• No results found

De samenstelling van de steekproef

HOOFDSTUK 4. DE STEEKPROEF

4.2 De samenstelling van de steekproef

Het is niet mogelijk geweest om de samenstelling van de steekproef geheel overeen te laten komen met de verdeling van de Nederlandse bevolking, zoals opgesteld in paragraaf 3.6 (p. 59). Toch komt

de samenstelling van de steekproef redelijk overeen met de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

4.2.1 Geslacht

De groep respondenten bestaat voor 49.8% uit mannen en voor 50.2% uit vrouwen. Uit paragraaf 3.6 blijkt dat deze verdeling op basis van de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek respectievelijk 49% en 51% zou moeten zijn. Het verschil is kortom klein.

4.2.2 Leeftijdsklasse

De percentages van het CBS met betrekking tot de verdeling van de leeftijd van de Nederlandse bevolking uit tabel 2 (paragraaf 3.6, p. 59), zijn gebaseerd op de gehele Nederlandse bevolking vanaf pasgeborenen. Voor het onderzoek naar het imago van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst zijn echter respondenten betrokken in de leeftijd vanaf 16 jaar. Om deze reden wijkt de verdeling in leeftijdsklassen van de respondenten af van de werkelijke samenstelling van de Nederlandse bevolking. In onderstaande tabel 4 wordt de verdeling van de steekproef, op basis van leeftijd, gepresenteerd zoals blijkt uit de resultaten van SPSS.

Tabel 4.

Verdeling steekproef naar leeftijdsklasse in relatie tot samenstelling bevolking Leeftijdsklasse Percentage van totale Nederlandse

bevolking

Percentage van steekproef

16 – 24 jaar 10.74 22.0 25 – 40 jaar 23.11 30.7 41 – 55 jaar 21.92 23.4 56 – 70 jaar 15.43 14.1 71 jaar of ouder 9.13 9.8 Totaal 80.33 100

Op basis van de resultaten van SPSS blijkt dat de verdeling van de leeftijdsklassen naar geslacht in evenwicht is, zie Appendix III-a.

4.2.3 Regionale spreiding

Om een zo waarheidsgetrouw mogelijke steekproef te kunnen trekken, zijn respondenten benaderd in geheel Nederland. De regio’s noord, oost, zuid en west én de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag (met randgemeenten) zijn betrokken bij het imago-onderzoek. Op basis van de gegevens van het CBS (zie hiervoor tabel 3 paragraaf 3.6, p. 59) zijn de respondenten benaderd. Op basis van de SPSS gegevens, weergegeven in tabel 5, blijkt dat de samenstelling van de steekproef redelijk overeenkomt met de verdeling van de Nederlandse bevolking over de eerder genoemde regio’s.

Tabel 5.

Landelijke spreiding respondenten in relatie tot spreiding bevolking

Regio Aantal inwoners (in percentage van

totale Nederlandse bevolking)

Percentage van steekproef

Noord Nederland: Gr, Fr, Dr 10.5 14.1

Oost Nederland: Ov, Fl, Gld 21.1 18.0

Zuid Nederland: N-B, L. 21.7 19.7

Rotterdam en randgemeente(n) 6.1 6.3

Amsterdam en randgemeente(n) 6.3 6.8

Den Haag en randgemeente(n) 3.8 4.9

West Nederland: Ut, NH, ZH, Zl 30.5 30.2

Totaal 100 100

Op basis van de resultaten van SPSS blijkt dat de verdeling van mannelijke en vrouwelijke respondenten in de regio’s op grote lijnen met elkaar overeenkomt, zie Appendix III-b.

4.2.4 Opleidingsniveau

In de onderzoeksopzet van hoofdstuk drie is geen tabel weergegeven met cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek ten aanzien van de verdeling van het opleidingsniveau onder de Nederlandse bevolking. De voornaamste reden voor het ontbreken van dergelijke gegevens (zie ook paragraaf 4.1.1, p. 66), is gelegen in het feit dat het CBS enkel cijfers bezit ten aanzien van het opleidingsniveau van de Nederlandse beroepsbevolking in de leeftijd van 16 tot en met 65 jaar. Bovendien zijn door het bureau verscheidene niveaus samengenomen, welke binnen het onderzoek gescheiden zijn (zoals het middelbare VMBO en het MBO). Het is om deze reden niet mogelijk vast te stellen of de verdeling van de opleidingsniveaus van de steekproef overeenkomt met deze van de Nederlandse bevolking. Tabel 6 geeft de verdeling weer van de opleidingsniveaus van de steekproef. In paragraaf 4.1.1 (p. 66) staan reeds de mogelijke oorzaken en gevolgen voor het onderzoek beschreven van de onderstaande verdeling.

Tabel 6.

Verdeling opleidingsniveau steekproef

Opleidingsniveau Percentage van steekproef

Lager onderwijs 5.8

Middelbaar onderwijs 20.0

Middelbaar beroepsonderwijs (MBO) 33.1

Hoger beroepsonderwijs (HBO/ WO) 41.0

Uit de SPSS output in Appendix III-c blijkt dat de verdeling van het opleidingsniveau naar geslacht redelijk in evenwicht is.

4.2.5 Afkomst

De Nederlandse bevolking is de afgelopen jaren aan verandering onderhevig geweest: de samenleving is als ‘multicultureel’ te typeren. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over 2005 bleek dat 18% van de Nederlandse bevolking uit allochtonen bestond en 88% uit autochtonen (zie ook paragraaf 3.6, p. 59). Om een zo waarheidsgetrouwe representatie van de Nederlandse bevolking te genereren, is bij het benaderen van de respondenten rekening gehouden met dit gegeven.

Uit de SPSS resultaten blijkt dat de steekproef voor 13.2% bestaat uit Nederlanders met een allochtone afkomst en voor 86.8% uit Nederlanders met een autochtone afkomst. De samenstelling naar geslacht is redelijk in evenwicht, zoals blijkt uit de SPSS output weergegeven in Appendix III-d.

4.2.6 Conclusie

Over het algemeen kan gesteld worden dat de samenstelling van de steekproef overeenkomt met de verdeling van de Nederlandse bevolking ten aanzien van het geslacht, leeftijdsklassen, regionale spreiding en afkomst. Al komt deze niet zonder meer multivariaat overeen: het is onduidelijk in hoeverre de verdeling van allochtone en autochtone respondenten overeenkomt met de verdeling van de Nederlandse bevolking naar bijvoorbeeld het geslacht (zijn er bijvoorbeeld voldoende allochtone vrouwen?). Deze onduidelijkheid in verdeling bestaat tevens ten aanzien van de variabelen leeftijd, opleidingsniveau en regionale spreiding; er is geen informatie van het CBS verzameld dat de verdeling van de Nederlandse bevolking ten aanzien van deze variabelen weergeeft.

Over de verdeling van het opleidingsniveau kunnen geen uitspraken gedaan worden, aangezien het Centraal Bureau voor de Statistiek niet de cijfers heeft gepubliceerd die benodigd zijn voor het imago-onderzoek van deze Master Thesis. Desondanks is het mogelijk op basis van de mening van de ondervraagde personen, generaliseerbare uitspraken te doen ten aanzien van de AIVD.