• No results found

Werkwijze interventie en randvoorwaarden voor de uitvoering

Praktische bruikbaarheid en indicatie van de leereffecten van VILMS

1. Professionele basis 3 Handelen

4.4 Resultaten voor de praktische bruikbaarheid

4.4.1 Werkwijze interventie en randvoorwaarden voor de uitvoering

De praktische bruikbaarheid van VILMS wordt in de eerste plaats bepaald door de instrumentaliteit van de interventie, ofwel het oordeel van de studenten en de mentoren over de werkwijze van de interventie en de randvoorwaarden voor uitvoering van de interventie in de basisschool. Deze paragraaf bespreekt de resultaten voor de uitvoering van de interventie (Tabel 4.8), het oordeel van de studenten (die hiervoor verantwoordelijk waren) over de randvoorwaarden voor uitvoering (Tabel 4.9), en het oordeel van de studenten en de mentoren over de werkwijze (Tabel 4.10).

Eerste try-out

Uit Tabel 4.8 blijkt dat de helft van de mentoren de interventie (VILMS 2.0) uitvoerden volgens de richtlijnen: zij voerden een lesvoorbereidingsgesprek met de student waarbij rich media-cases werden gebruikt. Voor een verklaring van dit tegenvallende resultaat werden de data van de tien mentoren die de interventie niet uitvoerden nader bekeken.

Zeven mentoren (35%) voerden wel een lesvoorbereidingsgesprek, maar gebruikten hierbij geen cases. Als reden hiervoor werden problemen met het afspelen van de cd-rom (bijvoorbeeld ‘geen geluidsweergave’) het vaakst (3x) genoemd. Ook gaf één mentor aan dat de student de cases al voor het gesprek had bekeken en merkte één mentor op dat zij door een professionaliseringtraject al bekend was met de inhoud van de cd-rom.

Drie mentoren (15%) voerden geen lesvoorbereidingsgesprek. Alle drie noteerden als reden hiervoor problemen met het afspelen van de cd-rom. Daarnaast werden tijdgebrek (1x) en onduidelijkheid van de opdracht bij de student (1x) als reden genoemd.

In totaal verwezen zes van de tien mentoren die de interventie niet volgens de richtlijnen uitvoerden naar problemen met het afspelen van de cd- rom met de rich media-cases; dit lijkt dus een belangrijke randvoorwaarde voor de uitvoering van VILMS.

Tabel 4.8 Instrumentaliteit: uitvoering interventie door gebruikers

1e try-outa 2e try-out

Mentoren

(N=20) Mentoren (N=12) Studenten (N=36)

Uitvoering lesvoorbereidingsgesprek n % n % n %

Met gebruikmaking van cases 10 50 9 75 31 86

Zonder gebruikmaking van cases 7 35 3 25 5 14

Geen lesvoorbereidingsgesprek 3 15 0 0 0 0

De toegankelijkheid van de rich media-cases is een randvoorwaarde voor de uitvoering van VILMS. Bij de eerste try-out waren de studenten verantwoordelijk voor de installatie van de cd-rom met de rich media-cases op een computer op de basisschool. Uit Tabel 4.9 blijkt dat 10 van de 21 studenten (48%) er in slaagden om de cd-rom te installeren op een computer van de basisschool. Echter, 8 van de 21 studenten (38%) hadden problemen met de installatie. Studenten noteerden hierbij ook problemen met de geluidsweergave (3x). Door 12 van de 21 studenten (57%) werd hulp gevraagd bij de installatie, in de meeste gevallen aan de mentor (6 van de 12) of een medestudent (4 van de 12). Ook rapporteerden 5 van de 21 studenten (24%) problemen met de beschikbaarheid van een geschikte computer op de basisschool; 3 studenten gaven aan dat zij daarom een eigen laptop hadden gebruikt. Van de beschikbare laptops van de opleiding werd geen gebruik gemaakt.

Tabel 4.9 Instrumentaliteit: oordeel studenten over toegankelijkheid rich media-cases

als randvoorwaarde voor uitvoering interventie

1e try-out 2e try-out

Studenten (N=21) Studenten (N=36)

Toegankelijkheid rich media-cases n % n %

Installatie cd-rom verliep zonder problemen 10 48 17 47

Problemen met installatie cd-rom 8 38 3 8

Problemen met beschikbaarheid computer 5 24 12 33

Bij installatie cd-rom geen hulp nodig 9 43 - -

Bij installatie cd-rom hulp gevraagd 12 57 - -

Noot: - = niet gevraagd.

Een andere randvoorwaarde voor de uitvoering van VILMS is de beschikbaarheid van de mentor voor het lesvoorbereidingsgesprek. Uit de resultaten voor de eerste try-out blijkt dat de studenten de beschikbaarheid van de mentor gemiddeld zeer positief beoordelen (M=4.3). Bijna alle studenten (91%) konden (heel) gemakkelijk een afspraak maken voor een lesvoorbereidingsgesprek.

Een laatste randvoorwaarde betreft de vaardigheid van studenten op het gebied van digitale videobewerking, nodig voor het maken van het videoportfolio. Uit de resultaten voor de eerste try-out blijkt dat 8 van de 21 studenten (38%) zelfstandig een videoportfolio maakten. Door 13 van de 21 studenten (62%) werd voor digitale videobewerking een beroep gedaan op een student-assistent. Zij beoordeelden deze ondersteuning als voldoende. Vijf studenten merkten op dat er verbeteringen mogelijk zijn in de materiële voorzieningen, zoals het aantal computers op het opleidingsinstituut, een stappenplan voor het digitaliseren en programma’s voor thuisgebruik.

De gebruikers oordeelden over het algemeen positief over de werkwijze van VILMS 2.0 (zie Tabel 4.10). De mentoren beoordeelden de werkwijze van de

interventie gemiddeld positiever dan de studenten. De meeste mentoren (70%) oordeelden positief over het gebruik van rich media-cases bij een gezamenlijke lesvoorbereiding: 40% van de mentoren vond dit redelijk handig en 30% vond dit heel handig. De mentoren die dit item scoorden voerden allen de interventie uit volgens de richtlijnen. Het oordeel van de studenten verschilt sterk: 33% van de studenten vond de werkwijze (heel) handig, terwijl 29% deze juist (helemaal) niet handig vond. De meeste studenten (38%) scoorden neutraal. Mogelijk kan het negatievere oordeel van de studenten over de werkwijze van VILMS worden verklaard door de belemmeringen die studenten ervoeren bij het realiseren van de randvoorwaarden (zie Tabel 4.9).

Over de duidelijkheid van de opdracht oordeelden de studenten gemiddeld positief: 60% vond de opdracht (heel) duidelijk, 35% scoorde neutraal en 5% vond de opdracht enigszins onduidelijk.

Tabel 4.10 Instrumentaliteit: oordeel gebruikers over werkwijze interventie

1e try-out 2e try-out

Mentoren

(N=10) Studenten (N=21) Mentoren (N=12) Studenten (N=36)

Werkwijze interventie n Ma (SD) n Ma (SD) n Ma (SD) n Ma (SD)

1 Handig voor lesvoorbereiding 10 3.9 (1.0) 21 3.1 (1.0) 7 4.1 (1.2) 34 3.0 (0.7)

2 Opdracht is duidelijk - - 20 3.8 (0.9) - - - -

Noot: - = niet gevraagd; in de tweede try-out is voor dit item geen 5-punts Likertschaal gebruikt;

a5 = helemaal mee eens, 1 = helemaal mee oneens.

Bijstelling interventie

Op basis van de resultaten van de eerste try-out werd geconcludeerd dat de instrumentaliteit van VILMS voor verbetering vatbaar is. De uitvoering van de interventie wordt gehinderd door technische belemmeringen, vooral wat betreft de toegankelijkheid van de rich media-cases. Voor de tweede try-out werd daarom een aantal maatregelen genomen:

• Vanwege de problemen met het afspelen van de cd-rom werd in de schriftelijke instructie opgenomen hoe de gebruikers kunnen zorgen voor geluidsweergave bij de cd-rom.

• Vanwege problemen met de beschikbaarheid van geschikte computers werden afspraken op ICT-gebied gemaakt met de basisschool. Ook werd meer aandacht besteed aan de mogelijkheid een laptop van de opleiding (met geïnstalleerde cd-rom) te gebruiken.

• De briefing van de mentoren werd verbeterd. Bij de eerste try-out waren de mentoren voor informatie over de interventie afhankelijk van de student, terwijl deze een beroep deed op de mentor bij het realiseren van de technische randvoorwaarden. Bij de briefing voor de tweede try-out verspreidden de interne opleiders op de basisschool, die vooraf waren geïnformeerd over de werkwijze van de interventie, de schriftelijke instructie onder de mentoren.

• Met het oog op het maken van een videoportfolio zorgde de opleiding voor een stappenplan voor digitale videobewerking.

Er werd geen aanleiding gevonden om de werkwijze van de interventie, zoals beschreven in de schriftelijke instructie, te veranderen. Uit de resultaten van de eerste try-out bleek dat de gebruikers de werkwijze van de interventie voldoende positief beoordeelden.

Tweede try-out

Uit Tabel 4.8 blijkt dat alle respondenten een lesvoorbereidingsgesprek voerden. Het percentage gebruikers dat de interventie (VILMS 2.1) uitvoerde volgens de richtlijnen is bovendien toegenomen: 75% van de mentoren en 86% van de studenten gaven aan cases bij het lesvoorbereidingsgesprek te hebben gebruikt. Deze resultaten zijn te beschouwen als een verbetering.

Het percentage mentoren dat een lesvoorbereidingsgesprek voerde zonder gebruikmaking van cases (25%) is lager, vergeleken met de resultaten van de eerste try-out. Opvallend is dat alle mentoren hiervoor als reden noemden dat de student de cd-rom al voor het gesprek had bekeken. Ook de studenten die aangaven dat in het lesvoorbereidingsgesprek geen cases werden gebruikt noemden deze reden; één student merkte op dat zij dit efficiënter vond. Kennelijk is het niet volgen van de richtlijnen van de interventie het gevolg van de keuze van de student om de cases niet samen met de mentor te bekijken. Uit de resultaten kan niet worden afgeleid of die keuze werd ingegeven door technische belemmeringen.

Uit de resultaten voor de randvoorwaarden (zie Tabel 4.9) blijkt dat de studenten minder problemen hadden met de installatie van de cd-rom. Ook gebruikten 9 van de 36 studenten (25%) een laptop van de opleiding, waardoor installatie niet nodig was. Ten opzichte van de eerst try-out zijn er iets meer problemen met de beschikbaarheid van een geschikte computer op de basisschool. Dit is grotendeels verklaarbaar uit veranderingen, die juist in die periode plaatsvonden, rond de beveiliging van het netwerk in de basisscholen.

De beschikbaarheid van de mentor voor een lesvoorbereidingsgesprek werd door een meerderheid van de studenten (72%) beoordeeld als voldoende tot goed. Ruim een kwart van de studenten (28%) vond dat de mentor onvoldoende beschikbaar was. Dit is een verslechtering ten opzichte van de eerste try-out.

Een meerderheid van de studenten (78%) vroeg bij het maken van het videoportfolio hulp aan de student-assistent en beoordeelde de geboden ondersteuning als voldoende. De overige studenten (22%) maakten het videoportfolio zelfstandig. Deze resultaten zijn in grote lijnen vergelijkbaar met de eerste try-out.

Ook bij de tweede try-out oordeelden de gebruikers over het algemeen positief over de werkwijze van VILMS (zie Tabel 4.10). Dat geldt in het bijzonder voor de mentoren. De meeste mentoren (71%) waren positief over het gebruik van rich media-cases bij een gezamenlijke lesvoorbereiding: 14% vond dit redelijk handig en 57% vond dit heel handig. Dit is een toename ten opzichte van de eerste try-out. Het oordeel van de studenten is vergelijkbaar met de eerste try-out, al is er sprake van minder variatie: 24% vond de werkwijze enigszins onhandig, terwijl 24% deze juist behoorlijk handig vond. Ook nu scoorden de meeste studenten (52%) neutraal.

De wijze van informeren en de duidelijkheid van de informatie vooraf werd door minder dan de helft van de studenten als voldoende beoordeeld (zie Tabel 4.11). Van de mentoren vond 42% de wijze van informeren en de duidelijkheid van de informatie vooraf onvoldoende. Als reden hiervoor noemden zij dat er vanuit de opleiding te weinig informatie was gegeven. Opmerkelijk is dat enkele mentoren aangaven heel tevreden te zijn over de informatie die zij van de interne opleider op de basisschool hadden gekregen. Kennelijk is onvoldoende gecommuniceerd hoe er vanuit de opleiding met de basisschool werd samengewerkt. De informatievoorziening over VILMS is dus een punt dat blijvende aandacht verdient.

Tabel 4.11 Instrumentaliteit: oordeel gebruikers over informatievoorziening

Studenten (N=36) Mentoren (N=12)

Informatievoorziening n (%) O n (%) V n (%) G n (%) O n (%) V n (%) G

Duidelijkheid informatie vooraf 18 (50) 16 (44) 2 (6) 5 (42) 6 (50) 0 Wijze van informeren (schriftelijk) 22 (61) 12 (33) 2 (6) 5 (42) 4 (33) 1 (8)

Noot: O = onvoldoende; V=voldoende; G = goed.