• No results found

TIENDE TITEL

In document EEN OP ONTWERP (pagina 150-166)

VAN ZAKEN

TIENDE TITEL

Van het vrachtgebruik.

EERSTE AFDEELING.

Van den aard van het vruchtgebruik en de wijze om het te verkrijgen.

Art. 843. (872) Vruchtgebruik is een zakelijk recht om van eens anders goed de vruchten te trekken, alsof men zelf eigenaar daarvan was, mits zorgende dat de zaak zelve in stand blijve.

Art. 844. (873) Indien echter onder het vruchtgebruik verbruikbare zaken zijn begrepen, kan de vruchtgebruiker volstaan met, bij het eindigen van het vruchtgebruik, eene gelijke hoeveelheid, hoedanigheid en waarde terug te geven, of den prijs te betalen, op welken de zaken bij den aanvang des vruchtgebruiks mochten geschat zijn, of volgens de waarde van dat tijdstip mochten geschat worden.

Art. 845. (874) Vruchtgebruik kan gevestigd worden ten behoeve van één of meer bepaalde personen, ten einde daarvan het genot te hebben, hetzij gezamenlijk, hetzij bij opvolging.

Ingeval van genot bij opvolging, zal het vruchtgebruik alleen genoten worden door de personen, die in leven zijn op het oogenblik, dat het recht van den eersten vruchtgebruiker zijnen aanvang neemt.

Art. 846. (875) Vruchtgebruik wordt verkregen door de wet, of door den wil des eigenaars.

Art. 847. (876) De vestiging van vruchtgebruik van onroerende zaken geschiedt door het opmaken eener akte op de wijze, bij de in artikel 711 bedoelde verordening bepaald.

Wanneer het een roerend goed geldt wordt door de levering het zakelijk recht geboren.

De overdracht bij verkoop of afstand bedoeld in artikel 859 geschiedt op dezelfde wijze.

139

T W E E D E AFDEELING-.

Van de rechten van den vruchtgebruiker.

Art. 848. (877) De vruchtgebruiker heeft het recht om alle soorten van vruchten te genieten, die van het goed, waarvan hij het vruchtgebruik heeft, kunnen voortkomen om het even of de voortbrengselen bestaan in natuurlijke vruchten, in vruchten van nijverheid, of in burgerlijke vruchten.^

Art. 849. (878) De natuurlijke vruchten en de vruchten van nijver-heid, die bij den aanvang van het vruchtgebruik nog aan boomen of wortels vast zijn, behooren aan den vruchtgebruiker.

Degene, die zich in denzelfden staat bevinden op het oogenblik, dat het vruchtgebruik eindigt, behooren aan den eigenaar, zonder vergoeding, van de eene of andere zijde, der kosten van bearbeiding en bezaaiing, maar onver-minderd dat gedeelte der vruchten, hetwelk aan eenen deelhebbenden pachter, hetzij bij het begin, hetzij bij het eindigen des vruchtgebruiks, mocht toekomen.

Art. 850. (879) De burgerlijke vruchten worden gerekend van dag tot dag verkregen te worden, en behooren aan den vruchtgebruiker, naar mate zijn vruchtgebruik duurt, welk ook het tijdstip moge wezen, waarop zij betaalbaar zijn gesteld.

Art. 851. (880) Het vruchtgebruik van eene lijfrente geeft ook aan den vruchtgebruiker, gedurende het vruchtgebruik, het recht om. de loopende renten te ontvangen.

Indien de voldoening der lijfrente bij vooruitbetaling moet plaats hebben, is de vruchtgebruiker gerechtigd tot den geheelen termijn, welke gedurende het vruchtgebruik heeft moeten voldaan worden.

Die het vruchtgebruik eener lijfrente heeft zal nimmer tot eenige terug-gave verplicht zijn.

Art. 852. (881) Indien het vruchtgebruik zaken bevat, die zonder da-delijk te niet te gaan, echter langzamerhand door het gebruik verminderen, zooals kleederen, linnen, huisraad en andere soortgelijken, heeft de vruchtge-bruiker het recht om zich daarvan te bedienen tot het gebruik, waartoe die zaken bestemd zijn, zonder evenwel verplicht te zijn om, bij het eindigen des vruchtgebruiks, die zaken in eenen anderen staat terug te geven, dan in dien, waarin zij zich alsdan bevinden, voor zooverre zij niet door de kwade trouw of schuld van den vruchtgebruiker mochten zijn slechter geworden.

Art. 853. (882) Indien het vruchtgebruik kaphout bevat, zal de vruchtgebruiker daarvan het genot hebben, mits in acht nemende de orde en de hoeveelheid van het kappen, overeenkomstig het doorgaand gebruik der eigenaars, zonder d a t de vruchtgebruiker of zijne erfgenamen eenige schadeloosstelling kunnen vorderen, terzake dat de gewoonlijke kapping, hetzij van kaphout, rijshout of hoogstammigc boomen, gedurende het

vruchtgebruik, door hem mocht nagelaten zijn.

Art. 854. (883) De vruchtgebruiker, mits in acht nemende de vaste tijdstippen, en de gewoonten der vorige eigenaars heeft ook het genot van die partijen hout van opgaande boomen, welke regelmatig gehakt worden, hetzij dit hakken geschiede op. gezette tijden over eene zekere uitgestrektheid

lands, hetzij het besta in eene zekere hoeveelheid boomen, zonder onder-scheid over'de geheele uitgestrektheid van het land genomen.

Art. 855. (884) In alle andere gevallen mag de vruchtgebruiker zich geene opgaande boomen toeëigenen.

Niettemin kan hij de door toeval uit den grond gerukte of afgebroken-e boomen gebruiken tot het doen der reparatiën, tot welke hij gehouden is.

Hij kan zelfs, te dien einde, indien het noodig is, boomen doen omhak-ken, mits Inj van de noodzakelijkheid der reparatiën, ten overstaan van den eigenaar, doe blijken.

Art. 856. (885) De vruchtgebruiker kan uit de bosschen staken ne-men voor de wijngaarden, en hetgeen noodig is om de vruchtboone-men te stutten en de tuinen te onderhouden en te beteelen.

Hij heeft geen recht om boomen tot brandhout te kappen, maar hij heeft het genot van hetgeen jaarlijks of op andere gezette tijden van de boomen afkomt; alles echter met inachtneming van het gebruik"der plaats, of van de gewoonte des eigenaars.

Art. 857. (886) De boomen, welke uit eene kweekerij, zonder die te beschadigen, kunnen getrokken worden, behooren insgelijks tot het vrucht-gebruik, mits de vruchtgebruiker zich omtrent de wederaanvulling gedrage naar het plaatselijk gebruik en de gewoonte der eigenaars.

Art. 858. (887) Doode vruchtboomen, gelijk ook die bij toeval zijn uit den grond gerukt of afgebroken, behooren aan den vruchtgebruiker, mits hij andere in hunne plaats stelle.

Art. 859. (888) De vruchtgebruiker kan in persoon het recht van zijn vruchtgebruik uitoefenen, of het goed verhuren, of verpachten, of zelfs het vruchtgenot verkoopen, bezwaren of om. niet afstaan. Hij moet zich echter, hetzij bij eigen genot, hetzij ingeval van verhuring, verpachting of afstand, ten aanzien van dat genot, gedragen naar het plaatselijk gebruik en de ge-woonte der eigenaars, zonder de bestemming van het goed ten nadeele van dezen te veranderen.

Ten aanzien van den tijd der verhuring of verpachting moet hij zich, volgens den verschillenden aard en de bestemming der zaken, mede gedragen naar de plaatselijke gebruiken en de gewoonte der eigenaars.

Bij gebreke van zoodanige gebruiken of gewoonte, mogen huizen voor geen längeren tijd dan voor vier, en landerijen dan voor zeven jaren worden verhuurd.

Art. 860. (889) Alle verhuringen of verpachtingen van in vruchtge-bruik bezeten onroerende goederen, aangegaan meer dan twee jaren vóór het ingaan van de huur of de pacht, zullen ten verzoeke van den eigenaar kunnen worden vernietigd, indien het recht van den vruchtgebruiker binnen

dien tijd ophoudt.

Art. 861. (890) De vruchtgebruiker heeft het genot van de vermeer-dering, welke aan liet goed, waarvan hij het vruchtgebruik heeft, door aan-spoeling is aangekomen.

Hij heeft, akof hij zelf eigenaar was, het genot van de erfdienstbaar-heden, en, in het algemeen, van alle andere rechten, waarvan deze het genot kan hebben. Hij heeft alzoo het genot der jacht en visscherij.

141

Art. 862. (891) Hij heeft, op dezelfde wijze als de eigenaar, ook hel genot van de steengroeven en veenderijen, die bij den aanvang van he.

vruchtgebruik reeds ontgonnen waren.

Art. 863. (892) De vruchtgebruiker heeft geen recht, hoe ook ge-naamd, op steengroeven en veenderijen, die nog niet ontgonnen zijn; en mag derhalve geen turf of andere delfstoffen uitgraven, wanneer de ontginning oi verveening nog niet begonnen is, tenzij het tegendeel uit zijnen titel blinke.

Art. 864. (893) Bij vruchtgebruik van eene mijnconcessie heeft de vruchtgebruiker op dezelfde wijze als de concessionaris het genot van die concessie.

Art. 865. (894) De vruchtgebruiker heeft geen recht op den schat, die gedurende het vruchtgebruik op het erf, waarvan hij het genot heeft, door een ander mocht gevonden worden.

Indien hij zelf den schat vindt, mag hij zijn deel daarvan vorderen, overeenkomstig artikel 682.

Art. 866. (895) De eigenaar is gehouden den vruchtgebruiker het vruchtgebruik te laten genieten, zonder hem daarin eenige belemmering toe te brengen.

Art. 867. (896) De vruchtgebruiker kan bij het eindigen van het vruchtgebruik geene schadeloosstelling vorderen wegens verbeteringen, die hij mocht beweren gemaakt te hebben, al ware het dat de waarde van het

goed daardoor mocht zijn vermeerderd. _ Desniettegenstaande kunnen die verbeteringen in aanmerking worden

genomen bij de waardeering der schaden, welke aan het goed mochten zijn aangebracht.

Art. 868. (897) De spiegels, schilderijen en andere sieraden, welke de vruchtgebruiker heeft •aangebracht, kunnen door hem of zijne erfgena-men worden teruggenoerfgena-men, mits de plaats in haren vorigen staat worde hersteld.

Art. 889. (898) De vruchtgebruiker mag alle zakelijke rechtsvorde-ringen uitoefenen, welke de wet aan den eigenaar toekent,

DERDE AFDEELING.

Van de verplichtingen des vruchtgebruikers.

Art 870 (899) De vruchtgebruiker neemt de zaken over in den. staat, waarin zij zich bij den aanvang des vruchtgebruiks bevinden.

Hij moet die bij het einde des vruchtgebruiks teruggeven m den staat waarin zij zich op dat tijdstip bevinden, behoudens de bepalingen van de artikelen 867 en 868, en de schadeloosstellingen, welke aan den eigenaar, wegens aangebrachte schade, verschuldigd zijn.

Art 871 (900) De vruchtgebruiker moet te zijnen koste, en in tegen-woordigheid'van den eigenaar, of deze ten minste behoorlijk opgeroepen zijnde, eene beschrijving der roerende en eenen staat der onroerende goe-deren welke aan het vruchtgebruik onderworpen zijn, laten opmaken,

Niemand kän van deze verplichting worden ontheven.

De beschrijving en staat kunnen ondershands worden opgemaakt, in-dien de eigenaar tegenwoordig is.

Art. 872. (901) De vruchtgebruiker moet persoonlijke of zakelijke, gerechtelijk goedgekeurde, zekerheid stellen, dat hij van de zaak, waarvan hij het vruchtgebruik heeft, als een goed huisvader zal gebruik maken, zonder haar te verslimmeren, of te verwaarloozen, alsmede dat de goederen zullen worden teruggegeven, of hunne waarde, indien het goederen geldt, waarvan bij artikel 844 wordt gehandeld.

Art. 873. (902) De vruchtgebruiker kan van de verplichting om zekerheid te stellen worden ontheven.

Ouders, die het wettelijk vruchtgenot hebben van de goederen hunner kinderen, zooals ook diegenen, die hun goed onder voorbehoud van vrucht-gebruik hebben verkocht of ten geschenke gegeven, zijn daartoe niet ge-houden.

Hetzelfde geldt ook omtrent den vruchtgebruiker van zaken, die onder het beheer van andere personen gesteld zijn, behoudens, voor zooveel deze aangaat, de bepaling van artikel 877.

Art. 874. (903) Zoolang de vruchtgebruiker geene zekerheid stelt, heeft de eigenaar het recht om het goed zelf te besturen, mits van zijne zijde zekerheid stellende. Bij gebreke van dit laatste, zullen de onroerende goederen verhuurd, verpacht of onder het beheer van eenen derde gesteld worden; de geldsommen, onder het vruchtgebruik begrepen, zullen worden belegd en de eetwaren en andere zaken, waarvan men geen gebruik kan maken, zonder die te verteren, worden verkocht, ten einde de prijs, welken zij opbrengen, insgelijks belegd worde.

De renten dezer geldsommen, zoo mede de huur en paehtpenningen, be-lmoren aan den vruchtgebruiker.

Art. 875. (904) Indien het vruchtgebruik, voor het geheel of gedeelte-lijk, in roerende goederen bestaat, welke door het gebruik verminderen, ver-liest de vruchtgebruike,r bij gebreke van het stellen van zekerheid, het genot dier goederen niet, mits hij onder eede verklare, dat hij geene zekerheid heeft kunnen vinden, en belove, dat hij de goederen, bij het einde des vruchtge-bruik^, zal terug leveren.

Niettemin mag de eigenaar vorderen, dat aan den vruchtgebruiker slechts dat gedeelte der roerende goederen worde overgelaten, hetwelk voor diens ge-bruik noodzakelijk is, en dat het overschot worde verkocht, en de prijs daar-van belegd, gelijk in het voorgaande artikel gezegd is.

Art. 876. (905) Door de vertraging in het stellen van zekerheid wordt de vruchtgebruiker niet verstoken van de vruchten, waarop hij aanspraak kan maken, als welke hem verschuldigd zijn van het oogenblik, waarop het vruchtgebruik zijnen aanvang heeft genomen.

Art. 877. (906) Zij, die benoemd zijn om de aan vruchtgebruik onder-worpen goederen te besturen, zijn gehouden, alvorens hun bewind te aan-vaarden, persoonlijke of zakelijke, gerechtelijk goedgekeurde, zekerheid te stellen.

143

Art. 878. (907) De bewindvoerders zijn verplicht ieder jaar aan den vruchtgebruiker rekening en verantwoording te doen, mitsgaders het slot van

rekening uit te keeren. . Bij het eindigen van hun beheer moeten zij, zoowel aan den eigenaar, als

aan den vruchtgebruiker, rekening en verantwoording afleggen.

De eigenaar, die, naar aanleiding van het eerste lid van artikel 874, bet bestuur daarover heeft, is gehouden op dezelfde wijze aan den vruchtgebrui-ker rekening en verantwoording af te leggen.

Art. 879. (908) De bewindvoerders kunnen worden afgezet om dezeL

T-de reT-denen als T-de voogT-den, alsmeT-de uit hoofT-de van nalatigheid in T-de voldoe ning der verplichting, aan hen bij het eerste lid van het vorige artikel op-gelegd.

Art. 880. (909) Indien, om welke redenen ook, het bewind ophoudt, treedt de vruchtgebruiker in al zijne rechten terug.

Art. 881. (910) De vruchtgebruiker is alleen verplicht de reparation tot onderhoud te doen.

De grove reparation blijven ten laste van den eigenaar, tenware aie veroorzaakt mochten zijn door verzuim van gewoon onderhoud, sedert den aanvang van het vruchtgebruik; in welk geval de vruchtgebruiker ook daar-toe gehouden is.

Art. 882. (911) Als grove reparatiën worden aangemerkt:

die van zware muren en gewelven;

de herstelling van balken en gcheele daken;

de geheele herstelling van dijken, kaden, stuwdammen, gemetselde water-werken, alsmede die van steun- en scheidsmuren.

Alle andere reparatiën worden als gewoon onderhoud gerekend.

Art. 883. (912) Noch de eigenaar, noch de vruchtgebruiker, is gehou-den te doen opbouwen, hetgeen door ouderdom ingestort of door toeval ver-nield is.

Art, 884. (913) De vruchtgebruiker is gehouden, gedurende zijn ge-not, voor zijne rekening te nemen alle jaarlijksehe en gewone lasten van het erf, gelijk grondrenten, belastingen en andere, die gewoonlijk als lasten dei-vrucht en worden beschouwd.

Art. 885. (914) Wat de buitengewone lasten betreft, waarmede het goed, gedurende het vruchtgebruik, mocht worden bezwaard, is de eigenaar verplicht deze te betalen, doch de vruchtgebruiker is gehouden hem de inte-ressen daarvan, gedurende het vruchtgebruik, te vergoeden.

Indien, de vruchtgebruiker die lasten voorgeschoten heeft, mag hij die, bij het eindigen van het vruchtgebruik, terugeischen, doch zonder eenige in-teressen.

Art. 886. (915) Die een algemeen vruchtgebruik of een vruchtgebruik onder algemeenen titel heeft, moet met en benevens den eigenaar de schulden betalen, op de wijze als volgt: ; . Men begroot de waarde van het goed, hetwelk aan het vruchtgebruik is onderworpen;' men bepaalt vervolgens, naar evenredigheid van die waarde, hetgeen tot de betaling der schulden door het goed moet worden opgebracht.

Indien de vruchtgebruiker de som, welke van het goed moet worden, opgebracht, wil voorschieten, moet de hoofdsom, bij het eindigen des vrucht-gebruiks, zonder eenige renten, aan hem worden teruggegeven.

Zoo de vruchtgebruiker dit voorschot niet wil doen, heeft de eigenaar de keus, of om deze som te betalen, in wrelk geval de vruchtgebruiker de inte-ressen daarvan, gedurende het vruchtgebruik, aan hem schuldig wordt; of om een gedeelte der goederen, aan het vruchtgebruik onderworpen, tot het beloop der som, die opgebracht moet worden, te doen bezwaren of verkoopen.

Art. 887. (916) Hij, die onder eenen bijzonderen titel een vruchtge-bruik heeft, is niet gehouden de schulden te voldoen, waarvoor het aan vruchtgebruik onderworpen erf verhypothekeerd is.

Indien hij die schulden betaalt om de gedwongen onteigening van het erf te voorkomen, heeft hij zijn verhaal op den eigenaar.

Art. 888. (917) Eene lijfrente, of jaarwedde tot onderhoud, welke door eenen erflater is gemaakt, moet door dengene, aan wien het geheele vruchtgebruik is gemaakt, voor het geheel worden voldaan, en door hem, aan wien slechts een gedeelte van het vruchtgebruik is nagelaten, naar even-redigheid van zijn genot, zonder dat door één van beiden eenige terugvor-dering mag worden gedaan.

Art. 889. (918) De vruchtgebruiker is alleen gehouden tot de kosten van rechtsgedingen, welke zijn vruchtgebruik betreffen, en tot alle overige veroordeelingen, waartoe die gedingen kunnen aanleiding geven.

Indien het geschil tegelijkertijd den eigenaar en den vruchtgebruiker aangaat, en zij beiden in het geding betrokken zijn, zullen zij tot de kosten bijdragen, in evenredigheid hunner wederzijdsche belangen, door den rech-ter te bepalen.

Art. 800. (919) Indien, gedurende het vruchtgebruik, een derde per-soon zich eenige onwettige aanmatiging op het erf veroorlooft, of anderszins de rechten van den eigenaar tracht te verkorten, is de vruchtgebruiker ge-houden daarvan aan dezen kennis te geven; bij gebreke hiervan is hij ver-antwoordelijk voor alle schaden, welke daardoor voor den laatstgenoemde zouden mogen ontstaan, op dezelfde wijze als hij zoude moeten vergoeden het nadeel, door hem of door degenen, voor wie hij moet instaan, toegebracht.

Art. 891. (920) Indien de goederen onder beheer van derden gebracht zijn, zijn de bewindvoerders, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, gehouden voor de rechten van den eigenaar en voor die van den vruchtgebruiker te waken.

Zij kunnen voor den eigenaar of voor den vruchtgebruiker, noch eischen-de, noch verwereneischen-de, in rechten optreden, zonder daartoe door dengene, dien de zaak aangaat, gemachtigd te zijn.

Art. 892. (921) Indien eene kudde beesten, waarvan het vruchtgebruik is gegeven, door toeval of door ziekte, en buiten de schuld des vruchtgebrui-kers, geheel verloren gaat, is deze alleen verplicht aan den eigenaar verant-wording te doen van de huiden, of van hare waarde.

Indien de kudde niet geheel is verloren gegaan, is de vruchtgebruiker gehouden het getal der gestorven beesten uit de jongen aan te vullen.

145

1 ' Art. 893. (922) Indien het vruchtgebruik niet op eene geheele kudde, maar op één of meer beesten is gelegd, en één of meer daarvan, buiten de schuld des vruchtgebruikers, zijn komen te sterven, is deze met verplicht die aan te vullen, of de waarde daarvan uit te keeren, maar hij moet alleen de huiden of de waarde daarvan teruggeven.

•-': Art. 894. (923) De vruchtgebruiker van een schip is _ verplicht om het, ingeval eener buitenlandsche reis, te laten verzekeren. Bij gebreke hier-van is hij verantwoordelijk voor alle schade, welke daardoor zoude mogen ontstaan.

VIERDE AFDEELING.

Hoe liet vruchtgebruik eindigt.

Art. 895. (924) Vruchtgebruik eindigt : l o door den dood van den vruchtgebruiker;

2o. wanneer de tijd, tot welken, of de voorwaarden, waaronder het is toe-gestaan, verloopen of vervuld zijn;

3o. door vermenging, wanneer de bloote eigendom en het vruchtgebruik m dezelfde hand zijn gekomen;

4o door afstand van den vruchtgebruiker, ten behoeve van den eigenaar;

5o. door verjaring, wanneer de vruchtgebruiker gedurende dertig jaren van zijn recht geen gebruik heeft gemaakt ; < _ 6o. door den geheelen ondergang der zaak, waarop het vruchtgebruik is

gevestigd.

Art. 896. (925) Vruchtgebruik ten voordeele van verscheidene per-sonen gezamenlijk gegeven, houdt eerst op door den dood van den laatsten:

Vruchtgebruik ten voordeele van een zedelijk lichaam houdt op door ontbinding daarvan.

Art. 897. (926) Het vruchtgebruik, hetwelk gegeven is_ totdat een derde persoon eenen zekeren ouderdom zal bereikt hebben, blijft tot dat tijdstip voortduren, al ware het dat deze persoon vóór den vastgestelden ouderdom mocht overleden zijn; behoudens hetgeen bij den zestienden titel van het eerste boek aangaande het wettelijk genot van de ouders bepaald is.

Art. 898. (927) Geen vruchtgebruik kan aan een zedelijk lichaam langer dan voor dertig jaren worden toegestaan.

Art. 899. (928) Indien slechts een gedeelte der aan vruchtgebruik

Art. 899. (928) Indien slechts een gedeelte der aan vruchtgebruik

In document EEN OP ONTWERP (pagina 150-166)