• No results found

TWAALFDE TITEL

In document EEN OP ONTWERP (pagina 53-56)

Van de scheiding van tafel en bed.

Art. 252. (321) In de gevallen welke grond tot echtscheiding overeen-komstig den vorigen titel opleveren, zal het aan de in artikel 208 eerste lid bedoelde echtgenooten vrijstaan om. de scheiding van tafel en bed in rechten te vragen.

Die rechtsvordering zal door hen ook kunnen worden aangevangen ter-zake van buitensporigheden, mishandelingen en grove beleedigingen, door den eenen echtgenoot tegenover den anderen begaan.

Art. 253. (322) Zij wordt op dezelfde wijze als die tot echtscheiding aangelegd, voortgezet en uitgewezen.

Art. 254. (323) De echtgenoot, die eene rechtsvordering tot scheiding van tafel en bed heeft aangevangen, is niet ontvankelijk om uithoofde van dezelfde oorzaak echtscheiding te vragen.

Art. 255. (324) Scheiding van tafel en bed kan ook door den rechter worden uitgesproken, op het verzoek, door de beide echtgenooten te zamen gedaan, zonder dat zij gehouden zijn eene bepaalde oorzaak op te geven.

Zoodanige scheiding zal aan Europeesche of Chineesche echtgenooten echter niet kunnen worden toegestaan, tenzij zij gedurende den tijd van twee jaren zijn getrouwd geweest.

Art. 256. (325) Alvorens scheiding van tafel en bed te vragen zijn de echtgenooten verplicht, Europeanen en Chineezen bij authentieke akte, In-landsche Christenen desnoods zonder geschrift, alle voorwaarden dier schei-ding te regelen zoowel te hunnen opzichte als ten aanzien van de zorg voor het onderhoud en de opvoeding hunner kinderen, Europeanen en Chineezen daarenboven ten aanzien van de uitoefening der ouderlijke macht. De mon-deling door Inlandsche Christenen gemaakte voorwaarden worden ter zitting aan den rechter opgegeven en in het vonnis opgenomen.

Schikkingen tusschen de echtgenooten beraamd om plaats te hebben ge-durende het rechterlijk onderzoek, moeten aan de bekrachtiging van den rechter worden onderworpen, om, desnoods, door dezen geregeld te worden.

Art 257. ( 3 2 5 6 M ) Door Europeanen of Chineezcn wordt de aanvrage gedaan bij verzoekschrift a a n den rechter van hunne woonplaats en zal verder worden geprocedeerd als in de artikelen 258 tot en met 260 is bepaald

Door Inlandsche Christenen wordt de aanvrage gedaan bij den rechter van de woonplaats des anderen echtgenoots met overlegging van de huwe-lijksakte of ander trouwbewijs en kan zij ook mondeling geschieden Wan-neer met te voren alsnog eene verzoening is tot stand gekomen en deze ook door den rechter met is kunnen worden tot stand gebracht, zal hunne aan-vrage dadelijk kunnen worden toegewezen.

Art. 258. (326) Bij de aanvrage door Europeesche of Chineesche echt genooten moet worden overgelegd zoowel afschrift der huwelijksakte a s van de overeenkomst, waarvan bij het eerste lid van artikel 256 wordt - e

sproken. &L-~

Art. 259. (327) De rechter zal daarop aan de beide echtgenooten be velen om t e a m e n en in persoon voor hem te verschijnen ten einde hun dê

noodige vcrtoogen te doen. n at

_ Indien de echtgenooten bij hun voornemen volharden, zal de rechter een-nieuwe verschijning, na verloop van zes maanden, bevelen.

u i t s p t l k ' d o e n .( 3 2 8 ) D e r e C h t e r Z a l Z e S m a a n d e n n a d e t W e e d e verschijning Het bepaalde in de artikelen 247, 248 en 249 vindt overeenkomstige toe-passing jegens den vader of de moeder, die niet met de uitoefening der

ouder-lijke macht is belast,. ° Art, 261 (329) Bij weigering van de gedane aanvrage, kunnen de

echtgenooten te zamen daartegen bij verzoekschrift, Inlandsche Christenen ook mondeling op de wijze als bij de voor hen geldende wettelijke ben

van burgerlijke rechtsvordering- voorgeschreven, bij den h o o r r e n rechter o

ter^TT hi Z m één maand na det S ^ k of -Eger^ereî Ä t l t p ^ e f m VerhaM met de W00npIaatS ™ ^ « *

• * A l? ; 2 6? ' ( 3 3 0 ) D o o r s c n e i d i nS van tafel en bed wordt het huwelijk met ontbonden, maar zijn de echtgenooten daardoor van de verplichting tot

samenwoning ontheven. ö

Art. 263. (331) Scheiding van tafel en bed heeft, wanneer de echtge-nooten m eemge gemeenschap van goederen gehuwd zijn, altijd de scheidin«

van goederen ten gevolge. J scneiding

f / ^ ^ e c h t g e n o o t e n m eene gemeenschap overeenkomstig den zevenden of den achtsten titel gehuwd, dan zal deze scheiding grond opleveren tot de titel bepfalde r g e m e e n S c h a p' °P d e n v o e t e n d e' ™J™ als bij den zevenden

Indien het Inlandsche Christenen betreft, zal, zoo noodig, de rechter bij het vonnis van scheiding van tafel en bed, na voorafgegaan overleg met de echtgenooten en met inachtneming van het voor hen geldende adatrecht, de verdeelmg regelen van de hun gemeenschappelijk toebehoorende goederen.

Art. 264. (332) Door de scheiding van tafel en bed wordt het beheer van den Europeeschen of Chineeschen man over de goederen zijner vrouw

opgeschort. v

41

De vrouw bekomt het vrije beheer harer goederen terug, en kan niette-genstaande de bepalingen van artikel 113, van den rechter eene algemeene machtiging erlangen om over hare goederen te beschikken.

Art. 265. (333) De vonnissen tot scheiding van tafel en bed zullen openlijk worden bekend gemaakt op de wijze door de wet of bij gebreke van wettelijke bepalingen, door den rechter, zoo noodig, te bepalen.

Zoolang deze openlijke bekendmaking niet heeft plaats gehad, zal het vonnis tot scheiding van tafel en bed niet tegen derden kunnen werken.

Art. 266. (334) De bepalingen van de artikelen 223 tot en met 233 en 236 tot en met 242 en artikel 250 zijn op gelijke wijze toepasselijk op de scheiding van tafel en bed, door den eenen echtgenoot tegen den anderen gevraagd.

Art. 267. (334Jn's) Bij de scheiding van tafel en bed tusschen Euro-peesche of Chinees'che echtgenooten zullen met betrekking tot de zorg over de uit het huwelijk gesproten kinderen de bepalingen der artikelen 268 tot en met 270 worden in acht genomen.

Bij scheiding van tafel en bed tusschen Christeii-Inlaiidsehe echtgenooten zal de rechter bij zijn uitspraak in zake de scheiding tevens, voor ieder der uit het huwelijk gesproten kinderen afzonderlijk, bepalen welke der echtge-nooten met de zorg voor hunne opvoeding en onderhoud zal belast zijn, als-mede welke bijdrage in de kosten daarvan door den anderen echtgenoot moet worden voldaan. Op vordering van elk der beide echtgenooten kunnen, na verhoor of behoorlijke oproeping van den anderen, deze bepalingen later ge-wijzigd worden, zoo daartoe termen zijn.

Art. 268. (334£er) Bij het uitspreken van de scheiding van tafel en bed tusschen Europeesche of Chineesche echtgenooten bepaalt de rechter den dag, waarop de ouders en de bloedverwanten of aan gehuwden der minder-jarige kinderen zullen worden gehoord omtrent de voorziening in de ouder-lijke macht.

Na verhoor of behoorlijke oproeping van de ouders en de bloedverwanten of aangchuwden der minderjarigen ingevolge het voorgaande lid, beslist de rechter ten aanzien van ieder kind, wie der ouders, behoudens het geval dat deze beide van de ouderlijke macht zijn ontheven of ontzet, daarover de ouderlijke macht zal uitoefenen, met inachtneming van vroegere rechterlijke uitspraken, waarbij zij van de ouderlijke macht ontheven of ontzet mochten zijn.

Deze beschikking werkt niet vroeger dan den dag, waarop de uitspraak der scheiding van tafel en bed kracht van gewijsde heeft verkregen. Vóór dien dag geschiedt geene beteekening en staat verzet noch hooger beroep open.

Tegen de beschikking kan diegene der ouders, die niet niet de uitoefe-ning der ouderlijke macht is belast, in verzet komen, wanneer hij op de in het tweede lid bedoelde oproeping niet is verschenen. Dit verzet moet worden gedaan binnen dertig dagen nadat de beschikking aan hem is beteekend.

Diegene der ouders die, op de oproeping verschenen, niet met de uitoefe-ning der ouderlijke macht is belast, of wiens verzet is afgewezen, kan binnen dertig dagen na den dag in het derde lid bedoeld, van de beschikking in hooger beroep komen.

Het bepaalde in de artikelen 247, 248 en 249 vindt overeenkomstige toe-passing jegens den vader of de moeder, die niet met de uitoefening dei-ouderlijke macht is belast.

Art. 269. (335) De rechter kan, op grond van omstandigheden, ont-staan nadat het vonnis tot scheiding van tafel en bed in kracht van gewijsde is gegaan, de krachtens het tweede lid van het voorgaande artikel gegeven beschikkingen wijzigen op verzoek van beide of één der ouders, na verhoor of behoorlijke oproeping van beide ouders en van de bloedverwanten of aan-gehuwden der minderjarigen. Deze beschikking kan uitvoerbaar verklaard worden bij voorraad niettegenstaande verzet of beroep, met of zonder borg-tocht, en artikel 218, derde lid, is daarop toepasselijk.

Art. 270. (336) Indien de minderjarigen zich niet reeds bevinden in de feitelijke n a c h t van dengene, die ingevolge de artikelen 268 en 269 met de uitoefening der ouderlijke macht is belast of van dengene der ouders, den anderen persoon of de weeskamer, aan wie de kinderen mochten zijn toe-vertrouwd ingevolge artikel 266 overeenkomstig artikel 227, wordt in de beschikking tevens de afgifte der kinderen bevolen.

De bepalingen van het tweede, derde, vierde en vijfde lid van artikel 377 zijn ten deze toepasselijk.

Art. 271. (337) "Wanneer de rechter, na de overeenkomst te hebben overwogen, waarvan in het eerste lid van artikel 256 gesproken wordt, de scheiding van tafel en bed op verzoek der beide echtgenooten toestaat, zal die scheiding alle gevolgen hebben, welke bij de overeenkomst zijn bedongen.

Art. 272. (338) De scheiding van tafel en bed gaat, van rechtswege, te niet door de verzoening der echtgenooten, en doet alle gevolgen van het huwelijk herleven, behoudens nochtans jegens derden de voortdurende kracht van de handelingen, welke gedurende het tijdvak tusschen de scheiding en de verzoening mochten hebben plaats gehad.

Alle hiermede strijdende bedingen tusschen de echtgenooten zijn nietig1. Art. 273. (339) Wanneer het vonnis, waarbij de echtgenooten van tafel en bed worden gescheiden, openlijk is bekend gemaakt, zullen, de echtgenooten de gevolgen hunner verzoening niet tegen derden kunnen doen werken wan-neer zij niet insgelijks en op dezelfde manier openlijk hebben doen bekend maken dat de scheiding heeft opgehouden te bestaan.

Christen-Inlandsche echtgenooten worden door den rechter ter gelegen-heid van de uitspraak der scgelegen-heiding op deze bepaling en die van het voor-gaande artikel zoo noodig indachtig gemaakt en kunnen zich ter voorlichting tot de griffie des rechters wenden.

In document EEN OP ONTWERP (pagina 53-56)