• No results found

EEESTE TITEL

In document EEN OP ONTWERP (pagina 120-124)

VAN ZAKEN

EEESTE TITEL

Van de zaken en hare onderscheiding.

E E E S T E AFDEELING.

Van zaken in het algemeen..

Art. 594. (622) De wet verstaat door zaken alle goederen en rechten, welke het voorwerp van eigendom kunnen zijn.

Art. 595. (623) Al hetgeen door recht van natrekking tot eene zaak behoort, daaronder begrepen de vruchten, zoowel natuurlijke als die door nijverheid worden verkregen, zoolang zij tak- of wortelvast, of aan den grond gehecht zijn, maakt een gedeelte der zaak uit.

Art. 596. (624) De burgerlijke vruchten worden alleen geacht een gedeelte der zaak uit te maken, zoolang zij niet opeischbaar zijn ; behoudens de bijzondere wetsbepalingen en overeenkomsten.

Art. 597. (625) Natuurlijke vruchten zijn : to. degene welke de aarde uit haar zelve voortbrengt;

2o. al hetgeen de beesten opleveren of uit de heesten geboren wordt.

Vruchten van nijverheid, die uit den grond getrokken worden, zijn al hetgeen door bebouwing verkregen wordt.

Burgerlijke vruchten zijn huur- en pachtpenningen, interessen van geld-sommen en verschuldigde renten.

TWEEDE AFDEELING.

Van de onderscheiding der zaken

Art. 598. (626) Zaken zijn lichamelijk of onlichamelijk.

Art. 599. (627) Zaken zijn roerend of onroerend, volgens de bepa-lingen der twee volgende afdeebepa-lingen.

Art. 600. (628) Roerende zaken zijn verbruikbaar of onverbruikbaar;

verbruikbaar zijn de zoodanige, welke door gebruik verloren gaan.

109

DERDE AFDEELING.

Van onroerende zaken.

Art. 601. (629) Behoudens het bepaalde bij artikel 606, nommer 7, zijn onroerende zaken:

lo. gronderven en hetgeen daarop gebouwd is ;

2o. molens, met uitzondering van zoodanige waarvan in artikel 605 wordt gehandeld ;

3o. boomen en veldgewassen, die met hunne wortels in den grond vast zijn, onafgeplukte boomvruchten, zoomede delfstoffen, als steenkolen, veen en dergelijke, zoolang deze voorwerpen nog niet van den grond ge-scheiden en uitgedolven zijn;

4o. sehaarhout van kapbosschen en hout van hoogstammige boomen, zoolang het niet gekapt is ;

5o. buizen of goten, die tot waterleiding in een huis of op een erf dienen ; en, in het algemeen, alles wat aan een erf of aan een gebouw aard- of nagelvast is.

Art. 602. (630) Door bestemming worden onder onroerende zaken begrepen :

lo. bij fabrieken, trafieken, molens, smederijen en dergelijke onroerende zaken, de persen, distilleerketels, ovens, kuipen, vaten en verdere ge-reedschappen, bepaaldelijk tot hun wezen behoorende, al waren die voorwerpen niet aard- of nagelvast ;

2o. bij woonhuizen, de spiegels, schilderijen en andere sieraden, wanneer het hout- of muurwerk, waarop deze zijn vastgemaakt, een gedeelte is van het beschot, den muur of het pleisterwerk van het vertrek; al waren die voorwerpen overigens niet nagelvast ;

3o. bij landelijke eigendommen, de mesthoop of mestvaalt tot bemesting der landen bestemd;

de duiven tot eene duivenvlucht behoorende;

de eetbare vogelnestjes, zoolang zij niet ingezameld zijn;

de visschen, die zich in de vijvers bevinden;

4o. de bouwstoffen, welke van de afbraak van een gebouw voortkomen, in-dien zij bestemd zijn om heet gebouw weder op te trekken;

en, in het algemeen, alle zoodanige voorwerpen, welke tot een blijvend gebruik ten dienste eener onroerende zaak aan deze verbonden zijn.

Zoodanige voorwerpen worden geacht tot een blijvend gebruik ten dienste eener onroerende zaak aan deze verbonden te zijn, wanneer zij daaraan zijn vastgehecht door aard-, timmer- of metselwerk, of' wanneer zij daarvan niet kunnen worden losgemaakt, zonder die te breken of te beschadigen, of zonder het gedeelte van het onroerend voorwerp, waaraan zij zijn vastgehecht, te breken of te beschadigen.

Art. 603. (631) Zijn almede onroerende zaken de navolgende rechten:

lo. het vruchtgebruik en gebruik van onroerende zaken;

2o. de erfdienstbaarheden ; 3o. het recht van opstal';

4o. het erf pachtsrecht ;

5o. grondrenten, hetzij in geld of in natura verschuldigd;

6o. de bazaars of markten, door de Regeering erkend en de daaraan ver-knochte privilegiën ;

7o. de Inlandsclie gebruiksrechten op het landsdomeiii ;

80. de Inlandsche gebruiksrechten op de particuliere landerijen;

9o. de rechtsvorderingen, dienende om onroerende zaken terug te eischen of te doen leveren.

V I E R D E A F D E E L I N G . Van roerende zaken.

Art. 604. (632) Roerende zaken uit haren aard zijn de zoodanige, die zich zelve kunnen verplaatsen, of die verplaatst kunnen worden.

Art. 605. (633) Schepen, schuiten, ponten, op vaartuigen geplaatste of andere losse molens en baden en dergelijke voorwerpen, zijn roerende zaken.

Art. 606. (634) Als roerende zaken door wetsbepaling worden be-schouwd :

lo. het vruchtgebruik, ên gebruik van roerende zaken ; 2o. gevestigde renten, hetzij altijddurende of lijfrenten;

3o. verbintenissen en vorderingen, die opeischbare geldsommen of roerende goederen tot onderwerp hebben;

4o. actiën of aandeden in maatschappijen van geldhandel, koophandel ot nijverheid; zelfs wanneer onroerende goederen, tot die ondernemingen betrekkelijk, aan die maatschappijen toebehooren. Deze actiën of aandee-len worden geacht roerende zaken te zijn, doch ten opzichte van ieder der deelgenooten alleen zoolang de gemeenschap d u u r t ;

5o. aandeden in 's rijks schuld en in die ten laste van Nederlandsch-Indie, hetzij deze bestaan in inschrijvingen op het grootboek netzij m certifi-caten, schuldbekentenissen, obligatiën of andere effecten, met de daartoe behoorende coupons of rentebewijzen;

60. actiën in of cqupons van obligatiën van alle andere geldleemngen, daar-onder begrepen die. welke door vreemde mogendheden zijn aangegaan;

7o. gebouwen, werken,' beplantingen en bezaaiingen, toebehoorende aan iemand, die geen zakelijk recht op deii grond heeft.

Art 607. (635) Indien bij de wet, of in eenige burgerlijke handeling, de uitdrukking wordt gebezigd van roerende goederen, inboedel, meubelen of huisraad, stoffeering, of een huis met al hetgeen zich daarin bevindt, zonder eenige bijvoeging, uitlegging, uitbreiding, of beperking, worden deze uitdrukkingen geacht de voorwerpen te bevatten, welke bij de volgende arti-kelen zijn aangeduid.

Art 608. (636) De uitdrukking roerende goederen bevat, zonder uit-zondering, alles wat, volgens de hierboven vastgestelde regelen, voor roerend wordt gehouden.

Art 609 (637) De uitdrukking inboedel bevat alles wat in voege voorschreven voor roerend wordt gehouden, met uitzondering van het gereed a-eld van hetgeen bij artikel 606 is vermeld, van koopmanschappen en grond-stoffen, van werktuigen tot fabrieken, trafieken, of den landbouw behoo-rende, mitsgaders van bouwstoffen tot het opbouwen bestemd, of van afbraak afkomstig.

H i

Art. 610. (638) De uitdrukking meubelen of huisraad bevat ai het-geen, wat volgens het vorige artikel tot den inboedel behoort, met uitzonde-ring van paarden en levende have, van rijtuigen met hun toebehooren, van edelgesteenten, boeken en handschriften, teekeniugen, prenten, schilderijen, beelden, gedenkpenningen, natuurkundige en wetenschappelijke werktuigen en andere kostbaarheden en zeldzaamheden, van lijflinnen, wapens, granen, wijnen en andere levensmiddelen.

Art. 611. (639) De uitdrukking een huis met al hetgeen zich daarin bevindt, bevat alles wat, volgens artikel 608, voor roerende goederen wordt gehouden, en in het huis gevonden, met uitzondering van het gereed geld en van de inschulden en andere rechten, waarvan de beseheiden zich in het huis mochten bevinden.

Art. 612. (640) De uitdrukking stoffeering bevat alleen die meubelen, Welke tot gebruik en versiering der vertrekken dienen, als: behangsels en tapijten, bedden, stoelen, spiegels, pendules, tafels, porseleinen, en andere voorwerpen van dien aard.

Schilderijen en beelden, welke een gedeelte van de meubelen eens treks uitmaken, zijn daaronder insgelijks begrepen, doch geenszins de ver-zamelingen van schilderijen, prenten en beelden, die op galerijen en bijzon-dere vertrekken geplaatst zijn.

Hetzelfde geldt omtrent porseleinen; alle zoodanige, die een gedeelte uitmaken van de sieraden eens vertreks, zijn onder de uitdrukking stoffee-ring begrepen.

Art. 613. (641) De uitdrukking een gemeubileerd huis of een huis met zijne meubelen bevat alleen de stoffeering.

V I J F D E AFDEELING.

Van zaken, met betrekking tot hare bezitters.

Art. 614. (642) Er zijn zaken, die aan niemand toebehooren; de ove-rige zijn het eigendom of van den lande, of van gemeenschappen, of van bijzondere personen.

Art. 615. (643) G-ronderven en andere onroerende zaken, waarop niet door anderen overeenkomstig de bepalingen van deii derden titel van dit boek recht van eigendom wordt bewezen, zijn domein van den lande.

De zaken van dengene, die zonder erfgenaam overleden is, of wiens erfenis is verlaten, behooren mede aan den lande.

Art. 616. (644) Insgelijks behooren aan den lande de wegen en stra-ten, welke te zijnen laste zijn, de stranden der zee, de bevaarbare en vlotbare stroomen en rivieren met hunne oevers, de groote en kleine eilanden en de platen, welke in die wTateren opkomen, gelijk ook de havens en reeden;

onverminderd de door titel of bezit verkregen rechten van bijzondere per-sonen of gemeenschappen.

Art. 617. (645) Door oevers worden, in het vorige artikel, verstaan de boorden van rivieren, meeren of stroomen, welke bij gewone tijden, als het water op het hoogste is, door dat water overdekt worden, en niet hetgeen door watervloeden overstroomd is.

Art. 618. (646) Als eigendom van den lande worden insgelijks aange-merkt alle 'gronden en getimmerten, welke tot 's lands vestingwerken behoo-ren, en gevolgelijk alle gronden, waarop eenige gronden van verdediging zijn aangelegd geworden, als: wallen, borstweringen, grachten, bedekte wegen, glaciën of vooruitspringende werken, pleinen waarop krijgsgebouwen gesticht zijn, liniën, posten, verschansingen, redonten, dijken, sluizen, kanalen en hunne boorden; insgelijks onverminderd de door titel of bezit verkregen rechten van bijzondere personen of gemeenschappen.

Art. 619. (647) In alle vestingen van den lande wordt als militaire landsgrond aangemerkt de geheele oppervlakte, begrepen:

lo. in vestingen van bedekte wegen en glacis voorzien, tussehen den voet van de glooiing van den hoofdwal en den teen van den bedekten weg, en zoo deze van eene voorgracht is voorzien, tot en met den buitenboord van deze gracht. De walgang der bolwerken is hieronder begrepen, vol-gens eene getrokkene lijn door de keelen van de «ene gordijn tot de andere ;

2o. in vestingen zonder bedekte wegen of glacis, van den binnenteen des hoofdwals tot en met den overboord der grachten van de enveloppen est' buitenwerken;

3c. in vestingen zonder eenige buitenwerken, van den binnenvoet des wal-gangs tot aan en met den overboord der daarom gelegene grachten;

4o. eindelijk, indien er zich achter den binnenvoet der walgangen, scheid-slooten, bermen, enz. mochten bevinden, zullen ook deze strooken gronds, met hunne boomgewassen en andere opstallen, gerekend worden tot de militaire landsgronden te behooren.

Art. 620. (648) Alle onbewoonde forten, redouten, vooruitspringende posten, verschansingen, liniën en batterijen zijn geheel militaire landsgron-den, met alle zoo achterwaarts als voorwaarts en ter zijde gelegene gronlandsgron-den, bij hunnen aanleg door het gouvernement • aangekocht.

Op alle bewoonde forten zijn de bepalingen toepasselijk, in het voorgaan-de artikel vermeld.

Art. 621. (649) Zaken aan eene gemeenschap toebehoorende zijn de zoodanige, welke het gezamenlijk eigendom zijn van een zedelijk lichaam.

Art. 622. (650) Zaken aan bijzondere personen toebehoorende zijn de zoodanige, welke het afzonderlijk eigendom zijn van een of meer enkele per-sonen.

Art. 623. (651) Men kan op zaken hebben hetzij een recht van bezit, hetzij een recht van eigendom, hetzij een recht van erfgenaamschap, hetzij een vruchtgenot, hetzij een recht van erfdienstbaarheid, hetzij een recht van pand of hypotheek, crediet- of oogstverband.

In document EEN OP ONTWERP (pagina 120-124)