van aantrekken.212

136. Al het bovenstaande in rekening genomen, maakt duidelijk dat de inkorting in natura voor heel wat ongemakken kon zorgen. De voormelde uitzonderingen waardoor de inkorting in waarde kon gebeuren, boden enigszins een uitweg, maar waren eerder beperkt. Indien de erflater aldus tijdens zijn leven iets aan één of meer van zijn kinderen buiten erfdeel schonk, was het door hen verkregen eigendomsrecht dus best fragiel.213 Zolang de ouder-schenker niet overleed, heerste er onzekerheid en ook na het overlijden ontstond

een vervelende situatie indien het goed in natura moest worden gegeven aan de langstlevende echtgenote.

137. Deze oude bepalingen met betrekking tot de wijze van inkorting van de schenkingen, met inbegrip van de waarderingsregels voor schenkingen met het oog op inkorting, blijven enkel van toepassing op de schenkingen die voor 1 september 2018 zijn gedaan indien (1) er in de schenking uitdrukkelijk is bedongen dat de schenking vatbaar is voor inkorting in natura of (2) wanneer de schenker een verklaring van behoud heeft afgelegd (art. 66, §2, vierde lid Erfwet 2017).

Daarenboven bepaalt art. 66, §4 Erfwet 2017 dat het oude art. 918 BW uitwerking behoudt voor alle voor 1 september 2018 verleden akten waarop dat artikel van toepassing was.214

In alle andere gevallen, zijn de nieuwe regels van toepassing.

2.1.2. Schenkingen gedaan vanaf 1 september 2018

138. Ook na de Erfwet 2017 is de langstlevende echtgenote nog een reservataire erfgenaam.215 Wat dus

betekent dat ook schenkingen buiten erfdeel gedaan vanaf 1 september 2018 door de erflater aan zijn kinderen aan de vordering tot inkorting kunnen worden onderworpen.216 De grote verandering in vergelijking

met het oude recht is dat voortaan de inkorting in beginsel in waarde gebeurt (art. 920, §2 BW), ook tegenover de langstlevende echtgenote. Indien zij een vordering tot inkorting instelt tegen haar niet-gemeenschappelijk

212 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 351, nr. 618. 213 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 351, nr. 618.

214 H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J.

BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 31, nr. 90.

215 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het

notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (37) 78, nr. 69.

kind, moet zij van dat kind een vergoeding krijgen dat gelijk is aan de gekapitaliseerde waarde van het in te korten vruchtgebruik (art. 920, §3 BW). De berekening van de waarde van dit vruchtgebruik gebeurt volgens de waarderingsregels uit de artikelen 745sexies, §3 en 745quinquies, §3 BW.217 Het vruchtgebruik van de

langstlevende echtgenote wordt dus eigenlijk onmiddellijk ‘omgezet’ in een kapitaal.218

139. Aangezien de kinderen zelf ook reservataire erfgenamen zijn van de erflater, zal de inkorting geschieden door toerekening van het in te korten bedrag op hun reservatair erfdeel (art. 924, tweede lid BW).219

140. Op het principe dat de inkorting in waarde gebeurt, bestaan een aantal, restrictief te interpreteren uitzonderingen.220 De belangrijkste in het kader van dit onderwerp betreft het geval waarin de langstlevende

echtgenote haar concrete reserve opeist en aldus de inkorting vraagt van het vruchtgebruik op de gezinswoning en het huisraad. Een inkorting in waarde kan dan niet volstaan en dient dus te worden gedaan in natura (art. 920, §2 en §3 BW). De concrete reserve kan immers slechts worden genoten door het effectieve vruchtgebruik toe te kennen.221

141. Daarenboven kan de inkorting ook in natura geschieden op vraag van de begiftigde (art. 920, §2 BW). Opvallend is dat die mogelijkheid er niet is wanneer het gaat om beschikkingen die enkel ten belope van het vruchtgebruik moeten worden ingekort en die betrekking hebben op andere goederen dan de gezinswoning en het huisraad (art. 920, §3 BW).222 Ook de parlementaire voorbereiding lijkt dat uit te

sluiten.223 Het begiftigde kind zou er in een dergelijk geval dus niet voor kunnen opteren om de inkorting in

natura te doen tegenover de langstlevende echtgenote. Hij moet de inkorting in waarde doen, wat best wel problematisch is als het kind niet over de vereiste middelen beschikt. De vraag rijst dan ook of deze verschillende behandeling verantwoord is. BARBAIX stelt alvast van niet.224

217 Supra nr. 38 e.v.

218 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het

notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (37) 113-114, nrs. 149-150; R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 354-355, nrs. 625-626.

219 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 355, nr. 627. 220 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 356, nr. 629.

221 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het

notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (37) 115, nr. 155; R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017,

Antwerpen, Intersentia, 2017, 357, nr. 631.

222 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 357, nr. 632.

223 Amendement nr. 28 (C. VAN CAUTER e.a.) op het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek

wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/3, 48.

224 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het

notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (37) 116, nr. 156; R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017,

142. Een belangrijke nieuwigheid is dat de inkorting voortaan niet meer kan worden gevraagd voor voorhuwelijkse schenkingen, ook al worden ze wel in aanmerking genomen voor de berekening van de waarde van de fictieve massa (art. 915bis, §2/1, eerste lid BW).225 Daarenboven kan de langstlevende

echtgenote evenmin het voordeel genieten van de inkorting van dergelijke schenkingen gevraagd door de afstammelingen van de overledene (art. 915bis, §2/1, tweede lid BW).226

Er moet daarbij worden benadrukt dat dit ook geldt indien de reserve van de langstlevende echtgenote wordt aangetast. Indien de erflater bijvoorbeeld de gezinswoning heeft weggeschonken (met voorbehoud van vruchtgebruik) voor hij met de langstlevende echtgenote trouwde, zal zij onder het nieuwe recht haar concrete reserve kwijt zijn.227

2.2.

De rechten van de kinderen van de erflater ten aanzien van schenkingen buiten