• No results found

ZEVENTIENDE TITEL

In document EEN OP ONTWERP (pagina 80-107)

Van minderjarigheid en voogdij.

E E R S T E AFDEELING.

Yan de minderjarigheid.

Art. 393. (442) Minderjarigen zijn de zoodanigen die den vollen ouder-dom van een en twintig jaren niet hebben bereikt, en niet vroeger in den echt zijn getreden.

67

Wanneer het huwelijk vóór hunnen vollen ouderdom van een en twintig jaren is ontbonden, keeren zij niet tot den staat van minderjarigheid terug!

Minderjarigen, die niet staan onder de ouderlijke macht, staan onder voogdij van de volgens dit wetboek tot de zorg voor hun persoon en hunne goederen geroepenen, een en ander op den voet en de wijze, als voor iedere bevolkingsgroep in de volgende leden van dit artikel is aangewezen.

De voogdij over Europeesche en Chineesche minderjarigen is geregeld in de tweede tot en met twaalfde afdeelingen.

Voor de voogdij over Inlanders geldt de dertiende afdeeling van dezen titel; hare toepasselijkheid strekt zich echter niet uit over de gedeelten der Inlandsche bevolking, bedoeld in het vijfde lid van artikel 351, voor welke ten deze hun adatrecht geldt.

Op de voogdij over niet-Christen Vreemde Oosterlingen andere dan Chineezen zijn toepasselijk de artikelen 394, 400 tot en met 412, 414, 424.

425 en 429. zoomede do zesde, zevende, tiende, elfde en twaalfde afdeelingen m haar geheel; met betrekking tot de wettelijke en de testamentaire voogdij, zoomede tot de verplichting om de voogdij aan te nemen, de verschooning en ontheffing van en de ontzetting uit de voogdij gelden te hunnen aanzien dezelfde voorschriften als voor de voogdij over Inlandsche minderjarigen in de artikelen 495, 507 en 508 van de dertiende afdeeling gegeven.

TWEEDE AFDEELING.

Van de voogdij in het algemeen.

Art. 394. (443) In iedere voogdij is slechts één voogd, behoudens de bepalingen van de artikelen 415 en 426.

De voogdij van kinderen van dezelfde ouders wordt gerekend voor ééne enkele, voogdij, voor zoover die kinderen eenzelfden voogd hebben.

Art. 395. (444) De voogdij begint:

lo. indien een voogd benoemd is door den rechter, van het oogenblik zijner benoeming indien deze in zijn tegenwoordigheid heeft plaats gehad of anders op den dag waarop de benoeming aan hem is beteekend ;

2o. indien een voogd benoemd is door een der ouders, van het oogenblik dat de benoeming door het overlijden van kracht is geworden en de benoem-de verklaard heeft, dat hij benoem-de benoeming op zich neemt ;

3o. indien eene gehuwde vrouw tot voogdes is benoemd, hetzij door dec rechter, hetzij door een der ouders, van het oogenblik dat zij, voor zooveel noodig met bijstand of machtiging van haren man of met mach-tiging van den rechter verklaard heeft de voogdij op zich te nemen;

4o. indien eene vereeniging, stichting of instelling van weldadigheid anders dan op eigen verzoek of bereidverklaring tot voogd is benoemd, van het oogenblik dat zij verklaard heeft de voogdij op zich te nemen;

5o. in het geval bedoeld in artikel 423 van het oogenblik der bekrachtiging;

6o. indien een voogd van rechtswege optreedt, van het oogenblik, waarop het feit, waaruit deze voogdij voortvloeit, heeft plaats gehad.

In alle gevallen, waarin eene beteekening der benoeming tot voogd in dit of in andere artikelen is voorgeschreven, is de weeskamer verplicht, die beteekening onverwijld te doen plaats hebben.

Art. 396. (445) Indien over minderjarigen, die onder voogdij staan, een andere voogd benoemd is of van rechtwege optreedt, eindigt de bedie^

hing van den eersten voogd op liet oogenblik, dat die van den anderen be-gint, tenzij door den rechter een ander tijdstip mocht zijn bepaald.

De voogdij eindigt :

lo. indien minderjarigen, na onder voogdij te hebben gestaan, weder onder de ouderlijke macht terugkeeren, omdat de vader of de moeder in die macht wordt hersteld, zoodra de daartoe strekkende beschikking aan den voogd zal zijn beteekend;

2o. indien minderjarige natuurlijke wettiglijk erkende kinderen worden gewettigd, op het oogenblik van het voltrekken des huwelijks waardoor de wettiging ontstaat, of van het verleenen der brieven van wettiging in het geval voorzien bij artikel 299 ;

3o. indien in het geval voorzien in artikel 544 hij, die onder curateele heeft gestaan, weder de uitoefening van de ouderlijke macht verkrijgt, op het oogenblik dat de curateele is opgeheven.

Art. 397. (446) Behoudens het bepaalde in het volgende artikel is een ieder, die niet naar aanleiding van de achtste en van de negende afdeelin»

van dezen titel van de voogdij is uitgesloten of verschoond, verplicht haar op zich te nemen.

Art. 398. (447) Noch de door een der ouders benoemde voogd, noch de tot voogdes benoemde gehuwde vrouw is verplicht de voogdij op zich te nemen. Hunne benoeming heeft geen gevolg, tenzij zij verklaren de voogdij op zich te nemen. Deze verklaring moot worden afgelegd ter griffie van den rechter van den minderjarige binnen zestig dagen nadat de benoeming aan hen zal zijn beteekend.

Wanneer de benoemde woonachtig is op een afstand van meer dan vijf-tien kilometers van die griffie, kan de verklaring ook schriftelijk op onge-zegeld papier worden ingediend.

De beteekening moet, indien zij eene gehuwde vrouw betreft, zoowel aan haar als aan haren man geschieden.

Beteekening wordt niet vereischt, indien ter griffie van den rechter van den minderjarige de verklaring is afgelegd of ingediend, dat de be-noeming wordt geweigerd.

De voorgaande bepalingen zijn op vereenigingen, stichtingen en instel-lingen van weldadigheid, bedoeld in artikel 430, toepasselijk, tenzij'haai-de voogdij op eigen verzoek of bereidverklaring is opgedragen.

Art. 399. (448) De gehuwde vrouw kan de voogdij niet op zich nemen zonder den bijstand van haren man of zijn schriftelijke toestemming.

Indien do echtgenoot zijn bijstand heeft verleend of zijne toestemming heeft gegeven, of indien hij met de vrouw in het huwelijk is getreden nadat haar voogdij was aangevangen, gelijk mede indien de vrouw ingevolge artikel 117 of artikel 119 met machtiging des rechters de voogdij heeft op zich genomen, is de gehuwde voogdes, zonder nadere machtiging of bijstand, tot alle handelingen de voogdij betreffende bevoegd en deswege aansprakelijk.

De opdracht van de voogdij aan eene vereeniging, stichting of instel-ling van weldadigheid geeft aan de verbintenissen der gehuwde vrouw, als bestuurderes uit die voogdij, rechtskracht, zonder dat bijstand of machtiging van haren echtgenoot vereischt wordt.

Art. 400. (449) Wanneer, naar aanleiding der bepalingen van dit wetboek of van andere algemeeiie verordeningen van burgerlijk recht, de

69

tusschenkomst van bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige vereischt wordt, zullen zij zoo mogelijk ten getale van vier worden oproepen, en uit de naaste, en zooveel doenlijk in de beide liniën, worden ge-kozen ; met dien verstande, dat slechts die bloedverwanten en aangehuwden zullen geroepen worden, die wonen in de afdeeling waar het verhoor plaats heeft ; zullende de buiten die afdeeling woonachtige bloedverwanten en aan-gehuwden, wanneer het dienstig wordt geacht hun gevoelen te raadplegen, tot dat einde worden opgeroepen en gehoord door het daartoe te delegeeren hoofd van plaatselijk bestuur, welke ambtenaar het deswege op te maken proces-verbaal aan de autoriteit, die het verhoor heeft bevolen, zal doen toe-komen.

Indien cenig opgeroepen bloedverwant of aangehuwde niet verschijnt, kan de verschijning worden gelast van een ander bloedverwant of aange-huwde, zelfs in verderen graad.

Die bloedverwanten of aangehuwden moeten zijn meerderjarig en bin-nen Nederlandsch-Indië woonachtig.

Wanneer zich geen genoegzaam getal bloedverwanten of aangehuwden binnen Nederlandsch-Indië bevindt, behoeven slechts de aldaar woonachtige te worden gehoord. Bij algeheel ontbreken van bloedverwanten of aange-huwden binnen Nederlandsch-Indië, wordt beslist zonder verhoor van bloed-verwanten of aangehuwden.

Art. 401, (450) Telken reize wanneer de tegenwoordigheid van bloed-verwanten of aangehuwden van den minderjarige gevorderd wordt, zullen zij zich door eenen bijzonderen gemachtigde kunnen laten vertegenwoor-digen. De schriftelijke volmacht is vrij van zegel.

De gevolmachtigde zal slechts in den naam van één persoon kunnen optreden.

De autoriteit die de oproeping heeft gedaan, kan gelasten, dat hij,, die zich heeft laten vertegenwoordigen, in persoon verschijne.

Art. 402. (451) Alle voogden met uitzondering van de in artikel 430 vermelde vereenigingen, stichtingen en instellingen van weldadigheid, zijn verplicht om binnen ééne maand na het begin der voogdij en wanneer gedu-rende de^ voogdij de gegoedheid van den minderjarige merkelijk toeneemt binnen ééne maand na daartoe door de weeskamer te zijn aangemaand, ten genoege van dit college tot zekerheid van hun beheer, borgtocht te stellen, hypotheek of pand te geven, of inlagen in de postspaarbank te verbinden, dan wel de reeds gestelde zekerheid te vermeerderen.

Ingeval van verschil, ontstaan tusschen den voogd en de Weeskamer, over bet voldoende van de gestelde zekerheid, beslist de rechter van den minder-jarige, op verzoek van de meest gereede partij.

De weeskamer is bevoegd, den voogd uit hoofde der geringheid van het vermogen des minderjarigen, van de verplichtingen in het eerste lid van dit artikel vermeld, te ontheffen, doch kan alsdan te allen tijde het stellen van zekerheid alsnog vorderen op den voet als in het eerste en tweede lid bepaald.

Art. 403. (452) Indien de voogd in gebreke blijft om binnen den termijn, bij het eerste lid van het voorgaande artikel bepaald, de eene of de andere daarbij vermelde zekerheid te stellen, wordt door de weeskamer tegen hem een hypothecaire inschrijving genomen of zijne inlage in de postspaar-bank geheel of gedeeltelijk verbonden.

Wanneer de voogd zich hierdoor bezwaard acht als zijnde het verband voor een te hoog bedrag genomen of op meer goederen of gelden dan tot zekerheid van den minderjarige vereischt wordt, beslist de rechter van den minderjarige.

Art. 404. (453) Zoowel de voogd, te wiens laste zekerheid is genomen, als die, welke vrijwillig zekerheid heeft gesteld, is te allen tijde bevoegd om het gevolg daarvan te doen ophouden door het stellen van andere zekerheid ten genoege van de weeskamer, of, ingeval van verschil met deze over het voldoende der aangebodene zekerheid, op beslissing van den rechter, overeen-komstig het bepaalde bij artikel 402.

Indien de zaak geregeld wordt buiten tusschenkomst van den reenter, geschiedt de opheffing der zekerheid door de weeskamer, in het tegenover-gestelde geval wordt zij door den rechter bevolen en op vertoon van het rechterlijk bevel ambtshalve bewerkstelligd.

Art. 405. (454) De voogd zal vermindering van de door hem gestelde zekerheid mogen vragen, indien buiten zijne schuld, gedurende zijn beheer, de gegoedheid van den minderjarige eene aanmerkelijke vermindering heeft ondergaan. Ingeval van verschil hieromtrent tusschen den voogd en de wees-kamer, beslist mede de rechter van den minderjarige op verzoek der meest gereede partij.

Art. 406. (455) Wanneer de voogd in gebreke blijft binnen den daar-toe gezetten termijn zekerheid te stellen en geene voldoende daarvoor vatbare zaken bezit, wordt hem het beheer der goederen van den minderjarige door diens rechter ontnomen, op vordering van de weeskamer, aan Welke in dit geval het beheer zal worden opgedragen, totdat door den voogd de noodige zekerheid zal zijn gegeven, als wanneer hij op zijn verzoek en na raadpleging der weeskamer, door den rechter in het beheer zal worden hersteld.

Op het beheer der weeskamer zijn, voor zoover de krachtens artikel 590 uit te vaardigen voorschriften niet anders bepalen, de regelen van toepassing omtrent het bestuur van den voogd en de rekening en verantwoording der voogdij.

Art. 407. (456) In het geval, bij het vorig artikel bedoeld, zal de voogd alleen belast blijven met de zorg over den persoon des minderjarigen, op zoo noodig door diens rechter, na raadpleging der weeskamer, te bepalen voet en wijze; de weeskamer zal aan den voogd geregeld de dienovereen-komstig voor het onderhoud en de opvoeding van den minderjarige noodige gelden uitkeeren.

Echter kan, wanneer het beheer der onroerende goederen van den min-derjarige een doorloopend toezicht vereischt, door den rechter, na raadple-ging der weeskamer, bepaald worden dat ook het beheer dezer goederen aan den voogd zal verblijven, mits deze. bij de weeskamer ter beheering overT

brenge alle gelden, geldswaardige papieren en kostbaarheden den minder-jarige toebehoorende ; zullende in dat geval door de weeskamer aan den voogd, behalve de gelden voor het onderhoud en de opvoeding van den minderjarige, ook de noodige gelden worden uitgekeerd om in het dagelijksch beheer der onroerende goederen te voorzien.

De voogd is verplicht om van het gebruik van alle hem overeenkomstig dit artikel verstrekte gelden rekening en verantwoording te doen overeen-komstig de artikelen 438 en 489.

71

Art. 408. (458) De door den voogd te stellen borgen moeten, onver-minderd de algemeen« vereischten bij de wettelijke bepalingen vastgesteld, zooveel mogelijk hunne woonplaats gevestigd hebben in het ressort van den rechter, binnen wiens rechtsgebied de borgtocht moet gesteld worden.

Art. 409. (459) Wanneer een gestelde borg Nederlandsch-Indië met der woon verlaat, of komt te overlijden, kan den voogd, .op verzoek van de weeskamer, door den rechter worden opgelegd, binnen een door dezen te bepalen termijn, eenen nieuwen borg te stellen, bij wiens aanneming de eerstgestelde borg of diens erfgenamen van rechtswege van hunne verbinte-nis worden ontslagen.

_ Bij het niet voldoen door den voogd aan de hem aldus opgelegde verplich-ting, wordt gehandeld in voege als bij de artikelen 403 en 406 is voorge-schreven.

Art. 410. (460) De borgstelling houdt op, en de hypothecaire inschrij-vingen of de verbanden op de postspaarbank worden doorgehaald of opge-heven zoodra het beheer van den voogd is geëindigd, en, door het afleggen der rekening, de overgifte der bescheiden en de betaling der slotsom, de verantwoordelijkheid is opgehouden.

Art. 411. (461 ) De akten tot het vestigen of doorhalen der hypothe-caire inschrijvingen, welke uit krachte dezer afdeeling zullen plaats hebben, zijn aan geene rechten of belastingen onderworpen, behoudens het salaris

van. den bewaarder of anderen ambtenaar, hetwelk ten laste van den minder-j a r i g e komt.

Art. 412. (462) De in deze afdeeling vermelde uitspraken van den rechter worden op verzoekschrift, doch overigens zonder vorm van geding, gewezen, en zijn niet aan hooger beroep onderworpen.

DEEDB AFDEELING.

Van de voogdij van den vader en de moeder.

Art. 413. (463) Na den dood van één der ouders behoort de voogdij der minderjarige echte kinderen van Europenanen of Ohineezen van rechts-wege aan den langstlevende der ouders, voor zoover deze niet van de ouder-lijke macht is ontheven of'ontzet.

Art. 414. (464) Indien na het overlijden van den man, de vrouw ver-klaart of, daartoe door de weeskamer opgeroepen, erkent zwanger te zijn, zal de weeskamer de curateele over de ongeboren vrucht aanvaarden en verplicht zijn, alle noodige en dringende maatregelen in het werk te stellen, welke tot het behoud en beheer der goederen vereischt worden, en zulks zoowel ten bate van het kind, indien het levend ter wereld komt, als van alle andere belanghebbende personen.

Wanneer het kind levend ter wereld komt, zullen de gewone voorschriften omtrent de voogdij worden in acht genomen.

Art. 415. (465) Wanneer de moeder-voogdes tot een huwelijk over-gaat, is haar man, tenzij hij van de voogdij uitgesloten of ontzet is, ge-durende het huwelijk, zoolang geene scheiding van tafel en bed of van

.goederen tusschen de echtgenooten bestaat, van rechtswege medevoogd en be-nevens zijne vrouw hoofdelijk voor liet geheel aansprakelijk wegens alle han-delingen, na het aangaan des huwelijks verricht.

De medevoogdij van den man vervalt, zoodra hij daarvan is ontzet, of de moeder ophoudt voogdesse te zijn.

Art. 416. (466) De vader-voogd of de moeder-voogdes, die een huwelijk aangaat, is verplicht om, wanneer de weeskamer dit verlangt, vóór of na het aangaan van dat huwelijk aan haar aan te bieden een behoorlijken staat, waaruit het vermogen van den minderjarige blijkt.

Bij niet-voldoening binnen een door de weeskamer te bepalen termijn van minstens veertien dagen aan het in het voorgaande lid bedoelde verlangen, zal de weeskamer, onder overlegging van het bewijs der uitnoodiging, zich tot den rechter van den minderjarige kunnen wenden met verzoek den voogd te ontslaan. De rechter zal overeenkomstig dit verzoek beschikken, tenzij de voogd alsnog binnen een door den rechter te bepalen, aan den voogd te beteekenen termijn den verlangden staat aan hem overlegt ; hij beslist zonder vorm van proces en zonder hooger beroep.

Zoo mogelijk bij dezelfde beschikking, welke het ontslag inhoudt, wordt tevens een nieuwe voogd benoemd.

Art. 417. (467) Een onwettig Europeesch of Chineesch kind staat van rechtswege onder de voogdij van den meerderjarigen vader of de meerder-jarige moeder, die het heeft erkend, tenzij deze van de voogdij mocht zijn uitgesloten of de voogdij mocht hebben verloren, of wel een ander mocht zijn belast met de voogdij tijdens de minderjarigheid van den vader of de moeder, die het kind erkend heeft, of wel voordat dit erkend was.

Is de erkenning door beide ouders geschied, dan wordt de voogdij, onder gelijk voorbehoud, uitgeoefend door dengene der ouders, die het kind het eerst erkend heeft, en heeft de erkenning door beiden gelijktijdig plaats gehad, dan door den vader.

Indien degene der ouders, die krachtens de voorgaande bepalingen van dit artikel de voogdij uitoefent, overlijdt; van de voogdij wordt ontzet, onder curateele wordt gesteld, of in het geval vermeld in artikel 418 niet in de voogdij is bevestigd of opnieuw tot voogd is benoemd, wordt de andere der ouders, tenzij deze van de voogdij mocht zijn uitgesloten of ontzet of gehuwd mocht zijn, van rechtswege voogd.

Bij ontstentenis van den vader of de moeder, die krachtens de voor-gaande bepalingen van dit artikel de voogdij uitoefent, wordt door den rech-ter van den minderjarige een voogd benoemd. Indien de niet van de voogdij uitgesloten of ontzette vader of moeder, die gehuwd is en mitsdien krachtens het voorgaande lid de voogdij niet van rechtswege verkrijgt, zich tot voor-noemden rechter wendt met het verzoek om tot voogd te worden benoemd, zal deze daartoe overgaan, tenzij het belang van het kind er zich tegen verzet ; de rechter beslist zonder hooger beroep na verhoor of behoorlijke oproeping van den echtgenoot des verzoekers en, wanneer de andere der ouders in leven is, van deze, alsmede na raadpleging van de weeskamer. Op de moeder, voogdesse over haar natuurlijk erkend kind, en op haar man is het in artikel 415 bepaalde toepasselijk, tenzij door het huwelijk het kind gewettigd wordt.

Art. 418. (469) Indien degene, die de voogdij uitoefent over zijn na-tuurlijk erkend kind, tot een huwelijk wil overgaan, wendt hij zich, tenzij

73

door dat huwelijk het kind gewettigd zou worden, tot den rechter van het kind, met verzoek om in de voogdij bevestigd te worden. De rechter beslist zonder hooger beroep, na verhoor of behoorlijke oproeping van den anderen der ouders, zoo deze het kind erkend heeft en na raadpleging van de wees-kamer.

Degene, die in gebreke blijft aan dit voorschrift te voldoen, verliest van rechtswege de voogdij ; de echtgenooten zün hoofdelijk voor het geheel aan-sprakelijk wegens alle gevolgen der voogdij, welke onbevoegdelijk wordt uit-geoefend.

Het verlies der voogdü, in voege voorschreven, belet niet, dat hij die krachtens de bepaling van het voorgaande lid de voogdij verloren heeft' zoo

Het verlies der voogdü, in voege voorschreven, belet niet, dat hij die krachtens de bepaling van het voorgaande lid de voogdij verloren heeft' zoo

In document EEN OP ONTWERP (pagina 80-107)