• No results found

gelen die de crisis verlichten

In document Woord vooraf (pagina 144-154)

Om de crisis te bestrijden en de werkgelegenheidsgraad op peil te houden heeft de regering verschillende maatregelen genomen.

De tijdelijke crisismaatregelen werden ingevoerd in juli 2009.

Oorspronkelijk waren ze voorzien tot eind 2009, maar de meeste werden intussen verlengd tot en met 31 maart 2011.

Ze bestaan uit 3 maatregelen, waarvan er 2 tot de bevoegd-heid van de RVA behoren.

Om te kunnen genieten van de crisismaatregelen moet de on-derneming een CAO afsluiten of een onon-dernemingsplan goed-keuren en moet ze beschouwd worden als onderneming in moeilijkheden:

- hetzij omdat haar omzet met minstens 15 % is gedaald;

- hetzij omdat haar productie met minstens 15 % is teruggelopen;

- hetzij omdat de bestellingen met minstens 15 % zijn verminderd;

- hetzij omdat de tijdelijke werkloosheid voor de arbeiders om economische redenen minstens 20 % bedroeg van de dagen die aan de RSZ werden aangegeven.

Eén maatregel behoort niet tot de bevoegdheid van de RVA: de tijdelijke collectieve aanpassing van de arbeidstijd ingevoerd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Het gaat daarbij om een maatregel voor tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur door een collectieve vermindering ervan, samengaand met een vermindering van de werkgeversbijdra-gen voor bepaalde doelgroepen.

De 2 crisismaatregelen die behoren tot de bevoegdheid van de RVA en die van kracht werden in 2009 zijn:

- de collectieve schorsing van de arbeidsovereenkomst voor bedienden (tijdelijke werkloosheid voor bedienden);

- de individuele tijdelijke vermindering van de arbeidstijd (crisis-tijdskrediet).

In 2010 werden daar nog twee nieuwe crisismaatregelen aan toegevoegd:

- het win-winaanwervingsplan;

- de crisispremie voor ontslagen arbeiders.

Tot slot is er ook nog het stelsel van de ondernemingen in her-structurering.

5.

2

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2010

145

jaarverslag 2010

144

5.2.2.1

Collectieve schorsing van de arbeidsovereenkomst voor bedienden (tijdelijke werkloosheid voor bedienden) Die maatregel geldt voor hoogstens 16 weken in geval van vol-ledige schorsing. Bij onvolvol-ledige schorsing moeten per week minimum 2 arbeidsdagen worden ingevoerd. De maximale duur bij onvolledige schorsing bedraagt 26 weken per jaar.

De maatregel werd verlengd tot 31 maart 2011.

TABEL 5.2.VII

Gem. Dagen

Betalingen daguitkering per maand Uitgaven

2009/07 31   5,2 9 507

2009/08 1 205   5,6 399 881

2009/09 4 695   5,7 1 591 128

2009/10 7 833   5,5 2 547 673

2009/11 8 910   5,2 2 763 480

2009/12 6 291   5,6 2 079 236

2009 4 828 59,22 5,5 9 390 905

2010/01 10 277   5,7 3 480 515

2010/02 7 317   5,8 2 490 774

2010/03 6 534   6,4 2 452 192

2010/04 6 685   6,2 2 446 723

2010/05 6 927   5,6 2 288 687

2010/06 5 319   5,8 1 820 205

2010/07 3 130   5,6 1 010 912

2010/08 2 449   5,7 805 360

2010/09 1 797   6,1 634 502

2010/10 1 661   5,9 573 316

2010/11 1 010   5,7 338 666

2010/12 884   5,8 301 469

2010 4 499 58,56 5,9 18 643 321

Aanvang van de maatregel: juli 2009

De mannen vertegenwoordigen bijna 2/3 van alle gerechtig-den in dat stelsel.

De helft van de tijdelijk werkloze bedienden is werkzaam in de secundaire sector en vooral in de verwerkende nijverheid.

40 % komt uit de tertiaire sector.

GRAFIEK 5.2.II

Het systeem van de tijdelijke werkloosheid voor bedienden be-reikte in januari 2010 zijn piek met een totaal van 10 277 per-sonen. Het aantal gerechtigden zakt daarna snel tot 7 317 in februari 2010. Vervolgens is er min of meer sprake van een stagnatie tot mei 2010, waarna hun aantal tot december 2010 gestaag daalt.

5.

2

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2010

147

jaarverslag 2010

146

Tabel 5.2.VIII laat voor 2010 de verdeling zien (maandgemid-delde op jaarbasis) van de gerechtigden op het stelsel van de tijdelijke werkloosheid voor bedienden volgens nijverheidstak en geslacht.

TABEL 5.2.VIII

Absolute cijfers Aandeel (in %)

nijverheidstak Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal

Primaire sector 14 9 23 0 0 1

De mannen vertegenwoordigen bijna 2/3 van alle gerechtig-den in dat stelsel.

De helft van de tijdelijk werkloze bedienden is werkzaam in de secundaire sector en vooral in de verwerkende nijverheid.

40 % komt uit de tertiaire sector.

GRAFIEK 5.2.II

De tijdelijke werkloosheid voor bedienden volgens gewest

64 % van de tijdelijk werkloze bedienden woont in het Vlaams Gewest, 31 % in het Waals Gewest en 5 % in het Brussels

In het Waals en in het Vlaams Gewest komen de bedienden die een beroep doen op tijdelijke werkloosheid vooral uit de secun-daire sector: respectievelijk 50 % en 52 %. Het Brussels Hoofd-stedelijk Gewest laat een heel ander beeld zien: 82 % van de gerechtigden is er tewerkgesteld in de tertiaire sector en dan hoofdzakelijk (in 9 van de 10 gevallen) in de dienstensector.

Vlaams

5.

2

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2010

147

jaarverslag 2010

146

5.2.2.2

Individuele tijdelijke vermindering van de arbeidstijd (crisistijdskrediet)

Die maatregel werd van kracht op 1 juli 2009 en kan enkel worden ingevoerd mits akkoord van de werkgever en de werk-nemer en voor een periode van minstens 1 maand en ten hoogste 6 maanden. Bij een vermindering van de arbeidstijd met 1/5 bedraagt de uitkering 188 EUR of 248 EUR indien de werknemer minstens 50 jaar is. Wordt de arbeidstijd vermin-derd tot 1/2, dan bedraagt de uitkering 442 EUR per maand.

De maatregel loopt tot 31 januari 2011.

TABEL 5.2.IX

Betalingen Gem.

maand­ Uitgaven Halftijds 1/5de Totaal uitkering (in EUR)

2009/07 5 126 131   24 601

2009/08 62 1 270 1 332   315 866

2009/09 108 2 029 2 137   478 677 2009/10 117 2 388 2 505   543 740 2009/11 162 2 504 2 666   573 780

2009/12 142 2 432 2 574   563 762

2009 99 1 792 1 891 220,40 2 500 426

2010/01 90 1 142 1 232   262 927

2010/02 151 1 560 1 711   379 399 2010/03 145 1 867 2 012   435 780 2010/04 166 1 946 2 112   458 577 2010/05 218 1 898 2 116   473 558 2010/06 190 1 696 1 886   424 489

2010/07 131 712 843   200 396

2010/08 221 959 1 180   284 932

2010/09 181 893 1 074   262 867

2010/10 254 569 823   231 966

2010/11 337 804 1 141   314 558

2010/12 291 662 953   268 983

2010 198 1 226 1 424 233,99 3 998 432 Aanvang van de maatregel: juli 2009

Tussen 2009 en 2010 is het aantal rechthebbenden op crisis-tijdskrediet met 24,7 % gedaald. De gemiddelde maanduitke-ring is echter wel licht gestegen met 6,2 % en de uitgaven zijn met 60 % toegenomen.

Grafiek 5.2.IV geeft de evolutie weer van de twee soorten cri-sistijdskrediet, nl. de vermindering met 1/5 en de vermindering met 1/2.

GRAFIEK 5.2.IV

Het hoogste niveau voor de vermindering met 1/5 werd bereikt in november 2009. De vermindering met 1/2 sloeg niet echt aan en bleef zeer beperkt.

TABEL 5.2.X

Crisistijds­ In absolute cijfers Aandeel (in %) krediet Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal

Primaire sector 0 1 1 0 0 0

Secundaire sector 582 228 810 41 16 57 Tertiaire sector 266 235 501 19 17 35

Sector onbepaald 72 39 111 5 3 8

Totaal 920 503 1424 65 35 100

5.

2

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2010

149

jaarverslag 2010

148

GRAFIEK 5.2.V

In maandgemiddelden hebben in 2010 920 mannen en 503 vrouwen gebruik gemaakt van het crisistijdskrediet. De man-nen vertegenwoordigen 65 % van alle gerechtigden op crisis-tijdskrediet en de vrouwen 35 %.

Bijna 2/3 van de mannen is tewerkgesteld in de secundaire sec-tor en het overblijvende derde is werkzaam in de tertiaire secsec-tor.

De vrouwen gebruik makend van crisistijdskrediet zijn praktisch gelijk verdeeld over de tertiaire en de secundaire sector.

1

Naargelang van het gewest waarin de gerechtigden op crisis-tijdskrediet wonen is de situatie als volgt: 54 % woont in het Waals Gewest en 41 % in het Vlaams Gewest.

Amper 5 % komt uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Vlaams

5.

2

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2010

149

jaarverslag 2010

148

5.2.2.3

Het win­winaanwervingsplan

In 2010 heeft de regering een aantal maatregelen ingevoerd om de activering van bepaalde categorieën van werkzoeken-den tijdelijk te versterken met als doel hen te ondersteunen in hun zoektocht naar werk, en om te vermijden dat ze in de langdurige werkloosheid terecht zouden komen.

Die zogenaamde versterkte activeringsmaatregelen kregen als naam het "win-winaanwervingsplan".

De RVA kreeg als taak maandelijks een geactiveerde werkloos-heidsuitkering - werkuitkering genaamd - te betalen aan de werknemer die in dat stelsel werd aangeworven. Die uitkering is bedoeld om de loonlast van de werkgever te verlichten. De werkuitkering wordt door de werkgever afgetrokken van het nettoloon voor de bedoelde maand.

De versterkte activering werd ingevoerd op 1 januari 2010.

Het win-winplan is bestemd voor de volgende doelgroepen:

- de jongeren van minder dan 26 jaar die sedert minstens 3 maanden zijn ingeschreven als werkzoekende en die geen diploma hebben van het hoger secundair onderwijs. Zij krij-gen een uitkering van 1 100 EUR per maand gedurende 24 maanden als ze werden aangeworven in 2010 en gedurende 12 maanden als ze werden aangeworven in 2011;

- de jongeren van minder dan 26 jaar die sedert minstens 6 maanden zijn ingeschreven als werkzoekende en die hoog-stens een diploma hebben van het hoger secundair onder-wijs. Zij krijgen een uitkering van 1 000 EUR per maand gedu-rende 24 maanden als ze werden aangeworven in 2010 en gedurende 12 maanden als ze werden aangeworven in 2011;

- de werknemers van minstens 50 jaar die uitkeringsgerechtigd volledig werkloos zijn en sedert minstens 6 maanden inge-schreven zijn als werkzoekende. Zij krijgen een uitkering van 1 000 EUR per maand gedurende 24 maanden als ze werden aangeworven in 2010 en gedurende 12 maanden als ze wer-den aangeworven in 2011;

- de werknemers, ongeacht hun leeftijd of diploma, die uitke-ringsgerechtigd volledig werkloos zijn en sedert minstens 1 jaar en hoogstens 2 jaar ingeschreven zijn als werkzoekende.

Zij krijgen een uitkering van 750 EUR per maand gedurende 12 maanden en van 500 EUR per maand gedurende de vol-gende 16 maanden als ze werden aangeworven in 2010 en van 750 EUR per maand gedurende 12 maanden als ze wer-den aangeworven in 2011.

5.2.2.3.1

Evolutie van het aantal contracten

De evolutie van het aantal contracten getuigt van het groei-ende succes van de maatregel sedert de invoering ervan op 1 januari 2010.

De volgende grafiek toont de evolutie per maand van het aan-tal contracten dat in 2010 werd gesloten.

Voor het hele jaar 2010 werden 51 467 contracten gesloten.

GRAFIEK 5.2.VII

Verdeling volgens gewest van het aantal contracten gesloten in 2010

GRAFIEK 5.2.VIII

Van de 51 467 contracten die in 2010 werden gesloten, is 53 % voor rekening van het Waals Gewest. Het aandeel van het Vlaams Gewest bedraagt 37,8 % en het Brussels Hoofdste-delijk Gewest is verantwoorHoofdste-delijk voor 9,2 % van alle gesloten contracten.

Brussels Hfdst. Gewest 9,2 %

Vlaams Gewest 37,8 % Waals

Gewest 53,0 %

5.

2

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2010

151

jaarverslag 2010

150

Verdeling volgens doelgroep

van het aantal contracten gesloten in 2010

GRAFIEK 5.2.IX

• 41,6 % van de contracten gesloten in 2010 heeft betrekking op jonge werkzoekenden van minder dan 26 jaar die geen diploma van het hoger secundair onderwijs bezitten.

• 20,6 % van de contracten heeft betrekking op jonge werk-zoekenden van minder dan 26 jaar die hoogstens een di-ploma van het hoger secundair onderwijs hebben.

• 25,4 % van de contracten werd gesloten met werknemers die uitkeringsgerechtigd volledig werkloos en sedert min-stens 1 en hoogmin-stens 2 jaar ingeschreven waren, en dat on-geacht hun leeftijd en diploma.

• 12,5 % van de contracten slaat op werknemers van min-stens 50 jaar die uitkeringsgerechtigd volledig werkloos en minstens 6 maanden ingeschreven waren als werkzoekende.

< 26 jaar met maximum een diploma van het HSO

< 26 jaar zonder diploma van het HSO

50 jaar en ouder

Meer dan 1 jaar werkloos 25,4 %

41,6 % 12,5 %

20,6 %

5.2.2.3.2

Evolutie van het aantal betalingen en van de uitgaven in 2010

TABEL 5.2.XI

Kwartaal Betalingen Uitgaven op Contracten in 2010  per maand jaarbasis 2010/01  1 433

2010/02 2 814 1ste kw. 1 975 4 166 642 2010/03 4 856

2010/04 5 295

2010/05 3 387 2de kw. 13 785 30 727 474

2010/06 752

2010/07 5 198

2010/08 4 935 3de kw. 23 434 51 979 163 2010/09 4 904

2010/10 5 976

2010/11 5 799 4de kw. 32 798 75 817 245 2010/12 6 118

Totaal 2010 51 467 Gemiddelde 2010 17 998 162 690 524

De 51  467 contracten gesloten in 2010 zorgen voor een maandgemiddelde van 17 998 betalingen.

In de loop van het vierde kwartaal 2010 werd een maandge-middelde van 32 798 win-winpremies uitbetaald aan gerech-tigden in het kader van dat aanwervingsplan.

Verdeling van het aantal betalingen volgens geslacht

GRAFIEK 5.2.X

In 2010 ging 60 % van de win-winbetalingen naar mannelijke werknemers en 40 % naar werkneemsters.

10 748 7 250

Vrouwen 40 %

Mannen 60 % win−win

5.

2

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2010

151

jaarverslag 2010

150

Verdeling van het aantal betalingen volgens gewest

TABEL 5.2.XII

Brussels Vlaams Waals Hoofdst.

Win-win Gewest Gewest Gewest Land

2010 6 806 9 551 1 641 17 998

in % 37,8 % 53,1 % 9,1 % 100,0 %

De verdeling per gewest van de 17 998 betalingen die gemid-deld per maand werden geteld, is logischerwijs een weerspie-geling van de verdeling per gewest van de contracten. Het Waals Gewest heeft dan ook het grootste aandeel betalingen (53,1 %), gevolgd door Vlaanderen met 37,8 % en het Brus-sels Hoofdstedelijk Gewest met 9,1 %.

Verdeling van het aantal betalingen volgens leeftijdsklasse

GRAFIEK 5.2.XI

De gerechtigden op het win-winplan zijn in 68 % van de geval-len jonger dan 30 jaar. Meer dan 3/4 (78 %) is zelfs jonger dan 25 jaar.

Minder dan één gerechtigde op vijf (18 %) behoort tot de leef-tijdsklasse van 30 tot < 50 jaar en de 50-plussers maken nau-welijks 13 % uit van alle gerechtigden.

Verdeling van het aantal betalingen volgens nijverheidstak

De gerechtigden op het win-winaanwervingsplan zijn in 3 van de 4 gevallen werkzaam in de tertiaire sector en in minder dan 1 van de 5 gevallen in de secundaire sector.

GRAFIEK 5.2.XII

Op nijverheidstakniveau situeert de 75 % van de win-winjobs in de tertiaire sector zich in de sector van de diensten (59 % van het algemene totaal), in de sector van de handel, de ban-ken en de verzekeringen (13 %) en in de nijverheidstak "ver-voer en verkeer" (3 %).

In de secundaire sector is de bouwsector verantwoordelijk voor 10 % van de win-winpremies en de verwerkende nijverheid voor 8 % ervan.

5.

2

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2010

153

jaarverslag 2010

152

5.2.2.4

Crisispremie voor ontslagen arbeiders

Bij ontslag krijgen de arbeiders een lagere opzeggingsvergoe-ding dan de bedienden.

Om dat verschil tussen arbeiders en bedienden te verkleinen, hebben de arbeiders die werden ontslagen tussen 1 januari 2010 en 31 januari 2011 (verlengd tot 31 maart 2011) recht op een premie van 1 666 EUR na een voltijdse tewerkstelling. Na een deeltijdse tewerkstelling wordt het bedrag van de premie aangepast op basis van de tewerkstellingsbreuk voorzien in de arbeidsovereenkomst.

Die premie komt bovenop de normale vergoedingen en opzeg-gingstermijnen. De premie wordt fiscaal niet belast, is vrijge-steld van sociale bijdragen en is cumuleerbaar met de werk-loosheidsuitkeringen.

Ongeveer 1/3 van de premie is ten laste van de werkgever en de rest is ten laste van de RVA. De werkgever kan zelfs volledig worden vrijgesteld van zijn bijdrage in de premie als hij ook andere crisismaatregelen toepast.

GRAFIEK 5.2.XIV

In 2010 werden 27 290 premies voor ontslagen arbeiders uit-betaald, waarvan 52 % in het Vlaams Gewest, 39 % in het Waals Gewest en 9 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

TABEL 5.2.XIII

Aantal premies betaald in 2010 27 290

Totaal bedrag van de uitgaven in 2010 30 984 799 EUR

Het totale bedrag van de uitgaven komt uit op net geen 31 mil-joen EUR, wat overeenstemt met een gemiddeld premiebedrag van 1 135,4 EUR.

3/2010 4/2010 5/2010 6/2010 7/2010 8/2010 9/2010 10/2010 11/2010 12/2010

0

In 2010 hebben 118 ondernemingen een tewerkstellingscel opgericht of zich aangesloten bij een bestaande cel. In vergelij-king met 2009 is dat een stijging van 3 %. Het gaat enkel om ondernemingen waarvoor verminderingskaarten werden uit-gereikt. Het aantal uitgereikte verminderingskaarten voor de RSZ-bijdragen steeg met 10 % tot 8 523 kaarten. Dat aantal stemt ongeveer overeen met het aantal werknemers dat is in-geschreven in een tewerkstellingscel.

De outplacementkosten terugbetaald aan de werkgevers na-men toe met 11 % tot 565 242 EUR. De terugbetaling van de inschakelingsvergoeding klom met 5 % tot 29,5 miljoen EUR.

TABEL 5.2.XIV

Herstructurering ­ Evolutie

Outplacement 2008 2009 2010 2009­2010 - Aantal bedrijven in

herstructurering 54 115 118 + 3 % - Uitgereikte herstructu-

reringskaarten 4 424 7 723 8 523 + 10 % - Terugbetaling

(EUR) 782 786 507 044 565 242 + 11 % - Terugbetaling

inschakelings-

vergoeding (EUR) 19 058 484 28 082 005 29 503 721 + 5 %

5.

2

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2010

153

jaarverslag 2010

152

5.2.3

Vooruitzichten

Het Federaal Planbureau voorziet in 2011 voor België een econo-mische groei van ongeveer 2 % en ook een nieuwe toename van de werkgelegenheid met 37 600 eenheden (+ 1,7 % in 2011).

Door de hogere grondstoffenprijzen zou de inflatie in België, gemeten op basis van de nationale index van de consumptie-prijzen, stijgen van 2,2 % in 2010 tot 2,7 % in 2011.

Voor het eurogebied blijft de economische groei stabiel maar wel fragiel. Er moet nl. rekening worden gehouden met de in-vloed van de afschaffing van een aantal ondersteunende maat-regelen, met de vertraging van de groei van de wereldhandel en met de maatregelen genomen door verschillende lidstaten om hun overheidstekort terug te dringen. In dat licht zou de economische groei in het eurogebied gematigd blijven en in 2011 uitkomen op zo’n 1,5 %.

Het Planbureau stelt dat de lidstaten van het eurogebied een uiteenlopende groei zullen laten zien. Duitsland zou een snel-lere groei laten optekenen dan het gemiddelde in het euroge-bied. Dat zou een positief effect hebben voor de buurlanden, waaronder België.

In 2011 zou de groei van het Belgische bbp tegelijk worden ondersteund door de binnenlandse en door de buitenlandse vraag en, op jaarbasis, kan die bbp-groei voor 2011 worden geraamd op 2 %.

De privéconsumptie zou met 1,6 % toenemen in 2011 want doordat de particulieren opnieuw vertrouwen hebben, zouden ze minder dan voorheen moeten sparen. Anderzijds is de wo-ningbouw aan een herstel begonnen en kan men zich voor 2011 aan een lichte opleving verwachten.

Onder invloed van het herstel van de economische bedrijvig-heid neemt de import toe, maar in mindere mate dan de ex-port, met een positief saldo van de lopende verrichtingen tot gevolg.

De recentste begrotingsvooruitzichten van de RVA, opgemaakt op basis van de economische begroting, gaan voor 2011 uit van een zeer kleine toename (0,3 %) van het aantal werkzoe-kende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen.

5.

3

Evolutie van de sociale uitkeringen

jaarverslag 2010

uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

(aantal betalingen)

* In de volgende tabellen is er soms één eenheid verschil tussen het totaal en de som van de subtotalen;

het aantal betalingen is nl. het resultaat van berekeningen waarbij o.a. wordt uitgegaan van gemiddelden en afrondingen.

per maand in 2010: 1 307 496* uitkeringstrekkers evolutie 2009­2010: ­ 0,2 %

­ 3 230 uitkeringstrekkers

Groep 1 Groep 2 Groep 3 Totaal

Vergoede werklozen en bruggepensioneerden

Werknemers ondersteund door de RVA

Werknemers die hun arbeidstijd aanpassen

in 2010 2009-2010 in 2010 2009-2010 in 2010 2009-2010 in 2010 2009-2010

686 192 + 0,2 %

Mannen Mannen Mannen Mannen

375 228 + 0,2 %

Vrouwen Vrouwen Vrouwen Vrouwen

310 964 + 0,1 %

Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest Vlaams Gewest

312 942 + 0,2 %

Waals Gewest Waals Gewest Waals Gewest Waals Gewest

277 116 - 1,0 % waarvan Duitstalige Gem. waarvan Duitstalige Gem. waarvan Duitstalige Gem. waarvan Duitstalige Gem.

3 142 + 2,0 % Brussels Hfdst. Gewest Brussels Hfdst. Gewest Brussels Hfdst. Gewest Brussels Hfdst. Gewest 96 134 + 3,5 %

Minder dan 25 jaar Minder dan 25 jaar Minder dan 25 jaar Minder dan 25 jaar 66 164 - 2,3 %

In document Woord vooraf (pagina 144-154)