• No results found

DEEL II: Instrumenten waarmee de erflater zijn nalatenschap kan regelen

Afdeling 1: De schenking als voorschot op erfdeel

1.1. De rechten van de langstlevende echtgenote ten aanzien van schenkingen als voorschot op

1.1.1. Schenkingen gedaan voor 1 september 2018

112. Conform oud art. 829 BW moest iedere mede-erfgenaam in de fase van de verdeling van de nalatenschap inbreng doen van de schenkingen die hij had gekregen als voorschot op erfdeel.151 De niet-

gemeenschappelijke kinderen moesten dus, indien de langstlevende echtgenote dit vorderde, hun schenking als voorschot op erfdeel inbrengen.

113. De langstlevende echtgenote kon niet voor gelijk welke schenking als voorschot op erfdeel de inbreng vorderen, er moest aan een aantal voorwaarden zijn voldaan (oud art. 858bis BW).152 Die

149 R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, 580, nr. 1012.

150 R. BARBAIX, “De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het

notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (37) 44, nrs. 9-10.

151 R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2016, 548, nr. 969.

152 H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J.

voorwaarden waren: (1) de begiftigde moest een erfgenaam zijn van de schenker (wat het kind van de erflater in principe is), (2) de schenker mocht de schenking niet gedaan hebben met vrijstelling van inbreng tegenover de langstlevende echtgenote, (3) de langstlevende echtgenote mocht op geen enkele wijze ingestemd hebben met de schenking waaruit dan verzaking aan het vruchtgebruik kon afgeleid worden en (4) de schenker mocht de langstlevende echtgenote het recht op vruchtgebruik niet ontnomen hebben.153

Voor de volledigheid dient er nog te worden vermeld dat de schenker ook kon bedingen dat ondanks het feit dat de langstlevende echtgenote had ingestemd met de schenking, zij alsnog nog de inbreng door de begiftigde kon eisen.154

114. Indien voormelde voorwaarden waren voldaan, kon de langstlevende echtgenote de inbreng vorderen. De kinderen moesten dan deels of volledig hun schenking gaan inbrengen. Hoe die inbreng dan precies moest gebeuren, verschilde naargelang het ging om de inbreng van een onroerend goed dan wel om de inbreng van een roerend goed. De inbreng van onroerende goederen gebeurde in principe in natura (oud art. 859 BW) en de inbreng van roerende goederen, zowel lichamelijke als onlichamelijke, gebeurde in principe in waarde (oud art. 868 BW).155 De inbreng in waarde van de roerende goederen gebeurde door

mindere ontvangst. Dit hield in dat de begiftigde erfgenaam het geschonken goed kon behouden, maar hij moest bij de verdeling wel de andere erfgenamen een gelijk deel laten voorafnemen, alvorens hij opnieuw kon delen in de nalatenschap.156 Deze inbrengregeling was er echter op gericht om de gelijkheid tussen de

erfgenamen recht te trekken zodat iedere erfgenaam een gelijk erfdeel zou krijgen bij de verdeling. De inbrengregeling ten aanzien van de langstlevende echtgenote was echter ingebouwd met een andere reden, namelijk om haar erfdeel te waarborgen. Net omdat de inbrengregeling ten aanzien van de langstlevende echtgenote een andere functie had dan ten aanzien van de andere erfgenamen, gold er in bepaalde gevallen een andere regeling.157

115. Indien de langstlevende echtgenote de inbreng vorderde van een onroerend goed, gold er niets bijzonder en moest dit overeenkomstig het basisprincipe in natura worden ingebracht. Op dit vlak is het basisprincipe immers niet problematisch aangezien zij haar vruchtgebruik effectief kon uitoefenen op het onroerend goed dat in natura werd ingebracht. Indien dat goed bij de verdeling in de kavel van het begiftigde kind viel, dan kreeg het kind enkel de blote eigendom terug.158

153 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 9, nr. 17.

154 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 113, nr. 131.

155 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 123, nr. 141.

156 R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2016, 570, nr. 1005. 157 R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2016, 580-581, nr. 1015. 158 R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2016, 581, nr. 1016.

Bij de inbreng van roerende goederen was er wel een probleem. Via de inbreng door mindere ontvangst was de langstlevende echtgenote immers niet in staat om haar erfdeel terug samen te stellen. Haar erfdeel bestaat immers uit rechten op de volledige nalatenschap.159 Daarom werd in de gevallen waarin de

langstlevende echtgenote de inbreng vroeg van de erfgenaam, bijvoorbeeld een kind van de erflater, bepaald dat de erfgenaam zich tegenover de langstlevende echtgenote kon bevrijden door haar een geïndexeerde lijfrente te betalen (oud art. 858bis, eerste lid BW). In dat geval bleef de begiftigde de volle eigenaar van de geschonken goederen in ruil voor het betalen van een levenslange rente, ter waarde van het vruchtgebruik, aan de langstlevende echtgenote.160 De lijfrente werd berekend op de waarde van de in te brengen goederen

op de dag van het overlijden (oud art. 858bis, eerste lid BW). De lijfrente werd eenmalig vastgesteld, maar werd wel geïndexeerd. De indexering geschiedde aan de hand van de verwachte opbrengst van het geschonken goed.161 Het was enkel aan de begiftigde erfgenaam om te beslissen of hij zich ten aanzien van

de langstlevende echtgenote wilde bevrijden door een geïndexeerde lijfrente te betalen, dan wel de goederen in natura in te brengen. De langstlevende echtgenote kon de keuze voor een recht van vruchtgebruik in natura niet afdwingen, maar indien de begiftigde erfgenaam hiervoor opteerde, kon zij vervolgens de omzetting daarvan vorderen. Ook indien de begiftigde erfgenaam voor de inbreng door de geïndexeerde lijfrente koos, kon de langstlevende echtgenote de omzetting hiervan in kapitaal vorderen overeenkomstig de regels in art. 745quater-745sexies BW (oud art. 858bis, vierde lid BW).162 De relevante omzettingswaarde

was de waarde op het ogenblik van de kapitalisering. Het initiatiefrecht hiervoor kwam toe aan zowel de langstlevende echtgenote als het begiftigde kind. Bij een dispuut hierover besliste de rechter.163

116. Het maakte destijds niet uit of de schenking al dan niet was gebeurd op een ogenblik waarop de langstlevende echtgenote reeds de hoedanigheid van echtgenote van de beschikker had. Dus ook de schenkingen als voorschot op erfdeel die de erflater had gedaan voor hij in het huwelijk trad met de langstlevende echtgenote waren vatbaar voor inbreng. In nieuw samengestelde gezinnen kon dit tot zeer onbillijk situaties leiden en daarom heeft de Erfwet 2017 de regels over de rechten van de langstlevende echtgenote op de schenkingen als voorschot op erfdeel aan de kinderen grondig gewijzigd.164

159 R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2016, 581, nr. 1017.

160 H. CASMAN, A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS en B. VERDICKT, Vermogensplanning tussen

echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 9, nr. 17; H. CASMAN, “Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet” in J. BAEL (ed.), Rechtskroniek voor het notariaat – Deel 31, Brugge, die Keure, 2017, (1) 19-20, nr. 48; R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2016, 582, nr. 1018.

161 R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2016, 583, nr. 1019.

162 H. CASMAN, R. DEKKERS, E. ALOFS en A.L. VERBEKE, Erfrecht & giften – De nieuwe Erfwetten 2017

en 2018, Mortsel, Intersentia, 2018, 112, nr. 131; R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2016, 584, nr. 1021.

163 R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2016, 585, nr. 1022. 164 R. BARBAIX, Handboek Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2018, 580, nr. 1014.