• No results found

Het werkelijke imago van de AIVD

HOOFDSTUK 7. CONCLUSIES

7.6 Het werkelijke imago van de AIVD

Onderzoek doen naar de beeldvorming van een geheime dienst is gecompliceerd: niet alle (gewenste) informatie is tot de beschikking en om een gefundeerd oordeel te kunnen geven dient er voldoende kennis te bestaan ten aanzien van de betreffende organisatie. Een groot gedeelte van de respondenten heeft weinig tot geen inzicht in de taken en werkzaamheden van de dienst; zij hebben dit aangegrepen om zich op een negatieve manier uit te laten ten aanzien van de AIVD, in lijn van het spreekwoord ‘Onbekend maakt onbemind’.

In paragraaf 5.2 (p. 73) wordt het vermeende imago van de dienst weergegeven, oftewel: hoe de organisatie denkt dat zij gezien worden door de publieksgroepen (zie ook paragraaf 2.3, p. 38). De AIVD denkt dat het algemene publiek (dus niet de belanghebbenden en de directe samenwerkingspartners) een beeld heeft van de dienst dat minder positief is. De dienst komt namelijk meestal in het nieuws als er zaken (vermeend) niet goed gegaan zijn en die zaken blijven ook het langste hangen. Volgens de dienst heeft het algemene publiek ‘hoogstwaarschijnlijk’ een schimmig beeld van de AIVD. De algemene gedachte zal zijn ‘het gaat om een geheime club, waarvan eigenlijk niemand precies weet wat ze wel en niet doen en ze doen ook nogal eens dingen fout’. De kwantitatieve resultaten van het imago-onderzoek naar de AIVD (zie hoofdstuk 6) onder 205 respondenten bevestigen dit beeld.

Uit het onderzoek blijkt dat de respondenten gemiddeld ‘een beetje’ bekend zijn met de AIVD (zie paragraaf 6.2, p. 79): zo kent 30% van de leeftijdsgroep 71 jaar en ouder de dienst slechts van naam. De voornaamste bronnen van informatie voor de respondenten zijn het journaal en de actualiteitenprogramma’s, zoals NOVA, Netwerk en Zembla. Tevens worden er geregeld berichten over de AIVD gelezen in de landelijke dagbladen, zoals De Telegraaf, NRC Handelsblad, AD en De Volkskrant. Van de gehele steekproef neemt ruim 61.5% nooit kennis van communicatie afkomstig van de AIVD, al kan dit gelegen zijn in het feit dat de dienst in zeer geringe mate, vanwege wettelijke

en politieke restricties, publiceert. Slechts 2% van de ondervraagden bezoekt wel eens de website van de AIVD.

Om de kennis van het takenpakket van de AIVD te testen onder de respondenten, werden zij blootgesteld aan een lijst met acht taken: vijf van de AIVD en drie van de politie en het Openbaar Ministerie in Nederland (zie paragraaf 6.3, p. 83). Uit de resultaten bleek dat de respondenten gemiddeld 5.29 vragen goed hadden beantwoord (oftewel 66.21% van de vragen werd gemiddeld juist beantwoord). Opvallend is dat 52.7% van de respondenten onbekend is met de nieuwste taak van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst: het bewaken en beveiligen van personen en instellingen in Nederland (zie ook paragraaf 1.4, p. 19).

De vraag naar de primaire associatie bij de AIVD werd door elke respondent uitgebreid beantwoord; er is daarom voor gekozen letterlijk het eerste dat in de mensen opkwam te gebruiken voor het onderzoek (zie paragraaf 6.4, p. 86). Een belangrijke opmerking dient echter te worden geplaatst ten aanzien van de associaties. De primaire associatie is opgenomen in het onderzoek; respondenten gaven echter in de meeste gevallen meerdere punten waaraan zij denken bij de AIVD. Zo associeerde 25.4% van de respondenten de dienst met staatsveiligheid, 18.0% met de Hofstadgroep en terrorisme. Van de steekproef heeft 11% aangegeven primair te denken aan negatieve publiciteit; bij vele overige respondenten werd de negatieve publiciteit ook aangehaald, maar niet als eerste associatie (dit percentage is niet bekend).

Volgens de respondenten heerst er veel geheimzinnigheid rond de dienst. Volgens de ondervraagden is meer openheid gewenst ten aanzien van de taken en werkzaamheden van de AIVD, onder voorwaarde dat de veiligheid in Nederland er niet onder zal lijden. Het algemene oordeel van de respondenten over de AIVD bleek gemiddeld een 6.1 (zie paragraaf 6.5, p. 87) en werd veelal gegeven op grond van de redenering ‘Er hebben nog geen aanslagen plaatsgevonden, daarom zal de dienst wel goed functioneren. Al baart de negatieve publiciteit zorgen’. Van de steekproef achtte 18.5% het zeer moeilijk een algemeen oordeel te geven aangezien enkel de fout gelopen zaken bekend zijn; 12.7% van alle ondervraagden is van mening dat een beoordeling moeilijk is vanwege de geringe openbaarheid. De heersende geheimzinnigheid heeft er tevens toe geleid dat benaderde personen de vragenlijst oningevuld geretourneerd hebben: zij achtten de bekendheid en kennis van de dienst te gering om een gefundeerd oordeel te geven.

Bij de steekproef was bekend dat het onderzoek gericht is op het in kaart brengen van het imago van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. In aansluiting op het algemeen oordeel dat respondenten konden geven op een schaal van 1 tot 10, hebben velen de toelichting op het cijfer aangegrepen uitspraken te doen over het imago van de dienst. Zo werd genoemd ‘Ik mag hopen dat de

berichtgeving in de media niet waarheidsgetrouw is, ik raad een imagocampagne ten zeerste aan!’ en ‘dat het juist misschien beter is voor een geheime dienst dat het imago grijs en onopvallend is’. Aan de 205 respondenten zijn tevens 12 eigenschappen met een ‘positief’ en 6 eigenschappen met een ‘negatief’ karakter voorgelegd. Uit de SPSS output blijkt dat voor de ‘positieve’ eigenschappen de respondenten betrouwbaarheid, dwingt respect af, deskundig, daadkrachtig, stelt het belang van de burgers centraal, rechtvaardig, handelt zorgvuldig, levert kwaliteit en stelt zich onafhankelijk op gemiddeld gezien ‘niet slecht, maar ook niet goed’ vinden passen bij het beeld dat zij hebben van de AIVD. Deze beoordeling wijkt sterk af van het gewenste imago van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, zoals weergegeven in paragraaf 5.2 (p. 73). De ‘positieve’ eigenschappen open (houdt niets achter), toegankelijk en treedt veel naar buiten worden door de gehele steekproef gemiddeld tussen ‘niet slecht, maar ook niet goed’ en ‘slecht’ beoordeeld.

De respondenten geven aan dat ze de volgende eigenschappen met een ‘negatief’ karakter ‘goed’ vinden passen in het beeld dat zij van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst hebben: treedt nauwelijks naar buiten, weinig inzicht in functioneren en geheimzinnige organisatie.

De ‘negatieve’ eigenschappen weinig inzicht in taken en werkzaamheden, slecht inzicht in behaalde resultaten en onduidelijkheid over politieke aansturing worden als ‘niet slecht, maar ook niet goed’ ervaren in het beeld dat de respondenten hebben van de AIVD, al neigen deze beoordelingen wel naar ‘goed’. De meningen van de respondenten liggen, ook in het geval van de eigenschappen met een negatief karakter, wederom zeer dicht bij elkaar.

Een opmerking is hier noodzakelijk. De ‘positieve’ eigenschap ‘treedt veel naar buiten’ en de ‘negatieve’ eigenschap ‘treedt nauwelijks naar buiten’ lijken elkaar in eerste instantie uit te sluiten. De respondenten achten het tussen ‘slecht’ en ‘niet slecht, maar ook niet goed’ indien er veel naar buiten wordt getreden door de dienst; de ondervraagden vinden het ‘goed’ dat er nauwelijks naar buiten opgetreden wordt. Verondersteld mag worden dat deze twee eigenschappen zich op een continuüm bevinden, waarbinnen de respondenten de mening hebben gevormd. Naast de beoordelingen van de genoemde eigenschappen hebben respondenten namelijk in veel gevallen te kennen gegeven dat er meer openheid en duidelijkheid rond de dienst gewenst is. Naar blijkt uit de beoordelingen van de eigenschappen, dient dit wel tot een bepaalde hoogte te zijn.

De steekproef werd gevraagd drie eigenschappen aan te geven (afkomstig van de eerder genoemde 18 eigenschappen) die zij als belangrijk ervaren voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. De eigenschappen betrouwbaarheid, deskundigheid en zorgvuldig handelen werden als de drie belangrijkste kenmerken ervaren door de respondenten. Het ‘leveren van kwaliteit’ en ‘openheid (niets achter houden)’ staan op respectievelijk de vierde en vijfde plaats in de meest gegeven antwoorden.

Uit de bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst het imago heeft van een geheimzinnige organisatie met veel negatieve publiciteit en waar niemand duidelijk weet wát ze voor wie doen. Dit komt, zoals aan het begin van deze paragraaf gesteld, overeen met het vermeende imago van de dienst.

Tot slot nog het volgende. Uit de literatuur blijkt (Kennedy 1977, zie paragraaf 2.4, p. 39) dat het belang van een bedrijfsimago onder andere tot uitdrukking komt in de mate van het aantrekken van werknemers. Het imago is immers, volgens Kennedy (1977), een reden voor personen om te solliciteren bij het desbetreffende bedrijf. Op basis van het vastgestelde werkelijke imago van de AIVD en de redenering van Kennedy, kan verondersteld worden dat de AIVD geen populaire werkgever is: het werkelijke bedrijfsimago heeft namelijk een negatief karakter. Echter, naar het zeggen van de functionaris van de dienst blijkt dat de AIVD aan potentiële werknemers juist géén gebrek heeft: ‘Wekelijks komen veel aanvragen binnen van sollicitanten. Het vergt erg veel tijd om alle veiligheidsonderzoeken uit te voeren en veel personen komen niet door de veiligheidsselectie’, is te lezen in paragraaf 5.3 (p. 75). Aangezien naar de populariteit van de AIVD als werkgever geen onderzoek gedaan is, wordt enkel melding gedaan van dit (enigszins opvallende) punt.