• No results found

ACHTSTE TITEL

In document EEN OP ONTWERP (pagina 38-43)

Van huwelijksche voorwaarden van Europeanen en Chineezen.

E E R S T E A F D E E L I N G .

Van huwelijksche voorwaarden in het algemeen.

Art. 148. (220) De aanstaande Europeesche en Chincesche echtgenoo-ten kunnen door huwelijksche voorwaarden afwijken van de regelen, opzich-telijk de wetopzich-telijke gemeenschap vastgesteld, mits die niet met de goede zeden of met de openbare orde strijdig zijn, en bovendien onder de navolgende bepalingen.

Art. 149. (221) Zij mogen niet afwijken van de rechten, welke uit de macht van den man, als zoodanig, en uit de ouderlijke macht voortspruiten, noch van de rechten, welke wettelijk aan de betrekking van langstlevenden echtgenoot zijn verbonden.

Zij kunnen insgelijks niet afwijken van de rechten, welke aan den man, als het hoofd der echtverbintenis, toekomen; behoudens echter het vermogen der vrouw om voor zich te bedingen het beheer harer roerende en onroerende goederen, zoomede het vrije genot harer inkomsten.

Het staat hun ook vrij te bedingen dat, niettegenstaande de wettelijke gemeenschap, de onroerende goederen, de inschrijvingen op het grootboek der openbare schuld, en de andere effecten en inschulden, ten name der vrouw staande en door haar aangebracht, of die, staande huwelijk, van hare zijde in de gemeenschap mochten vallen, buiten hare medewerking, niet door haren echtgenoot zullen mogen worden vervreemd of bezwaard.

Art. 150. (222) De aanstaande eebtgenooten kunnen bij hun huwelijk-sche voorwaarden geen afstand doen van hetgeen hun de wettelijke bepa-lingen in de nalatenschap hunner nakomebepa-lingen toekennen noch de nalaten-schap dier nakomelingen regelen.

Art. 151. (223) Zij mogen niet bedingen, dat de een tot een grooter aandeel in de schulden zal gehouden zijn dan zijn aandeel in de baten der gemeenschap beloopt.

Art. 152. (224) Zij kunnen niet, in algemeene bewoordingen, bedingen, dat hunne verbintenis zal geregeld worden door buitenlandsche wetten, of door eenige gewoonten, wetten, wetboeken of plaatselijke keuren, welke te voren in Nederlandsch-Indië of in het Koninkrijk der Nederlanden en zijne andere overzecsche bezittingen zijn van kracht geweest.

25

Art. 153. (225) De uitsluiting der gemeenschap van goederen brengt geene uitsluiting van winst en verlies mede, tenware ook deze uitdrukkelijk uitgesloten mocht zijn.

De gemeenschap van winst en verlies wordt geregeld door de bepalingen van de tweede afdeeling van dezen titel.

Art. 154. (226) Ook kan, ingeval van uitsluiting of beperking van gemeenschap, de som worden bepaald, welke de vrouw jaarlijks tot de huis-houding en de opvoeding der kinderen uit hare goederen zal moeten bijdragen.

Art. 155. (227). Bij gebreke van bedingen daaromtrent, zijn alle vruchten en inkomsten uit de goederen van de vrouw ter beschikking van den man.

Art. 156. (228) De huwelijksche voorwaarden moeten, op straffe van nietigheid, vóór het aangaan des huwelijks, bij notarieele akte worden verleden.

Zij beginnen te werken van het oogenblik der voltrekking van het huwe-lijk; geen ander tijdstip mag daarvoor worden bepaald.

Art. 157. (229) De veranderingen, welke daarin, vóór het voltrekken des huwelijks, zouden mogen worden gemaakt, kunnen op geene andere wijze worden tot stand gebracht, dan door eene akte, in denzelfden vorm als de huwelijksche voorwaarden verleden.

Geene veranderingen zijn bovendien van waarde, zonder de tegenwoor-digheid en de gelijktijdige toestemming van alle personen, die in de huwe-lijksche voorwaarden partijen geweest zijn.

Art. 158. (230) Na de voltrekking des huwelijks, kunnen de huwelijk-sche voorwaarden op geenerlei wijze worden veranderd.

Art. 159. (231) Bij uitsluiting der gemeenschap van goederen, kan de aanbrengst der roerende goederen, met uitzondering van inschrijvingen op het grootboek der openbare schuld, en andere op naam staande effecten en in-schulden, op geene andere wijze worden bewezen, dan door vermelding bij de huwelijksche voorwaarden, of door eene beschrijving, door den notaris en de partijen onderteekend, en vastgehecht aan de minuut van de huwelijksche voorwaarden, in welke daarvan melding moet worden gemaakt.

Art. 160. (232) Minderjarigen, die de vereischten bezitten om een hu-welijk aan te gaan, zijn ook bekwaam om toe te stemmen in alle overeen-komsten, welke de huwelijksche voorwaarden bevatten mogen, mits de minder-jarigen, bij het maken daarvan, den bijstand hebben gehad van diegenen, wier toestemming tot het aangaan van het huwelijk noodzakelijk was.

Indien het huwelijk plaats heeft uit kracht van het verlof, waarvan bij de artikelen 42 en 45 gesproken wordt, moet het ontwerp der huwelijksche voorwaarden bij het verzoek om verlof worden gevoegd, ten einde daaromtrent gelijktijdig worde beschikt.

Art. 161. (233) Geene bepalingen, in huwelijksche voorwaarden voor-komende, waarbij van de wettelijke gemeenschap geheel of gedeeltelijk wordt afgeweken, zullen ten aanzien van derden vroeger kunnen werken, dan van den dag der overschrijving dier bepalingen in een openbaar register, hetwelk

daarvan zal worden gehouden ter griffie van den rechter, binnen wiens rechts-gebied het huwelijk is voltrokken, of de huwelijksakte is overgeschreven, bij-aldien het huwelijk in een vreemd land is aangegaan.

Art. 162. (234) De regelen, welke opzichtelijk de wettelijke gemeenschap zijn voorgeschreven, zijn steeds van toepassing, voor zooverre daarvan niet, hetzij uitdrukkelijk, hetzij uit den aard der bedingen, bij huwelijksche voor-waarden gemaakt, is afgeweken.

Hoedanig en op welke wijze gemeenschap van goederen zij bedongen, heeft de vrouw, of hebben hare erfgenamen, de bevoegdheid -om daarvan af-stand te doen, op de wijze en in de gevallen bij den vorigen titel voorzien.

Art. 163. (235) De huwelijksche voorwaarden, zoomede de schenkingen ter zake van huwelijk, vervallen, wanneer zij niet door een huwelijk zijn opgevolgd.

T W E E D E AFDEELING.

Van de gemeenschap van winst en verlies en van die der vruchten en inkomsten.

Art. 164. (236) Indien door de aanstaande Europeeschc of Chineesche echtgenooten slechts is bedongen, dat er zal bestaan gemeenschap van winst en verlies, sluit dit beding de wettelijke algeheele gemeenschap van goederen uit, en bepaalt zich daartoe dat, bij de ontbindng dezer gemeenschap, tusschen de echtgenooten de winsten, bij hen, staande huwelijk, verkregen, worden ge-deeld, en de verliezen gedragen.

Art. 165. (237) Elk der echtgenooten deelt in de winsten, en draagt in de verliezen, voor de helft, indien daaromtrent geene andere bepaling bij de huwelijksche voorwaarden, gemaakt is.

Art. 166. (238) Voor winst wordt bij deze gemeenschap gehouden de vermeerdering van »beider bezittingen, staande huwelijk, opgekomen uit de vruchten en opbrengsten van elks goederen, arbeid en vlijt, en uit den opleg van onverteerde inkomsten; voor verlies, de vermindering dier bezittingen, door uitgaven boven de inkomsten veroorzaakt.

Art. 167. (239) Onder winst is niet begrepen al hetgeen een der echt-genooten, staande huwelijk, bij erfenis, making of schenking verkrijgt, onver-schillig of dit van nabestaanden, of van vreemden, afkomstig zij ; behoudens de bepaling van artikel 176.

Art. 168. (240) • Onroerende goederen en effecten, staande huwelijk aan-gekocht, op wiens naam dit ook geschied zij, worden voor winst gehouden, tenzij het tegendeel daarvan blijke.

Art. 169. (241) Rijzing of daling van do waarde der goederen, aan een der echtgenooten toekomende, wordt voor geen winst of verlies gerekend.

Art. 170. (242) Verbetering van onroerende goederen, door aanwas,' aanspoeling, vertimmering of op eenig andere wijze ontstaan, wordt mede niet

27

als winst beschouwd, maar bevoordeelt alleen den eigenaar dier onroerende goederen.

Art. 171. (243) Schade of vermindering, door brand, watersnood, af-spoeling, aardbeving, vulkanische uitbarsting of andere dergelijke rampen ver-oorzaakt, behoort niet onder de gemeene verliezen, maar komt tot last van den eigenaar, wiens goederen beschadigd of verminderd zijn.

Art. 172. (244) Alle schulden, de echtgenooten te zamen betreffende, en staande huwelijk gemaakt, moeten als verlies tot deze gemeenschap gebracht worden.

W a t één der echtgenooten door misdrijf verbeurt is niet daaronder begrepen.

Art. 173. (245) Het beding dat tusschen de Europeesche of tusschen de Chineesche echtgenooten slechts een gemeenschap van vruchten en inkom-sten zal bestaan, houdt eene stilzwijgende uitsluiting in, zoo van de wettelijke algeheele gemeenschap van goederen als van die van winst en verlies.

Art. 174. (246) Zoowel bij de bedungene gemeenschap van winst en verlies, als bij die van vruchten en inkomsten alleen, in de artikelen 164 en 173 omschreven, moeten de roerende goederen, aan ieder der echtgenooten bij het aangaan des huwelijks toebehoorende, uitdrukkelijk worden opgegeven in de huwelijksehe voorwaarden zelve, of wel in eene beschrijving, door den notaris en de partijen onderteekend, en vastgehecht aan de minuut van de huwelijk-sehe voorwaarden, in welke daarvan melding moet zijn gemaakt; zonder dit bewijs worden de roerende goederen voor winst gehouden.

Art. 175. (247) Van de roerende goederen, staande huwelijk, bij erfe-nis, legaat of schenking, aan ieder der echtgenooten opkomende, moet door be-schrijving blijken.

Bij gebreke van beschrijving, bevattende de roerende goederen welke, staande huwelijk, aan den man zijn opgekomen, of bij gebreke van beseheiden, waaruit daarvan kan blijken, is de man onbevoegd om zoodanige goederen als de zijne terug te nemen.

Indien geene beschrijving aanwezig is van de roerende goederen, welke, staande huwelijk, aan de vrouw zijn opgekomen, of bij gebreke van bescheiden waaruit kan blijken, waarin die goederen hebben bestaan, en welke hunne waarde is, is deze, of zijn hare erfgenamen bevoegd om van het bestaan en de waarde dier goederen door getuigen, en desnoods door de algemeene bekend-heid, te doen blijken.

Art. 176. (248) Onder vruchten en inkomsten worden mede gerekend jaarlijksche, maandelijkschc, wekelijksche en andere dergelijke makingen, schenkingen of uitkeeringen, gelijk ook lijfrenten ; en zijn mitsdien in de beide bedingen van gemeenschap begrepen, van welke in deze afdeeling« wordt ge-handeld.

D E E D E AFDEELING.

Van de giften tusschen de aanstaande echtgenooten bedongen.

Art. 177. (249) De aanstaande Europeesche of Chineesche echtge-nooten mogen bij huwelijksehe voorwaarden aan elkander, wederkeerig, of één van beiden aan den anderen, zoodanige giften doen, als zij voegzaam

zullen oordeelcn, behoudens de inkorting dier giften, voor zooverre daardoor de rechten zonden zijn benadeeld van degenen, aan wie een wettelijk aandeel toekomt.

Art. 178. (250) Die giften kunnen betrekkelijk zijn, hetzij tot tegen-woordige en bij de akte bepaaldelijk omschreven goederen, hetzij tot de ge-heele of gedeeltelijke nalatenschap van den schenker.

Art. 179. (251) Giften van dien aard zijn van waarde, zonder de uitdrukkelijke aanneming van dengene, aan wien zij gemaakt zijn.

Art. 180. (252) Die giften kunnen plaats hebben onder voorwaarden, welker uitvoering van den wil des schenkers afhangt.

Art. 181. (253) Alle giften van tegenwoordige en bepaalde goederen zijn onherroepelijk, behalve in het geval van niet-voldoening aan de voor-waarden, onder welke zij gemaakt zijn.

Art. 182. (254) De giften van de geheele of gedeeltelijke nalaten-schap van den schenker zijn onherroepelijk, met dien verstande, dat hij niet meer over de goederen, in die gift begrepen, om niet mag beschikken, behalve over geringe sommen tot belooning, of om andere redenen, door den rechter te beoordeelen.

Uit hoofde der niet voldoening aan de voorwaarden, kunnen die giften worden herroepen.

Art. 183. (255) Geene giften van tegenwoordige en bepaaldelijk om-schreven goederen, tusscheh de echtgenooten bij huwelijksche voorwaarden gemaakt, worden geacht te zijn onderworpen aan de voorwaarde van over-leving van den begiftigde, tenware die voorwaaarde uitdrukkelijk mocht zijn gemaakt.

Art. 184. (256) Geene gift van de geheele of gedeeltelijke nalaten-schap des schenkers bij huwelijksche voorwaarden, hetzij door den eenen echtgenoot aan den anderen, hetzij over en weder, gemaakt, zal aan de kinderen, uit het huwelijk gesproten, overgaan, wanneer de begiftigde echt-genoot vóór den schenker mocht komen te overlijden.

V I E E D E A F D E E L I N G .

Van giften, welke aan de aanstaande echtgenooten, of aan hinderen uit hun huwelijk, gedaan zijn.

Art. 185. (257) Zoowel bij huwelijksche voorwaarden, als bij afzon-derlijke notariëele akte, vóór het aangaan des huwelijks, en ter zake daarvan verleden, kunnen derden aan de aanstaande Europeesche of Chineesche echt-genooten, of aan één hunner, zoodanige giften doen als zij voegzaam oordeelen, behoudens de inkorting dier giften, voor zooverre daardoor de rechten zijn benadeeld van degenen, aan wie een wettelijk aandeel toekomt.

Art. 186. (258) Indien die giften bij huwelijksche voorwaarden zijn gedaan, wordt tot hare geldigheid niet gevorderd de uitdrukkelijke aanneming door den begiftigde ; wanneer daarentegen de gift bij afzonderlijke akte heeft plaats gehad, heeft zij geen gevolg dan na de uitdrukkelijke aanneming.

29

Art. 187. (259) Eene gift van het geheel of van een gedeelte der na-latenschap van den schenker, hoezeer alleen ten behoeve der echtgenooten, of van één hunner, gedaan, wordt echter altijd geacht ten behoeve van' de kinderen en nakomelingen, uit het huwelijk geboren, te hebben plaats gehad, m het geval dat de schenker den begiftigde overleeft, en het tegendeel niet uitdrukkelijk bij de akte is bepaald.

Die giften vervallen, indien de schenker den begiftigde en de kinderen en nakomelingen, uit het huwelijk geboren, overleeft.

Art. 188. (260) De bepalingen van de artikelen 178, 180, 181 en 182 zijn insgelijks toepasselijk op de giften, waarvan in deze afdeeling gesproken wordt.

In document EEN OP ONTWERP (pagina 38-43)