• No results found

Praktijkkennis van mentoren ontsluiten voor aanstaande leraren

Rich media-cases en praktijkkennis van leraren

2.5 Praktijkkennis van mentoren ontsluiten voor aanstaande leraren

In de voorgaande paragraaf is geconstateerd dat het expliciteren van praktijkkennis door mentoren een belangrijke voorwaarde is voor een leerproces waarin aanstaande leraren ‘praktijk’ en ‘kennis’ verbinden. Omdat praktijkkennis verbonden is aan professioneel handelen, geeft de door mentoren geëxpliciteerde praktijkkennis aanstaande leraren meer inzicht in de relatie tussen handelen in de onderwijspraktijk en achterliggende overwegingen vanuit de kennisbasis van het leraarsberoep. Het probleem is dat mentoren hun praktijkkennis vaak niet expliciteren (cf. Meijer et al., 2002; Zanting, 2001), zodat deze ‘kennisbron’ moeilijk toegankelijk is voor aanstaande

leraren. Er zijn verschillende verklaringen voor de moeilijke toegankelijkheid van praktijkkennis van mentoren (Zanting, 2001):

1. Praktijkkennis is ‘stilzwijgende’ kennis waarvan mentoren zich (voor een deel) niet direct bewust zijn, zodat deze ook niet verwoord wordt;

2. Praktijkkennis is zo verbonden met handelen in concrete situaties dat het moeilijk te isoleren is; omdat praktijkkennis bestaat uit geïntegreerde cognities is het voor mentoren moeilijk om losse onderdelen te isoleren en te bespreken met aanstaande leraren;

3. Mentoren zijn niet geneigd hun eigen denken over lesgeven te delen met aanstaande leraren en vinden het hun primaire taak om aanstaande leraren gelegenheid te bieden om te oefenen met wat ze in de opleiding hebben geleerd en om hen door middel van het stellen van vragen te stimuleren tot onafhankelijk lesgeven.

Om praktijkkennis te ontsluiten voor aanstaande leraren zijn dus gerichte interventies nodig, die mentoren stimuleren om hun praktijkkennis te expliciteren in een begeleidingssituatie. Zanting (2001) onderscheidt vier manieren:

• Mentoren verwoorden hun eigen denkprocessen bij de nabespreking van de lespraktijk van de aanstaande leraar;

• Mentoren reflecteren op hun lespraktijk en expliciteren het ‘wat’, ‘hoe’ en ‘waarom’ van hun handelen in aanwezigheid van de aanstaande leraar; • Mentoren en aanstaande leraren ondernemen gezamenlijk onderwijs-

activiteiten zoals plannen, uitvoeren en analyseren van lessen;

• Aanstaande leraren onderzoeken de praktijkkennis van hun mentoren met instrumenten uit onderzoek naar kennis van leraren, zoals een interview, ‘concept maps’ van hun mentor en een ‘stimulated recall interview’ naar aanleiding van een video-opname van de lespraktijk van de mentor.

Uit dit overzicht zijn aandachtspunten af te leiden voor een interventie waarmee praktijkkennis door mentoren kan worden geëxpliciteerd. Het is belangrijk dat deze gericht is op het bewerkstelligen van een (mogelijk nieuwe) rolopvatting van mentoren en aanstaande leraren waarin het expliciteren en onderzoeken van denkprocessen, ofwel ‘hardop denken’, centraal staat. Daarnaast is van belang dat de interventie aansluit bij de kerneenheid van het leraarsberoep (de les) en gericht is op het verwoorden van daaraan gerelateerde denkprocessen.

Zanting noemt een aantal randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan, voordat praktijkkennis van mentoren een rol kan spelen in het leren van de student. Het is belangrijk dat het ontsluiten van praktijkkennis van mentoren is ingebed in het opleidingscurriculum. Ook is van belang dat mentoren het expliciteren van hun praktijkkennis beschouwen als onderdeel

van hun mentorrol die vanuit de lerarenopleiding wordt ondersteund. Daarnaast moeten ook studenten worden aangezet tot een actieve en onderzoekende houding met betrekking tot de praktijkkennis van hun mentor. Video-opnames van lessen die zijn gegeven door de mentor en/of de student kunnen worden gebruikt als hulpmiddel om te reflecteren op bepaalde lessituaties en om mentoren te stimuleren hun praktijkkennis te expliciteren. In tegenstelling tot een echte onderwijssituatie kan een video worden stopgezet om details te bekijken (LeFevre, 2004) of opnieuw worden bekeken vanuit een ander perspectief (Brophy, 2004). Met video is het mogelijk om de complexiteit van de onderwijspraktijk te analyseren zonder de verantwoordelijkheden en handelingen die daar voor leraren gewoonlijk aan verbonden zijn, of zoals Sherin (2004) het verwoordt: “video allows one to enter the world of the classroom without having to be in the position of teaching in-the-moment” (p.13). Dat maakt video zeer geschikt als hulpmiddel in de stagebegeleiding om praktijkkennis die verbonden is aan het handelen van de mentor te ontsluiten. Dat kan bijvoorbeeld met een stimulated recall interview, waarin “docenten in reactie op een video-opname van een net door henzelf gegeven les [expliciteren] wat zij dachten (of: wat er door hun hoofd ging) op het moment dat zij aan het lesgeven waren” (Meijer et al., 2001, p. 10).

Er is echter een nadeel verbonden aan het gebruik van video-opnames van de onderwijspraktijk om praktijkkennis van mentoren toegankelijk te maken voor aanstaande leraren. Het leerproces van aanstaande leraren is op deze manier namelijk afhankelijk van de aard en de kwaliteit van de onderwijspraktijk van mentoren. Bovendien hebben lerarenopleiders relatief weinig invloed op wat hun studenten kunnen observeren en leren in de stageschool en weinig gelegenheid om de onderwijspraktijk van mentoren te bestuderen. In het leerproces van studenten wordt dan vooral de status quo bevestigd (Borko & Putnam, 1996). Dit kan een probleem zijn als lerarenopleiders verwachten dat studenten pedagogische of didactische inzichten uit het instituutscurriculum toepassen die innovatief zijn ten opzichte van de praktijk in de stageschool. In dat geval is het lastig om de bestaande onderwijspraktijk als uitgangspunt te nemen voor het leerproces van de student, omdat mentoren deze inzichten nog niet toepassen. Rich media-cases, met videobeelden van exemplarische onderwijssituaties, zouden in dat geval een oplossing kunnen bieden. Immers, dergelijke cases geven aanstaande leraren een beeld van de mogelijke praktijk (Sherin, 2004). Bovendien lijkt het gezamenlijk bekijken van rich media- cases het expliciteren van denkprocessen te bevorderen (Van den Berg, 2001).

In dit onderzoek wordt daarom verondersteld dat een interventie waarin gebruikgemaakt wordt van rich media-cases (met praktijkvoorbeelden van vernieuwende vakdidactiek) mentoren stimuleert tot het expliciteren van hun praktijkkennis. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt hier nader op ingegaan.