• No results found

EEN OP ONTWERP

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "EEN OP ONTWERP"

Copied!
350
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ONTWERP

VOOR EEN OP ALLE BEVOLKINGSGROEPEN TOEPASSELIJK BURGERLIJK WETBOEK

VOOR NEDERLANDSCH=INDIË.

LANDSDRUKKEKIJ — WELTEVREDEN

1923.

(2)
(3)

ONTWERP

VOOR EEN OP ALLE BEVOLK INQS-OROEPEN TOEPASSELIJK BURGERLIJK WETBOEK

VOOR NEDERLANDSCH-INDIË.

LANDSDRUKKERIJ — WELTEVREDEN

1923.

(4)
(5)

INHOUDSOPGAVE.

Artikel

ALGEMEENE BEPALING 1 EEKSTE BOEK. Van personen.

Eerste Titel. Van het genot en het verlies der burgerlijke

rechten 2— 4 Tweede Titel. Van den burgerlijken stand.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van de registers van den bur-

gerlijken stand in het algemeen 5— 7 T w e e d e a f d e e l i n g . Van naams- en voornaams-

veranderingen 8— 14 D e r d e a f d e e l i n g . Van de verbetering der akten

van den burgerlijken stand en van de aanvulling

daarvan 15— 19 Derde Titel. Van woonplaats of domicilie 20— 28 Vierde Titel. Van het huwelijk.

Algemeene bepalingen 29—• 30 E e r s t e a f d e e l i n g . Van de hoedanigheden en voor-

waarden, welke vereischt worden om een huwelijk te

kunnen aangaan 31-— 53 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de formaliteiten welke de

voltrekking van het huwelijk moeten voorafgaan 54— 62 D e r d e a f d e e l i n g . Van het stuiten des huwelijks

van Europeanen 63— 73 V i e r d e a f d e e l i n g . Van de voltrekking des huwe-

lijks 74— 84 V i j f d e a f d e e l i n g . Van de huwelijken, welke in een

vreemd land zijn voltrokken 85— 86 Z e s d e a f d e e l i n g . Van de nietigheid des huwelijks 87— 101 Z e v e n d e a f d e e l i n g . Van het bewijs van het be-

staan des huwelijks 102— 104 Vijfde Titel. Van de rechten en verplichtingen der echt-

genooten 105— 123 Zesde Titel. Van het huwelijksgoederenrecht in het algemeen 124— 127 Zevende Titel. Van de wettelijke gemeenschap van goede-

ren tusschen Europeesche en Chineesche echtgenooten en van haar beheer.

(6)

E e r s t e a f d e e 1 i n g. Van de wettelijke gemeenschap

van goederen , 228 132 T w e e d e a f d e e l i n g . A^an het beheer der gemeen-

s c h aP 133— 134

D e r d e a f d e e l i n g . Van de ontbinding der gemeen-

schap en van het recht om daarvan afstand te doen ... 135— 147 Achtste Titel. Van huwelijksche voorwaarden van Europeanen

en Chineézen.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van huwelijksche voorwaarden

in het algemeen i/Lg IRQ T w e e d e a f d e e l i n g . Van de gemeenschap van winst

en verlies en van die der vruchten en inkomsten 164 176 D e r d e a f d e e l i n g . Van de giften tusschen de aan-

staande echtgenooten bedongen 177 104 V i e r d e a f d e e l i n g . Van giften, welke aan de''aan-

staande echtgenooten, of aan kinderen uit hun huwelijk,

gedaan zijn -^5 ^gg Negende Titel. Van gemeenschap of huwelijksche voor-

waarden bij tweede of verder huwelijk van Europeanen

en Chineézen -^gg -,QA Tiende Titel. Van de scheiding van goederen 195 207 Elfde Titel. Van de ontbinding des huwelijks.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van de ontbinding des huwe-

lijks in het algemeen 208 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de ontbinding des huwe-

lijks, na de scheiding van tafel en bed 209— 219a

D e r d e a f d e e l i n g . Van echtscheiding 220—251 Twaalfde Titel. Van de scheiding van tafel en bed .... 252 273

Dertiende Titel. Van het vaderschap en de afstamming der kinderen.

Algemeene bepaling 274 E e r s t e a f d e e l i n g . Van wettige kinderen 275— 296

T w e e d e a f d e e l i n g . Van de wettiging van natuur-

lijke kinderen 297— 304 D e r d e a f d e e l i n g . Van de erkenning van natuur-

lijke kinderen 3 0 5_ 3 3 0

Veertiende Titel. Van adoptie 331 342 Vijftiende Titel. Van bloedverwantschap en zwagerschap 343— 350 Zestiende Titel. Van de ouderlijke macht.

Algemeene bepaling 351 E e r s t e a f d e e l i n g . Van de gevolgen van de ouder-

lijke macht ten opzichte van den persoon des kinds ... 352— 358

(7)

v

Artikel T w e e d e a f d e e 1 i n g. Van de gevolgen van de

ouderlijke macht ten opzichte van de goederen van het

kind 3 5 9 - 3 6 9 D e r d e a f d e e l i n g . Van de ontheffing en de ontzet-

ting van Europeanen en Chineezen van de ouderlijke

macht 370— 382 V i e r d e a f d e e l i n g . Van de wederzijdsche verplich-

tingen tusschen Europeesche, Chineesche en Christen- Inlandsche ouders of voorouders en hun kinderen en

verdere nakomelingen 383 392 Zeventiende Titel. Van de minderjarigheid en voogdij.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van de minderjarigheid 393 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de voogdij in het algemeen 394— 412 D e r d e a f d e e l i n g . Van de voogdij van den vader

en de moeder 413— 419 V i e r d e a f d e e l i n g . Van de voogdij, door den

vader of de moeder opgedragen 420— 423 V i j f d e a f d e e l i n g . Van de voogdij door den rech-

ter opgedragen 424— 429 Z e s d e a f d e e l i n g . Van de voogdij van vereenigin-

gen, stichtingen of instellingen van weldadigheid 430— 431 Z e v e n d e a f d e e l i n g . Van de toeziende voogdij ... 432— 445 A c h t s t e a f d e e l i n g . Van de redenen, die van de

voogdij verschoonen 446— 447 N e g e n d e a f d e e l i n g . Van de uitsluiting, de ont-

heffing, en de ontzetting van de voogdij 448— 460 T i e n d e a f d e e l i n g . Van het toezicht van den voogd

over den persoon des minderjarigen 461— 463 E l f d e a f d e e l i n g . Van het bestuur van den voogd 464— 488 T w a a l f d e a f d e e l i n g . Van de rekening en ver-

antwoording der voogdij 489— 494 D e r t i e n d e a f d e e l i n g . Van de voogdij over In-

landsche minderjarigen 495— 509 Achttiende Titel. Van handlichting 510— 523 Negentiende Titel. Van curateele 524— 551 Twintigste Titel. Van afwezigheid.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van voorloopige voorzieningen 552— 555 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de verklaring van ver-

moedelijk overlijden 556— 560 D e r d e a f d e e l i n g . Van de rechten en verplichtin-

gen van vermoedelijke erfgenamen en andere belang-

hebbenden, na de verklaring van vermoedelijk overlijden 561— 577 V i e r d e a f d e e l i n g . Van de rechten, opgekomen aan

eenen afwezige, wiens bestaan onzeker is 578—- 581 V ij f d e a f d e e l i n g . Van de gevolgen der afwezig-

heid met betrekking tot het huwelijk 582— 585 Slotbepalingen van dezen titel 586— 587

(8)

. , Artikel Een en twintigste Titel. Van de weeskamers en de In-

landsche boedelkamers 5gg ggg TWEEDE BOEK. Van' zaken.

Eerste Titel. Van de zaken en hare onderscheiding.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van zaken in het algemeen ... 594 597 T w e e d e a f d e e 1 i n g. Van de onderscheiding der

*a k,e n ••:•• ;•: •; •• 5 9 8 - 600

D e r d e a t d e e l m g . Van onroerende zaken 601 603 V i e r d e a f d e e l i n g . Van roerende zaken 604— 613 V ij f d e a f d e e l i n g . Van zaken, met betrekking tot

hare bezitters g-^ goo Tweede Titel. Van bezit en de rechten, die daaruit voort-

vloeien.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van den aard van het bezit, en

de voorwerpen die daarvoor vatbaar zijn 624 633 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de wijze, waarop het be-

zit wordt verkregen, wordt behouden, en verloren gaat 634— 643 D e r d e a f d e e l i n g . Van de rechten, die uit het bezit

voortvloeien 6 4 4_ 6 6 4

Derde Titel, Van eigendom.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeene bepalingen 665—678 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de wijze, waarop eigen-

dom verkregen wordt $79 7-^5 D e r d e a f d e e l i n g . Van de particuliere landerijen

en van den zoogenaamden „agrarischen" eigendom 716 717 Vierde Titel. Van de gebruiksrechten der Inlanders op het

landsdomein 710 Vijfde Titel, Van de rechten en verplichtingen tusschen

rechthebbenden op naburige erven 719 753 Zesde Titel. Van erfdienstbaarheden.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van den aard en de onderschei-

dene soorten van erfdienstbaarheden 769 789 T w e e d e a f d e e l i n g . Op hoedanige wijze erfdienst-

baarheden worden daargesteld 79O 797 D e r d e a f d e e l i n g . Op hoedanige wijze erfdienst-

baarheden te niet gaan 79g go6 Zevende Titel. Van het recht van opstal 807— 816 Achtste Titel. Van het erfpachtsrecht 817 834 Negende Titel. Van grondrenten 835 842 Tiende Titel. Van het vruchtgebruik.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van den aard van het vrucht-

gebruik en de wijze om het te verkrijgen 843— 847

(9)

VII Artikel T w e e d e a f d e e l i n g . Van de rechten van den vrucht-

gebruiker 848— 869 D e r d e a f d e e l i n g . Van de verplichtingen des vrucht-

gebruikers 870— 894 V i e r d e a f d e e l i n g . Hoe het vruchtgebruik eindigt 895— 906 Elfde Titel. Van het gebruik en de bewoning 907— 919 Twaalfde Titel. Van erfopvolging bij versterf'.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeene bepalingen 920— 941 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de erfopvolging in de wet-

tige nederdalende, opgaande en zijdlinie in de nalaten- schappen van Europeanen, Chineezen en Christen-In-

landers 942— 952 D e r d e a f d e e l i n g . Van de erfopvolging in de nala-

tenschappen van Europeanen, Chineezen en Inlandsche Christenen, wanneer er natuurlijke kinderen aanwezig

zijn 953— 966 Dertiende Titel. Van uiterste willen.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeene bepalingen 967— 987 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de bekwaamheid om bij

uitersten wil te beschikken of daarvan voordeel te ge-

nieten 988—1005 D e r d e a f d e e l i n g . Van de legitieme portie of het

het wettelijk erfdeel en van de inkorting der giften,

welke die portie zouden verminderen 1006—1023 V i e r d e a f d e e l i n g . Van den vorm der uiterste wil-

len 1024—1048 V ij f d e a f d e e l i n g . Van de erfstellingen 1049—1051

Z e s d e a f d e e l i n g . Van legaten 1052—1067 Z e v e n d e a f d e e l i n g . Van de geoorloofde erfstellin-

gen over de hand ten behoeve van kleinkinderen en

afstammelingen van broeders en zusters 1068—1083 A c h t s t e a f d e e l i n g . Van de erfstellingen over de

hand in hetgeen de erfgenaam of legataris onvervreemd

en onverteerd zal nalaten 1084—1086 N e g e n d e a f d e e l i n g . Van het herroepen van uiter-

ste wilsbeschikkingen en het vervallen daarvan 1087—1099 Veertiende Titel. Van uitvoerders van uiterste wilsbeschik-

kingen en van bewindvoerders 1100—1118 Vijftiende Titel. Van het recht van beraad en het voor-

recht van boedelbeschrijving bij erfenissen van Europea-

nen en van Vreemde Oosterlingen 1119—1139 Zestiende Titel. Van het aanvaarden en verwerpen van

erfenissen van Europeanen en van Vreemde Oosterlingen.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van het aanvaarden van erfe-

nissen 1140—1153 T w e e d e a f d e e l i n g . Van het verwerpen van erfe-

nissen .;... 1154—1162

(10)

Artikel Zeventiende Titel. Van de vereffening der erfenissen van

Inlanders 1163—1165 Achttiende Titel. Van boedelscheiding.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van boedelscheiding en hare

gevolgen 1166—1184 T w e e d e a f d e e l i n g . Van inbreng ...'. 1185—1198

D e r d e a f d e e l i n g . Van de betaling der schulden... 1199—1210 V i e r d e , a f d e e l i n g . Van de vernietiging van aange-

gane boedelscheiding 1211—1219 V ij f d e a f d e e l i n g . Van hoedelverdeeling door den

erflater gemaakt 1220 1224 Negentiende Titel. Van onbeheerde nalatenschappen 1225—1230 Twintigste Titel. Van bevoorrechte schulden.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van bevoorrechte schulden in

het algemeen • 1231—1238 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de voorrechten, geves-

tigd op zekere bepaalde goederen 1239 1248 D e r d e a f d e e l i n g . Van de voorrechten op alle roe-

rende en onroerende goederen in het algemeen 1249 Een en twintigste Titel. Van pand 1250 1262 Twee en twintigste Titel. Van onderzetting of hypotheek.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeene bepalingen 1263 1271 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de vestiging der hypo-

theken 1272—1287 D e r d e a f d e e l i n g . Van de gevolgen der hypothe-

ken tegen derde bezitters 1288 1298 V i e r d e a f d e e l i n g . Van het tenietgaan der hypo-

theken 1299—1310 Drie en twintigste Titel. Van credietverband 1311 1328

Vier en twintigste Titel. Van grondverpanding door In-

landers overeenkomstig hun adatrecht 1329 1336

Vijf en twintigste Titel. Van oogstvewband 1337—1352 DERDE BOEK. Van verbintenissen.

Eerste Titel. Van verbintenissen in het algemeen.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeene bepalingen 1353—1354 T w e e d e a f d e e l i n g . Van verbintenissen om iets te

geven 1355—1358 D e r d e a f d e e l i n g . Van verbintenissen om iets te

doen, of niet te doen 1359—1362 V i e r d e a f d e e l i n g . Van de vergoeding van kos-

ten, schaden en interessen, voortspruitende uit het niet

nakomen eener verbintenis 1363—1372

(11)

Artikel V i j f d e a f d e e l i n g . Van voorwaardelijke verbinte-

nissen 1373—1387 Z e s d e a f d e e l i n g . Van verbintenissen met tijdsbe-

paling 1388—1391 Z e v e n d e a f d e e l i n g . Van alternatieve verbintenis-

sen -of van verbintenissen, welke ter keuze van eene der

partijen staan 1392—1397 A c h t s t e a f d e e l i n g . Van solidaire of hoofdelijke

verbintenissen 1398—1415 N e g e n d e a f d e e l i n g . Van deelbare en ondeelbare

verbintenissen 1416—1423 T i e n d e a f d e e l i n g . Van verbintenissen onder be-

ding van straf of poenaliteit 1424—1432 Tweede Titel. Van verbintenissen, welke uit contract of

overeenkomst geboren worden.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeene bepalingen 1433—1439 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de voorwaarden, welke

vereischt worden tot de bestaanbaarheid der overeen-

komsten 1440—1457 D e r d e a f d e e l i n g . Van het gevolg der overeen-

komsten 1458—1462 V i e r d e a f d e e l i n g . Van de uitlegging der overeen-

komsten 1463—1472 Derde Titel. Van verbintenissen die uit kracht der wet

geboren worden 1473—1501 Vierde Titel. Van het te niet gaan der verbintenissen 1502

E e r s t e a f d e e l i n g . Van betaling 1503—1524 T w e e d e a f d e e l i n g . Van aanbod van gereede beta-

ling, gevolgd van consignatie of bewaargeving 1525—1533 D e r d e a f d e e l i n g . Van schuldvernieuwing 1534—1545 V i e r d e a f d e e l i n g . Van compensatie of vergelij-

king van schuld 1546—1556 V i j f d e a f d e e l i n g . Van schuldvermenging 1557—1558

Z e s d e a f d e e l i n g . Van kwijtscbelding van schuld.. 1559—1564 Z e v e n d e a f d e e l i n g . Van het vergaan der ver-

schuldigde zaak 1565—1566 A c h t s t e a f d e e l i n g . Van de nietigheid en van de

vernietiging der verbintenissen 1567—1577 Vijfde Titel. Van koop en verkoop.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeene bepalingen 1578—1592 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de verplichtingen van den

verkooper 1593—1631 D e r d e a f d e e l i n g . Van de verplichtingen van den

kooper 1632—1637 V i e r d e a f d e e l i n g . Van het recht van wederin-

koop 1638—1651 V i j f d e a f d e e l i n g . Bijzondere bepalingen betrek-

kelijk den koop en verkoop van inschulden en andere

onlichamelijke rechten 1652—1659

(12)

Zesde Titel. Van ruiling 1660—1665 Zevende Titel. Van huur en verhuur.

Algemeene bepalingen 1666 1667 E e r s t e a f d e e 1 i n g. Van de regelen, welke gemeen

zijn aan verhuringen van huizen en van landen 1668—1697 i w e e d e a f d e e 1 i n g. Van de regelen, welke bijzon-

der betrekkelijk zijn tot huur van huizen en huisraad 1698—1704 t \ i i' an • fe e n g' V a n d e r egelen, welke bijzonder

betrekkelijk zijn tot huur van landerijen 1705—1724 V i e r d e a f d e e l i n g . Van de deelpacht of déeïwin-

ning van vee 1725—1732 Achtste Titel. Van de overeenkomsten tot het verrichten

van arbeid.

E e r s t e a f d e e 1 i n g. Algemeene bepalingen .. . 1733—1736 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de arbeidsovereenkomst

in het algemeen 17S7 175^

D e r d e a f d e e l i n g . Van de verplichtingen 'des' 'w'er'k-

?evef -_ ••; •• 1756—1782

V i e r d e a f d e e l i n g . Van de verplichtingen des

arbeiders 1783-1787 V i j f d e a f d e e l i n g . Van de verschillende wijzen,

waarop de dienstbetrekking, door arbeidsovereenkomst

ontstaan, eindigt 1788 1807 Slotbepaling ; _ 1808 Z e s d e a f d e e l i n g . Van aanneming van werk 1809 1822 Negende Titel. Van maatschap of vennootschap.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeene bepalingen 1823—1828 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de verbintenissen der ven-

nooten onderling 1829—1846 D e r d e a f d e e l i n g . Van de verbintenissen der ven-

nooten ten aanzien van derden 1847—1850 V i e r d e a f d e e l i n g . Van de verschillende wijzen,

waarop de maatschap eindigt 1851 1857 Tiende Titel. Van zedelijke lichamen 135g I88O Elfde Titel. Van coöperatieve vereenigingen 1881 1900 Twaalfde Titel. Van schenkingen.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeene bepalingen 1901—1910 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de bekwaamheid om bij

wege van schenking te beschikken, en voordeel te ge-

niete11 1911—1916

D e r d e a f d e e l i n g . Van den vorm der schenkingen 1917—1922 V i e r d e a f d e e l i n g . Van het herroepen en te niet

doen van schenkingen 1923 1928 Dertiende Titel. Van bewaargeving.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van bewaargeving in het alge-

meen, en van hare verschillende soorten 1929 1930

(13)

X I Artikel T w e e d e a f d e e l i n g . Van eigenlijk gezegde bewaar-

geving , 1931—1962 D e r d e a f d e e l i n g . Van sequestratie en hare ver-

schillende soorten 1963—1972 Veertiende Titel. Van bruikleening.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeen-e bepalingen 1973—1976 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de verplichtingen van den-

gene, die iets ter bruikleening ontvangt 1977—1982 D e r d e a f d e e l i n g . Van de verplichtingen van den

nitleener 1983—1986 Vijftiende Titel. Van verbruikleening.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeene bepalingen 1987—1991 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de verplichtingen des uit-

leeners 1992—1995 D e r d e a f d e e l i n g . Van de verplichtingen des lee-

nera 1996—1997 V i e r d e a f d e e l i n g . Van het ter leen geven op inter-

e s6 1 1 1998—2002

Zestiende Titel. Van gevestigde of altijddurende renten ... 2003—2006 Zeventiende Titel. Van kansovereenkomsten.

E e r s t e a f d e e l i n g . Algemeene bepaling 2007 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de overeenkomst van lijf-

renten en hare gevolgen 2008—2019 D e r d e a f d e e l i n g . Van spel en weddingschap 2020—2023

Achttiende Titel. Van lastgeving.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van den aard der lastgeving... 2024—2031 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de verplichtingen van den

lasthebber 2032—2038 D e r d e a f d e e l i n g . Van de verplichtingen van den

lastgever 2039—2044 V i e r d e a f d e e l i n g . Over de verschillende wijzen,

waarop lastgeving eindigt 2045 2051 Negentiende Titel. Van borgtocht.

E e r s t e a f d e e l i n g . Van den aard van borgtocht... 2,052—2062 T w e e d e a f d e e l i n g . Van de gevolgen van borgtocht

tusschen den schuldeischer en den borg 2063 2070 D e r d e a f d e e l i n g . Van de gevolgen van borgtocht

tusschen den schuldenaar en den borg en tusschen de

borgen onderling 2071 2076 V i e r d e a f d e e l i n g . Van het te niet gaan van borg-

tocht • 2077—2082

Twintigste Titel. Van dading 2083—2096

(14)

Artikel VIERDE BOEK. Van bewijs en verjaring.

Eerste Titel. Van bewijs in het algemeen 2097—2098 Tweede Titel. Van schriftelijk bewijs 2099—2127 Derde Titel. Van bewijs door getuigen 2128—2142

Vierde Titel. Van vermoedens 2143—2150 Vijfde Titel. Van bekentenis 2151—2156 Zesde Titel. Van den gerechtelijken eed 2157—2173

Zevende Titel. Van verjaring. . E e r s t e a f d e e l i n g . Van verjaring in het algemeen 2174^AL9U

T w e e d e a f d e e l i n g . Van de verjaring, beschouwd

als een middel om iets te verkrijgen 2191—2194 D e r d e a f d e e l i n g . Van de verjaring, beschouwd

als een middel om van eene verplichting bevrijd te

worden 2195 2205 V i e r d e a f d e e l i n g . Van de oorzaken, welke de ver-

jaring stuiten 2206—2213 V i j f d e a f d e e l i n g . Van de oorzaken, welke den

loop der verjaring schorsen 2214—2220

(15)

BURGERLIJK WETBOEK

VOOR

NEDERLANDSCH-INDIË.

ALGEMEENE BEPALING.

Art. 1. (1) De bepalingen van dit wetboek gelden gelijkelijk voor alle bevolkingsgroepen in Nederlandsch-Indië, voor zooverre zij niet uitdrukkelijk voorschriften in-houden, uitsluitend voor bepaalde bevolkingsgroepen of onder- deden daarvan bestemd.

Ten aanzien van onder Inlanders en niet-Christen Vreemde Oosterlingen andere dan Chineezen voorkomende, niet in dit wetboek vermelde rechtsver- houdingen die tot het personen- en familierecht behooren, geldt het adatrecht,

De bepalingen van dit wetboek maken geen inbreuk op de rechten en ver- plichtingen betrekkelijk de onder Inlanders gebruikelijke goederengemeen- schappen, van anderen aard dan die bedoeld in de negende, tiende en elfde titels van het derde boek van dit wetboek, welke worden beheerscht door af- zonderlijke algemeene verordeningen en bij gebreke daarvan, door het adat- recht.

BuRGERL. W E T B .

(16)

VAN PERSONEN.

EERSTE TITEL.

Van het genot en het verlies der burgerlijke rechten,

Art. 2. (2) Het genot der burgerlijke rechten is onafhankelijk van de staatkundige rechten.

Art. 3. (3) Het kind, van hetwelk eene vrouw zwanger is, wordt als reeds geboren aangemerkt, zoo dikwijls zijn belang zulks vordert.

Dood ter wereld komende, wordt het geacht nooit te hebben bestaan.

Art. 4. (3bis) Geenerlei straf heeft den burgerlijken dood of het verlies van alle burgerlijke rechten tengevolge,

TWEEDE TITEL.

Van den burgerlijken stand.

E E R S T E AFDEELING.

Van de registers van den burgerlijken stand in het algemeen.

Art. 5. (4) E r bestaan in Nederlandsch-Indië registers van den burger- lijken stand voor de Europeanen, voor de Chineezen, voor de Christen-Vreemde Oosterlingen andere dan Chineezen, en voor de Inlandsehe Christenen.

De personen met het houden dier registers belast, worden als zoodanig in de wettelijke bepalingen aangeduid als „ambtenaren van den burgerlijken stand".

De Gouverneur-Generaal is bevoegd, bij ordonnantie soortgelijke registers ook in te voeren voor zoodanige andere groepen van Vreemde Oosterlingen en van Inlanders, als hem naar de behoeften dier groepen geraden zal voorkomen.

Art. 6. ([>) De Gouverneur-Generaal bepaalt bij afzonderlijke regle- menten, hetzij voor elk der in artikel 5 bedoelde landaarden of bevolkings- groepen afzonderlijk, hetzij voor meerdere dezer gezamenlijk, de plaatsen waar, de personen door wie en de wijze waarop de registers gehouden worden, de bewijskracht der uittreksels uit de registers, alsmede hoe de acten ingericht en welke vormen daarbij in acht genomen moeten worden. Bij die reglementen worden zoo noodig tevens straffen gesteld op de overtredingen der personen

(17)

3

met het aanhouden der registers belast, voor zooverre daarin bij de wettelijke bepalingen op het strafrecht niet is voorzien.

Voor zooverre de Europeanen betreft moet het reglement gegrond zijn op de Nederlandsche wettelijke voorschriften omtrent den burgerlijken stand.

Art. 7. (5iis) Ten aanzien van Inlanders en van Vreemde Oosterlingen die niet zijn onderworpen aan voorschriften nopens een burgerlijken stand welke omtrent hun geboorte, hun ouderdom, overlijden, afstamming en familie- betrekking schriftelijke bewijzen oplevert, kunnen deze feiten en omstandig"

heden ter beoordeeling van den rechter als vaststaande worden aangenomen op grond van de naar eisch van rechten bewezen algemeene bekendheid. Met betrekking tot het huwelijk geldt het tweede lid van art. 103.

T W E E D E AFDEELING.

Van naams- en voornaamsveranderingen.

Art. 8. (85) Niemand die, aan eene regeling nopens den burgerlijken stand overeenkomstig artikel 6 van dit wetboek onderworpen zijnde, in ver»

band daarmede wettelijk verplicht is een geslachts- of familienaam te hebben, mag dezen naam veranderen of een anderen bij den zijne voegen zonder toe- stemming van den Gouverneur-Generaal. Bet verleenen dezer toestemmingen kan ten aanzien van Inlanders door den Gouverneur-Generaal aan plaatselijke autoriteiten worden overgedragen.

Art. 9. (86) Het verzoek daartoe kan aan Europeanen niet worden toe- gestaan dan na verloop van één jaar en drie maanden, aan Vreemde Ooster- lingen na verloop van één jaar, te rekenen van den dag waarop daarvan in het officieel nieuwsblad zal zijn melding gemaakt. Is de verzoeker een Euro- peaan dan is de Gouverneur-Generaal gehouden om, nadat het verzoek in dier voege zal zijn aangekondigd, een afschrift daarvan te zenden aan het Depar- tement van Koloniën, ten einde in Nederland worde voldaan aan de vereischten der wetten, aldaar van kracht op het stuk van naamsverandering en naams- bijvoeging

Art. 10. (87) In dien tusschentijd kunnen de belanghebbende partijen, bij een verzoekschrift, aan den Gouverneur-Generaal in te leveren, de gronden doen gelden, waarop zij vermeenen zich tegen het verzoek te kunnen verzetten.

Art. 11. (88) Indien het verzoek wordt toegestaan, zal het besluit wor- den overhandigd aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de ge- boortepaats van den verzoeker, welke ambtenaar het in de loopende registers zal inschrijven, en daarvan aanteekenmg doen op den kant der geboorteakte.

Art. 12. (89) De naamsverandering of naamsbijvoeging, door den Gouverneur-Generaal of van zijnentwege door de in artikel 8 bedoelde autori- teit overeenkomstig de bepalingen dezer afdeeling toegestaan, zal nimmer kunnen worden aangevoerd tot bewijs van vermaagschapping.

Art. 13. (90) Geen 'Europeaan of Chinees kan van voornaam of per- soonlijken naam veranderen of zulke namen bij de zijne voegen, zonder toestemming van den rechter zijner woonplaats, op daartoe gedaan verzoek te verleenen.

(18)

De Gouverneur-Generaal kan bij invoering van registers als bedoeld in het derde lid van artikel 5, ook voor de daar bedoelde bevolkingsgroepen de bevoegdheid tot verandering of bijvoeging van persoonlijke namen aan het vercischte eener toestemming van overheidswege binden.

Art. 14. (91) Wanneer de verandering of bijvoeging van voornamen of persoonlijke namen is toegestaan, zal de beslissing worden ter hand gesteld aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de geboorteplaats des verzoekers, ten einde door dien ambtenaar in de loopende registers te worden ingeschreven en te worden vermeld op den kant der geboorteakte.

D E E D E APDEELING.

Van de verbetering der akten van den burgerlijken stand en van de aanvulling daarvan.

Art. 15. (92) Wanneer geene registers hebben bestaan, of deze zijn verloren geraakt, vervalsclit, veranderd, verscheurd, vernietigd, verdonkerd of verminkt; wanneer akten daaraan ontbreken, of wanneer in de ingeschrevene akten dwalingen, uitlatingen of andere misslagen hebben plaats gehad, zal zulks grond opleveren tot aanvulling of tot verbetering der registers.

Art. 16. (93) H e t verzoek daartoe zal alleen kunnen worden ingeleverd bij den rechter binnen wiens rechtsgebied de registers zijn of hadden be- hooren te worden gehouden welke behoudens hooger beroep, na verhoor, wan- neer daartoe gronden zijn, van de belanghebbende partijen, deswege uit- spraak zal doen.

Art. 17. (94) Deze uitspraak zal alleen geldig zijn tusschen de par- tijen, die haar hebben verzocht, of te dier gelegenheid zijn opgeroepen.

Art. 18. (95) Bij gebreke van aanwezige belanghebbenden mag het openbaar ministerie ambtshalve de opneming van ontbrekende of de aanvulling en verbetering van onvolledige of onjuiste aangiften van overlijden in de registers van den burgerlijken stand verzoeken.

Art. 19. (96) Alle uitspraken tot verbetering of tot aanvulling van akten, welke in kracht van gewijsde zijn gegaan, zullen door den ambtenaar van den burgerlijken stand, dadelijk na vertoon daarvan, in de loopende registers worden ingeschreven, en zal, in geval van verbetering, daarvan worden melding gemaakt op den kant der verbeterde akte.

DERDE TITEL.

Van woonplaats of domicilie.

Art. 20. (97) Een ieder wordt geacht zijne woonplaats te hebben alwaar hij zijn hoofdverblijf heeft gevestigd.

Bij gebreke van zoodanige woonplaats wordt de plaats des werkelijken- verblijfs daarvoor gehouden.

Art. 21. (98) De verandering van woonplaats zal stand grijpen door de werkelijke woning in eene andere plaats, gevoegd bij het voornemen om aldaar zijn hoofdverblijf te vestigen.

(19)

5

Art. 22. (99) Dat voornemen wordt bewezen door eene gedane ver- klaring, door Europeanen bij het hoofd van plaatselijk bestuur, en door Inlanders of Vreemde Oosterlingen bij het hoofd van het dorp of de wijk, zoowel op de plaats, welke men verlaat, als op die, waar de woonplaats wordt overgebracht.

Bij gebreke van verklaring zal het bewijs van het voornemen uit de omstandigheden worden opgemaakt.

Art. 23. (100) Wie tot openbare bedieningen worden geroepen, worden geacht hunne woonplaats te hebben daar, waar zij die bedieningen uitoefenen.

Art. 24. (101) Eene Europeesche, of Chineesche getrouwde vrouw, die niet van tafel en bed gescheiden is, heeft geen andere woonplaats dan die van haren man; minderjarigen volgen de woonplaats van dengene, die de ouderlijke macht over hen uitoefent, of van hunnen voogd ; meerderjarigen, die onder curateele zijn gesteld, die van hunnen curator.

Art. 25. (102) Arbeiders hebben, behoudens het bepaalde bij het vorige artikel, hunne woonplaats in het huis hunner werkgevers, indien zij bij dezen inwonen.

Art. 26. (103) Het sterfhuis van een overledene wordt geacht daar te zijn, alwaar de overledene zijne woonplaats gehad heeft.

Art. 27. (104) Het staat aan partijen, of aan ééne van. haar, vrij bij eene akte, en tot eene bepaalde zaak, eene andere woonplaats dan hare werke- lijke te kiezen.

Die keuze kan zijn algemeen, en strekt zich dan zelfs uit tot de executie ; of worden beperkt in dier voege als de partijen, of ééne van haar, zal goed- vinden. In deze gevallen kunnen de exploiten, dagvaardingen, aanzeggingen, oproepingen en vervolgingen, bij de akte uitgedrukt of bedoeld, geschieden aan de gekozene woonplaats, en voor den rechter dier woonplaats.

Art. 28. (105) Indien het tegendeel niet bij beding is overeengekomen, kan men de voor zich gekozene woonplaats veranderen, mits de nieuwe woon- plaats niet verder dan vijftien kilometers van de vroegere zij gelegen, en de verandering aan de wederpartij worde beteekend.

VIERDE TITEL.

Van het huwelijk.

ALGEMEENE BEPALINGEN.

Art. 29. (106) Op Chincezen en Christen Vreemde Oosterlingen is deze titel toepasselijk, met uitzondering van de artikelen 56 tot en met 61 der tweede en van de geheele derde afdeeling.

Op Inlandsche Christenen zijn van dezen titel toepasselijk de artikelen 31 tot en met 35, 38, 39 eerste en derde lid, 41 eerste lid, 42, 43, 44 eerste, vierde en vijfde lid, 45 en. 53 van de eerste afdeeling, de artikelen 54, 55 en 56 van de tweede afdeeling, zoomede de vierde, vijfde, zesde en zevende afdeelingen. Ten aanzien van de gevolgen van trouwbeloften geldt te hunnen aanzien, voor zoover dit onderwerp niet in eenige algemeene verordening te hunnen opzichte geregeld is, hun adatrecht.

(20)

Op niet-Christen Inlanders en niet-Christen Vreemde Oosterlingen andere dan Chineezen, zijn van dezen titel alleen toepasselijk de artikelen 32, 33, 34, 85, 87, 89 tot en met 92, 95 tot en met 100 zoomede de geheele zevende afdeeling, — wat de artikelen 92 en 95 betreft enkel voor zoover zij betrek- king hebben op de nietigheid des huwelijks voortvloeiende uit artikel 34;

voor het overige geldt ten aanzien van het huwelijksrecht dezer bevolkings- groepen voor zccover dit onderwerp niet in eenige algemeenej verordening te hunnen opzichte geregeld is, hun adatrecht.

Boven en behalve de huwelijksbeletselen voortvloeiende uit de artikelen 33 en 34 blijven voor niet-Christen Inlanders en niet-Christen Vreemde Oosterlingen andere dan Chineezen, ook de volgens het voor hen geldende adatrecht bestaande huwelijksbeletselen gehandhaafd.

Art. 30. (107) De wét beschouwt het huwelijk alleen in zijne burger- lijke betrekkingen.

E E R S T E AFDEELING.

Van de hoedanigheden en voorvjaarden, welke vereisclit worden om een huvjelijk te kunnen aangaan.

Art. 31. (108) De man kan te gelijker tijd slechts met één vrouw, de vrouw slechts met éénen man door het huwelijk verbonden zijn.

Art. 32. (109) Tot het wezen van het huwelijk wordt de vrije toestem- ming der aanstaande echtgenooten vereischt.

Art. 33. (110) Een jong man,, den vollen ouderdom van zestien, en eene jonge dochter, den vollen Guderdom van veertien jaren niet bereikt hebbende, mogen geen huwelijk aangaan.

De Gouverneur-Generaal of de ambtenaren, die hij daartoe zal aanwijzen, kunnen, om gewichtige redenen, dit verbod door het verleenen van dispensatie opheffen.

Art. 34. (111) Het huwelijk is verboden tusschen alle personen, die elkander bestaan in de opgaande en nederdalende linie, hetzij door wettige, hetzij door onwettige geboorte, of door aanhuwelijking ; en in de zijdlinie tusschen broeder en zuster, wettige of onwettige.

Art. 35. (112) Ook is het huwelijk verboden:

lo. tusschen schoonbroeder en schoonzuster, wettige of onwettige;

2o. tusschen oom of oud-oom en nicht of achternicht, mitsgaders tusschen moei of oud-moei en neef of achterneef, wettige of onwettige.

De Gouverneur-Generaal of de ambtenaren, die hij daartoe zal aanwijzen kunnen om gewichtige redenen het verbod, in dit artikel vervat, door het verleenen van dispensatie opheffen.

Art. 36. (113) Een persoon, die bij rechterlijk vonnis van overspel is overtuigd, mag nimmer met den medeplichtige aan dat overspel in het huwelijk treden.

Art. 37. (114) Tusschen personen, wier huwelijk, om welke reden ook, door echtscheiding is ontbonden, mag nimmer een nieuw huwelijk plaats hebben.

(21)

7

Art. 38. (115) Eene vrouw kan geen nieuw huwelijk aangaan, dan n a verloop van driehonderd dagen na de ontbinding van het vorige huwelijk.

Art. 39. (116) Voor het aangaan van een huwelijk behoeven minder- jarige echte kinderen de toestemming hunner ouders.

Indien slechts één der ouders toestemming heeft verleend en de andere van de ouderlijke macht of van de voogdij over het kind is ontzet, is evenwel de rechter, binnen wiens gebied de woonplaats van het kind is gelegen, op diens verzoek, bevoegd het verlof tot het aangaan des huwelijks te verleenen, na verhoor of behoorlijke oproeping van hen, wier • toestemming vereischt wordt, mitsgaders van de bloedverwanten of aangehuwden.

Indien één der ouders overleden is, of zich in de onmogelijkheid bevindt zijnen wil te verklaren, wordt alleen de toestemming van den anderen der ouders vereischt.

Art. 40. (117) Behalve de toestemming, vereischt volgens het voor- gaande artikel, behoeven minderjarige echte kinderen, indien een ander dan de vader of de moeder de voogdij over hen uitoefent, nog de toestemming van den voogd of, wanneer het een huwelijk geldt met dezen of met een van diens bloedverwanten in de rechte linie, die van de weeskamer.

Indien de voogd of de weeskamer of de van de ouderlijke macht of van de voogdij over het kind ontzette vader of moeder toestemming weigert of zich niet verklaart, is het tweede lid van het voorgaande artikel van toe- passing, mits de ouders, voor zoover zij niet van de ouderlijke macht of van de voogdij over het kind zijn ontzet, toestemming hebben verleend.

Art. 41. (118) Indien de vader en de moeder beiden overleden of in de onmogelijkheid zijn hunnen wil te verklaren, wordt ieder van hen ver- vangen door zijne ouders, voor zoover zij in leven zijn en zich niet in gelijke onmogelijkheid bevinden.

Wanneer een ander dan de genoemde personen de voogdij over de min- derjarigen uitoefent, behoeven dezen, in het geval bedoeld in het voorgaande lid, nog de toestemming van den voogd of de weeskamer naar de onderschei- ding in het voorgaande artikel gemaakt.

Het tweede lid van artikel 39 is van toepassing, indien tusschen de per- sonen, wier toestemming volgens het eerste of het tweede lid van dit artikel vereischt wordt, verschil van gevoelen bestaat, of één of meer zich niet verklaren.

Art. 42. (119) Wanneer de vader en de moeder, mitsgaders de groot- vaders en grootmoeders, ontbreken, of wanneer zij zich allen in de onmoge- lijkheid bevinden om hunnen wil te verklaren, kunnen echte kinderen, zoolang zij minderjarig zijn, geen huwelijk aangaan, zonder de toestemming van hunnen voogd en de weeskamer als deze de toeziende voogdij heeft.

Indien zoowel de voogd als de de weeskamer, of één van beiden weigeren de toestemming te geven of zich niet verklaren, is de rechter, binnen wiens gebied de woonplaats des minder j arign is gelegen, op verzoek van den min- derjarige, bevoegd het verlof tot het aangaan des huwelijks te verleenen, na verhoor of behoorlijke oproeping van cïen voogd en de weeskamer, toeziende voogdes, mitsgaders van de bloedverwanten of aangehuwden.

Art. 43. (120) De beschikkingen in de gevallen van de voorgaande viel- en de volgende twee artikelen worden zonder vorm van geding gegeven. Die

(22)

beschikkingen zijn, hetzij de gevraagde toestemming verleend, hetzij die geweigerd wordt, niet vatbaar voor eenige nadere voorziening.

Art. 44. (121) Natuurlijke wettiglijk erkende kinderen kunnen, zoolang zij minderjarig zijn, geen huwelijk aangaan zonder de toestemming van den vader en de moeder, door wie zij erkend zijn, voor zoover beiden of één van beiden in leven zijn en zich niet buiten de mogelijkheid bevinden om hun wil te verklaren.

Indien bij het leven van den vader of de moeder, door wie zij erkend zijn, een ander dan deze de voogdij over de kinderen uitoefent, behoeven zij boven- dien de toestemming van den voogd of, wanneer het een huwelijk geldt met dezen of met een van diens bloedverwanten in de rechte linie, die van de weeskamer.

Indien bij verschil van gevoelen tusschen do personen, wier toestemming volgens het eerste en tweede lid vereischt wordt, één of meer weigeren die te geven, of indien één of meer zich niet verklaren, is de rechter, binnen wiens gebied de woonplaats des minderjarigen is gelegen, bevoogd op verzoek van den minderjarige het verlof tot het aangaan van het huwelijk te verleenen, na verhoor of behoorlijke oproeping van hen, wier toestemming wordt vereischt.

Indien zoowel de vader als de moeder, door wie de minderjarige is erkend, hetzij overleden hetzij buiten de mogelijkheid mochten zijn om hun wil te ver- klaren, wordt de toestemming vereischt van den voogd en de weeskamer, als zij de toeziende voogdij heeft.

Indien beiden of één van beiden weigeren de toestemming te geven of zich niet verklaren, is artikel 42, tweede lid, toepasselijk, met uitzondering van het daar bepaalde omtrent bloedverwanten of aangehuwden.

Art. 45. (122) Natuurlijke doch niet erkende kinderen kunnen, zoolang zij minderjarig zijn, geen huwelijk aangaan zonder toestemming van hunnen voogd en de weeskamer, als zij de toeziende voogdij heeft. Ingeval van weige- ring van beiden of van één hunner, /al de rechter, binnen wiens gebied de woonplaats des minderjarigen is gelegen, op verzoek van den minderjarige, het verlof daartoe kunnen verleenen, na verhoor of behoorlijke oproeping van den voogd en de weeskamer, toeziende voogdes.

Art. 46. (123) Echte kinderen, die meerderjarig zijn, doch den vollen ouderdom van dertig jaren nog niet hebben bereikt, zijn insgelijks verplicht om tot het aangaan van een huwelijk de toestemming van hunnen vader en hunne moeder te verzoeken.

Wanneer zij die toestemming niet hebben bekomen, kunnen zij de tus- schenkomst inroepen van den rechter hunner woonplaats, en zulks met in- achtneming der bepalingen van de volgende artikelen.

Art. 47. (124) Binnen den tijd van drie weken, of binnen zoodanigen anderen termijn, als de rechter noodig zal oordeelen, te rekenen van den dag waarop het verzoek is gedaan, zal deze voor zich doen verschijnen den vader en de moeder, mitsgaders het kind, ten einde hun alle zoodanige vertoogen te doen als hij in hun wederzijdsch belang zal oirbaar achten. De rechter zal een proces-verbaal van de verschijning der partijen opmaken, zonder daarbij de redenen op te geven, welke door haar over en weder zijn aangevoerd.

Art. 48. (125) Indien noch de vader noch de moeder verschijnt, zal tot het huwelijk worden overgegaan, op de vertooning der akte, waaruit van die niet-verschijning blijkt.

(23)

9

Art. 49. (126) Indien het kind niet verschijnt, kan het huwelijk niet worden voltrokken, zonder een hernieuwd verzoek tot tusschenkomst.

Art. 50. (12?) Indien, het kind en beide of één der ouders verschenen zijnde, deze laatsten of één hunner bij de weigering volbarden, mag het huwelijk niet worden voltrokken, dan na verloop van drie volle maanden, te rekenen van den dag der verschijning.

Art. 51. (128) De bepalingen der laatste vijf artikelen zijn insgelijks toepasselijk op natuurlijke kinderen, ten aanzien' van den vader en de moeder, door wie zij erkend zijn.

Art. 52. (129) Ingeval de vader en de moeder, of één van beide zich niet in Nederlandsch-Indië bevinden, zal do Gouverneur-Generaal van de vervulling der verplichtingen, vermeld bij de artikelen 46 tot en met 51, uit hoofde van gewichtige redenen, dispensatie kunnen verleenen.

Art. 53. (130) Onder de onmogelijkheid voo? ouders of grootouders, om toestemming tot het door minderjarigen aangaan van huwelijken te verleenen, in de gevallen voorzien bij de artikelen 39, 40, 41, 42 en 44, wordt nimmer begrepen eene voortdurende of tijdelijke afwezigheid uit Nederlandsch-Indië, mits hunne woonplaats bekend en door een regelmatig postverkeer met Nederlandsch-Indië verbonden is.

TWEEDE AFDEEL1NG.

Van de formaliteiten welke de voltrekking van hel huwelijk moeten voorafgaan.

Art. 54. (131) Alle personen, die met elkander een huwelijk willen aangaan, moeten daarvan aangifte doen bij den ambtenaar van den burger- lijken stand der woonplaats van één der partijen.

Art. 55. (132) Deze -aangifte zal, hetzij in persoon, hetzij bij zoodanige geschriften geschieden, waaruit van het voornemen der aanstaande echt- genooten met genoegzame zekerheid kan blijken.

Art. 56. (132öw) Van de aangifte door Inlandsche Christenen gedaan, wordt door den ambtenaar van den burgerlijken stand dezer bevolkings- groep aan den godsdienstvoorganger of de godsdienstvoorgangers der par- tijen schriftelijke mededeeling gedaan met uitnoodiging, van het voorge- nomen huwelijk op den eerstvolgenden Zondag bij de godsdienstoefening openlijke afkondiging van den kansel te doen. Aan den godsdienstvoor- ganger! die tevens zelf belast is met het houden der registers van den burgerlijken stand, geschiedt deze schriftelijke mededeeling niet.

Art. 57. (132ter) Van de aangifte door Europeanen gedaan, zal door den ambtenaar van den burgerlijken stand een akte worden opgemaakt, terwijl verder de volgende voorschriften zullen worden nageleefd.

Art. 58. (133) Vóór het voltrekken van het huwelijk geschiedt daar- van door de zorg van den ambtenaar van den burgerlijken stand afkon- diging door middel van aanplakking van een door dezen ambtenaar opge-

(24)

maakt geschrift aan de. hoofddeur van het gebouw, waar de registers van den burgerlijken stand worden gehouden. Het geschrift zal gedurende tien dagen aangeplakt blijven.

De afkondiging mag niet geschieden op Zondag; met den Zondag worden ten deze gelijkgesteld de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paasch- en Pinksterdagen, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag en de verjaardag des Konings.

Dit geschrift en de akte die van de huwelijksafkondiging moet worden opgemaakt door den ambtenaar van den burgerlijken stand, zullen bevatten:

lo. de voornamen, de namen, den ouderdom, het beroep en de woonplaats der aanstaande echtgenooten, en, indien zij reeds vroeger getrouwd zijn geweest, de namen van hunne vorige echtgenooten ;

2o. de voornamen, de namen, het beroep en de woonplaats van hunne ouders;

3o. den dag, de plaats en het uur, waarop de afkondiging geschiedt.

Art. 59. (134) Wanneer de aanstaande echtgenooten hunne woonplaats niet hebben binnen het ressort van denzelfden ambtenaar van den burgerlijken stand, zal de afkondiging moeten geschieden door de ambtenaren van den burgerlijken stand, binnen wier ressort ieder der partijen gevestigd is.

Art. 60. (135) Indien de aanstaande echtgenooten geen volle zes maan- den hunne woonplaats binnen het ressort van eenen ambtenaar van den bur- gerlijken stand gehad hebben, zal de huwelijksafkondiging daarenboven moeten gedaan worden door den ambtenaar van den burgerlijken stand, binnen wiens ressort zij laatstelijk zijn gevestigd geweest.

Van deze verplichting kan door den Gouverneur-Generaal, uit hoofde van gewichtige redenen, dispensatie worden verleend.

Art. 61. (138) Wanneer het huwelijk binnen één jaar te rekenen van de huwelijksafkondiging, niet is voltrokken, zal het niet voltrokken mogen worden, dan nadat alvorens wederom eene nieuwe afkondiging zal gedaan zijn.

Art. 62. (139) Trouwbeloften geven tegen Europeanen en Chineezen geene rechtsvordering tot het aangaan des huwelijks, noch tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, uit hoofde der niet-vervulling van de beloften ; alle bedingen tot schadeloosstelling te dezer znke zijn nietig.

Wanneer echter de aangifte des huwelijks bij den ambtenaar van den burgerlijken stand van afkondiging gevolgd is, kan zulks grond opleveren tot het vorderen van vergoeding van kosten, schaden en interossen, uit hoofde der werkelijke verliezen, welke de eene partij, door de weigering der andere, in hare goederen mocht hebben geleden, zonder dat daarbij eenige winstderving zal kunnen in aanmerking komen.

Deze rechtsvordering verjaart door verloop van achttien maanden, te rekenen van de huwelijksafkondiging.

DERDE APDEELING.

Van liet stuiten des 'huujelijks van Europeanen.

Art. 63. (140)Het recht om de voltrekking van een huwelijk te stuiten, komt alleen toe aan de personen en in de gevallen, bij de volgende artikelen voorzien.

(25)

11

Art. 64. (141) Degene, die met eene der partijen door het huwelijk alsnog verbonden is, mitsgaders de kinderen uit dat huwelijk voortgesproten, zijn bevoegd om het nieuw aan te gaan huwelijk te stuiten, doch alleen op grond van het bestaande.

Art. 65. (142) De vader of de moeder kan het huwelijk stuiten in de volgende gevallen :

lo. wanneer hun kind, nog minderjarig zijnde, de vereischte toestemming niet bekomen heeft ;

2o. wanneer hun meerderjarig kind, den vollen ouderdom van dertig jaren niet hebbende bereikt, verzuimd heeft hunne toestemming, en, bij weige- ring daarvan, de tusschenkomst van den rechter te verzoeken, welke volgens artikel 46 vereischt wordt;

3o. wanneer ééne der partijen, uit hoofde van gebrek aan verstandelijke ver- mogens onder curateele gesteld, of de curateele uit dien hoofde verzocht, en op dat verzoek nog niet is beslist;

4o. wanneer ééne der partijen de vereischten niet bezit om overeenkomstig de bepalingen van de eerste afdeeling van dezen titel, een huwelijk te kunnen aangaan;

5o. wanneer de vereischte huwelijksafkondiging geen plaats heeft gehad;

6o. wanneer ééne der partijen uit hoofde van verkwisting onder curateele is gesteld, en het voorgenomen huwelijk blijkbaar het ongeluk van hun kind zoude te weeg brengen.

Indien een ander dan de vader of de moeder de voogdij over het kind uitoefent, heeft ook de voogd of de weeskamer, waar deze den voogd ver- vangt, in de gevallen vermeld onder Nos 1, 3, 4, 5 en 6 dezelfde bevoegdheid.

Art. 66. (143) Bij gebreke van, beide ouders, zijn de grootouders en de voogd of de weeskamer, waar deze den voogd vervangt, bevoegd om het huwelijk te stuiten in de gevallen vermeld onder Nos 3, 4, 5 en 6 van het voorgaande artikel.

De grootouders, de voogd en de weeskamer zijn in het geval onder No. 1 vermeld tot stuiting bevoegd, wanneer hunne toestemming wordt vereischt.

Art. 67. (144) Bij gebreke van grootouders, kunnen de broeders, zus- ters, ooms en moeien, benevens de voogd, de curator en de weeskamer, een voorgenomen huwelijk stuiten:

lo. wanneer de voorschriften van de artikelen 42 en 45 omtrent het bekomen van verlof tot het aangaan van het huwelijk, niet zijn in acht genomen;

2o. om de redenen onder Nos 3, 4, 5 en 6 van artikel 65 uitgedrukt.

Art. 68. (145) Hij, wiens huwelijk door echtscheiding is ontbonden, kan het huwelijk zijner voormalige cchtgenoote stuiten, wanneer zij een nieuw huwelijk wil aangaan, vóór het verloopen van drie honderd dagen na het ontbinden van het vroegere.

Art. 69. (146) Het openbaar ministerie is verplicht een voorgenomen huwelijk te stuiten, in de gevallen bij de artikelen 31 tot 38 ingesloten vermeld.

Art. 70. (147) Van de stuiting des huwelijks wordt kennis genomen door den rechter, binnen wiens rechtsgebied de ambtenaar van den burger- lijken stand gevestigd is, door wien het huwelijk moet worden voltrokken.

(26)

Art. 71. (148) In de akte van stuiting moeten alle middelen worden uitgedrukt, waarop de stuiting gegrond is; later mogen geene nieuwe mid- delen worden voorgedragen, voor zooverre deze niet na de stuiting mochten zijn opgekomen.

Art. 72. (149) Wanneer de stuiting is afgewezen, zullen de opposanten, met uitzondering nochtans van bloedverwanten in de opgaande en nederda- lende linie, en van het openbaar ministerie, tot vergoeding van kosten, schaden en interessen kunnen worden verwezen.

Art. 73. (150) Wanneer er stuiting van een huwelijk plaats heeft, zal het aan den ambtenaar van den burgerlijken stand niet geoorloofd zijn dit te voltrekken, dan nadat aan hem zal zijn ter hand gesteld een vonnis in kracht gewijsde gegaan, of cene authentieke akte, waarbij de stuiting is opgeheven, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen.

Wanneer het huwelijk mocht zijn voltrokken voor dat de stuiting is opgeheven, zal het geding ter zake dier stuiting kunnen worden voortgezet, en het huwelijk worden nietig verklaard, bijaldien de eisch aan den opposant is toegewezen.

V I E R D E AFDEELING.

Van de voltrekking des huwelijks.

Art. 74. (151) Alvorens tot de voltrekking des huwelijks over te gaan, zal de ambtenaar van den burgerlijken stand zich doen ter hand stellen:

lo. de geboorteakte van ieder der aanstaande echtgenooten, dan wel wanneer het Inlandsche Christenen of Christen Vreemde Oosterlingen betreft, wier geboorte niet op grond van wettelijke voorschriften in eenig register van den burgerlijken stand moest zijn ingeschreven, hunne doopakte.

Ten aanzien van Inlandsche Christenen en Christen Vreemde Oosterlingen als bedoeld in den vorigen zin, die ook niet in het. bezit zijn van eenc doopakte, kan de ambtenaar zich door alle middelen rechtens, desgeraden op de wijze bij het volgend artikel voorzien, omtrent den burgerlijken staat der aanstaande echtgenooten vergewissen;

2o. een akte door den ambtenaar van den burgerlijken stand opgemaakt en in het register van toestemmingen tot het huwelijk, voor zoover dit is ingevoerd, ingeschreven, of een andere authentieke akte, houdende de toestemming van den vader, de moeder, den grootvader of de grootmoeder, den voogd en de weeskamer, of wel het bij den rechter verkregen verlof in de gevallen waar dit vereischt wordt. De toestemming kan ook gegeven worden bij de huwelijksakte zelve en voor een Inlandsen Christen-huwelijk ook bij onderhandsche akte;

3o. de akte, waaruit blijkt van de tusschenkomst van den rechter, in de gevallen, waarin die vereischt wordt;

4o. ingeval van tweede of volgend huwelijk, de akte van overlijden van den vorigen echtgenoot, of de akte van echtscheiding, of wel afschrift van het verlof van den rechter, bij afwezigheid van den anderen echtgenoot verleend ;

5o. de akte van overlijden van allen, die hunne toestemming tot het huwelijk zouden hebben moeten geven;

6o. ten aanzien van hen op wie de derde afdeeling van dezen titel toepasselijk is, het bewijs dat de huwelijksafkondiging zonder stuiting is afgeloopen

(27)

n

ter plaatse alwaar die afkondiging, overeenkomstig de artikelen 58 en volgende van dezen titel vereischt wordt of wel dat eene gedane stuiting is opgeheven;

7o. de verleende dispensatiën ;

80. de toestemming voor officieren en militairen van minderen rang tot het aangaan van een huwelijk vereischt.

Art. 75. (152) Degene der aanstaande echtgenooten, die buiten de mogelijkheid mocht zijn, om zijne geboorte-akte dan wel doopakte in de gevallen waarin die volgens het eerste lid van het vorig artikel vereischt of toegelaten zijn, te vertoonen, zal zulks kunnen aanvullen door eene akte van bekendheid, afgegeven door het hoofd van plaatselijk bestuur van zijne geboorteplaats of woonplaats, op de verklaring van twee getuigen van het mannelijke of vrouwelijke geslacht, bloedverwanten of geene bloedverwanten zijnde.

Deze verklaring zal inhouden de vermelding van de plaats en, zco 11a mogelijk, van het tijdstip der geboorte, mitsgaders de oorzaken, welke beletten om eene akte daarvan over te leggen.

Het gebrek eener geboorte- of doopakte zal ook kunnen worden verholpen, hetzij door eene dergelijke, doch beëedigde verklaring, afgelegd door dé getuigen, die bij de voltrekking des huwelijks moeten tegenwoordig zijn, of wel door eene bij den ambtenaar van den burgerlijken stand afgelegde beëedigde verklaring van den aanstaanden echtgenoot, houdende dat hij zich geene geboorteakte, doopakte of akte van bekendheid kan verschaffen.

In de huwelijksakte zal van de eene of andere dier verklaringen worden melding gemaakt.

Art. 76. (153) Indien partijen buiten de mogelijkheid zijn om de akten van overlijden, bij artikel 74, Nos 4 en 5 vermeld, in te leveren, zal dat gebrek, op dezelfde wijze als in het geval van het voorgaande artikel, kunnen worden verholpen.

Art. 77. (154) De ambtenaar van den burgerlijken stand zal de vol- trekking van het huwelijk weigeren, wanneer hem blijkt, dat daartegen eenig wettelijk beletsel bestaat, of wanneer de stukken en verklaringen die door de wet worden gevorderd, ongenoegzaam zijn.

Ingeval van weigering zal door hem aan de partij, die zulks verzoekt, een schriftelijke verklaring van die weigering in welke de redenen daarvan zijn vermeld, worden uitgereikt.

Elke der partijen is bevoegd om bij verzoekschrift en onder overlegging van de verklaring in het vorig lid bedoeld, de beslissing in te roepen van den rechter in wiens rechtsgebied de ambtenaar van den burgerlijken stand die de voltrekking heeft gCAveigerd, gevestigd is, welke rechter na zoodanig onder- zoek als hem noodig zal voorkomen, buiten vorm van proces en zonder hoogere voorziening, of de weigering zal handhaven of zal beslissen dat tot de vol- trekking van het huwelijk zal worden overgegaan.

Art. 78. (155) Huwelijken van Europeanen mogen niet worden vol- trokken vóór den tienden dag na dien der afkondiging, huwelijken van In- landsehe Christenen, van Christen-Vreemde Oosterlingen en van Chineezen niet voor den tienden dag na dien der aangifte, die dag zelf niet daaronder begrepen.

(28)

Ten aanzien van de Europeanen is het hoofd van gewestelijk bestuur, binnen wiens ressort de huwelijksaangifte is geschied, bevoegd om uit hoofde van gewichtige redenen dispensatie te verlecnen van de afkondiging en van den voorschreven wachttijd. Van de verleende dispensatie geschiedt zoo spoedig mogelijk aanplakking aan de hoofddeur van het gebouw bedoeld bij het eerste lid van artikel 58. In die aanplakking zal melding worden gemaakt van het tijdstip waarop de huwelijksvoltrekking plaats heeft.

Gelijke dispensatie kan ten aanzien van Inlandsche Christenen, Christen Vreemde Oosterlingen en Chincezen verleend worden van den voorschreven wachttijd door het hoofd van plaatselijk bestuur; hiervan heeft geen aan- plakking plaats.

Art. 79. (15G) Het huwelijk zal in het openbaar, in het gebouw, waar de akten van den burgerlijken stand worden opgemaakt, ten overstaan van den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van ééne der beide partijen, woorden voltrokken, en in tegenwoordigheid van twee getuigen, hetzij nabestaanden of vreemden, manspersonen, den ouderdom van één en twintig jaren bereikt hebbende, en binnen Nederlandsch-Indië gevestigd.

Huwelijken van Inlandsche Christenen, kunnen, wanneer de godsdienst- voorganger der partijen of van eene harer tevens de bevoegde ambtenaar van den burgerlijken stand is, op de wijze als in het vorige lid bepaald, ook vol- trokken worden in het kerkgebouw, alwaar de afkondiging van den kansel heeft plaats gehad; alsdan kan, met afwijking in zooverre van artikel 84 de voltrekking met gelijktijdige godsdienstige plechtigheden gepaard gaan.

Art. 80. (157) Indien eene der partijen, uit hoofde van een behoorlijk bewezen wettig beletsel, verhinderd wordt zich naar het gemelde gebouw te begeven, zal het huwelijk kunnen worden voltrokken in een bijzonder huis binnen het ressort van den ambtenaar van den burgerlijken stand.

Bij de huwelijksakte zal, in dat geval, worden melding gemaakt van de oorzaak, welke daartoe heeft aanleiding gegeven.

De beoordeeling der wettigheid van het beletsel, in dit artikel vermeld, wordt aan den ambtenaar van den burgerlijken stand overgelaten.

Art. 81. (158) De aanstaande echtgenooten zijn verplicht bij de vol- trekking van hun huwelijk in persoon voor den ambtenaar van den burger- lijken stand te verschijnen.

Art. 82. (159) Het zal aan den Gouverneur-Generaal vrij staan om, uit hoofde van gewichtige redenen, aan partijen te vergunnen hun huwelijk door cenen bijzonderen bij authentieke akte gevolmachtigde te mogen voltrekken.

Indien de lastgever, vóór dat het huwelijk voltrokken is, wettiglijk met eenen anderen persoon mocht zijn in den echt getreden, zal het huwelijk, bij cenen gevolmachtigde voltrokken, als niet geschied beschouwd worden.

Art. 83. (160) De aanstaande echtgenooten zullen, ten overstaan van den ambtenaar van den burgerlijken stand, en in tegenwoordigheid der ge- tuigen, moeten verklaren, dat zij elkander aannemen tot echtgenooten, en dat zij getrouwelijk alle plichten zullen vervullen, welke door de wettelijke bepa- lingen aan den huwelijken staat verbonden zijn.

(29)

15

Art. 84. (161) Behoudens het bepaalde bij het tweede, lid van artikel 79 ten aanzien van huwelijken van Inlandsche Christenen, zullen geene gods- dienstige plechtigheden mogen plaats hebben, vóórdat de partijen aan den bedienaar van hunnen eeredienst zullen hebben doen blijken, dat het huwelijk ten overstaan van den ambtenaar van den burgerlijken stand is voltrokken.

V I J F D E A F D E E L I N G

Van de huwelijken, welke in een vreemd land zijn voltrokken.

Art. 85. (162) De huwelijken, in een vreemd land aangegaan, hetzij tussehen Nedeiiandsche onderdanen, hetzij tusschen dezen en andere personen, zijn van waarde, indien zij voltrokken zijn naar den vorm, in dat land ge- bruikelijk, mits de eehtgenooten, die Ncdeiiandsche onderdanen zijn, niet heb- ben gehandeld tegen de bepalingen in de eerste afdeeling van dezen titel vervat, voor zoover die op hen toepasselijk zijn. Bovendien mogen niet-Christen Inlanders en niet-Christen Arreemde Oosterlingen andere dan. Chineezen, niet hebben gehandeld in strijd met de regelen van het voor hen geldende recht ten aanzien van de voor het huwelijk vereischte toestemming van derden, noch met het bepaalde in het vierde lid van artikel 29.

Art. 86. (163) Binnen het jaar na de terugkomst der eehtgenooten op het grondgebied van Nederlandsch-Indië, zal de akte van huwelijksvoltrekking, in een vreemd land aangegaan, in hetzelfde openbare register te hunner woon- plaats moeten worden ingeschreven, waarin het zou moeten zijn ingeschreven, ingeval het huwelijk aldaar ware aangegaan.

ZESDE AFDEELING.

Van de nietigheid des hnvjelijks.

Art. 87. (164) De nietigheid eens huwelijks kan alleen door den rech- ter worden uitgesproken.

Niettemin blijft ten aanzien der huwelijksbeletselen bedoeld in het vierde lid van artikel 29 ook ten deze het adatrecht gehandhaafd.

Art. 88. (165) De nietigverklaring van een huwelijk, in strijd met arti- kel 31 aangegaan, kan worden gevorderd door dengene, die met een der eeht- genooten door vroeger huwelijk is verbonden, door de eehtgenooten zelve, door de bloedverwanten in de opgaande linie, door allen, die bij de verklaring der nietigheid belang hebben, en door het openbaar ministerie.

Indien de nietigheid van het vroegere huwelijk wordt staande gehouden, zal de bestaanbaarheid of onbestaanbaarheid van dat huwelijk vooraf moeten beslist worden.

Art. 89. (166) De wettigheid eens huwelijks, zonder de vrije toestem- ming der beide eehtgenooten, of ook van één van hen aangegaan, kan alleen worden tegengesproken door. de eehtgenooten of door dengene van hen, wiens toestemming niet is vrij geweest.

Wanneer er dwaling heeft plaats gehad in den persoon, met wien men gehuwd is, kan de wettigheid alleen worden betwist door dengene der eeht- genooten, die in dwaling gebracht is.

(30)

I n alle gevallen, bij dit artikel voorkomende, is men in den eisck tot nietigverklaring niet ontvankelijk, wanneer er eene aanhoudende samenwoning gedurende den tijd van drie maanden keef t plaats gehad, sedert dat de echtgenoot zijne volkomene vrijheid bekomen heeft, of de dwaling door hem ontdekt is.

Art. 90. (167) Wanneer een huwelijk is aangegaan door iemand, die, uit hoofde van gebrek aan verstandelijke vermogens, is onder curateele gesteld, kan de wettigheid des huwelijks worden betwist door zijn vader, moeder en andere bloedverwanten in de opgaande linie, broeders, zusters, ooms en moeien, zoomcde door den curator, en eindelijk door het openbaar ministerie.

Na de opheffing der curateele, kan de nietigheid alleen worden inge- roepen door den echtgenoot, die onder curateele was gesteld, en is ook deze daartoe niet ontvankelijk, na eene samenwoning van zes maanden, te rekenen van de intrekking der curateele.

Art. 91. (168) Indien een huwelijk is aangegaan door een persoon, die den bij artikel 33 vereischten ouderdom niet bereikt had, zal de nietig- verklaring kunnen worden gevraagd, hetzij door dien echtgenoot, hetzij door bet openbaar ministerie.

De wettigheid des huwelijks zal nochtans niet kunnen worden betwist:

lo. wanneer op den dag der rechtsvordering tot nietigverklaring, de echt- genoot of echtgenooten den vereischten ouderdom hebben bereikt;

2o. wanneer de vrouw, den vereischten ouderdom niet hebbende bereikt, vóór den dag der rechtsvordering zwanger is.

Art. 92. (169) De nietigheid van alle huwelijken, aangegaan met over- treding der bepalingen in de artikelen 34, 35, 36 en 37 vervat, kan worden ingeroepen, hetzij door de echtgenooten zelve, hetzij door hunne ouders of bloedverwanten in de opgaande linie, hetzij door allen, die daarbij belang hebben, hetzij eindelijk door het openbaar ministerie.

Art. 93. (170). Wanneer een huwelijk is aangegaan zonder toestem- ming van den vader, de moeder, de grootouders, den voogd, of de weeskamer, zal de nietigverklaring, in de gevallen, waarin de toestemming, of wel het verhoor van den voogd, volgens de artikelen 39, 40, 41, 42, 44 en 45 vereischt wordt, alleen kunnen gevorderd worden door degenen, wier toestemming of verhoor noodzakelijk is geweest.

De rechtsvordering tot nietigverklaring kan door de bloedverwanten, wier toestemming vereischt werd, niet worden aangevangen, wanneer het huwelijk door hen uitdrukkelijk of stilzwijgend is goedgekeurd, of wanneer zes maan- den zonder tegenspraak van hunne zijde verloopen zijn, sedert het tijdstip waarop zij van het huwelijk hebben kennis gedragen.

Ten aanzien van huwelijken, in een vreemd land aangegaan, wordt die kennis niet voorondersteld, zoolang de echtgenooten zullen zijn in gebreke gebleven om de akte van huwelijksvoltrekking, overeenkomstig de voorschriften van artikel 86, in de openbare registers te doen overschrijven.

Art. 94. (171) De nietigheid van een huwelijk, hetwelk niet ten over- staan van den bevoegden ambtenaar van den burgerlijken stand, en in tegenwoordigheid van het vereischte getal getuigen, is voltrokken, kan worden ingeroepen door de echtgenooten, door den vader, de moeder en andere bloed- verwanten in de opgaande linie, mitsgaders door den voogd, den toezienden

(31)

17

voogd en door allen, die daarbij belang hebben, en eindelijk door het openbaar ministerie.

Ingeval van overtreding van artikel 79 voor zooveel de hoedanigheid der getuigen betreft, is het huwelijk niet noodwendig nietig, maar zal de rechter naar de omstandigheden beslissen.

Wanneer er uiterlijk bezit van den huwelijken staat aanwezig is, en er eene akte van huwelijksvoltrekking, ten overstaan van eenen ambtenaar van den burgerlijken stand verleden, vertoond wordt, zijn de eehtgenooten niet ontvankelijk om, ten gevolge van dit artikel, de nietigheid des huwelijks te vragen.

Art. 95. (172) In alle gevallen, waarin, overeenkomstig de artikelen 88, 92 en 94, eene rechtsvordering tot nietigverklaring kan worden aange- vangen door degenen, die daarbij belang hebben, kan zulks niet geschieden door de bloedverwanten in de zijdlinie, door kinderen uit een ander huwelijk geboren, of door vreemden, zoolang de eehtgenooten beide in leven zijn, doch alleen wanneer zij daarbij een reeds verkregen en dadelijk belang hebben.

Art. 96. (173) Na de ontbinding van het huwelijk is het openbaar ministerie niet ontvankelijk de nietigheid daarvan te vragen.

Art. 97. (174) Een huwelijk, hetwelk nietig verklaard is, heeft niet- temin alle burgerlijke gevolgen, zoowel ten opzichte der eehtgenooten, als van de kinderen, wanneer het te goeder trouw door beide eehtgenooten is aangegaan.

Art. 98. (175) Wanneer de goede trouw alleen bestaat aan de zijde van één der eehtgenooten, heeft het huwelijk geene burgerlijke gevolgen, dan alleen ten voordeele van dien echtgenoot en van de kinderen, uit het huwelijk gesproten.

De echtgenoot, die in de kwade trouw heeft verkeerd, kan tot ver- goeding van kosten, schaden en interessen jegens den anderen verwezen worden.

Art. 99. (176) In de gevallen van de voorgaande twee artikelen, houdt het huwelijk op burgerlijke gevolgen te hebben, te rekenen van den dag, waarop het bij vonnis is nietig verklaard.

Art. 100. (177) De nietigheid eens huwelijks kan aan de rechten van derden geen nadeel toebrengen, wanneer dezen te goeder trouw met de eeht- genooten hebben gehandeld.

Art. 101. (178) Geen huwelijk is nietig ingeval van overtreding der bepalingen van de artikelen 38, 46, 50, 56, 58 en 78 of indien buiten hetgeen bij artikel 80 is voorgeschreven, het huwelijk niet openlijk in een gebouw als bedoeld bij artikel 79 is voltrokken geworden.

ZEVENDE AFDEELING.

Van het bewijs van het bestaan des huwelijks.

Art. 102. (179) Het bestaan van een huwelijk hetwelk op grond van wettelijke voorschriften in eenig register van den burgerlijken stand moest

BUEGERL. W E T B . 2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Artikel 8, vierde lid: zinsnede ‘Het formele tarief voor het product f is’ is vervangen door ‘Het formele tarief voor het product als bedoeld in het eerste lid, aanhef

Aldus besloten door de raad van de gemeente Bergen in de openbare raadsvergadering van dinsdag 4 juli 2017.

Vanaf de start van het LOP was het duidelijk dat het een zogenaamd rood-voor-groen project zou worden waarbij de verwachting was dat er meer woningen (en dus een ontheffing) nodig

Alle personen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op het welzijn en de verzorging van dieren moeten een passende opleiding hebben gehad.. Indien de beschreven

Indien een aanspraak op bijzonder partnerpensioen is ontstaan als gevolg van een scheiding voor 1 januari 2021 heeft de pensioenuitvoerder tot 1 januari 2023 het recht om

In het reglement bedoeld in artikel 2 wordt voorts, met in achtneming van artikel 3.9 van de wet, geregeld aan welke gebruikers in andere gevallen dan bedoeld in artikel 3.6 en 3.3

André was opgetogen over dien avond, niet om de pret, noch om den bijval aan zijn gelegenheidsstuk ten deel gevallen, maar omdat hij Betsy ontmoet had, daar Betsy de harten van

Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate