• No results found

Het is nog geen honderd jaar geleden dat de laatste resten van

lijfeigenschap in Pruisen zijn verdwenen. Zelfs de revolutie van 1848 bracht nog geen persoonlijke bewegingsvrijheid. Het trotsche vrijheidsbewustzijn van den Europeaan wordt misschien getroffen, indien hij zich bewust wordt dat eerst in 1867 in Duitschland aan iedereen het recht werd toegekend, vrij zijnen werkgever en woon-plaats te mogen kiezen. Het „Freizuegigkeitsgesetz" maakte pas een einde aan hoorigenen lijfeigenen, al hadden zij reeds een anderen naam in de gemeenschap gekregen. Het volk oogstte deze wet als loon voor het in de vrijheidsoorlogen en gedurende de revolutie ver-goten bloed wel wat laat. Maar de geschiedenis is toch consequent.

Is de drang naar meerdere vrijheid en ontwikkeling eens bij een volk wakker geworden, dan handelt een wijs staatsman beter door hem in de goede richting te duwen dan door hem te onderdrukken, hetgeen tot explosies moet leiden. De traditioneele, op een breede basis berustende staatsmanswijsheid der Engelschen, de Romeinen onzer dagen, heeft deze taak in Britsch-Indië duidelijk genoeg er-kend. Het Engelsche gezag in Britsch-Indië berust niet op de sa-bels en geweren van Sepoys, Sikhs en Engelsche regimenten, noch ook op de door het verdrag met Japan gewaarborgde Japansche scheepskanonnen en hulptroepen. Het meerendeel der driehonderd-envijftig millioen Indiërs dankt persoonlijke veiligheid, rust en orde aan het Engelsch gezag en denkt niet er aan, het te helpen omver werpen en daarvoor toestanden in te ruilen, die de tijden van de Mahrattas en Aurangzib met al hun verschrikkingen zouden doen herleven.

Maar politiek in een land wordt niet door de massa gemaakt, het zijn steeds eenige weingen, die door hun geestdrift deelen dezer mas-sa in beweging weten te brengen en tot actie aanzetten. Deze dee-len zijn soms groot genoeg om den overheerscher tot hervorming van een bestaand gezag te nopen. Zoo staat het thans in het Oosten, en de koloniale machten Engeland en Holland hebben wel aan an-dere dingen te denken dan aan de verzekering van hun „bezit", dat geen bezit meer is maar een machts- en belangensfeer. Hoe kunnen zij hun belangen, in het aangezicht van deze constellatie, behoorlijk beschermen?

III.

Het europeesche ras heeft een groote taak te volvoeren gehad.

Of die taak thans ten einde loopt, mag een openvraagblijven. Aan

een ondergang van Europa geloof ik niet, zooals Spengler in zijn grootsch opgezet boek, wel in een achteruitgang, moreel en mate-rieel. Want op deze twee punten steunde de groote opkomst van

Europa.

De taak van het Europeesche ras is tweeledig geweest: het heeft aan de onderworpen volkeren civilisatie en omwenteling gebracht.

Een vergelijk met het imperialistische Rome is derhalve niet mis-plaatst. Ook Rome bracht civilisatie, in den vorm van wet en orde, en het bracht omwenteling, omdat het door zijn invloed de bestaan-de economische en sociale verhoudingen verstoorbestaan-de, zij het dan ook dat zulks onbewust gebeurde.

Van uit een zuiver Europeesch standpunt beschouwd zoude men kunnen zeggen, dat de europeesche overheersching aan de ooster-sche landen cultuur en welstand heeft gebracht. Dit is echter zeer betrekkelijk. Veiligheid van persoon en eigendom is zeer zeker aan het europeesch bestuur te danken. Overigens lijkt het gewaagd van Europeesche civilisatorische invloeden als cultuur te spre-ken, indien men eenig begrip heeft van de aangeboren geestelijke eigenschappen en geestesgesteldheid van oostersche volkeren. De welstand geldt alleen van door vreemd kapitaal in het leven geroe-pen grootbedrijven. De massa van het volk is waarschijnlijk heden ten dage niet beter en niet slechter af dan eeuwen geleden onder het strenge maar vaderlijke regime van eigen vorsten. Immers een mooi baadje en wat meer sambalan bij de rijst zijn geen crite-rium voor meer welstand bij een volk dat feitelijk nog geen behoef-ten in den Europeeschen zin heeft en wiens arbeidsprestaties, tot groote ergernis van economen der Europeesche school, bepaald wordt door de groote mate van frugaliteit en tevredenheid die hen beheerscht. De thans ontstane behoeften der in Europeesche bedrijven werkenden zijn een natuurlijk gevolg van de pogingen om die behoeften te scheppen.

Een der wonderbaarlijkste eigenschappen der volkeren van het Oosten is hun innerlijke harmonie, die goddank nog niet door wes-tersche invloeden is getroffen. Dat is hun best kapitaal, en mis-schien hebben de geleerden gelijk, die van hen als kosmische men-schen spreken.

Op dit oogenblik is de Europeesche heerschappij over de bewoon-de wereld, vooral in het Oosten, aan het dalen, maar bewoon-de Europee-sche geest beheerscht deze wereld meer dan ooit en zal zijn vollen

invloed pas hebben bereikt, als van de politieke heerschappij van de Europeesche volkeren over andere rassen geen spoor meer is overgebleven. Rome lag lang in puin, maar zijn geest triomfeerde nog na duizenden van jaren. Het Griekenland van het Partheonon is lang dood, maar de edele vormen van den dorischen stijl zijn nog heden de hoogste uitdrukking van menschelijke architectuur In Britsch-Indië besturen eenige duizenden der beste zonen van Engeland een werelddeel, waar meer dan driehonderd millioenen menschen, door godsdienst, kaste en ras onderling verdeeld en der-halve traditioneel aan strijd onderling gewend, thans veiligheid van leven en bezit genieten, ZOoals het land die vroeger nooit heeft ge-kend. Hetzelfde kan van Neücrb,ndsch-Indië worden gezegd want mutatis mutandis zijn de verhoudingen dezelfde. Wat misschien den grooten invloed van den Engelschman ondd - v0 v e ei moeilijker omstandigheden dan hiertelande verklaart, is de voorzienig keuze, die reeds ten tijde van de Engelsch Oost-Indischen Compagnie Dij het uitzenden der ambtenaren werd gedaan. Van dit principe werd nooit afgeweken. Het geldt nog steeds als een eer om als„civil servant" naar Br. Indië te worden uitgezonden. Debetalingis zeer goed en de kansen uitmuntend, zoodat slechts de beste candidaten kans hebben te worden aangenomen. Dat behalve volbloed-Engel-schen slechts Indiërs der beste standen in het bestuur deelen, is waarschijnlijk voor geen gering deel de oorzaak van den grooten invloed, die het gezag niettegenstaande de ongetwijfeld slechts labiel heerschende rust in het groote land uitoefent.

De taak die in Nederlandsch Indië op de schouders van weinigen is gelegd, is een zware taak. Het hier ontwakend nationalisme zoekt, zooals overal, eerst zich zelf, het is dus natuurlijk dat het den ge-haten overheerscher miskent en verkleint. Hoe wijzer echter en vaderlijker de door de geschiedenis tot heerschengeroepenetewerk gaat, hoe meer hij onder vaderlandslievende en meer verstandige nationalisten personen zal vinden, die de geweldige taak leeren be-seffen, die voor hen is weggelegd, indien zij eerlijk mede willen hel-pen, hun rasgenooten op te voeden en hun land te besturen, en dat die taak niet licht is en inspanning eischt. Dat ter vervulling van die taak de leermeester niet kan worden gemist, en dat het welzijn van het land eene geleidelijke ontwikkeling wenschelijker maakt dan een omwenteling waardoor het opkomen van ongebreidelde massa's onvermijdelijk zoude zijn. Het vertrouwen in den regeerder

als vader, ook indien hij een strenge vader is, vormt een gewichtig element in de oostersche staatkunde. Wie dat werktuig kundig weet te hanteeren, die is de man.

Ik geloof dat een deel der Engelsche zoowel als der Hollandsche

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN