• No results found

Wijzigingen in de bestaande bepalingen

In document Woord vooraf (pagina 45-62)

2.2.2.1

Wijzigingen in de vergoedingsmaatregelen van de gewone werkloosheid en het brugpensioen

2.2.2.1.1

Betaling van de uitkeringen op een SEPA financiële reke-ning

Tot 11 januari 2010 werden de sociale uitkeringen ten laste van de RVA enkel betaald via overschrijving op een Belgische post- of bankrekening of door middel van een circulaire cheque.

Ingevolge de oprichting van de Unieke Europese Betaalzone (SEPA), werd de reglementering aangepast.

Voortaan mogen de uitkeringen betaald worden via storting op een financiële rekening die behoort tot de unieke betaal-ruimte (SEPA) en niet meer noodzakelijk in België.

2.2.2.1.2

Harmonisering van de inhoudingen en bijdragen verschul-digd op de brugpensioenen en op bepaalde aanvullingen op de werkloosheidsuitkeringen

Sinds 1 april 2010 zijn de werkgeversbijdragen en de inhoudin-gen op de werkloosheidsuitkering en op de aanvullende vergoe-ding, die verschuldigd waren in het kader van het brugpensioen, het halftijds brugpensioen of op bepaalde vergoedingen toege-kend als aanvulling bij de werkloosheidsuitkeringen (pseudo-brugpensioen), vervangen door een unieke werkgeversbijdrage en een unieke inhouding die gestort moeten worden aan de RSZ door de debiteur van de aanvullende vergoeding.

De werkgeversbijdrage stemt overeen met een percentage van de aanvullende vergoeding, dat varieert in functie van de leef-tijd van de werknemer.

De unieke inhouding stemt overeen met 6,5 % van het brug-pensioen of het pseudo-brugbrug-pensioen of met 4,5 % van het halftijds brugpensioen (werkloosheidsuitkering + aanvullende vergoeding) en wordt verricht op de aanvullende vergoeding.

Dat betekent dat er geen inhouding meer wordt verricht op de werkloosheidsuitkering.

2.2.2.1.3

Instapstage in een onderneming

Een instapstage is een stage in een onderneming gedurende 2  maanden op basis van een overeenkomst gesloten tussen de stagiair, de werkgever en de bevoegde dienst voor beroepsoplei-ding (ADG, Bruxelles Formation, FOREM of VDAB). De instap-stage moet minstens halftijds zijn. Tijdens de duur van de instap-stage, mits bepaalde voorwaarden nageleefd worden, betaalt de RVA een stage-uitkering en betaalt de werkgever een premie.

Sinds 1 februari 2010 zijn de voorwaarden om de stage-uitke-ring te kunnen genieten, versoepeld: het volstaat ingeschreven te zijn als niet-werkende werkzoekende en ten hoogste houder te zijn van een diploma of attest van het hoger secundair on-derwijs.

jaarverslag 2010

Gelijkstelling met arbeidsdagen voor een toelating tot de werkloosheid

Om toegelaten te worden tot het recht op werkloosheidsuitke-ringen, moet de werknemer een bepaald aantal arbeidsdagen in loondienst of gelijkgestelde dagen bewijzen tijdens een re-ferteperiode.

De reglementering bepaalt welke gelijkgestelde dagen in aan-merking genomen kunnen worden. Deze reglementering werd met terugwerkende kracht tot 8 mei 2007 aangevuld.

Sinds deze datum worden de dagen van afwezigheid van het werk om pleegzorgen te verstrekken gelijkgesteld met arbeidsda-gen als loontrekkende voor een toelating tot de werkloosheid.

2.2.2.1.5

Beperking van de verlenging van de sanctieperiodes in geval van ziekte

De periode van uitsluiting van het recht op werkloosheidsuitke-ringen ingevolge de vrijwillige werkloosheid van de werknemer of ingevolge de toepassing van een administratieve sanctie, wordt verlengd met de duur van de ziekteperiode die gelegen is in de periode van uitsluiting. Sinds 1 december 2010 wordt de verlenging beperkt tot een maximumperiode van 3 jaar, be-rekend van datum tot datum.

2.2.2.1.6

De activering van het zoekgedrag naar werk

Op 1 november 2010 kwamen er drie wijzigingen in de active-ringsprocedure van het zoekgedrag naar werk:

- de activeringsprocedure van het zoekgedrag naar werk wordt opgeschort indien de werkloze gedurende een periode van minstens 6 maanden verzaakt aan de uitkeringen door mid-del van een geschreven en onherroepelijke verklaring inge-diend bij het werkloosheidsbureau. De procedure wordt op-geschort gedurende de periode dat de werkloze verzaakt aan de uitkeringen tot de indiening van een nieuwe uitkerings-aanvraag. Na afloop van de periode van verzaking wordt een nieuwe oproeping verzonden, ten vroegste 12 maanden na de nieuwe uitkeringsaanvraag, indien het gaat om een op-roeping voor een 1ste gesprek of ten vroegste 4 maanden na de nieuwe uitkeringsaanvraag, indien het gaat om een op-roeping voor een 2de of een 3de gesprek;

- in geval van cumulatie van een tijdelijke schorsing met een andere uitsluiting (administratieve sanctie of uitsluiting we-gens vrijwillige werkloosheid) bekomt men de totale duur van de uitsluiting door de duur van de verschillende uitsluitingen of sancties op te tellen. Bovendien verlengt de ziekte, net als voor de andere uitsluitingen of sancties voorzien in de werk-loosheidsreglementering, de periode van beperkte uitsluiting verhoudingsgewijs (zie punt 2.2.2.1.5);

- een sanctie in het kader van de activeringsprocedure van het zoekgedrag naar werk (tijdelijke schorsing of volledige uitslui-ting) vormt geen beletsel voor het genot van tijdelijke werk-loosheidsuitkeringen indien de gesanctioneerde werknemer het werk hervat als loontrekkende en in deze dienstbetrek-king tijdelijk werkloos wordt gesteld.

2.2.2.2

Wijzigingen in de maatregelen ter ondersteuning van de werknemers

2.2.2.2.1

Verlenging van de crisismaatregelen

De bestaande crisismaatregelen (crisistijdskrediet en crisis-schorsing bedienden) werden verlengd, mits bepaalde aanpas-singen, tot 31 januari 2011. Vanaf 1 januari 2010 moet de onderneming, als één van de voorwaarden om de crisismaatre-gelen te kunnen gebruiken, bewijzen dat zij in moeilijkheden is ingevolge een daling van de omzet (blijkt uit de BTW-aangifte), een vermindering van de productie of van de bestellingen van minstens 15 % (in 2009 ging het om 20 %) of ingevolge een percentage tijdelijke werkloosheid wegens werkgebrek van minstens 20 %.

2.2.2.2.2

Verlenging van het recht op een verminderingskaart her-structureringen in het kader van een faillissement, sluiting of vereffening van de onderneming

Het recht op de toekenning van een verminderingskaart her-structureringen in geval van ontslag als gevolg van een faillis-sement, een sluiting of een vereffening van de onderneming, werd verlengd tot 31 december 2010.

Dankzij deze kaart geniet de ontslagen werknemer een ver-mindering van zijn persoonlijke bijdragen aan de sociale zeker-heid in geval van tewerkstelling bij een nieuwe werkgever, voor bepaalde tewerkstellingsperiodes die gelegen zijn binnen de geldigheidsperiode van de kaart.

Wat de nieuwe werkgever betreft, deze kan onder bepaalde voorwaarden aanspraak maken op een vermindering van de werkgeversbijdragen aan de RSZ.

2.2.2.2.3

Het ACTIVA-plan

In het kader van het ACTIVA-plan kent de RVA de werkzoe-kende die tot een bepaalde doelgroep behoort en die het werk hervat, een geactiveerde werkloosheidsuitkering toe, werkuitke-ring genaamd, die de werkgever mag aftrekken van het nettoloon.

Tot 1 april 2010 werd het maandelijks bedrag van deze werk-uitkering, behoudens in uitzonderlijke gevallen, steeds bere-kend door een basisbedrag (bijv. 500  EUR of 1  100 EUR) te vermenigvuldigen met de contractuele tewerkstellingsbreuk.

Sedert 1 april 2010 is de berekeningswijze van de werkuitke-ring gewijzigd. Nu bekomt men het maandbedrag van de werkuitkering door het basisbedrag te vermenigvuldigen met het aantal uren tijdens de betrokken kalendermaand waarvoor een loon is verschuldigd en door vervolgens te delen door 4 keer het wekelijkse arbeidsregime van een voltijdse werknemer.

Deze wijziging beoogt onder meer het feit te verhelpen dat met de vroegere berekeningswijze de werkuitkering niet werd betaald in functie van de effectieve prestaties van de maand, maar op de theoretische basis van de contractuele tewerkstellings-breuk, wat niet noodzakelijk overeenstemde met de realiteit. Er

2.

1

De opdrachten van de RVA

jaarverslag 2010

werd ook geen rekening gehouden met de duur van de tewerk-stelling. Bovendien heeft de nieuwe berekeningswijze een admi-nistratieve vereenvoudiging mogelijk gemaakt, vermits de nieu-we berekeningswijze voortaan wordt toegepast in alle gevallen.

Ook de procedure van het ACTIVA-plan is gewijzigd. Enerzijds is de geldigheidsduur van de werkkaart, dit wil zeggen van het attest uitgereikt door de RVA dat bewijst dat de werkzoekende voldoet aan de voorwaarden van het plan, verlengd van 3 tot 6  maanden. Anderzijds is de aanvraag van de werkuitkering voortaan beperkt tot één enkele aanvraag per werkgever voor alle indiensttredingen gelegen tijdens de geldigheidsperiode van de werkkaart.

2.2.2.2.4

De startbaanovereenkomsten

Tot 1 april 2010 was het in het kader van de startbaanovereen-komsten mogelijk twee soorten financiële voordelen te genieten:

- de werkgever kon een vermindering van werkgeversbijdra-gen aan de RSZ werkgeversbijdra-genieten (doelgroepvermindering) voor het in dienst nemen van bepaalde laaggeschoolde jongeren van minder dan 26 jaar.

Een attest afgeleverd door de RVA, startbaankaart genaamd, liet toe te bewijzen dat dit voordeel mocht worden toegekend.

Aan de hand van deze startbaankaart attesteerde de RVA eveneens dat een bepaald type van arbeids- of opleidings-overeenkomst, die begon te lopen tijdens de geldigheidsperi-ode van de kaart, beschouwd mocht worden als een start-baanovereenkomst;

- de laaggeschoolde jongere van minder dan 26 jaar had onder bepaalde voorwaarden recht op een geactiveerde werkloos-heidsuitkering van 350 EUR per maand, werkuitkering ge-naamd, die de werkgever mocht aftrekken van het nettoloon.

Een attest afgeleverd door de RVA, de werkkaart Activa Start genaamd, liet toe te bewijzen dat dit voordeel mocht worden toegekend.

De werkgever mocht mindervaliden en werknemers van vreemde origine trouwens dubbel tellen in het kader van zijn verplichting om jongeren in dienst te nemen.

Sinds 1 april 2010 zijn deze voordelen (doelgroepverminde-ring, geactiveerde werkloosheidsuitkering en dubbele telling) behouden maar is de procedure gewijzigd. De startbaankaart is afgeschaft. De gegevens die nodig zijn om de voormelde voordelen toe te kennen zijn nu opgenomen op een specifieke werkkaart, de werkkaart Activa Start.

2.2.2.2.5

Dienstencheques

Er zijn verschillende maatregelen genomen om:

- de controle op het systeem te versterken (2.2.2.2.5.1, 2.2.2.2.5.2 en 2.2.2.2.5.7);

- de financiële leefbaarheid ervan te garanderen (2.2.2.2.5.5, 2.2.2.2.5.8 en 2.2.2.2.5.9);

- de toegelaten activiteiten beter te omkaderen (2.2.2.2.5.3);

- de relaties tussen de erkende onderneming en de gebruikers te verbeteren (2.2.2.2.5.4 en 2.2.2.2.5.6).

2.2.2.2.5.1

ErkEnningsvoorwaardEn

Een bijkomende erkenningsvoorwaarde werd vanaf 10 januari 2010 toegevoegd in de reglementering dienstencheques: deze bepaalt dat een erkende onderneming geen achterstallen mag verschuldigd zijn in de betaling van bedragen geëist door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

Dat betekent dat zowel de erkende ondernemingen als de on-dernemingen die een erkenning aanvragen, geen schulden mogen hebben ten opzichte van de RVA.

De onderneming kan deze voorwaarde enkel naleven, indien zij alles volledig heeft betaald of een aflossingsplan heeft dat zij strikt opvolgt.

Het niet-naleven van deze voorwaarde leidt tot de ambtshalve intrekking van de erkenning van de betrokken onderneming.

2.2.2.2.5.2

ambtshalvEintrEkkingvandEErkEnningwEgEnsschuldEnaandE rva Sinds 10 januari 2010 verliest een onderneming haar erken-ning ambtshalve wanneer zij schulden heeft ten opzichte van de RVA.

Dat betekent dat een onderneming die zich in deze situatie bevindt aan het secretariaat van de adviescommissie erkennin-gen het bewijs moet leveren, ofwel dat zij een aflossingsplan heeft dat ze naleeft, ofwel dat zij geen schulden meer heeft.

Zoniet verliest de erkende onderneming ambtshalve haar er-kenning op deze basis.

2.2.2.2.5.3

toEgElatEnactivitEitEn

De activiteit thuishulp van huishoudelijke aard bij de gebruiker thuis omvat het schoonmaken van de woning met inbegrip van de ramen, wassen, strijken, kleine occasionele naaiwerken en het bereiden van maaltijden.

Sinds 1 juli 2010 is het verboden om de thuishulp van huishou-delijke aard bij de gebruiker thuis te verrichten ten behoeve van een particulier die verblijft in een instelling voor collectief verblijf die hem huisvest en bepaalde diensten voor hem uit-voert, zoals verzorging, begeleiding en de voorziening van maaltijden.

Het verbod bestond reeds voor de gemeenschappelijke gedeel-ten van deze instellingen; nu wordt het uitgebreid naar de pri-végedeelten.

Deze bewoners kunnen evenwel nog genieten van de toegela-ten activiteitoegela-ten buitoegela-ten de woning van de gebruiker (strijken, boodschappendienst en vervoer van personen met beperkte mobiliteit).

Vanaf de publicatie van het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad (29 januari 2010) tot 30 juni 2010 beschikten de erkende ondernemingen over een overgangsperiode met als doel zich te kunnen aanpassen aan deze wijziging van de re-glementering dienstencheques.

jaarverslag 2010

De Koning kan een "kwaliteitshandvest" vastleggen voor de ondernemingen erkend voor dienstencheques en de verplichte bepalingen voorzien die daarin moeten voorkomen.

2.2.2.2.5.5

opvolgingvandEfinanciëlEsituatiEvandEsEctorEnvandEEr

-kEndEondErnEmingEn

De Koning kan de modaliteiten vastleggen die de opvolging van de financiële situatie van de sector en van de erkende on-dernemingen garanderen. Hij kan eveneens bepalen aan welke voorwaarden de erkende ondernemingen moeten voldoen om deze financiële opvolging mogelijk te maken.

2.2.2.2.5.6

ovErEEnkomsttussEndEErkEndEondErnEmingEndEgEbruikEr

De Koning kan minimumbepalingen vastleggen die moeten opgenomen worden in de overeenkomst die een erkende on-derneming verbindt met haar gebruiker alsook een model van overeenkomst.

2.2.2.2.5.7

modElvandEdiEnstEnchEquE

Het model van de dienstencheque, als bijlage bij het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de diensten-cheques, werd gewijzigd om onder meer de optische erken-ning te optimaliseren.

2.2.2.2.5.8

structurElEindExEringvandEfEdEralEtEgEmoEtkoming

Artikel 8 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 be-treffende de dienstencheques vermeldt dat het bedrag van de federale tegemoetkoming wordt verhoogd telkens wanneer de spilindex, bepaald in de wet van 2 augustus 1971, wordt over-schreden. Het gaat om een verhoging met 2 % van 73 % van het totaalbedrag dat aan de erkende onderneming wordt be-taald per dienstencheque.

Deze verhoging is van toepassing op de cheques besteld door de gebruikers vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de index wordt overschreden.

De spilindex werd in augustus 2010 overschreden. Dat bete-kent concreet dat het terugbetalingsbedrag van een diensten-cheque ingediend door een erkende onderneming na 1 sep-tember 2010, van cheque tot cheque verschilt, in functie van de aankoopdatum van de cheque: de cheques die de gebruiker heeft besteld vóór 1 september 2010 hebben een terugbeta-lingswaarde van 20,80 EUR per dienstencheque; de cheques die de gebruiker heeft besteld vanaf 1 september 2010 hebben een terugbetalingswaarde van 21,10 EUR per dienstencheque.

2.2.2.2.5.9

plafondvan 500 diEnstEnchEquEs

Sinds 1 januari 2010 mag elke gebruiker nog maximum 500 dienstencheques per kalenderjaar bestellen in plaats van 750.

Kan afwijken van dit plafond en tot 2  000 dienstencheques bestellen:

- de mindervalide gebruiker;

- het mindervalide kind van een gebruiker;

- de gebruiker die een eenoudergezin vormt met één of meer-dere kinmeer-deren ten laste.

2.2.2.2.6

PWA

Sinds 1 maart 2010 is het maximum aantal uren dat een PWA-werknemer per kalendermaand mag presteren voor sommige activiteiten verhoogd tot 70 uur.

Het gaat om twee van de toegelaten activiteiten ten behoeve van natuurlijke personen, namelijk:

- het opvangen of begeleiden van zieke personen of van kinde-ren;

- hulp bij het klein tuinonderhoud;

en alle activiteiten ten behoeve van de onderwijsinstellingen.

Voor de seizoens- en occasionele activiteiten in de sector van de land- en tuinbouw, blijft het maximum aantal uren per ka-lendermaand 150 uur.

Voor de activiteiten ten behoeve van plaatselijke overheden die een overeenkomst hebben gesloten met de Minister van Bin-nenlandse Zaken (veiligheids- of preventie-overeenkomst), blijft het maximum aantal uren per kalendermaand 53 uur.

Voor alle andere activiteiten verricht in het PWA blijft het maxi-mum aantal uren per kalendermaand 45 uur.

2.2.2.3

Wijzigingen aan de maatregelen ter ondersteuning van de aanpassing van de arbeidstijd

Er bestaan verschillende stelsels van loopbaanonderbreking:

- het stelsel van de privé-sector;

- het stelsel van de openbare sector;

- het stelsel van het onderwijs;

- het stelsel van de universitaire instellingen;

- het stelsel van de rechterlijke orde;

- het stelsel van de autonome overheidsbedrijven;

- het reststelsel.

2.2.2.3.1

Gemeenschappelijke bepalingen voor alle stelsels De wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen heeft artikel 105 van de herstelwet van 22 januari 1985 gewij-zigd. Sedert 10 januari 2010 moet de compenserende opzeg-gingsvergoeding verschuldigd aan de ontslagen werknemer die een vermindering van prestaties genoot in het kader van het ouderschapsverlof, berekend worden op basis van het loon dat hij ontvangen zou hebben indien hij zijn prestaties niet had verminderd.

2.2.2.3.2

Reglementering van de privé-sector

De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77sexies van 15 de-cember 2009, algemeen verbindend verklaard door het ko-ninklijk besluit van 21 februari 2010, heeft de reglementering met betrekking tot de geneutraliseerde periodes gewijzigd (voor

2.

1

De opdrachten van de RVA

jaarverslag 2010

de tewerkstellingsvoorwaarde om van de onderbreking te kun-nen genieten).

Tot 1 januari 2010 werd de periode gedekt door het gewaar-borgd loon, in geval van ongeschiktheid of van geleidelijke her-vatting van het werk, gelijkgesteld en werd een bijkomende periode van 5 maanden, eventueel verlengd met 6 maanden in geval van volledige of tijdelijke ongeschiktheid omwille van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, geneutraliseerd.

Sinds 1 januari 2010 worden, bovenop de voormelde periode van 6 of 11 maanden, eveneens geneutraliseerd voor de bere-kening van de 12 tewerkstellingsmaanden, de periodes van volledige arbeidsongeschiktheid, ongeacht hun duur, in zover-re de werkgever geen schriftelijk bezwaar aantekent omwille van redenen die te maken hebben met organisatorische be-hoeften, in de maand die volgt op de kennisgeving, alsook de periodes van geleidelijke hervatting van het werk en de perio-des van ongeschiktheid die hieraan voorafgaan.

Het koninklijk besluit van 21 februari 2010 heeft het koninklijk besluit van 12 december 2001 gewijzigd, enerzijds door een voorwaarde van 2 jaar anciënniteit op te leggen om recht te hebben op de onderbrekingsuitkeringen in het kader van het volledig of halftijds tijdskrediet in het algemeen stelsel en, an-derzijds, door de leeftijd vanaf dewelke de werknemer die zijn prestaties vermindert recht heeft op verhoogde uitkeringen, te verhogen van 50 naar 51 jaar.

In verband met de voorwaarde van 2 jaar anciënniteit, is het besluit van toepassing op de schriftelijke kennisgevingen aan de werkgever vanaf 1 maart 2010, voor een eerste aanvraag in het kader van het volledig of het halftijds tijdskrediet, behalve indien de werknemer, overeenkomstig het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouder-schapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroeps-loopbaan, zijn recht op ouderschapsverlof heeft uitgeput voor alle rechthebbende kinderen en het volledig of halftijds tijds-krediet onmiddellijk aansluit op het ouderschapsverlof.

In verband met de verhoging van de leeftijd van 50 tot 51 jaar, is het besluit van toepassing op de schriftelijke kennisgevingen aan de werkgever vanaf 1 maart 2010 voor een eerste aanvraag in het kader van het halftijds tijdskrediet of het éénvijfdetijds tijds-krediet in het stelsel van de werknemers van 50 jaar of ouder.

De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77septies van 2 juni 2010, algemeen verbindend verklaard door het koninklijk be-sluit van 30 juli 2010, heeft de reglementering inzake de gelijk-gestelde en de geneutraliseerde periodes gewijzigd.

Sedert 25 juni 2009 worden wat de berekening van de 12 te-werkstellingsmaanden betreft, de periodes gedekt door de tij-delijke crisisschorsing voor bedienden gelijkgesteld met een tewerkstelling, en de periodes gedekt door een halftijds of éénvijfdetijds crisistijdskrediet geneutraliseerd. De periodes ge-dekt door een deeltijdse tewerkstelling in het kader van het Vlaamse stelsel van de overbruggingspremie, worden dan weer sinds 20 maart 2009 geneutraliseerd.

Tot slot hebben de wetten van 30 december 2009 en 19 mei 2010, alsook het koninklijk besluit van 28 september 2010, het crisistijdskrediet verlengd tot 31 december 2010, en op die ma-nier de ondernemingen in moeilijkheden de mogelijkheid ge-geven om aan hun voltijds tewerkgestelde werknemers voor te stellen hun arbeidsprestaties te verminderen tot een halftijdse betrekking of met een vijfde, mits de betaling van hogere on-derbrekingsuitkeringen. Dit stelsel is nog verlengd tot 31 janu-ari 2011 door de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen (I).

2.2.2.3.3

Reglementering van de openbare sector

Het koninklijk besluit van 4 maart 2010 heeft de leeftijd ver-hoogd van het kind dat het recht op ouderschapsverlof opent na de geboorte of de adoptie van een kind. Zo heeft het per-soneelslid sinds 1 april 2010 recht op ouderschapsverlof in het kader van de geboorte van een kind tot het kind twaalf jaar wordt en in het kader van een adoptie, vanaf de inschrijving

Het koninklijk besluit van 4 maart 2010 heeft de leeftijd ver-hoogd van het kind dat het recht op ouderschapsverlof opent na de geboorte of de adoptie van een kind. Zo heeft het per-soneelslid sinds 1 april 2010 recht op ouderschapsverlof in het kader van de geboorte van een kind tot het kind twaalf jaar wordt en in het kader van een adoptie, vanaf de inschrijving

In document Woord vooraf (pagina 45-62)