• No results found

Wel zijn er nieuwe putten geboord, maar veel van de oude heeft men verstopt en besmet laten worden. In Manila had men aan de

stads „estero's" (kanalen) en straat-goten al lang meer aandacht moeten besteden. Een van de kwade gevolgen is, dat de muskieten-plaag, die men zeide onder den duim te hebben, weer zoo erg ge-worden is, dat er op de eerste bladzijden van de couranten artike-len over voorkomen. Het hoofd van de afdeeling voor gezondma-king in Manila antwoordt, dat tot zijn spijt wegens den onzekeren staat van de stedelijke inkomsten een groote vermindering van het personeel van de „anti-muskietenbrigade" noodig is geweest.

Onder de hospitalen, welke ik bezocht heb, vertoonde dat te Kian-gan in de Bergprovincie een treurig gemis aan de meest noodige ge-neeskundige hulpmiddelen en medicijnen, en bij dat te Bontoc sprong de onkunde van den leider zoo in het oog, dat zelfs de leek met één oogopslag de slechte werking ervan kon zien. Ik denk hierbij aan het jammerverhaal van eene Engelsche zendelinge te Bontoc, die zich erover beklaagde, dat de ambtenaren van den plaatselijken gezondheidsdienst op een ochtend aan haar deur klop-ten en aankondigden, dat ze al de kinderen op haar school wilden inenten.

„Hoe dat zoo"? had ze geprotesteerd, „ze zijn allen juist een paar"

„maanden geleden gevaccineerd. Het is zeker niet noodig om ze"

„nog eens in te enten."

„Er is een mazelenepidemie in Kalinga" (de aangrenzende pro-vincie), zeiden de beschermers van de openbare gezondheid. „ Ieder-''

„een moet opnieuw ingeënt worden." Pokkenvaccinatie tegen ma-zelen! Verder commentaar is hier overbodig.

In Banaue op Ifagao stierf een knaap van tien of elf jaar, naar

men aannam, aan typheuse koortsen. Hij was doodziek, toen wij

aankwamen. Vier dagen later, toen wij weer terugkwamen langs

het-zelfde pad van Kiangan naar Banaue, ontmoetten wij, dertig

kilo-meters er vandaan, een vreemd groepje Ifugaos, bezig met bijzon-dere ceremoniën om een verloren ziel terug te winnen, de ziel van het kind, die weggegaan was uit zijn lichaam, het achterlatend in een staat van bewusteloosheid, die aan den dood vooraf gaat. Toen we terugkwamen in Banaue, was de jongen overleden. De vader was een christen. Maar er zijn geen „padris" (priesters) in Banaue en zoo had hij het kleine, uitgeteerde lichaampje van den overle-dene in een open kistje gelegd in de open ruimte onder het huis.

Aan het hoofdeinde brandden twee kaarsen en een krans van bla-deren en kunstbloemen rustte op het zwarte haar, dat was al het Christelijke aan de begrafenis. Maar een Ifugao-priester zat aan de andere zijde van de kleine doodkist. Naast een vuurtje, dat hij aangelegd had op de steenen, mompelend, aldoor mompelend, een heidenschen doodendienst — dat was het deel van de lijkplechtig-heid om de geesten van het oude geloof te verzoenen. Een zwijgen-de menigte hokte door elkaar en dicht opeen onzwijgen-der zwijgen-den rand van het dak van grasbladeren om te schuilen voor den motregen, die in fijne druppels nederviel, en als de kippen te dicht bij den doode kwamen, joeg de afgetobde vader ze haastig weg. Een van ons ge-zelschap was een „medico", hij vroeg het doodscertificaat te zien, zooals dat door de plaatselijke overheid Was opgemaakt. Als doods-oorzaak was naief typhus ingevuld.

Dit zijn kleine voorbeelden van de ongeschiktheid van den Fili-pino, maar ze mogen als karakteristiek beschouwd worden, wanneer men oordeelt naar hetgeen geneeskundigen ervan zeggen. Tegen-woordig is er slechts een eenzame Amerikaan overgebleven in het

„College of Medicine" van de universiteit der Philippijnen, en niet meer dan drie of vier in den geheelen gezondheidsdienst. Het is de achteruitgang in personeel, niet toe te schrijven aan de verwijdering eruit van Amerikanen, maar aan de afwezigheid van mannen met verantwoordelijkheidsgevoel, met wetenschappelijke opleiding, met een geest van zelfopoffering, die den Philippijnschen gezondheids-dienst van 1920 kenmerkt.

In dezelfde richting verloopend als de gezondheidsstatistieken, moet er op worden gewezen, dat ook veeziekten ernstige verliezen hebben veroorzaakt in de laatste jaren. Van 1910 tot 1914 had men de runderpest tamelijk goed onder den duim weten te krijgen.

Een verandering in de gedragslijn was toen van kracht geworden

waarbij het toezicht op de afzondering van besmette dieren over-ging van de centrale regeering op de gewestelijke autoriteiten; 1915 wordt genoemd als het laatste normale jaar, en van een sterfte-cijfer van ruim 2000 aan runderpest opgeteekend voor dat jaar is het cijfer met een sprong gestegen tot meer dan 11000 voor 1919.

Mond- en klauwzeer en varkenscholera hebben eveneens een ernsti-gen omvang verkreernsti-gen en er is een algemeene daling in het ver-meerderingscijfer voor runderen en karbouwen.

Wat de rechtsbedeeling betreft, mij is door menschen, die het weten kunnen, verteld, dat deze feitelijk verlamd is. Aan het eind van het bestuur van Forbes, in 1913, waren de gerechtshoven over de eilanden bij met hun zaken. Het totale aantal van onafgedane zaken in de gerechtshoven van eerste instantie alleen was aan het eind van het jaar 1920, volgens het jaarverslag van den procureur-generaal, 23.836. Zakenmenschen beklagen er zich over, dat het niét zelden voorkomt, dat rechtszaken jarenlang onbeslist blijven. Het is nauwelijks noodig hier te wijzen op de verslapping van het persoon-lijk verantwoordepersoon-lijkheidsgevoel, die er het gevolg van is. Men kan natuurlijk een verklaring voor de langzame afdoening van rechts-zaken zoeken in de toeneming van het aantal gevallen, die voor gerechtshoven gebracht worden en de ontoereikende fondsen om een daaraan beantwoordend justitieapparaat in stand te houden.

Wat is dan het algemeen oordeel over de wijze, waarop de justitie tegenwoordig werkt? Om het openhartig te zeggen: dat zij in het geheel niet werkt. Karakteristieke vonnissen ten voordeele van Fili-pino's tegen Amerikanen zijn in verschillende welbekende zaken geveld. In gevallen van dergelijke overtredingen zijn Filipino's er dikwijls met belachelijk veel lichtere straffen afgekomen. Cor-ruptie van autoriteiten komt in elk land voor, maar het schijnt, dat het in de Philippijnen in het bijzonder vrij wel algemeen voor-komt bij de regeerende klasse. De knoeierijen bij de verkiezingen zijn daarvan een voorbeeld. De zaak van den rechter Borromeo is daarvan een ander voorbeeld. Het onlangs voorgekomen geval van opium smokkelen, waarbij het hoofd van den geheimen dienst der douane betrokken was, kan als een derde voorbeeld genoemd wor-den. Menschen in openbare betrekkingen, die enkele jaren geleden arm waren, zijn thans millionair. Men spreekt algemeen over een geval van omkooperij van ambtenaren in verband met aankoopen

van steenkool voor de Manilla-spoorweg; er is echter nog niemand om vervolgd, omdat de schuldige in de allerbovenste laag schuilt.

De rechtspraak ten behoeve der mindere bevolking tegen de hoog-geplaatsten op de eilanden staat naar algemeene bekendheid stil.

Hoezeer ook de Gouverneur-Generaal het recht van benoeming heeft, berusten feitelijk de rechterlijke benoemingen hoofdzakelijk in handen van den Senaat. Het Spaansche voorbeeld, de Spaansche scholing, en de nog sterkere achtergrond van oostersche gewoon-ten, „es costombre" — hebben tot uitkomst gehad, dat de ge-filipiniseerde regeering verdrinkt in een verdorven systeem van ne-potisme. Overal zijn de „parientes", de familieleden en verwan-ten, in bestuursbetrekkingen geplaatst. De invloed van de vroegere grondbezittende, geld-uitleenende klasse, de „caciquiam", het ,,con-padre" of half-feudale groepsgevoel, boven alles de zin voor regio-nalisme, in den laatsten tijd ontwikkeld, of favoritisme gebaseerd op politieke overwegingen richten verwoestingen aan bij het stich-ten en onderhouden van een verantwoordelijke regeering bij den tegenwoordigen gang van zaken.

Zelfs al was er een ervaren en eerlijke rechtspraak, dan zou nog het onvermogen van de justitie en haar volkomen ondergeschikt-heid aan de wetgevende macht kunnen blijken uit het aannemen van verschillende wetten, die rechtstreeks ongunstig inwerken op de rechtspleging in de eilanden. Op 28 Februari 1914, op advies en aanbeveling van Gouverneur-Generaal Harrison, nam de wetgevende vergadering Act 2347 aan, welke betrekking had op de reorganisatie van de rechtbanken van eerste instantie. Deze wet bepaalde, dat allen, die op dat oogenblik rechter waren, op den eersten Juli hun plaatsen zouden opgeven. Krachtens deze wet hield elke rechter eener rechtbank van eerste instantie uit wettelijk oogpunt op te bestaan. Een latere bepaling in de wet eischte, dat bij de nieuwe be-noemingen iedere rechter uit een rechtbank van eerste instantie ' op vijf en zestig jarigen leeftijd zijn betrekking zou neerleggen. Alle rechters, die benoemd waren vóór deze wet van kracht werd, wa-ren voor hun leven benoemd, zoolang hun gedrag goed was.

Een ander diepingrijpend stuk wetgeving, dat de justitie bena-deelde, is de algemeen bekende wet, welke in de laatste zitting van de wetgevende vergadering werd aangenomen. Act 1942, bekend als de Reorganisatie van de Rechterlijke Macht, vertegenwoordigt den uitdrukkelijken wil van de wetgevende macht, om over de

rechter-Kol. Studiën 2

lijke te heersenen; niettegenstaande de beslissing, onlangs afgeko-men van het Hooggerechtshof in de zaak-Borromeo, dat de Gou-verneur-Generaal (en dus ook het uitvoerend gezag) geen bevoegd-heid heeft rechters over te plaatsen. Het was deze beslissing, welke de nieuwe wet uitlokte. Volgens hare bepalingen mag geen rechter van een rechtbank van eerste instantie langer dan vijf jaar in een-zelfde district dienen, en artikel 1 van de wet bepaalt verder, dat de nieuwe aanwijzing van rechters bij loting zal geschieden. De eerste loting voor rechters was door het hoofd van het departement van justitie Paredes bepaald op 15 Maart, maar een verbod op grond van onwettigheid werd door het Hooggerechtshof aangenomen, en-kele dagen voor de verloting zou plaats vinden. Binnenkort zal wor-den beslist, in hoeverre de geheele wet in overeenstemming is met de grondwet. Geheel afgescheiden van de vraag der al- of niet wette-lijkheid, wordt door de vertraging, de grootere uitgaven, de onbil-lijkheid tegenover de rechters, die gedwongen worden tot een noma-deleven van voortdurende overplaatsingen om de vijf jaar deze wet tot een dom en mal soort wetgeving gestempeld. Behalve,dat het oneindig ernstiger is, moet men het beschouwen als het product van dezelfde mentaliteit, welke bepaald heeft, dat alle leden van Huis en Senaat wapenen mogen dragen zonder een bijzondere ver-gunning daarvoor te behoeven. Men heeft als argument voor de wet tot reorganisatie van de Rechterlijke Macht gebruikt, dat zij op afdoende wijze zal voorkomen, dat kanalen van omkooping en knoeierij ontstaan tusschen de vertegenwoordigers van de wet en de overtreders ervan, maar als het werkelijk noodig is wetten te maken tegen de oneerlijkheid van alle rechters van de rechtbanken van eerste instantie in de Philippijnen, zoowel als tegen de oneer-lijkheid van de ambtenaren, dan gaat het met de toestanden op de Philippijnen op het gebied van de rechtspraak den verkeerden weg op.

Wanneer wij komen op het gebied van den vooruitgang van het onderwijs, moeten wij een plus en een minus geven voor hetgeen in de laatste acht jaar is tot stand gebracht. De scholen zijn in aantal snel uitgebreid — er zijn er nu over de zesduizend, in tegenstelling met de 650 uit den tijd van het Spaansche bestuur — maar toch zijn er nog niet voldoende om de behoefte aan onderwijs van het land bij te houden.

Het schoolbezoek, opgeteekend voor September 1920, was 873.516

en men verwacht, dat de inschrijving van nieuwe leerlingen in Juni het totaal op 950.000 zal gebracht hebben. Vooruitgang in school-bezoek valt in het bijzonder op voor het Morogebied, waar tot nu toe tegenzin tegen scholen heerschte en elke poging om aan de be-volking onderwijs te brengen, practisch nutteloos maakte. Het is waar, dat nog in de laatste Decembermaand een op den voorgrond tredende Moro, benoemd tot „schoolverzuim-ambtenaar" door den Gouverneur der provincie, op het eiland Fata van de provincie Soeloe vermoord werd door een bende van Moro-dorpelingen onder aanvoering van een Mohammedaanschen priester. Zijn activiteit om bij de plaatselijke school het schoolverzuim tegen te gaan was de reden, waarom men hem vermoordde. Daarna trachtte de bende den onderwijzer daar ter plaatse te vermoorden.

Waarschijnlijk zal het optreden van de gewapende politie in deze

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN