• No results found

De verdeling van de nalatenschap in het nieuwe erfrecht, met bijzondere aandacht voor de inbreng en inkorting van giften

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De verdeling van de nalatenschap in het nieuwe erfrecht, met bijzondere aandacht voor de inbreng en inkorting van giften"

Copied!
164
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE VERDELING VAN DE NALATENSCHAP IN

HET NIEUWE ERFRECHT, MET BIJZONDERE

AANDACHT VOOR DE INBRENG EN

INKORTING VAN GIFTEN

Aantal woorden: 54.996

Arthur Dossche

Studentennummer: 01504433

Promotor: prof. dr. Jan Bael Commissaris: mevr. Elise Maes

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad master in de richting Master in de Rechten

(2)
(3)

Vertrouwelijkheidsclausule

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag worden geraadpleegd en/of gereproduceerd voor persoonlijk gebruik. Het gebruik van deze masterproef valt onder de bepalingen van het auteursrecht en bronvermelding is steeds noodzakelijk.

(4)
(5)

VOORWOORD

Voor u ligt het sluitstuk van mijn uitermate boeiende vijfjarige rechtenopleiding aan de Universiteit van Gent.

Met dit voorwoord grijp ik graag de kans om mijn promotor, prof. dr. Jan BAEL, te bedanken. Vooreerst om mij de liefde voor het familiaal vermogensrecht bij te brengen, ten tweede omdat ik de mogelijkheid gekregen heb om mijn masterproef te voltooien onder zijn promotorschap. Daarnaast wil ik de commissaris van deze masterpoef, mevrouw Elise MAES, bedanken voor de uitstekende begeleiding die ze mij gegeven heeft gedurende het schrijven van de masterproef.

Verder wil ik ook notarissen Henk DEKIERE en Nele SOETE en hun medewerkers bedanken voor de vele hulp en aanmoediging die ik van hen mocht krijgen gedurende mijn stages op hun notariskantoren gedurende de zomermaanden van het jaar 2018 respectievelijk 2019.

In dit voorwoord wil ik tenslotte eveneens mijn ouders en zus bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun en hun geloof in mijn kunnen. Ook mijn vriendin Sofie kan ik niet onvermeld laten; ik wil haar bedanken voor het geduld en begrip dat ze soms aan de dag moest leggen wanneer ik deze masterproef aan het schrijven was.

Ten slotte richt ik mij tot de lezer van deze masterproef, en vraag ik beleefd om kennis te nemen van mijn werk.

Arthur Dossche Lichtervelde, augustus 2020

“Say not you know another entirely till you have divided an inheritance with him.”

(6)
(7)

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING ... 1

1. INLEIDENDE BESCHOUWINGEN ... 1

2. STRUCTUUR EN METHODOLOGIE ... 3

HOOFDSTUK I: DE HERVORMING VAN HET BELGISCHE ERFRECHT ... 6

AFDELING I: DUIDING VAN HET ERFRECHT ... 6

1. NAPOLEON EN LATERE HERVORMINGEN ... 6

2. HET (HERVORMDE) ERFRECHT VANUIT EEN BREDER PERSPECTIEF ... 8

2.1. Verwachtingen van de bevolking ... 8

2.2. Communautaire contestatie ... 9

2.3. Tussenconclusie ... 10

AFDELING II. DE ERFWETTEN ... 11

1. DE WET VAN 31 JULI 2017 ... 11

1.1. Politieke voorgeschiedenis van de hervorming ... 11

1.2. Een gewijzigde maatschappelijke realiteit als katalysator van de hervorming ... 12

2. DE WET VAN 22 JULI 2018 ... 15

AFDELING III: DE VERDELING VAN DE NALATENSCHAP ... 17

1. BURGERRECHTELIJKE KWALIFICATIE VAN DE OPENGEVALLEN NALATENSCHAP ... 17

1.1. Toevallige mede-eigendom ... 17

1.1.1. Ongeorganiseerd karakter ... 18

1.1.2. Tijdelijk karakter ... 19

(8)

2.1. De verdeling geschiedt na de vereffening ... 20

2.2. Het begrip ‘verdeling’ ... 21

2.3. Nettoverdeling ... 22

2.4. De verdeling in natura ... 24

2.4.1. Het principe ... 24

2.4.2. Voorkeurrechten bij de kavelvorming ... 26

2.4.3. De verdeling in natura en de wet van 31 juli 2017 ... 29

AFDELING IV: DE INBRENG VAN GIFTEN ... 32

1. DE VERDELINGSVERRICHTING VAN DE INBRENG VAN GIFTEN ... 32

2. KWALIFICATIE VAN GIFTEN – (ON)VATBAARHEID VOOR INBRENG ... 33

2.1. Erfgenamen in rechte nederdalende lijn ... 34

2.1.1. Schenkingen ... 34

2.1.2. Legaten ... 36

2.1.3 Vrijstelling van inbreng ... 37

2.2. Andere erfgenamen ... 38

2.3. Omvorming van de gift ... 39

3. PERSONEN DIE TOT INBRENG GEHOUDEN ZIJN ... 41

3.1. Voor de hervorming ... 41

3.1.1. Wettelijke erfgenamen ... 41

3.1.2. Begiftigden van een gift als voorschot op erfdeel ... 42

3.2. Nieuwe erfrecht ... 42

3.2.1. Principes grotendeels behouden… ... 42

3.2.2. …behalve wat de langstlevende betreft ... 45

(9)

4. HET MECHANISME VAN DE INBRENG: WIJZE EN WAARDERING ... 51

4.1. Inbreng van onroerende goederen voor de hervorming ... 52

4.2. Inbreng van roerende goederen voor de hervorming ... 55

4.3. Wijze van inbreng in het nieuwe erfrecht ... 58

4.3.1. De inbreng in waarde als basisprincipe ... 58

4.3.2. De inbreng in natura als uitzondering ... 59

4.4. Waardering van schenkingen in het nieuwe erfrecht ... 60

4.4.1. Schenkingen in volle eigendom ... 60

4.4.2. Schenkingen met uitgesteld meesterschap ... 63

4.5. Waardering van legaten in het nieuwe erfrecht ... 66

4.6. De nieuwe waarderingsregel: een stap vooruit? ... 66

4.6.1. Probleemstelling ... 66

4.6.2. De notariële verklaring van behoud als voormalige remediëring ... 70

4.6.3. De punctuele erfovereenkomst als remediëring ... 71

5. DE INBRENG VAN SCHULDEN ... 72

AFDELING V: DE INKORTING VAN GIFTEN ... 74

1. DE VERDELINGSVERRICHTING VAN DE INKORTING VAN GIFTEN ... 74

2. BELGIË KENT EEN RESERVATAIR ERFRECHT ... 74

2.1. De erfrechtelijke reserve ... 74

2.1.1. Begrip ... 74

2.1.2. Kenmerken ... 76

3. DE ZEVENMIJLSLAARZEN VAN DE WETGEVER ... 77

3.1. Vermindering van het aantal reservataire erfgenamen ... 77

(10)

3.2.1. Beschikbaar deel en voorbehouden erfdeel ... 79

3.2.2. De afstammelingen en hun reservatair erfdeel ... 80

3.3. Gewijzigd reservatair erfrecht van de langstlevende echtgenoot ... 81

3.4. De aanrekening van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot ... 83

3.4.1. Vruchtgebruik op de gehele nalatenschap ... 84

3.4.2. Vruchtgebruik op een breukdeel van de nalatenschap ... 85

3.4.3. Erfrecht van langstlevende is beperkt tot de abstracte reserve ... 86

3.4.4. Vruchtgebruik op bepaalde goederen van de nalatenschap ... 87

3.4.5. Persoonlijke stellingname ... 89

3.5. Gewijzigde berekening van de fictieve massa ... 90

3.5.1. Fictieve massa ... 90

3.5.2. Wijziging in de waardering van de toe te voegen schenkingen ... 91

3.6. Invoering van de inkorting in waarde ... 93

3.6.1. De regel ... 93

3.6.2. Drie uitzonderingen ... 96

3.7. Wijziging met betrekking tot de verjaring van de vordering tot inkorting ... 98

HOOFDSTUK II: RECHTSVERGELIJKENDE ANALYSE VAN DE INBRENG & INKORTING ... 100

AFDELING I: ENGELAND ... 102

1. DE KEUZE VOOR HET ENGELSE ERFRECHT ... 102

2. DE INBRENG IN HET ENGELSE ERFRECHT ... 103

2.1. Geen inbreng in het Engelse erfrecht ... 103

3. DE INKORTING IN HET ENGELSE ERFRECHT ... 104

3.1. Inheritance (Family Provision) Act ... 104

(11)

3.1.2. Reasonable financial provision ... 105

3.2. De Belgische reserve en een legal transplant ... 107

3.2.1. Mogelijkheid van de legal transplant ... 108

3.2.1.1. Family provision ... 108

3.2.1.2. Grotere beschikkingsvrijheid ... 111

3.2.2. Wenselijkheid van de legal transplant ... 112

3.2.3. Het Engelse erfrecht als inspiratiebron voor België? ... 114

AFDELING II: NEDERLAND ... 116

1. DE KEUZE VOOR HET NEDERLANDSE ERFRECHT ... 116

2. DE INBRENG IN HET NEDERLANDSE ERFRECHT ... 117

2.1. Het wettelijk vermoeden – personen die tot inbreng gehouden zijn ... 117

2.2. Het mechanisme van de inbreng ... 120

2.2.1. Wijze van de inbreng ... 120

2.2.2. Waardering van de in te brengen giften ... 120

3. DE INKORTING IN HET NEDERLANDSE ERFRECHT ... 122

3.1. De rechtsfiguur ‘legitieme portie’ ... 122

3.2. De legitimaris ... 123

3.3. Omvang van de legitieme portie ... 123

3.3.1. Het breukdeel ... 123

3.3.2. Waardering van giften ... 124

3.4. De inkorting ... 125

3.4.1. Het ‘legaat van een som in termijnen’ ... 125

3.4.2. Het ‘legaat van een som in termijnen’ als legal transplant ... 126

(12)

3.4.2.2. Wenselijkheid van de legal transplant ... 127

CONCLUSIE: EEN EVENWICHTIG ERFRECHT VAN DE 21e EEUW ... 128

BIBLIOGRAFIE ... 131

Wetgeving ... 131

Rechtspraak ... 133

Rechtsleer ... 134

(13)

1

INLEIDING

1. INLEIDENDE BESCHOUWINGEN

1. Onderzoek naar het (Belgische) erfrecht is om verschillende redenen maatschappelijk relevant. Vooreerst omdat het erfrecht en de tendensen of hervormingen die zich binnen het erfrechtelijke kader voordoen een interessant inzicht kunnen verschaffen in de maatschappijordening die de wetgevende macht tracht te implementeren. De geschiedenis leert ons namelijk dat het erfrecht als een uitermate geschikt instrument gehanteerd werd om een bepaalde politieke agenda te kunnen bewerkstelligen.1

Het erfrecht ab intestato kan daarnaast, in navolging van de stelling van PLUCKNETT,2 gezien worden als een vermogensrechtelijke vertaling van de waarde die de wetgever bepaalde familiebanden toebedeelt.3 Het intestaat erfrecht of de ‘genetische code van de samenleving’4 kan met andere woorden een belangrijk inzicht bieden omtrent het maatschappijmodel dat de wetgever poogt te realiseren.

2. Aangezien er naar aanleiding van elk overlijden een nalatenschap komt open te vallen, wordt het erfrecht gekenmerkt door een grote maatschappelijke relevantie. Elke samenleving die individuele eigendomsrechten erkent heeft dient daarenboven een wettelijk kader te kunnen bieden dat de reallocatie van de eigendomsrechten van de erflater voorziet.5 Bij het bieden van dat wettelijke kader is, zoals SHIEMANN6 het zo treffend uitdrukt, in Europa de eeuw van het

erfrecht ingegaan. Verschillende Europese rechtstelsels kenden een renaissance wat het erfrecht

1 M. PUELINCKX-COENE, “Over erven, gisteren, vandaag en morgen”, TPR 2006, afl. 4, 1658-1661; A. VAN

DEN BROECK, Gelijkheid onder erfgenamen, Antwerpen, Intersentia, 2018, 48, nr. 95; D. HEIRBAUT,

Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia Press, 2005, 396-399.

2 R.F. CROUCHER, “Editorial Introduction – Succession Law as ‘an Attempt to Express the Family in Terms of

Property’ ”in R.F. CROUCHER (ed.), Families and Estates : A Comparative Study, Den Haag, Kluwer Law International, 2005, ix.

3 M. PUELINCKX-COENE, “Over erven, gisteren, vandaag en morgen”, TPR 2006, afl. 4, 1663, nr. 12. 4 N. YASSARI, “Intestate Succession in Islamic Countries”, in K.G.C. REID, M.J. DE WAAL en R.

ZIMMERMAN (eds.), Comparative Succession Law: Volume II: Intestate Succession, Oxford, Oxford University Press, 2015, 422.

5 J. BECKERT, Inherited Wealth, Princeton – Oxford, Princeton University Press, 2008, 1. 6 G. SCHIEMANN, “Die Renaissance des Erbrechts”, ZEV 1995, 197.

(14)

2 betreft en reeds in het begin van de jaren 2000 werd het duidelijk dat verschillende Europese lidstaten de hervormingstrein niet wilden missen.7

Frankrijk kan als het ware als de metaforische locomotief van de hervormingstrein beschouwd worden aangezien de Franse wetgever reeds in 2001 een eerste grondige hervorming (in 2006 volgde er een tweede hervorming) van het erfrecht doorvoerde.8 Niet veel later volgde Nederland het Franse voorbeeld en onderging het Nederlandse erfrecht in 2003 een ingrijpende hervorming.9 De Spaanse wetgever voerde in 2003 een eerder fragmentarische10 hervorming van het erfrecht door.11 Daarnaast werd recentelijk ook het Duitse12, Hongaarse13 en Oostenrijkse14 erfrecht hervormd.

De Belgische wetgever slaagde er slechts pas in 2018 in om het wagonnetje aan deze Europese erfrechtelijke hervormingstrein te koppelen. Bepaalde Napoleontische principes, zoals onder meer het verkrijgen van een pars hereditatis15 als erfgenaam en de inbreng in natura16 van onroerende goederen, werden definitief naar het verleden verwezen en het Belgische erfrecht kan nu zijn plaats opeisen in het rijtje van andere West-Europese rechtstelsels met een modern, hervormd erfrecht.17 De recente wijzigingen maken het Belgische erfrecht dan ook een zeer geschikt voorwerp van rechtsvergelijkend onderzoek, zowel vanuit historisch-rechtsvergelijkend als micro-historisch-rechtsvergelijkend perspectief.

7 D. MILER, “The Present and Future of Forced Succession in Chosen Civil Law Jurisdictions” in S.

LORENZMEIER en D. MILER (eds.), The New Law. Suggestions for Reforms and Improvements of Existing

Legal Norms and Principles, Baden-Baden, Nomos Verlagsgesellschaft, 2018, 95-96.

8 C. PÉRÈS, “Intestate Succession in France” in K.G.C. REID, M.J. DE WAAL en R. ZIMMERMAN (eds.),

Comparative Succession Law: Volume II: Intestate Succession, Oxford, Oxford University Press, 2015, 6-8.

9 W.D. KOLKMAN, “Belgisch erfrecht grondig herzien”, TE 2018-4, 79.

10 De Spaanse wetgever wilde vooreerst het Spaanse erfrecht in overeenstemming brengen met de econonomische

realteit door bepaalde wijzigingen aan te brengen aan de Código Civil. Ingevolge het gewijzigde artikel 1056 van de Código Civil kan de testaor sinds 2003 de eenheid van zijn onderneming beschermen en waardeverlies en inefficiëntie tegengaan aangezien er voortaan een mogelijkheid bestaat om de onderneming in zijn geheel bij een erfgenaam te laten toekomen. Daarnaast wenste de wetgever met de invoering van een wet de bescherming van de vermogensbestanddelen van mindervalide personen te vergroten. Deze wet had ook gevolgen op erfrechtelijk vlak.

11 S.C. LAPUENTE, “New Developments in the Spanish Law of Succession”, InDret 2007, afl. 4, 7-11. 12 D. MILER, “The Present and Future of Forced Succession in Chosen Civil Law Jurisdictions” in S.

LORENZMEIER en D. MILER (eds.), The New Law. Suggestions for Reforms and Improvements of Existing

Legal Norms and Principles, Baden-Baden, Nomos Verlagsgesellschaft, 2018, 97-99.

13 H. MOLNÁR, “The Law of Succession in the New Hungarian Civil Code” in A. MENYHÁRD en E. VERESS

(eds.), New Civil Codes in Hungary and Romania, Cham, Springer, 2017, 193.

14 T. KELLER (ed.), Die faktische Lebensgemeinschaft im Erbrecht: Rechtsvergleich und Reformüberlegungen

zum gesetzlichen Erb- und Pflichtteilsrecht, Bern, Stämpfli Verlag, 2018, 78-80.

15 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 176, nr. 315. 16 H. CASMAN, “Nieuwe Erfwet. Een kennismaking”, NJW 2018, afl. 377, 136, nr. 7.

17 W.D. KOLKMAN, “Het nieuwe Belgische erfrecht in vergelijkend perspectief met Nederland” in W. PINTENS

en C. DECLERCK (eds.), Patrimonium 2018, Brugge, die Keure, 2018, 551; N. LABEEUW en R. ELSERMANS, “De hervorming van het erfrecht”, Notariaat 2017, afl. 9, 6, nr. 19.

(15)

3 3. Een erfrechtelijke probleemstelling vraagt, naast een juridisch-technische analyse, ook een bepaalde empathische houding van de (notarieel) jurist. Positieve en/of negatieve gevoelens binnen de wijde omgeving van de erflater kunnen zich manifesteren bij het overlijden en a

fortiori bij de verdeling van de nalatenschap. Gedurende de stages op twee notariskantoren kon

ondervonden worden dat gevoelens van onbegrip en onrechtvaardigheid of daarentegen grote dankbaarheid niet altijd vreemd zijn bij de verdeling van een nalatenschap.

Het kunnen geven van een correct, volledig, rechtszeker en juridisch sluitend antwoord op rechtsvragen die kunnen rijzen binnen het erfrechtelijk kader in het algemeen en omtrent de verdeling van de nalatenschap in het bijzonder is dan ook van cruciaal maatschappelijk belang. Het is onder andere deze maatschappelijke en juridische noodzaak die mij bewogen heeftom de masterproef te schrijven over de verdeling van de nalatenschap in het nieuw erfrecht.

2. STRUCTUUR EN METHODOLOGIE

4. De masterproef is structureel opgedeeld in twee hoofdstukken, die op hun beurt meerdere afdelingen omvatten. In het eerste hoofdstuk zal worden stilgestaan bij de materieelrechtelijke wijzigingen18 die de recente hervorming van het Belgische erfrecht heeft aangebracht aan de regelen betreffende de verdeling van de nalatenschap. Daarnaast zal, aangezien de inbreng en inkorting van giften als verdelingsverrichtingen bij de verdeling van de nalatenschap dienen te geschieden,19 ook (en vooral) de hervorming van de inbreng- en inkortingregels uitgebreid geanalyseerd worden.

Er werd geopteerd om het onderzoek vanuit historisch-rechtsvergelijkend perspectief te benaderen, dit om toe te laten dat de wijzigingen die het hervormde erfrecht teweeg heeft gebracht op een bevattelijke manier in kaart kunnen worden gebracht en vergeleken kunnen worden met de bepalingen van het oude wettelijke regime.

5. De analyse met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap, met inbegrip van de inbreng en inkorting van giften, zal geconcretiseerd worden door vooreerst het rechtstheoretische kader

18 J. MALHERBE, “Le nouveau droit successoral 2019 – Le rapport et la réduction”, RGEN 2018, 403-412, nr. 8;

R. BARBAIX en A.L. VERBEKE, Kernbegrippen Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2014, 238, nr. 715/1.

(16)

4 uiteen te zetten. Er dient evenwel onderstreept te worden dat deze masterproef, gelet op het brede voorwerp van het onderzoek, de integratie van een relatief uitgebreide rechtsvergelijkende component en de vooropgestelde omvang van een masterproef, niet streeft naar een absolute volledigheid. Er zal daarentegen capita selecta-gewijs gefocust worden op een aantal nieuwigheden die door de hervorming van het erfrecht verwezenlijkt zijn.

6. Hoewel het van primordiaal belang is om een helder en gefundeerd rechtstheoretisch kader te schetsen om zo het voorwerp van deze masterproef te onderzoeken, kan de monodisciplinaire benadering en de klassieke literatuurstudie echter niet als volledig zaligmakend beschouwd worden. Opdat gefundeerde onderzoeksresultaten bekomen zouden kunnen worden dient de piste van een ‘geïsoleerd onderzoek’ naar ‘het recht’ immers aangevuld te worden met de analyse van andere wetenschappelijke disciplines.20 Om de theoretische analyse en persoonlijke stellingnames betreffende de verdeling van de nalatenschap en de inbreng en inkorting van giften te onderbouwen zal er dan ook verschillende malen beroep gedaan worden op bevindingen van Belgisch en Europees (rechts)sociologisch onderzoek.

7. Om een adequate beoordeling van het eigen recht na te streven vormt de techniek van de rechtsvergelijking een uiterst geschikt instrument. Het tweede hoofdstuk van deze masterproef wordt dan ook gewijd aan rechtsvergelijkend onderzoek om zo de gelijkenissen en de verschillen tussen de Belgische en Nederlandse respectievelijk Engelse regelgeving met betrekking tot de inbreng en inkorting van giften te identificeren en bijgevolg te evalueren.

De keuze voor een vergelijking met het Engelse erfrecht kan om twee redenen verantwoord worden. Vooreerst lijkt een rechtsvergelijking interessant omdat de Code civil en de daaruit voortvloeiende erfrechtelijke basisprincipes omwille van een aantal historische en juridische redenen nooit de kans hebben gekregen om het Engelse erfrecht te beïnvloeden. Het Engelse erfrecht wordt daarnaast gekenmerkt door het principe van de maximale beschikkingsvrijheid voor de erflater.21 De maatschappelijke noodzaak van deze maximale beschikkingsvrijheid voor de erflater over de nalatenschap is net één van de vaakst gehanteerde argumenten van de

20 W. VAN BOOM, “Rechtsempirisch onderzoek in het privaatrechtelijk domein – enkele observaties” in E.

DIRIX en Jura Falconis (eds.), Interdisciplinariteit in het recht, Antwerpen, Intersentia, 2018, 91-92; C. STOLKER, “Een discipline in transitie”, Law and Method, 2011, 20-24.

21 De ‘maximale beschikkingsvrijheid’ van de erflater is evenwel aan een aantal uitzonderingen en voorwaarden

(17)

5 tegenstanders van de erfrechtelijke reserve.22 Het rechtsvergelijkend onderzoek, waarbij ook de haalbaarheid en de wenselijkheid van een legal transplant geanalyseerd zal worden, kan toelaten om de overtuigingskracht van dat argument te evalueren.

In de tweede afdeling van het tweede hoofdstuk zal het Nederlandse erfrecht in aanmerking worden genomen. De keuze voor een vergelijking met het Nederlandse erfrecht kan verantwoord worden door het feit dat de Nederlandse erfrechtelijke bepalingen eenzelfde oorsprong kennen als het Belgische wettelijk kader. Doorheen de 20e eeuw is het Nederlandse erfrecht echter grondig hervormd. Het Nederlandse Napoleontische erfrecht diende plaats te maken voor moderne, ‘op Duitse leest’ geschoeide wetsbepalingen. Erfrechtelijke bepalingen die een dergelijke rechtshistorische evolutie hebben ondervonden kunnen een interessant referentiekader bieden om de nieuwe Belgische bepalingen te analyseren en te beoordelen.

8. In de conclusie ‘Een evenwicht erfrecht van de 21e eeuw’ zal ten slotte niet zozeer een samenvatting van het corpus van deze masterproef doch wel een algemene beschouwing met betrekking tot de recente Belgische erfrechtelijke hervorming meegegeven worden.

22 A.L. VERBEKE, “De legitieme ontbloot of dood? Leve de echtgenoot!”, TPR 2000, afl. 3, 1167-1169, nr.

116-119; M.J.A. VAN MOURIK, “De legitieme portie (réserve) in Nederland” in KFBN (ed.), De erfrechtelijke

reserve in vraag gesteld. Deel I. Rechtsvergelijking, Brussel, Bruylant, 1997, 28-29.

(18)

6

HOOFDSTUK I: DE HERVORMING VAN HET BELGISCHE

ERFRECHT

AFDELING I: DUIDING VAN HET ERFRECHT

1. NAPOLEON EN LATERE HERVORMINGEN

9. Napoleon Bonaparte koesterde ambitieuze dromen; de Code civil des Français van 1804 zou namelijk volgens de Franse keizer het leven van de rechtsonderhorigen in onze contreien tot in de eeuwigheid blijven bepalen.23 Het doet dan ook geen wenkbrauwen fronsen dat Napoleon gedurende zijn ballingschap op Sint-Helena liet optekenen dat: “Ma vraie gloire n’est pas

d’avoir gagné quarante batailles; Waterloo effacera le souvenir de tant de victoires; ce que rien n’effacera, ce qui vivra éternellement, c’est mon Code civil.”.24

10. Napoleon blijkt het meer dan twee eeuwen later niet bij het rechte eind gehad te hebben, bepaalde Napoleontische principes zijn namelijk eveneens (gedeeltelijk) verbannen, ditmaal door de vooropgestelde hervormingen van de Belgische wetgever. Van een ‘Slag bij Waterloo’ is er echter geen sprake daar de fundamentele erfrechtelijke principes die in de Code civil zijn uiteengezet behouden bleven.

Met de wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake van 31 juli 2017, hierna de ‘wet van 31 juli 2017’ genoemd, voerde de wetgever de langverwachte grondige hervorming van het erfrecht door. Hoewel er vanuit de praktijk en academische middens reeds langere tijd de vraag om een doorgedreven, globale erfrechtelijke hervorming weerklonk,25 slaagde de wetgever er pas recentelijk in om die te verwezenlijken. Niettegenstaande de fundamenten van het Belgische (en dus Napoleontische) erfrecht ongewijzigd bleven, is de wetgever er mijns inziens absoluut in geslaagd om het erfrecht (eindelijk) de 21e eeuw binnen te loodsen (zie infra).

23 S. DESAN, The Family on Trial in Revolutionary France, Berkeley, University of California Press, 2006, 283. 24 R. CABRILLAC, La Recodification civile en France, Avignon, Éditions Universitaires d’Avignon, 2008, 7. 25 F. VAN PARIJS, W. DELVA, A. DE VREESE e.a., “Herziening van het Belgisch Burgerlijk Wetboek?”, TPR

1966, 530-531; M. PUELINCKX-COENE, “Pleidooi voor een vernieuwd erfrecht”, TPR 1992, 291-292; A.L. VERBEKE, “Hervorming van Belgisch erfrecht”, TEP 2011, 12; R. BARBAIX, “Het erfrecht in woelige wateren: crisis en opportuniteit”, TEP 2011, afl. 5, 276-279; W. PINTENS, “Is ons familiaal vermogensrecht nog bij de tijd?”, RW 2011-12, afl. 1, 52-53.

(19)

7 11. Er dient evenwel op gewezen te worden dat de zienswijze dat het oude erfrecht een onversneden Napoleontisch relict zou zijn dat gekenmerkt wordt door de familiale solidariteit binnen het zogenaamde kerngezin enerzijds en het gebrek aan aandacht voor roerende goederen anderzijds, fundamenteel incorrect is.26 In de wetenschap dat ‘het recht’ ‘de samenleving’ volgt,27 voerde de wetgever in het verleden in het kielzog van maatschappelijke veranderingen namelijk al enkele hervormingen door. Het kenmerkende van dit wetgevend optreden was dat er geen sprake was van een ruimere, allesomvattende aanpak. Vaak werden slechts enkele aspecten hervormd en bediende de wetgever zich van ad-hoc-oplossingen.28

12. In tegenstelling tot de vaak fragmentarische aanpak voerde de wetgever in 1981 een eerste verregaande bijstelling aan het erfrecht door. De wet van 14 mei 198129 verbeterde namelijk aanzienlijk de positie van de langstlevende echtgenoot. Er werd een omslag gemaakt van een erfrecht waarbij de familie de centrale rol invulde naar een erfrecht waarbij de solidariteit tussen echtgenoten werd geëffectueerd.30 Sinds deze erfrechtelijke hervorming wordt de langstlevende echtgenoot namelijk als een wettige en reservataire erfgenaam beschouwd.31

Een tweede ingrijpende hervorming van het erfrecht werd verwezenlijkt door de wet van 31 maart 1987 tot wijziging van het afstammingsrecht. Het EHRM te Straatsburg oordeelde in 1979 in het arrest Marckx32 dat buitenhuwelijkse kinderen in vergelijking met huwelijkse kinderen geen verschillende behandeling mogen krijgen wat betreft de vaststelling van de afstamming aan moederszijde en de gevolgen van de afstammingsband.33 Ingevolge deze rechtspraak werd het Belgische afstammingsrecht hertekend, wat een verregaande implicatie had op de devolutieregeling.34

13. Niettemin er al één en ander was gewijzigd in het erfrecht, kwam mijns inziens een globaal en grondig wetgevend optreden met het creëren van een modern erfrecht als doelstelling geen dag te vroeg. België bleek namelijk de enige Europese lidstaat waar een erfrecht in waarde nog

26 M. PUELINCKX-COENE, “Hoe verouderd is ons erfrecht?” in E. ALOFS, K. BYTTEBIER, A.

MICHIELSENS en A.L. VERBEKE (eds.), Liber amicorum Hélène Casman, Antwerpen, Intersentia, 2013, 367.

27 S. VAGO, Law and Society, Abingdon, Routledge, 2016, 314.

28 A.L. VERBEKE, “To Reserve or Not To Reserve”, TEP 2013, afl. 1, 3.

29 Wet van 14 mei 1981 tot wijziging van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, BS 27 mei 1981. 30 M. PUELINCKX-COENE, “De grote promotie van de langstlevende echtgenote”, TPR 1981, 593.

31 H. CASMAN, “Het nieuwe erfrecht van de langstlevende echtgenoot. Het intestaat erfrecht”, RW 1981-82, afl.

6, 357-358.

32 EHRM, Marckx/België (1979).

33 F. SWENNEN, Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 9, nr. 12. 34 M. PUELINCKX-COENE, “Pleidooi voor een vernieuwd erfrecht”, TPR 1992, 291.

(20)

8 geen ingang gevonden had.35 Het voormalige erfrecht in natura had echter een aantal (economisch) onwenselijke gevolgen, vooral wat de inbreng en inkorting van onroerende goederen betrof (zie infra).

2. HET (HERVORMDE) ERFRECHT VANUIT EEN BREDER PERSPECTIEF

2.1. Verwachtingen van de bevolking

14. De wetgever trachtte bij de hervorming van het erfrecht rekening te houden met de publieke opinie van de Belgische bevolking. Het werd de wetgever echter niet altijd even gemakkelijk gemaakt om een verregaande en consistente hervorming van het erfrecht door te voeren aangezien bleek dat ‘de Belg’ met betrekking tot de functie van het erfrecht verschillende verwachtingen koestert die niet altijd even gemakkelijk verzoenbaar zijn.

In 2016 publiceerde de Koning Boudewijnstichting de resultaten van een enquête36 die peilde naar de verwachtingen, de houding en de toekomstperceptie van Belgen ten opzichte van het erfrecht.37 De onderzoeksresultaten leggen een zeer opmerkelijke paradox bloot; uit de enquête blijkt immers dat het overgrote deel van de ondervraagde Belgen met betrekking tot het erfrecht het beste van twee werelden wilt, of van twee walletjes wilt eten; de beschikkingsvrijheid over het eigen vermogen behouden enerzijds en de garantie om als erfgenaam een bepaalde reservataire aanspraak te kunnen laten gelden anderzijds.38

15. Het is evenwel te begrijpen dat ‘de Belg’ vasthoudt aan de zekerheid om te ontvangen. Vanuit sociologisch oogpunt vervult het erfrecht namelijk een dubbele functie.39 Enerzijds is er de familiale functie van het erfrecht, die er vroeger in voorzag dat er ingevolge het erven van erfgoederen vermogensvorming40 (en vermogensbehoud binnen de familie) kon optreden. Het

35 R. BARBAIX, “Het erfrecht in woelige wateren: crisis en opportuniteit”, TEP 2011, afl. 5, 276.

36 In oktober – november 2015 voerde IPSOS een bevraging uit bij 904 Belgen ouder dan 30 jaar. Deze resultaten

werden vervolgens verder uitgediept in 8 focusgroepen en 8 diepte-interviews.

37 V. DE POTTER en I. VAN DORSSELAER, Perceptie en verwachtingen over erven en nalaten in België,

Verslag van de Koning Boudewijnstichting, 2016.

38 V. DE POTTER en I. VAN DORSSELAER, Perceptie en verwachtingen over erven en nalaten in België,

Verslag van de Koning Boudewijnstichting, 2016, 18-21.

39 K. VANWINCKELEN, “Art. 718 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze

commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Wolters Kluwer, losbl., 5 dln., 2.

(21)

9 erfrecht fungeerde in dat opzicht als een middel van welvaartscreatie.41 Later werd deze familiale functie veeleer ingevuld als een solidariteitsmechanisme tussen generaties over de dood heen.42

Naast de familiale functie van het erfrecht kan ook een economische functie opgemerkt worden. Het erfrecht zorgt er namelijk voor dat de goederen van de erflater een vererfbaar karakter verkrijgen en ondervangt dat de erflater zijn eigendom kortzichtig en zonder planning op lange termijn zou exploiteren.43

2.2. Communautaire contestatie

16. Naast de verwachtingen vanuit de Belgische samenleving diende de wetgever eveneens rekening te houden met een communautaire component bij de hervorming van het erfrecht. In Vlaanderen verkiest men namelijk de beschikkingsvrijheid ten aanzien van de levenspartner boven de bescherming van de descendenten als beginsel, terwijl we in Franstalig België net de omgekeerde tendens waarnemen.44

17. Deze tegengestelde visie met betrekking tot de finaliteit van het erfrecht zorgde reeds in het verleden voor consternatie. Toen de wetgever voornemens was om het huwelijksvermogensrecht (meer bepaald een wijziging betreffende de zogenaamde ‘huwelijksvoordelen’) te hervormen daverde de Franstalige tweede kamer van de Raad van State45 op zijn grondvesten. Hoewel het voorontwerp kaderde in een beoogde hervorming van het huwelijksvermogensrecht, greep de Raad van State deze gelegenheid namelijk toch aan om zijn ongenoegen te uiten met betrekking tot een erfrechtelijke problematiek.46

41 D. HEIRBAUT, Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Gent, Academia Press, 2005, 374. 42 R. DILLEMANS, “Voorwerp en grondslag van het erfrecht” in X., Hulde aan René Dekkers, Bruylant, Brussel,

1982, 278; W. PINTENS, “Enkele bedenkingen over het erfrecht en de erfrechtelijke reserve in rechtsvergelijkend perspectief” in W. PINTENS en B. VAN DER MEERSCH (eds.), Vereffening-verdeling van de nalatenschap, Antwerpen, Maklu, 1993, 4.

43 J. CARBONNIER, Flexible droit: pour une sociologie du droit sans rigueur, Paris, Librairie générale de droit

et de jurisprudence, 1988, 265.

44 A. WYLLEMAN, “Niemand leeft voor zichzelf; niemand sterft voor zichzelf” in W. PINTENS en C.

DECLERCK (eds.) Patrimonium 2018, Brugge, die Keure, 2018, 568, nr. 3; A.L. VERBEKE en H. CASMAN, “Open invitatie voor een oprechte communautaire dialoog in het familiaal vermogensrecht”, TEP 2020, nr. 1, 5-8.

45 Adv.RvS nr. 53.916/2 van 9 oktober 2013.

46 A.L. VERBEKE, “Langstlevende echtgenoot versus kinderen. Een nieuwe communautaire twist in België?”,

(22)

10 In het advies over het wetsontwerp werd door de Raad van State gesteld dat het voorontwerp de erfrechten van de langstlevende echtgenoot verruimt en die van de kinderen inperkt.47 Bij analyse van dit advies wordt duidelijk dat de Franstalige tweede kamer van de Raad van State huivert bij de (al dan niet verbeelde) minste indicatie van het laten primeren van de belangen van kinderen boven het belang van de langstlevende echtgenoot in een erfrechtelijke context.

De stellingname van de Franstalige tweede kamer van de Raad van State is tekenend voor een verschillende benadering van het erfrecht (beschikkingsvrijheid ten aanzien van de levenspartner versus de bescherming van de kinderen) in het Noorden en het Zuiden van dit land. VERBEKE48 merkte in dat kader dan ook op dat de “verkeerde perceptie [van de Franstalige tweede kamer van de Raad van State] … in het geheel niet uit het voorontwerp

blijkt, maar wel indicatief is voor een naar mijn aanvoelen cultureel en communautair verschil.”.

2.3. Tussenconclusie

18. De tegenstrijdige verwachtingen en verlangens met betrekking tot het erfrecht enerzijds (beschikkingsvrijheid – reserverbescherming) en de verschillende visie omtrent de positie van de langstlevende echtgenoot in het erfrecht over de beide kanten van de taalgrens anderzijds49 plaatste de wetgever in een moeilijk parket. De wetgever, die dit ook expliciet heeft uitgedrukt (zie infra), heeft getracht om bij de hervorming van het erfrecht op uiterst secure wijze de belangen van de langstlevende echtgenoot en de (al dan niet gemeenschappelijke) kinderen in evenwicht te houden. Het uitbreiden van het beschikbaar gedeelte doch het in stand houden van de reservebescherming of het zeer complexe artikel 914 BW50 kunnen als mooie illustraties dienen van het bewaken van de balans waaraan de wetgever zich bij de hervorming van het erfrecht moest wagen (zie infra).

47 Adv.RvS nr. 53.916/2 van 9 oktober 2013, 29/52 – 30/52.

48 A.L. VERBEKE, “Langstlevende echtgenoot versus kinderen. Een nieuwe communautaire twist in België?”,

TPR 2013, 2485.

49 Niet toevallig bestond de werkgroep die Minister GEENS bij de hervorming van het erfrecht bijstond uit bijna

evenveel (6 versus 5) Vlamingen als Franstaligen; X., De sprong naar het recht van morgen. Hercodificatie van

de basiswetgeving, 2016, https://www.koengeens.be/policy/hercodificatie (geconsulteerd op 10 april 2020).

50 E. GOOSSENS, “Koorddansen in het familiaal vermogensrecht – Naar een nieuw evenwicht tussen de belangen

(23)

11

AFDELING II. DE ERFWETTEN

1. DE WET VAN 31 JULI 2017

1.1. Politieke voorgeschiedenis van de hervorming

19. Een (doorgedreven) hervorming van het erfrecht staat al meer dan een decennium op de Belgische politieke agenda. Zowel de regering Leterme-I51 als de regering Di Rupo-I52 achtte een hervorming van het erfrecht omwille van de ‘nieuwe’ maatschappelijke realiteit noodzakelijk. Bij het aantreden van de regering Michel-I was het reeds duidelijk dat de hervorming van het erfrecht (wederom) tot één van de prioriteiten van de meerderheidspartijen behoorde. In ‘Een economisch engagement, een sociaal project’, het regeerakkoord53 van de regering Michel-I, werd er gewezen op het feit dat een hervorming van het erfrecht zich opdringt aangezien er onder meer sprake is van “nieuwe samenlevingsvormen” en “maatschappelijke ontwikkelingen”.

Door andermaal te wijzen op de “maatschappelijke ontwikkelingen” maakten de partijen die deel uitmaakten van de zogenaamde Zweedse coalitie dezelfde analyse als de partijen die deel uitmaakten van de voorgaande meerderheid. Gedurende de legislatuur van Michel-I, zij het niet via een wetsontwerp doch via een wetsvoorstel, is men er echter wel in geslaagd om het regeerakkoord op dat punt te verwezenlijken en het erfrecht dan ook daadwerkelijk te hervormen.

De meerderheidspartijen waren er zich van bewust dat bij de erfrechtelijke hervorming een grotere keuzevrijheid bij het beschikken over het vermogen één van de uitgangspunten zou moeten gaan uitmaken. In één adem wordt daar echter aan toegevoegd dat er “een evenwicht

zal worden gevonden tussen respect voor de familiale solidariteit en de beschikkingsvrijheid van het individu”. Het behoeft dus geen verdere uitleg dat de meerderheidspartijen de

51 X., Regeerakkoord gesloten door de onderhandelaars van CD&V, MR, PS, Open Vld en cdH, 2008, 29-30,

https://docs.vlaamsparlement.be/docs/biblio/opendigibib/monografie/2008/524_regeerakkoord18maart.pdf

(geconsulteerd op 3 december 2019).

52 X., Regeerakkoord 1 december 2011, 2011, 139,

https://www.dekamer.be/kvvcr/pdf_sections/searchlist/Regeerakkoord_1_december_2011.pdf (geconsulteerd op 3 december 2019).

53 X., Regeerakkoord ‘Een economisch engagement, een sociaal project’, 2014, 125,

https://www.premier.be/sites/default/files/articles/Accord_de_Gouvernement_-_Regeerakkoord.pdf

(24)

12 gevoeligheden in de rechtsleer hadden opgemerkt (zie supra) en de beoogde hervorming van het erfrecht daarom omschreven werd in bewoordingen die de ‘communautaire rust’ in de rechtsleer zou bewaren.

20. Het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake van 25 januari 2017, hierna ‘het wetsvoorstel’ genoemd, belichaamt het parlementaire initiatief dat geleid heeft tot de hervorming van het erfrecht. De daaruit volgende wet van 31 juli 2017 is in werking getreden op 1 september 2018, wat betekent dat nalatenschappen die opengevallen zijn voor deze laatste datum nog onder de toepassing vielen van het oude erfrecht.54

21. De beschikker die echter voor 1 september 2018 geschonken zou hebben kan, toch wat de materiële en formele geldigheid van deze giften betreft, op beide oren slapen aangezien deze onverlet worden gelaten door de wet van 31 juli 2017.55 Met betrekking tot de inbreng56- en inkortingregels57 en de waarderingsregels is dat echter een ander verhaal; deze werden opzijgeschoven door de nieuwe erfrechtelijke regels, behoudens de mogelijkheid die de beschikker door de wetgever geboden werd om middels een notariële verklaring van behoud de gedane schenkingen voor 1 september 2018 onder het oude erfrecht te laten blijven ressorteren (zie infra). Oorspronkelijk had de beschikker tijd tot 1 september 2018 om een dergelijke verklaring van behoud af te leggen, maar de reparatiewet van 22 juli 2018 verlengde deze termijn echter met één jaar.58

1.2. Een gewijzigde maatschappelijke realiteit als katalysator van de hervorming

22. In de toelichting59 bij het wetsvoorstel schuift de wetgever de aangepaste maatschappelijke realiteit als incentive naar voren om tot een hervorming van het erfrecht over te gaan. Dit inzicht van de wetgever kan mijns inziens alleen maar onderschreven worden. Aangezien sinds enkele

54 Art. 66, §1, eerste lid wet van 31 juli 2017. 55 Art. 66, §2, eerste lid wet van 31 juli 2017. 56 Art. 66, §2, derde lid wet van 31 juli 2017. 57 Art. 66, §2, vierde lid wet van 31 juli 2017. 58 Art. 71 wet 22 juli 2018.

(25)

13 decennia de notie ‘familie’ wereldwijd een bepaalde semantische expansie kent,60 was een wettelijk ingrijpen om het erfrecht in overeenstemming te brengen met de maatschappelijke realiteit van de 21e eeuw dan ook noodzakelijk. Binnen het huidige maatschappelijke bestel heeft de norm van het ‘klassieke gezin’, bestaande uit gehuwde ouders en gemeenschappelijke kinderen, nu eenmaal een stuk aan belang ingeboet. Deze stelling van de wetgever kan trouwens zowel vanuit juridisch-theoretisch61 als empirisch-wetenschappelijk62 perspectief bevestigd worden.

De wetgever wijst er eveneens op dat het aantal hersamengestelde gezinnen (in Nederland doorgaans aangeduid met de term ‘fusiegezinnen’)63 gestaag toeneemt. Hierdoor kan er een verhoogde complexiteit van de familiale banden optreden64, en net daarom is er volgens de wetgever nood aan een flexibeler erfrecht waarbinnen tailormade regelingen, die zo dicht mogelijk aansluiten bij de wil van de erflater, mogelijk moeten kunnen worden gemaakt.

23. De verscheidenheid binnen die hersamengestelde gezinnen is enorm. Het is namelijk mogelijk dat de echtgenoten binnen de hersamengestelde relatie voortaan drie ‘soorten’ kinderen hebben;65 kinderen waarvan zijzelf enkel de ouder zijn, kinderen waarvan enkel hun partner de ouder is en kinderen waarvan ze beiden de ouder zijn. Het voorgaande wordt bevestigd door de resultaten van de Gezinsenquête, een onderzoek die de samenstelling van 11.000 gezinnen in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in kaart bracht.66

60 R.F. CROUCHER, “Editorial Introduction – Succession Law as ‘an Attempt to Express the Family in Terms

of Property’ ” in R.F. CROUCHER (ed.), Families and Estates : A Comparative Study, Den Haag, Kluwer Law International, 2005, xi.

61 F. SWENNEN, Het personen-en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2019, 262, nr. 446; R. BARBAIX, “Retro

familiaal vermogensrecht?”, TEP 2016, afl. 2, 127; M.-C. FOBLETS, “Recht in de multiculturele samenleving: recht, religie en cultuur in een democratische rechtsstaat” in S. RUTTEN, E. RAMAKERS en M. LENAERTS (eds.), Recht in een multiculturele samenleving, Antwerpen, Intersentia, 2018, 23.

62 V. AUDENAERT, Gezinsenquête 2016: De samenstelling van het gezin. Gezinnen in Vlaanderen over hoe het

gezin er uit ziet, wie bij het gezin hoort, waar gezinsleden wonen, over hun kinderwens en wat men liever anders had gezien in de samenstelling van het gezin, 2018, 18 - 22,

https://gezinsenquete.be/sites/default/files/media/documenten/FS3_samenstelling_gezin.pdf (geconsulteerd op 2 februari 2020).

63 P. BLOKLAND, “Het fusiegezin in het Nederlandse huwelijksvermogens- en erfrecht.”, T. Not., 2010/7-8, 381. 64 N. LABEEUW en R. ELSERMANS, “De hervorming van het erfrecht”, Notariaat 2017, afl. 9, 1.

65 N. GEELHAND DE MERXEM, “Het nieuwe huwelijksvermogensrecht: beschouwingen en amendementen bij

belangrijke hervormingen van de wet.”, T.Not. 2013, afl. 12, 639, nr. 54.

66 V. AUDENAERT, Gezinsenquête 2016: De samenstelling van het gezin. Gezinnen in Vlaanderen over hoe het

gezin er uit ziet, wie bij het gezin hoort, waar gezinsleden wonen, over hun kinderwens en wat men liever anders had gezien in de samenstelling van het gezin, 2018, 18 - 22,

https://gezinsenquete.be/sites/default/files/media/documenten/FS3_samenstelling_gezin.pdf (geconsulteerd op 2 februari 2020).

(26)

14 Onderstaande cirkeldiagram67 toont dat ‘het hersamengesteld gezin’ geen eenduidige term kan uitmaken er er verschillende mogelijke gezinsvormen onder de notie kunnen vallen.

Figuur 1: Afstammingsrelatie ten opzichte van kinderen in hersamengestelde gezinnen

24. De oude erfrechtelijke bepalingen hadden een te rigide karakter om in alle situaties te voldoen aan de specifieke wensen van beschikkers die leefden in een hersamengesteld gezin. Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van een voorbeeld.

Steve en Anja vormen een hersamengesteld gezin. Steve heeft drie ‘eigen kinderen’; Lies, Maxim en Piet. Anja heeft één ‘eigen kind’, Tom, uit haar vorige relatie. Sinds de relatiebreuk van Steve met de moeder van zijn kinderen verwaterde de band met zijn kinderen; vandaag de dag is alle contact met zijn ‘eigen kinderen’ verbroken en willen de kinderen geen enkel contact meer hebben met hun vader.

Steve heeft daarentegen een zeer goede band met de erg handige en behulpzame Tom, die een cognitieve beperking heeft. Steve denkt na over zijn successieplanning en zou graag zijn stiefkind Tom, met het oog op een gepaste verzorging en begeleiding, ten belope van een zo groot mogelijk deel van zijn vermogen begiftigen.

67 V. AUDENAERT, Gezinsenquête 2016: De samenstelling van het gezin. Gezinnen in Vlaanderen over hoe het

gezin er uit ziet, wie bij het gezin hoort, waar gezinsleden wonen, over hun kinderwens en wat men liever anders had gezien in de samenstelling van het gezin, 2018, 19,

https://gezinsenquete.be/sites/default/files/media/documenten/FS3_samenstelling_gezin.pdf (geconsulteerd op 2 februari 2020).

(27)

15 Aangezien Steve drie kinderen heeft, die ingevolge het oude erfrecht elk een reservatair erfrecht ten belope van 1/4 van de nalatenschap van Steve kunnen laten gelden,68 kan hij slechts ten belope van 1/4 van zijn nalatenschap zijn stiefzoon Tom begiftigen. De uitbreiding van het beschikbaar deel van de nalatenschap, die de vergroting van de beschikkingsvrijheid over het vermogen van de beschikker impliceert (zie infra), vormt een voorbeeld van de doelstelling van de wetgever om het erfrecht in overeenstemming69 te brengen met de grote diversiteit aan gezinsvormen die België heden ten dage rijk is.

Steve, die bijvoorbeeld zowel drie ‘eigen kinderen’ als een stiefkind heeft, geniet namelijk ingevolgde de erfrechtelijke hervorming een grotere beschikkingsvrijheid over zijn vermogen. Steve kan sinds de hervorming overgaan tot het schenken van vermogensbestanddelen ten belope van de helft van zijn nalatenschap aan zijn stiefkind Tom, die geen reservebescherming geniet, terwijl dat voor de hervorming beperkt was tot slechts 1/4 van zijn nalatenschap. Ingevolge de reductie van de globale reserve van de afstammelingen tot 1/2 van de nalatenschap kan Steve de verdeling van zijn nalatenschap aldus beter laten aansluiten bij zijn eigen specifieke wensen.

2. DE WET VAN 22 JULI 2018

25. Naast de wet van 31 juli 2017 dient ook de wet van 22 juli 2018 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake, hierna ‘de wet van 22 juli 2018’ genoemd, aangestipt te worden.

Deze ‘reparatiewet’, die eigenlijk de hervorming van het huwelijksvermogensrecht tot voorwerp had en eveneens in werking trad op 1 september 2018,70 heeft namelijk ook gevolgen gehad op het erfrechtelijk vlak. De wet van 22 juli 2018 is immers aangegrepen om de wet van 31 juli 2017 te repareren en om enkele bepalingen te verhelderen.71 Aangezien met de wet van

68 Art. 913 BW (oud).

69 MvT, Parl.St. Kamer 2016-17, 54-2282/001, 34. 70 Art. 80 wet 22 juli 2018.

71 J. BAEL, “Wijzigingen aan en reparaties van het erfrecht door de wet van 22 juli 2018 tot hervorming van het

(28)

16 22 juli 2018 een andere hervorming binnen het familiaal vermogensrecht werd doorgevoerd, vormde deze wet daarnaast een uitstekend instrument voor de wetgever om een aantal verfijningen te gaan implementeren en wat te gaan sleutelen aan het wettelijk erfrecht van de langstlevende echtgenoot indien deze samen tot de nalatenschap komt met andere erfgenamen dan de kinderen van de erflater.72

72 B. VERDICKT en H. CASMAN, “De erfwetten 2017 en 2018: civiele en Vlaamse fiscale aspecten in 8

(29)

17

AFDELING III: DE VERDELING VAN DE NALATENSCHAP

1. BURGERRECHTELIJKE KWALIFICATIE VAN DE OPENGEVALLEN

NALATENSCHAP

1.1. Toevallige mede-eigendom

26. Door het openvallen van een nalatenschap, waarin verschillende erfgenamen gerechtigd zijn en waarbij zij de nalatenschap hebben aanvaard, komt er een onverdeeldheid tot stand.73 Een onverdeeldheid slaat op de toestand die eruit bestaat dat een zakelijk recht op een goed of een algemeenheid van goederen74 is opgesplitst tussen verschillende deelgenoten, ook wel de onverdeelde gerechtigden75 genoemd.76 In concreto zullen dus alle erfgenamen onverdeelde eigenaars zijn van alle erfgoederen, en bezitten ze met andere woorden een mathematisch abstract deel totdat de nalatenschap wordt verdeeld.77

Mede-eigendom is een bijzondere verschijningsvorm van een onverdeeldheid.78 Hoewel beide noties naar Belgisch recht op eenzelfde toestand betrekking hebben,79 zijn er wel degelijk enkele verschillen. Een mede-eigendom en een onverdeeldheid volgen namelijk een benadering vanuit een verschillend perspectief.80 Onverdeeldheid slaat, dit in tegenstelling tot een mede-eigendom waar er sprake is van een verdeling van het mede-eigendomsrecht81, op de behouden eenheid van het goed waarover het eigendomsrecht wordt uitgeoefend.82

73 H. CASMAN, “Minnelijke vereffening-verdeling” in Koninklijke Federatie van Belgische Notarissen (ed.),

Vereffening-verdeling, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1992, 1-4; C. SLUYTS en N.

VANDEBEEK, “Erfrecht [Partim 1-3], XIV.E-19 - XIV.E-50 (32p.)” in X., Het onroerend goed in de praktijk, Mechelen, Wolters Kluwer, losbl., afl. 253, 124; R. DEKKERS en E. DIRIX, Handboek Burgerlijk Recht – deel

II, Antwerpen, Intersentia, 2005, 112.

74 A. WYLLEMAN, Goederenrecht, Brugge, die Keure, 2019, 51-52. 75 V. SAGAERT, Goederenrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, 279.

76 H. DE PAGE en R. DEKKERS, Traité élémentaire de droit civil belge, Tome V – Les biens, Propriété, Brussel,

Bruylant, 1975, 1000-1004, nr. 1136; S. SNAET en A.L. VERBEKE, “Mede-eigendom en onverdeeldheid” in V. SAGAERT en A.L. VERBEKE (eds.), Themis 62 - Goederenrecht, Brugge, die Keure, 2011, 47.

77 J. DU MONGH, “Art. 826 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar

met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Wolters Kluwer, 2012, afl. 42, 12.

78 S. SNAET en A.L. VERBEKE, “Mede-eigendom en onverdeeldheid” in V. SAGAERT en A.L. VERBEKE

(eds.), Themis 62 - Goederenrecht, Brugge, die Keure, 2011, 47.

79 D. MICHIEL, “Recente ontwikkelingen inzake mede-eigendom” in V. SAGAERT (ed.), Themis 99 –

Vastgoedrecht, Brugge, die Keure, 2017, 93.

80 A.L. VERBEKE, B. TILLEMAN en V. SAGAERT, Vermogensrecht in kort bestek (vierde editie), Antwerpen,

Intersentia, 2016, 67; S. SNAET en A.L. VERBEKE, “Mede-eigendom en onverdeeldheid” in V. SAGAERT en A.L. VERBEKE (eds.), Themis 62 - Goederenrecht, Brugge, die Keure, 2011, 47-48.

81 R. DEKKERS en E. DIRIX, Handboek Burgerlijk Recht – deel II, Antwerpen, Intersentia, 2005, 112. 82 J. KOKELENBERG, “Enige verdeelde bedenkingen omtrent onverdeeldheid”, TBBR 1997, 238 – 260.

(30)

18 27. Volgens bepaalde rechtsleer dient er nog een bijkomend onderscheid tussen een onverdeeldheid en een mede-eigendom opgemerkt te worden. CASMAN is bijvoorbeeld van oordeel dat een onverdeeldheid op een afgescheiden vermogen wijst, en een mede-eigendom daarentegen betrekking heeft op specifieke goederen.83

28. De onverdeeldheid die ontstaat door het openvallen van de nalatenschap wordt naar Belgisch recht als een gewone of toevallige mede-eigendom gekwalificeerd.84 Deze vorm van mede-eigendom komt buiten de wil, vandaar de benaming ‘toevallige’ mede-eigendom, van de deelgenoten tot stand.85 Er kunnen twee belangrijke juridische consequenties geïdentificeerd worden die uit de toevallige aard van het ontstaan van de mede-eigendom voortvloeien. Vooreerst is de toevallige eigendom niet georganiseerd. Daarnaast is de toevallige mede-eigendom van een essentieel tijdelijke aard.

1.1.1. Ongeorganiseerd karakter

29. Door het toevallige ontstaan van de mede-eigendom hebben de deelgenoten geen regeling kunnen uitwerken die in hun wederzijdse rechten en verplichtingen voorziet.86 De mede-eigenaars in de toevallige mede-eigendom kunnen daarom naar eigen goeddunken daden van behoud en voorlopig beheer stellen met betrekking tot de mede-eigendom.87 Het opzeggen van de woninghuurovereenkomst van de erflater kan hierbij als voorbeeld naar voren geschoven worden.88

De grens tussen een daad van ‘voorlopig beheer’ en ‘definitief beheer’ is soms moeilijk te trekken. A fortiori omdat een daad die objectief gezien als daad van ‘definitief beheer’ of een daad van beschikking beschouwd kan worden ingevolge het noodzakelijke en urgente karakter van de daad geherkwalificeerd kan worden als een daad van ‘voorlopig beheer’.89

83 H. CASMAN, “Enkele open vragen omtrent beschikkingsbevoegdheden over onverdeelde zaken” in

X., Liber amicorum G. Baeteman, Antwerpen, Kluwer, 1997, 3-15.

84 V. SAGAERT, Goederenrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, 282; A. WYLLEMAN, Goederenrecht, Brugge, die

Keure, 2019, 53.

85 D. MICHIEL, “Recente ontwikkelingen inzake mede-eigendom” in V. SAGAERT (ed.), Themis 99 –

Vastgoedrecht, Brugge, die Keure, 2017, 95.

86 V. SAGAERT, Goederenrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, 282. 87 Art. 577-2, §5, tweede lid BW.

88 Vred. Zottegem 13 maart 2013, Rev.trim.dr.fam. 2014, afl. 3, 733; RW 2013-14, afl. 21, 833.

89 M. PUELINCKX-COENE, J. VERSTRAETE en N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak (1988-1995).

(31)

19 Het is echter mogelijk dat een mede-eigenaar van oordeel is dat er een daad van beheer, die geen daad van voorlopig beheer uitmaakt, of een daad van beschikking dient gesteld te worden. In deze hypothese zal altijd de medewerking van de andere erfgenamen vereist zijn.90 Het voorgaande betekent natuurlijk geen vrijgeleide voor een mede-eigenaar om een voorgenomen daad van beheer of beschikking te allen tijde te blokkeren. De mede-eigenaar die van oordeel is dat er moet opgetreden worden, kan namelijk een beroep doen op de rechter om de situatie als het ware te deblokkeren. Indien deze mede-eigenaar (actori incumbit probatio) de rechter kan overtuigen van de noodzakelijkheid van de daad van beheer of beschikking kunnen de andere mede-eigenaars door de rechter gedwongen worden om hun medewerking aan de daad van beheer of beschikking te verlenen.91

1.1.2. Tijdelijk karakter

30. Daarnaast is de toevallige mede-eigendom van een essentieel tijdelijke aard. Elke deelgenoot kan immers te allen tijde de uitonverdeeldheidtreding, waarbij de overgang naar een exclusief eigendomsrecht bewerkstelligd wordt, ex artikel 815 BW vorderen.92 De vordering tot uitonverdeeldheidtreding of de vordering tot verdeling, die reeds ingeschreven stond in de Code civil van 1804,93 kan door iedereen die gerechtigd94 is in de nalatenschap ingesteld worden en kan bovendien niet verjaren.95

De vordering tot verdeling kent enerzijds de vrije circulatie van de goederen in het economisch verkeer96 en anderzijds de primauteit van het adequate beheer van goederen als grondslag.97 Toevallige mede-eigendom valt namelijk zeer moeilijk te rijmen met economische efficiëntie aangezien de vooropgestelde regel van unanimiteit bij daden van beheer en daden van

90 Art. 577-2, §6 BW. 91 Art. 577-2, §6 BW.

92 A. WYLLEMAN, Goederenrecht, Brugge, die Keure, 2019, 54.

93 D. HEIRBAUT en G. BAETEMAN (eds.), Cumulatieve editie van het Burgerlijk Wetboek – Edition cumulative

du Code Civil, I Inleiding – Introduction Art. 1-1100, Gent, uitg. Tijdschrift voor privaatrecht, 2004, 921.

94 C. SLUYTS, en N. VANDEBEEK, “Vereffening, verdeling en tussengeschillen”, in X., Het onroerend goed in

de praktijk, Wolters Kluwer Belgium, Mechelen, losbl., afl. 286, 131.

95 H. DE PAGE en R. DEKKERS, Traité élémentaire de droit civil belge, Tome IX – Les successions, Brussel,

Bruylant, 1974 ,744, nr. 1069.

96 J. VAN BIERVLIET en F. VAN GOETHEM, Cours de droit civil. Les successions, Leuven, Uystpruyst, 1937,

371.

(32)

20 beschikking98 tot gevolg heeft dat elke deelgenoot voor elk van deze handelingen zijn toestemming zal moeten geven.99

2. DE VERDELING VAN DE NALATENSCHAP

2.1. De verdeling geschiedt na de vereffening

31. Om te kunnen overgaan tot de verdeling van de nalatenschap dient deze noodzakelijkerwijs eerst vereffend te worden.100 Hoewel in de rechtsleer soms gewag wordt gemaakt van de term ‘vereffening-verdeling’, dienen niettemin de ‘vereffening’ en de ‘verdeling’ van elkaar onderscheiden te worden aangezien ze een andere finaliteit hebben.

De vereffening van de nalatenschap, die ten gevolge van cassatierechtspraak slechts een aanvang zal kunnen nemen indien het eventuele huwelijksvermogensstelsel vereffend en verdeeld is,101 strekt er namelijk toe dat het passief van de onverdeeldheid wordt onderscheiden en de schuldeisers van de erflater worden betaald. De nalatenschap wordt aldus ingevolgde de ‘vereffening’ vereffend of liquide gemaakt.102 In concreto dienen alle bestanddelen van de nalatenschap, zowel de activa als de passiva, opgelijst en gewaardeerd te worden, wat moet toelaten om te berekenen waaruit de te verdelen nalatenschap bestaat.103

De verdeling van de nalatenschap kan daarentegen ingevolge rechtspraak van het Hof van Cassatie slechts geschieden indien een reeks verrichtingen die de wederzijdse rechten en plichten van de partijen bepalen en zodoende aangeduid worden als ‘verrichtingen van vereffening’ hebben plaatsgevonden.104 Slechts na deze ‘verrichtingen van vereffening’ kan de eigenlijke verdeling geschieden; de kavels, die zullen toebedeeld worden aan de mede-erfgenamen, kunnen gevormd worden uit de erfgoederen van de nalatenschap.

98 Art. 577-2, §6 BW.

99 R. JANSEN, “815 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met

overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Wolters Kluwer, afl. 40, 12-13.

100 H. DE PAGE, Traité, IX, p. 724-725, nrs. 1008-1009.

101 Cass. 10 december 2010, Act.dr.fam. 2011, afl. 6, 115, noot DEHALLEUX, V.; TEP 2011, afl. 1-2, 112, noot

VERBEKE, A.L., BARBAIX, R.; T.Fam. 2011, afl. 6, 138, noot BUYSSENS, F.

102 R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht (tweede editie), Antwerpen, Intersentia, 2018, 575, nr.

1000.

103 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.L. VERBEKE en E. ALOFS, Erfrecht & giften, De nieuwe Erfwetten 2017 en

2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 105, nr. 121.

(33)

21

2.2. Het begrip ‘verdeling’

32. Zowel in de klassieke105 als in de moderne106 rechtsleer kan de verdeling (Fr: le partage) gezien worden als de verrichting die een einde stelt aan de onverdeeldheid tussen de deelgenoten en waarbij de deelgenoten die zich in onverdeeldheid bevinden elkaar op wederkerige basis erfgoederen in eigendom toekennen. Deze toekenning dient te gebeuren volgens het breukdeel dat de deelgenoot in de toevallige mede-eigendom bezat. Elke deelgenoot is eveneens gehouden tot het passief van de nalatenschap, dit ten belope van hetzelfde breukdeel dat de deelgenoot heeft in de activa van de nalatenschap.107

Het is belangrijk om te onderstrepen dat de verdeling een juridische, en dus geen feitelijke, verrichting impliceert.108 De verdeling heeft tot doel dat de onverdeelde rechten op de onverdeelde boedel omgezet kunnen worden naar concrete exclusieve rechten op bepaalde vermogensbestanddelen van deze boedel.109 Het louter verplaatsen van roerende goederen van de ene naar de ander locatie betekent dus niet dat er sprake zou zijn van een verdeling.

33. De wetgever stelde een aantal principes met betrekking tot de verdeling (van de nalatenschap) voorop. De bespreking in extenso van de principes van de minnelijke verdeling, de minnelijke verdeling onder toezicht en de gerechtelijke verdeling van de nalatenschap valt evenwel buiten het bestek van deze masterproef. Hiertoe kan besloten worden daar deze masterproef een historische rechtsvergelijking tussen de bepalingen omtrent de verdeling in het oude erfrecht en het nieuwe erfrecht nastreeft en de hervorming van het erfrecht nagenoeg niets fundamenteel gewijzigd heeft aan de vormvoorwaarden van de verdeling.110 De vroegere indeling tussen en modaliteiten van de minnelijk verdeling, de minnelijke verdeling onder toezicht en de gerechtelijke verdeling blijven dan ook gehandhaafd.111

105 H. DE PAGE en R. DEKKERS, Traité élémentaire de droit civil belge, Tome IX – Les successions, Brussel,

Bruylant, 1974, 725, nr. 1009.

106 J. DU MONGH, “Inbreng en inkorting”, in W. PINTENS, De vereffening van de nalatenschap, Antwerpen,

Intersentia, 2007, 83, nr. 1; R. DEKKERS, H. CASMAN, A.L. VERBEKE en E. ALOFS, Erfrecht & giften, De

nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 104-105, nr. 120.

107 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.L. VERBEKE en E. ALOFS, Erfrecht & giften, De nieuwe Erfwetten 2017 en

2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 104-105, nr. 120.

108 H. DE PAGE en R. DEKKERS, Traité élémentaire de droit civil belge, Tome IX – Les successions, Brussel,

Bruylant, 1974, 725, nr. 1009.

109 H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap”, Rechtskroniek voor het notariaat - Deel

31, Brugge, die Keure, 2017, 123, nr. 8.

110 MvT, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/001, 4.

111 C. DE WULF, De Erfwet van 31 juli 2017 - een algemeen overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, die

(34)

22

2.3. Nettoverdeling

34. Voor de recente hervorming van het erfrecht veruitwendigde artikel 826 BW (oud) reeds het principe van de nettoverdeling,112 de wetgever voorzag namelijk reeds dat iedere deelgenoot in de onverdeelde nalatenschap de verdeling op nettobasis (Fr: le partage de l’actif net / le

partage d’une masse nette) kon afdwingen. Ten gevolge van de hervorming van het erfrecht

heeft er zich een ‘transfer’ van deze wettelijke bepaling voorgedaan. Artikel 17 van de wet van 31 juli 2017 verplaatste de inhoud van artikel 826 BW (oud) immers naar artikel 820 BW (nieuw).113

35. De wetgever heeft tevens van de wetswijziging gebruik gemaakt om de wettelijke volgorde van verkoop van onverdeelde goederen licht te wijzigen. Onder het oude wettelijke regime dienden de effecten op naam, schuldvorderingen en andere onlichamelijke roerende goederen slechts na de lichamelijke roerende goederen aangewend te worden ter voldoening van de schulden.114 De wetgever voegde het voorgaande, dat bepaald werd in artikel 826, §2, 4° BW (oud), samen met artikel 826, §2, 2° BW (oud), waardoor ingevolge het bepaalde in artikel 820, §2, 2° BW (nieuw) de effecten op naam, schuldvorderingen en andere onlichamelijke roerende goederen én de openbare fondsen voorafgaandelijk aan de lichamelijke roerende goederen aangewend dienen te worden opdat een ‘passief-zuiverende’ verkoop bewerkstelligt zou kunnen worden.

De hierboven vermelde herschikking van de volgorde van verkoop van onverdeelde goederen lijkt mijns inziens een verbetering ten opzichte van het oude erfrecht. De finaliteit van de nettoverdeling bestaat net uit het aanzuiveren van de schulden van de nalatenschap door onverdeelde goederen te verkopen. Indien er dan ook sprake is van onverdeelde activa die geen liquide karakter hebben, is een verkoop op korte termijn ervan niet altijd een sinecure.115

112 H. CASMAN, “Schatting van de goederen, verdeling in natura en kavelvorming” in H. CASMAN en C.

DECLERCK (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, 97, nr. 41; P. DE PAGE, “La loi du 31 juillet 2017 modifiant le Code civil à propos des successions et libéralités”,

Rec.gén.enr.not. 2017, liv. 8, 362, nr. 3.

113 H. CASMAN, “Nieuwe regels voor de verdeling van de nalatenschap”, Rechtskroniek voor het notariaat - Deel

31, Brugge, die Keure, 2017, 129, nr. 32.

114 Art. 826 BW (oud).

115 Aangezien er bij tegoeden die zich op een bankrekening bevinden geen overeenstemming tussen de deelgenoten

over de waarde dient bereikt te worden, kunnen deze tegoeden zeer snel en eenvoudig aangewend worden om de schulden van de nalatenschap te betalen en zo de nettoverdeling tot stand te brengen. De verkoop van onverdeelde lichamelijke roerende goederen (zoals bijvoorbeeld een schilderij of een horloge) kan discussie creëren tussen de deelgenoten aangezien het mogelijk is dat er geen overeenstemming kan worden bereikt omtrent de verkoopprijs.

(35)

23 Het is dan ook geen toeval dat onroerende goederen, die niet altijd snel op korte termijn verkocht kunnen worden,116 volgens de wettelijke volgorde van verkoop slechts ad ultimum kunnen aangewend worden om de nettoverdeling tot stand te brengen. De ‘degradatie’ van de onverdeelde lichamelijke roerende goederen in de wettelijke volgorde van verkoop, die ook vanuit het voorgaand uitgangspunt dient begrepen te worden, is dan ook een logische stap vooruit opdat een snelle nettoverdeling tot stand gebracht zou kunnen worden.

36. Iedere deelgenoot zou ingevolge artikel 820 BW kunnen eisen dat de schulden en lasten van de nalatenschap vereffend worden alvorens er tot de verdeling in natura van de nalatenschap wordt overgegaan. Het is echter mogelijk dat de nalatenschap onvoldoende liquiditeiten of tegoeden op bankrekening(en) omvat. In een dergelijk geval kunnen er echter onverdeelde goederen die zich in de nalatenschap bevinden worden verkocht om de schulden en lasten van de nalatenschap te voldoen. In deze hypothese is het echter niet ondenkbaar dat de deelgenoten geen overeenstemming kunnen bereiken omtrent de volgorde van de te verkopen onverdeelde goederen. De wetgever heeft hier echter op geanticipeerd en heeft een wettelijke volgorde geregeld waarin die onverdeeld goederen verkocht dienen te worden (zie

supra).

De wettelijke volgorde van verkoop van onverdeelde goederen in het kader van de nettoverdeling van de nalatenschap ex artikel 820, §2 BW is niet absoluut.117 Het ‘relatieve’ karakter van de wettelijke volgorde kan op twee onderscheiden niveaus waargenomen worden. Vooreerst wordt er in de rechtsleer aangenomen dat de wettelijke volgorde van de verkoop van onverdeelde goederen de openbare orde niet raakt, wat toelaat dat de deelgenoten in onderlinge overeenstemming kunnen afwijken van deze vooropgestelde wettelijke volgorde.118

37. Naast een afwijking op de volgorde van verkoop, kan er ook op een ander niveau afgeweken worden van artikel 820, §2 BW. Het is namelijk mogelijk dat er niet zozeer van de

116 Bij de verkoop van een onroerend goed dienen een aantal bijkomende vormvereisten vervuld te zijn die

bijvoorbeeld bij de verkoop van aandelen op naam niet zullen spelen, er kan in dat kader bijvoorbeeld gedacht worden aan een bodemattest of het energieprestatiecertificaat; W. VANDENBUSSCHE, “Verkoop van onroerend goed via digitale weg” in X., Recht in beweging – 25ste VRG-Alumnidag, Oud-Turnhout – ’s-Hertogenbosch,

Gompel & Svacina, 2018, 25-28.

117 P. DE PAGE en I., DE STEFANI, “Le partage” in X., Liquidation et partage. Commentaire pratique, Luik,

Wolters Kluwer, LIPA 18, IVbis.4.6. – 1, 687/128; A. POTTIER en F. BODSON, “Le partage de l’actif”, in F. TAINMONT (e.a.), Libéralités et successions, Limal, Anthemis, 2019, 515, nr. 304.

118 J. DU MONGH, “Art. 826 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar

Afbeelding

Figuur 1: Afstammingsrelatie ten opzichte van kinderen in hersamengestelde gezinnen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn daarnaast allerlei andere mogelijkheden van verdeling tussen moeder en de kinderen denkbaar, maar die imitatie-ouderlijke boedelverdeling leent zich het meest

Op vraag van de minister van pensioenen de dato 11 juni 2020 heeft de commissie het onderzoek van de FSMA alsook haar feedback statement over de financiering van

In de annex bij dit hoofdstuk Staat van een 24-tal kleinere, voor het merendeel ärmere landen aangegeven welke de groei van het bruto binnenlands produkt (BBP) is ge- weest,

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

verantwoordelijk is voor de middelen waarmee de kiezer zijn keuze maakt (de stemprinter) en waarmee de stembiljetten elektronisch worden geteld (de stemmenteller) wordt

Sesessie of afskeiding was die strewe, veral onder Nasionaliste, om die Unie van Suid-Afrika uit die Britse Gemenebes van Nasies los te maak.. Vir baie

1 De onder het Besluit gestelde voorwaarde dat de inbrengers de verkrijgingsprijs m a b blz.. van de door hen bij inbreng verworven aandelen moeten bepalen aan de hand van de

Deze uitgangspunten worden vertaald naar de planvorming en leiden tot een specifieke methode voor gegevensverzameling, gegevensverwerking en - toepassing tijdens de