• No results found

ACHTTIENDE TITEL

In document EEN OP ONTWERP (pagina 107-110)

Van handlichting.

Art. 510. (543p) Door handlichting kan de minderjarige meerderjarig worden verklaard, of kunnen aan hem bepaalde rechten van meerderjarig-heid worden toegekend.

Art. 511. (543g) De handlichting, door welke de minderjarige meer-derjarig wordt, wordt verkregen door venia aetatis of brieven van meerder-jarigverklaring door den Gouverneur-Generaal, na raadpleging van het hoog-gerechtshof, te verleenen.

Art. 512. (543r) Het verzoek om brieven van meerder jarigverklaring kan aan den Gouverneur-Generaal worden gedaan door den minderjarige, zoodra deze den vollen ouderdom van negentien jaren heeft bereikt.

Bij het verzoekschrift moet eene acte van geboorte, of wanneer die niet geleverd kan worden, eenig ander ten genoege van den Gouverneur-Generaal deugdelijk blijk van den vereischten ouderdom worden overgelegd.

De te verleenen brieven zullen echter niet eerder kracht kunnen hebben dan van het oogenblik waarop de minderjarige den twintig jarigen leeftijd zal hebben vervuld.

Art. 513. (543s) Het hooggerechtshof zal niet op het verzoek berichten dan na verhoor of behoorlijke oproeping' van beide ouders van den minder-jarige of van den langstlevende hunner en, indien de minderminder-jarige onder voogdij staat, van zijn voogd en zijne bloedverwanten of aangehuwden en nadat de weeskamer, wanneer zij de toeziende voogdij uitoefent, zal zijn geraadpleegd.

Art. 514. (543£) Wanneer de bij het voorgaande artikel vermelde per-sonen hun woonplaats hebben buiten de af deeling, waar zetel van het hoog-gerechtshof gevestigd is, kan dit college aan den rechter of het hoofd van plaatselijk bestuur van de woonplaats dier personen het houden van hun verhoor delegeeren, welke rechter of ambtenaar het deswege op te maken proces-verbaal aan het hooggerechtshof zal doen toekomen.

Het bij artikel 401 bepaalde ten aanzien van de daarbij bedoelde bloed-verwanten of aangehuwden is met betrekking tot de in deze te hooren per-sonen van toepassing.

Art. 515. (543w) De meerderjarigverklaarde staat ' in alles met den meerderjarige gelijk.

Ten opzichte van het aangaan van een huwelijk blijft hij echter in de verplichting, om volgens de bepalingen van de artikelen 39 en 41 wanneer deze op hem toepasselijk zijn en anders wanneer de betrekkelijke regelen van zijn adatrecht die eisenen, de toestemming zijner ouders of grootouders of van den rechter te verkrijgen, totdat hij den vollen ouderdom van een en twintig jaren zal hebben bereikt; ten aanzien van natuurlijke erkende kinderen op wie artikel 44 eerste lid toepasselijk is, blijft dit artikel gelden totdat zij den vollen ouderdom van een en twintig jaren zullen hebben bereikt.

Art. 516. (543t-') Het staat aan den Gouverneur-Generaal vrij om, in het belang des minderjarigen, in de brieven van meer der jarigverkla-ring de bepaling te voegen, dat hij, aan wien dezelve verleend worden, desniettegenstaande tot dat hij den vollen ouderdom van een en twintig jaren hebbe bereikt, zijne onroerende goederen niet anders zal mogen vervreemden of bezwaren dan met toestemming van den rechter zijner woonplaats, na verhoor of behoorlijke oproeping van beide ouders of van den langstlevende hunner, of deze beide ontbrekende, van de bloedverwanten of aangehuwden.

In geval van verkoop, mag de rechter ook toestaan dat die onderhands geschiede.

Art. 517. (544) Handlichting, waarbij aan eenen minderjarige bepaal-de rechten van meerbepaal-derjarigheid worbepaal-den toegekend, kan, wanneer bepaal-de minbepaal-der- minder-jarige den vollen ouderdom van achttien jaren heeft bereikt, op zijn verzoek door den rechter worden verleend.

Tegen den wil van dengene der ouders die de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent, wordt zij niet verleend.

Art. 518. (545) De rechter neemt geene beslissing dan na verhoor of behoorlijke oproeping der beide ouders, indien de minderjarige onder de ou-derlijke macht iStaat, of, indien hij onder voogdij staat, van zijn voogd en zijne bloedverwanten of aangehuwden, alsmede van beide ouders of van den langstlevende hunner, wanneer een ander dan een der ouders de voogdij over den minderjarigen uitoefent, en na raadpleging der weeskamer, wanneer zij de toeziende voogdij heeft.

95

De rechter kan, alvorens te beslissen, de persoonlijke verschijning van den minderjarige gelasten.

Vóór het slniten van het verhoor bepaalt de rechter den dag, waarop hij zijne beschikking geven zal.

De beschikking is aan geen hooger beroep onderworpen.

Art. 519. (546) Bij het verleenen der handlichting bepaalt de rechter uitdrukkelijk, welke rechten van meerderjarigeheid aan den minderjarige worden toegekend.

Art. 520. (547) De minderjarige, die dusdanige handlichting heeft bekomen, wordt als meerderjarige beschouwd, alleen opzichtelijk de daden eu verrichtingen, uitdrukkelijk, in voege voormeld, aan hem opgedragen, en kan daartegen, op grond van minderjarigheid, niet in zijn geheel worden hersteld.

Voor het overige blijft hij in den volstrekten toestand van minderjarigheid.

Art. 521. (548) De bevoegdheid en de rechten, uit krachte der artike-len 517, 518 en 519, aan den minderjarige toe te kennen, mogen zieh niet verder uitstrekken dan tot de gedeeltelijke of de geheele ontvangst, de uitgave van, en de beschikking over zijne inkomsten, het sluiten van verhuringen, het bebouwen zijner landerijen, en het uitoefenen van zoodanige bedrijven als daartoe noodzakelijk zijn, het uitoefenen van eenig handwerk of beroep, het oprichten van, of deelnemen in eenige fabriek, en eindelijk tot het drijven van nering en handel.

In de beide laatste gevallen is de minderjarige bevoegd om, evenals een meerderjarige, alle verbintenissen te sluiten, tot die fabriek, nering en han-del betrekkelijk, met uitzondering van de vervreemding en de bezwaring zij-ner vaste goederen, en van de vervreemding of verpanding zijzij-ner rentegeven-de effecten, inschrijvingen in grootboeken van openbare schuld, hypothecaire dan wel door crediet- of oogstverband verzekerde schuldvorderingen en aan-deelen in naamlooze of andere vennootschappen.

Hij kan ter zake der handelingen, waartoe hij krachtens -de verkrogene handlichting bevoegd was, hetzij eischende of verwerende in rechten op-treden. Artikel 24 geldt voor die handelingen niet.

Art. 522. (549) De handlichting, bij de vorige vijf artikelen omschre-ven, kan door den rechter worden ingetrokken, indien de minderjarige daar-van misbruik maakt of er gegronde vrees bestaat, dat hij dit zal doen.

De intrekking geschiedt, wanneer de minderjarige onder de ouderlijke macht staat, op verzoek van dengene, die haar uitoefent; wanneer de minder-jarige onder voogdij staat, op verzoek van den voogd of van de weeskamer.

Op het verzoek wordt niet beslist dan na verhoor of behoorlijke oproe-ping van den minderjarige en van den voogd, indien het verzoek door de weeskamer of van deze, indien het verzoek door den voogd is gedaan.

De rechter kan gelasten, dat ook de bloedverwanten öf aangehuwden en de vader of de moeder, zoo één van beiden in leven mocht zijn zonder met de voogdij belast te wezen, zullen worden opgeroepen om gehoord te worden.

Hij beslist zonder hooger beroep.

^ Art. 523. (550) Alle handlichting in dezen titel vermeld, gelijk ook de intrekking volgens het voorgaande artikel, moet openbaar bekend worden gemaakt op de wijze, door den rechter bij zijne beslissing te bepalen.

Bij de bekendmaking der handlichting moet nauwkeurig worden ver-meld, hoedanig en tot welk einde zij is verleend. Vóór deze bekendmaking werkt zoomin de handlichting als de intrekking daarvan tegen derden.

In document EEN OP ONTWERP (pagina 107-110)